Amsterdamsche Schetsen.
In deze gemeente hebben ziek dezer dagen de
mazelen geopenbaard. In een gezin zjjn op het oogen
blik 4 kinderen hieraan lijdende, veel gevallen van
>influenza" of van griepachtigen aard beginnen zich
ook hier te vertoonen.
De loop der bevolking dezer gemeente in 1889
Aantal^mann. op 31 Deo. 1886 836
vrouwel.
Geboren 27 mann. en 23 vrouwel. 50
Gevestigd 41 «42 83
Gestorven 7 7 14
Vertrokken 55 44 .99
Blüft 1625
dus eene vermeerdering van 20 personen. Het aantal
gesloten huwelijken bedraagt 11.
Zïox*ïl£z©e, 10 Jan. Door de arrondissements
rechtbank zijn in het jaar 1889 139 strafvonnissen ge
wezen, tegen 141 in 1888.
In de laatste dagen werd herhaaldelijk als
een bijzonderheid gemeld, dat men in sommige
plaatsen van ons land arenden had geschoten.
Als nog méér meldenswaardig kan worden medege
deeld, dat onlangs de vrouw van den lichtwachter bjj
het oeverlicht „de Verklikker" op de duinen van
Schouwen, een arend heeft doodgeslagen.
Wederom een bewijs te meer, dat de vrouwen jagers
en arenden te vlug zjjn.
Noot van den zetter.
In verhand met de herstellingswerken aan de
groote sluis te Terneuzen, zal de scheepvaart door die
sluis op het kanaal van Gent naar Terneuzen, te be
ginnen met 1 April 1890, gedurende twee-en-veertig
dagen gestremd zijn.
Zxerilczee. De beperking van het met beladen
voertuigen berijden der Kunstwegen, is, ingevolge de
door Gedeputeerde Staten dezer provincie gemaakte
bepaling, opgeheven, met middernacht tusschen 9 en
10 dezer.
Bij de op 9 Januari 1890 door het Dageljjksch
Bestuur van 't Waterschap Schouwen gehouden aan
besteding van:
Het opnieuw delven van eenige Waterleidingen in
de Districten Zuidhoek, Borrendamme en Plaauwers,
alsmede het opwerpen eener kade langs den binnen-
kruin van den Zeedjjk in het district Koudekerke lang
400 M., met grond uit een te graven slootje door den
Uitslag aldaar, in zeven perceelen, volgens bestek No.
136, bij enkele inschrijving, zijn aannemers geworden:
van het le perceel Maarten van Strien voor f 74,99
2e Stoffel Fondse 96,
3e Johannes Roedoe 138,—
4e denzelfde 99,
5e Stoffel Fondse 138,32
allen te Zierikzee;
6e niet gegund;
7e het maken eener kade
M. Oosse te Serooskerke 139,
De vierde Wintervergadering van ons Departement
der Nederlandsche Maatschappij van Njj verheid zal,
naar men ons meedeelt, a.s. Maandag 20 Januari ge
houden worden. Behalve de behandeling van de inge
komen stukken, van een voorstel van het Hoofdbestuur
tot het zenden van een adres tegen het Ontwerp
Bahlmann, (heffiog van Graanrechten), van een Verslag
van de Commissie voor Algemeene Zaken over Tolheffing
enz., vermeldt het convocatiebiljet, dat de Heer W. C.
Seyl, Leeraar aan de Hoogere Burgerschool alhier,
eene voordracht zal houden over den «Invloed van de
bosschen en van het ontbosschen op het klimaat."
De Utrechlsche Landbouwbanlc. Naar aanleiding
van de oprichting dezer inrichting oppert een inzender
in de Landbouwcourant de volgende bedenkingen, die
wel overweging verdienen.
Waarom drie directeuren, natuurlijk met even zoo
vele tractementen? Men geeft slechts crediet opkorten
termijn en de landbouwers hebben geregeld behoefte
aan bedrijfskapitaal. De notarissen kunnen goedkooper
geld schieten, want door betere bekendheid met de
personen beloopen zij minder risico en de adminis
tratiekosten dier banken zullen niet gering zijn.
Bovendien heeft bet zijne bedenkelijke zijde, dat het
crediet voor den landbouw zoo gemakkelijk verkrijg
baar is. De landbouw geeft niet zulke groote winsten
en is aan te veel risico onderhevig, dan dat hjj met
te veel geleend kapitaal gedreven kan worden. In de
laatste jaren, zijn zeer vele landbouwers in eene wrakke
positie gekomen, voor wie het beter ware, hunne
zaken op kleiner schaal voort te zetten, dan zich al
dieper en dieper in schulden te steken om eindelijk
geheel onder te gaan.
Zierikzee, 10 Jan. De influenza maakt ook in
deze stad en omstreken vele slachtoffers; in de meeste
gezinnen lijden een of meer personen aan deze ziekte,
die gelukkig tot heden niet van kwaadaardigen aard is.
Te Breda zijn 65 cadetten door de influenza aan
getast. De zieken inrichting van de Militaire Akademie
is geheel bezet en men is zelfs genoodzaakt geweest
eene zaal in het gebouw voor de lijders te ontruimen.
Te Breukelen heeft een bakkersknecht verklaard,
dat hij niets met de volkstelling wilde te maken
hebben. Hjj beriep zich op 2 Samuel 24 1, 10 en
vervolgens.
Daarin leest men dat David, zjjn volk willende
tellen, hiervoor de bljjken van Gods ongenoegen onder
vond in eene geduchte pest, waaraan, van Dan tot
Ber-Seba, zeventigduizend mannen stierven. Op David's
boetvaardigheid werd evenwel de ziekte opgeheven.
David kocht daarop den dorschvloer van Arauna den
Jebuziet en bouwde aldaar den Heer een altaar.
De Twentsche Ct. geeft een reeks «volkstelling
ervaringen" in Twente:
Zekere boer G. begroette den teller: «Zin y now
ook stalenkerel 'eworden? 't Is my to late veur 'n
winterbuis en te vrog veur 'n zomerpak
«Nee, mienheerriep een ander geheel veraltereerd
uit, »wy hooft gin voogden te stellen!"
De landbouwer L,, in goeden doen, maar even zuinig
als welvarend, kon het met de telling maar niet vin
den. «Pas hef de boer ees 'n best jaor had, of de
koning wil der 't ziene daodelijk van mét hébben!
Hoo volle kriege wy der wal weer by op?"
Zeker iemand had drie huisgenooten naar elders bjj
de familie gestuurd, omdat hjj in de meeniug verkeerde:
«ieder man 'n kaarte, da's ieder man zien geld!"
«Moedertje, hoe oud is uwel?" «Jao, mienheer, dat
kan ik oe wal op 'n kop of zeggen: dow dèn en dèn
's mórgens is jonk 'e worden, zin ik denzölfden aovond
op de wèreld 'ekommen, hef mien moeder altied 'ezegd;
je mot 'em dus maor ees vraogen, dan weet ie 't van
my krek, dichter kan ik der nich by kómmen!"
«Hoe is uw familienaam, vrouw?" «Neu scheldnaam
höl wy d6r nicb op nao!"
«Is hjj hier kostganger?" jJao, dat is 'e, maor hee
is óld en hef in anderhalf jaor gin cent kosgeld mcèr
betaald en as ik now van hem nog wat betalen
zal, dan laote méér hoo eèr hoo leèver gaon!"
«Tot welk kerkgenootschap behoort gij, F.?" «Jao,
dat is ongeliek, wy gaot wal eens naer H. nao de
kerke, maor meestentieds nao M. Wat hebt ze daor
toch now in 'n Haag met neudig?"
Ten slotte dient nog, als stellig feit, vermeld te
worden, dat zekere vrouw, hoofd van 't gezin, die geen
nauwkeurigen ouderdom wist op te geven en onder
aan de kaart art. 20 der wet hud gelezen, uit vrees,
dat men haar voor veertien dagen zou medenemen
in bed was gekropen en zich doodziek meldde!
«Hoe oud zijt ge, vrouwtje?" «Joa, dat weet ik nich,
maor veur 10 jaor is mien zuster 'estorven en do
waren wy saom 130 jaor. Nou mut mienheer het maor
uutrekkenen,"
De conducteur bij de staatsspoorwegen H. Strobos
te Groningen, die, zooale men weet, bjj het spoorweg
ongeluk te Ruinerwold, werd verwond, is thans op
pensioen - gesteld en het bedrag van dat pensioen 'be-
paald op f 595 'b jaavs.
Ziei*ïkzec, 10 Jan. In de heden namiddag
gehouden vergadering van den Gemeenteraad, waren
afwezig de heeren van Manen, Moolenburgh, de Crane,
Goemans en Zuurdeeg.
Na voorlezing en goedkeuring van de notulen der
vorige vergadering, wordt ter tafel gebracht een brief
van de Gedep. Staten, houdende goedkeuring van een
raadsbesluit tot verkoop van boomen De Voorzitter
deelt daarbij mede, dat de opbrengst daarvan is ge
weest 175,50.
Voor kennisgeving worden aangenomen, de ontvangen
berichten van de heeren Jhr. Th. Six en P. J. Buijze,
dat zjj hunne benoemingen respectievelijk tot lid der
Plaatseljjke Schoolcommissie en Regent van het Bur
gerlek Armbestuur, aannemen;
Wordt besloten tot eenige af- en overschrijving van
- en op posten der gemeentebegrooting voor 1889.
Afwjjzend wordt op voorstel van Burgem. en Weth.
beschikt, op het adres van houders van tenten en
kramen, om de kermis of jaarmarkt alhier voortaan
eene week later te doen plaats hebben.
Aangenomen worden met eenige wjjziging, de voor
stellen van Burgem. en Weth., tot herziening van het
tarief van marktgelden en dat van bruggelden.
Namens Burgem. en Weth. deelt de Voorzitter mede,
dat zjj, na overleg met de Commissie van Fabricage,
voorstellen te besluiten tot behoud van het Sas en
voorstellen, tot het herstellen daarvan over te gaan.
De kosten van herstel worden geraamd op pl. m. 7000.
De behandeling van dit voorstel wordt aangehouden
tot eene volgende vergadering.
Goedgekeurd werd de begrooting van het Burger-
Weeshuis voor 1890.
Met algemeene stemmen wordt daarna overeen
komstig het vroeger medegedeelde voorstel van Burgem.
en Weth. beschikt, op het adres van Mr. J. F. van
der Lek de Clercq, betreffeude den eigendom van
schorren in het Djjkwater.
De Voorzitter geeft te kennen, dat Burgem. en
Weth. nog in deze maand zouden wenschen over te
gaan tot de behandeling van het voorstel, omtrent
de drinkwaterleiding, en sluit daarna de vergadering.
D E INFLUENZA.
Influenza (eene Italiaansche benaming in verband
staande met den vèr strekkenden invloed van de oorzaak
der ziekte, met haren epidemischen aard), of griep
(een door de Franschen uit het woord agriper ge
vormde naam) behoort tot de zoogenaamde infectie
ziekten, die niet door invloeden van het weder, voor
de gezondheid schadelijke bestanddeelen van voedsel,
en dergelijke, ontstaat, maar het gevolg is van de
werking eener afzonderljjke oorzaak.
Het kenmerkende ziekteverschijnsel bij influenza is
in verreweg de meeste gevallen eene ontsteking van
het sljjmvlies der ademhalingsorganen de zooge
naamde katarrh welke zich meer of minder ver
uitbreidt tot bet sljjmvlies van den neus, van het
strottenhoofd, van de luchtpjjpen en de vertakkingen
daarvan in de longen, minder vaak het slijmvlies der
spijsverteringsorganen treft of deze mede doet ljjden
en die zich van de gewone, meestal door het vatten
van koude ontstane katarrh, daardoor bepaaldeljjk
onderscheidt, dat te gelijkertijd met de katarrh eene
reeks van zenuwachtige verschijnselen, een gevoel van
matheid en slapte, ongeschiktheid voor geestelijke
inspanning, zwaarte en pjjnen in de leden, hevige
hoofdpijn, duizeligheid, zelfs lichte deliria, waarge
nomen worden, welke niet minder dan de katarrh, aan
de ziekte verbonden zijn en aanduiden dat men met
een algemeene besmetting van het organisme te doen
heeft. Niet altjjd doen zich bjj de ziekte koortsver
schijnselen voor; voor den aangetaste is zij slechts
zelden gevaarljjk, en meestal alleen dan, als, gelijk
in het bijzonder bjj grijsaards en zeer jonge kinderen,
de katarrh zich uitstrekt tot de fijnste vertakkingen
der luchtpjjpen, of wanneer het personen geldt, die
vroeger geleden hebben aan ernstige aandoeningen van
het hart of van de ademhalingsorganen, in het bijzon
der aan longtering, geleden hebben. De duur der
ziekte is in den regel kort, in lichte gevallen 3 a 4
dagen, in ernstigere 6 8 dagen of meer, doch vaak,
in het bjjzonder bjj teedere, zwakke personen, bljjven
er na den afloop der ziekte kwalen over, die pas na
langoren tijd, soms eerst na weken verdwijnen.
Gemengde Berlcliteii.
Vernuft en wijn. Van vele-dichters en geleerden wordt
beweerd, dat hun vernuft eerst voor den dag komt, als zij
vol zijn van zoeten wijn. Bij verkwisters, die dikwijls geld
gebrek hebben, is het omgekeerde het geval: zij moeten
al hun vernuft aanwenden om zich wijn te verschaffen.
Uit New-York wordt gemeld, dat verscheidene lijders aan
griep door zelfmoord een einde aan hun leven hebben
gemaakt. Europa zou de eer genieten een wijkplaats te
verleenen aan den voortvluchtigen secretaris van den ge
meenteraad der stad Havana, nadat deze eerst een som
van 480.000 gld. uit do gemeentekas had zoek gemaakt.
Juist echter toen hij te New-York aan boord zou stappen
bracht de politie eene belangrijke wijziging in zijn reisplan.
Een zoon schreef dezer dagen aan zijn vader: «Beste
vader! ik ben verloofd met een lief, maar arm meisje, en
we zouden gaarne trouwen. Zou ik daartoe op het noodige
van u kunnen rekenen?" De vader schreef terug«Ingesloten
zend ik u het noodige, namelijk uw geboortebewijs en
mijnen zegen!" Een zeker meisje te Kats wordt aan
geraden op eene andere feestelijke gelegenheid t'huis te
blijven daar er van Marien veel te zeggen valt.
Óus, Toosje! met uw valsch gezicht,
Houdt voortaan uw mondje dicht,
Want zoo te praten van Marien
Daar is nu eens alles van gezien.
Te Z. zegt men, drie weken geleden
Een bruine hengst met zwarte haren
Altijd in de tapijt gesmoord,
Wou gaarne in de stilte paren
Met een blondine (niet van zijn soort.)
Hij zegt: het zou niet moeten wezen,
Dat ik een meisje in de hofstad had,
Was dat niet zoo, 'k had niets te vreezen,
'k Liep met de blondine door de stad.
Ga ik de Nieuwstraat dan door loopen,
Dan kijk ik achter mij en voor
Of er mij iemand na komt loopen,
Maar daar zorgt weer een ander voor.
Hij gaat daar zek're winkel binnen,
Koopt eene pijp of een sigaar,
Raakt door de blonde van zijn zinnen,
En lacht en knipoogt tegen haar.
Nauw is hij echter weer vertrokken,
Of 't blon'dje antwoordt onverschrokken
»Wat is hij toch erg naar en flauw,
»Hij loopt zijn schenen nog heel blauw".
Dat schijfschieten met een revolver niet elks werk is,
ondervonden drie personen die bijna een klaverkar mis
sciioten, maar bij de vierde persoon die de revolver nam,
scheelde het weinig dat hij niet in het klein roosje kwam.
Kees van onder de molen te Oud-Vosmeer moest zooveel
praats niet hebben van de meisjes aldaar, want geen mensch
wil hem hebben.
Arme jongens!
Over het algemeen is de kinderlijke leeftijd het
tijdperk van de onbezorgde vreugde eft vroolijkheid.
Hoe zalig" zegt onze groote, onze eenige Hildebrand
«Hoe zalig als de jongenskiel
Nog om de leden glijdt,
Dan is er vreugde in de ziel
En alles even blijd!"
De kinderrampen, die hij insgelijks geschetst
heeft, 't is waar, voor de jongens zijn het wezenlijke
rampen. Een jongen, die een kies moet laten trek
ken, ziet den dag, waarop die operatie moet ge
schieden, met meer angst te gemoet, dan de koopman,
die op «springen" staat, het tijdstip, waarop hij zijne
betalingen moet staken.
Maar toch over het algemeen, leve de vroolijke,
onbezorgde jeugd, die genieten kan van hare jaren,
zonder zich te moeten bekommeren om den dag van
morgen. Mocht allen kinderen dit geluk ten deel
vallen, ouders te bezitten, die het levenspad hunner
lievelingen zoo effen mogelijk maken, die met
nauwlettende zorg de eerste schreden hunner kin
deren in het leven nagaan en bewaken; die zoo
verre het in hun vermogen is, die kleinen met gemak
en weelde omringen; zulke ouders de' zijnen te
mogen noemen, het is voor een kind een onwaardeer
baar geluk. Voor die kinderen is het «zalig, als de
jongenskiel nog om de leden glijdt".
Hoeveleti echter zijn er helaas! en vooral in
groote steden, wier ouders in plaats van ten zegen
den kinderen ten vloek zijnDie al hunne ouderlijke
plichten vergeten, om liever het kind te gebruiken,
neen te misbruiken, door te eischen, dat ook dat kind
werke, om geld te verdienen.
Wij bedoelen hier niet de ouders, welke door den
nood gedwongen hunne kinderen zoo vroeg mogelijk
aan geregelden arbeid moeten zetten. Verre van
daar. De nood breekt wetten en honger is
een scherp zwaard. Wij willen u hier in de volgende
regelen het beeld schetsen van een kleinen knaap,
reeds, op jeugdigen leeftijd door zijne ouder geëxploi
teerd, van welk soort knapen zeer velen in de
hoofdstad hun ellendig bestaan voortslepen.
Het is een koude, gure avond. De scherpe Oosten
wind blaast door de straten en doet de leden van
koude trillen. Ieder spoedt zich haastig voorwaarts.
Een kleine, magere knaap evenwel, hoewel bevend
van de felle koude, waartegen zijn schamele kleeding
hem lang niet voldoende kan beschutten, loopt
tamelijk langzaam de Paleisstraat door, om zoo op
den Dam te komen. Hij ademt voortdurend in de
blauwroode handen en heeft het overschot van een
halsdoek, die eenmaal breed en dik was, om zijn
hals geslagen. Als wij het ventje wat heter be
schouwen, zien wij, dat de arme knaap gebrekkig is.
Hij heeft een hult en voorzeker, om dit gebrek heeft
hij al veel moeten lijden. Zie, daar is het weder.
Eenige straatjongens, de een nog haveloozer dan
de ander, krijgen den knaap in het oog en dadelijk
is hij door de joelende en schreeuwende bende om
ringd. «Allo bochel!" schreeuwt er een, een opge
schoten lummel, wiens terugstootend gelaat van lage
plaagzucht spreekt, «kom aan, zing nou reis een
mopje voor ons". De knaap tracht zich door zijne
belagers heen te slaan, doch men weerhoudt hem en
duwt hem in den kring terug. «Vooruit, krat es",
roept een tweede, «ga je gang mar, je vader, die
zuiplap kan nog wel een poosje wachten".
De tranen schieten het kind in de oogen en rollen
over zijne magere wangen. «Kijk!" roept een derde
der vlegels, «kijkt, hij huilt, zijn moesie ligt zeker
weer met het «lierium" op den vloer. Zingen zal je
hoor Gelukkig nadert op dit oogenblik een agent
van politie, die het spelletje heeft opgemerkt en nu
aanrukt om den troep uit elkaar te jagen. Een der
bengels ziet hem naderen en onder bet geroep van
«Past op jongens, daar komt 'n smeris", holt hij
weg, gevolgd door de anderen, die onzen gebrekkigen
vriend aan zijn lot oVerlaten. Hij begeeft zich verder,
na een dankbaren blik op den agent geslagen te
hebben, die zulks evenwel niet opmerkt, doch zich
voorneemt, dien jongen schavuit goed in de «gaten
te houden".
Langzaam gaat de jongen verder in de richting
naar de «Zeedijk", eene straat, waar om het eene
huis een danshuis en om het andere een café-chantant
wordt aangetroffen, enkele woningen uitgezonderd,
waarin een winkel gehouden wordt. Zeer fatsoenlijk
is die straat dus niet. Integendeel de Zeedijk staat
als een der beruchtste wijken bekend en de politie
heeft er gewoonlijk werks genoeg. Wat moet die
knaap in die buurt gaan doen Hij moet er den kost
gaan verdienen met zingen in een der danshuizen,
waar zijn vader pianist en zijn moeder zangeres is.
Het is niet te verwonderen, dat de knaap, niettegen
staande de koude, nog langzamer gaat loopen, nu
hij het doel van zijn tocht zal bereiken. Hij is reeds
op de straat aangekomen en staat eindelijk stil voor
het huis, waar hij wezen moet en waaruit de tonen
eener piano en luid geschreeuw en gezang zich doen
hooren. Hij aarzelt, de arme jongen, om binnen te
treden. Het eenige, wat hem hekoren kan in dit
huis, is de warmte, want buiten, brrde jongen
rilt in zijn versleten buisje en blaast andermaal in
de verkleumde handen. Nog staat hij half gezind
binnen te gaan, half besloten zich weg te spoeden en
de gevolgen maar af te wachten, als een breedge
schouderd matroos met eene dame uit die huurt, den
stoep opstapt en den knaap met enkele ruwe woor
den op zijde dringt. De voordeur gaat open en achter
den matroos sluipt nu de jongen binnen, in de hoop,
dat hij ongemerkt zijn gewoon plaatsje bij de piano
zal kunnen bereiken, zonder opgemerkt te worden
door de kasteleines, die hem altijd afgrauwt, als hij
wat te laat komt. Te vergeefs. Het loensche, doch
scherpe oog der waardin heeft den knaap reeds
gezien en zij buldert hem met eenige ruwe vloeken
toe «As jij, leelijke krates, nog reis te laat komt
kan je voor goed opkrassen, hoor je?"
Nu treedt de jongen de eigenlijke danszaal binnen,
die van het voorste deel des huizes door een houten
beschot gescheiden is en moet eerst een oogenblik stil
staan, om op zijn gemak te komen. Een dichte wolk
tabaksrook vervult de ruimte en maakt hem het
ademhalen in de eerste oogenblikken lastig. Hij
onderscheidt in het eerst niets dan een verwarde
verzameling van mannen, vrouwen en tafeltjes langs
de muren geschoven. Gedanst wordt er op dit
oogenblik niet. De knaap hoort de eerste regels van
een lied door eene bekende stem zingen of liever
gillen. Het is zijne moeder, die daar zingt, terwijl
zijn vader haar op de piano begeleidt. Als het eerste
lied eindelijk gezongen is, en luid handgeklap, voet-
getrap en bravogeroep de zaal doet schudden en de
jeneverglaasjes op de tafeltjes zenuwachtig doet
opspringen, sluipt hij door en langs de gasten heen
en komt zoo bij zijne ouders, die juist hunne glaasjes
ledigen. «Zoo jongen", is de welkomsgroet van
moeder, die hem met een bestraffende blik aanziet,
«je bent weer te laat, en als dat niet verandert,
dan
«Dan", valt de vader in, met eene stem, die
gelijk zijn geheele persoon, dank zij de flesch, zeer
beverig is, «dan zal ik je armen en pooten breken,
krom dier". De knaap buigt het hoofd en veegt ter
sluiks een traan weg. Niemand mag zien, dat hij
geschreid heeft als hij straks zingen moet. En als de
waardin het zag «dat leelijke wijf', denkt de
jongen, dan zou ze hem weer zoo hard aan de ooren
trekken, dat ze allen moeten lachen om de leelijke
gezichten, die hij dan trekt. Dus hij bedwingt zich
en kijkt naar de dansers en danseressen, die nu weer
ronddraaien op de maat der muziek, door zijn vader
op de piano getrommeld. Zijne moeder, die nu het
gezelschap is van een der bezoekers, wiens dame
met een ander ronddwarrelt, drinkt zeer genoeglijk
Daar madame Kissmicouick de gewoonte had,
over dag van twee tot vijf uren een middagslaapje
te houden, kraste hij op zijn viool tweehonderd malen
achtereen de eerste maten van Théröse's antwoord
in de eerste akte van «Das goldene Kreuz":
Ei! ich bin dir wohl im WegeP-
Jammer voor hem was madame Kissmicouik aan
het rechteroor doof; ze ging eenvoudig op het linker
liggen en sliep als een marmot.
Nog vermoeid en hijgend van de ongewone in
spanning, maar opgetogen bij de overtuiging, den
vogel zoo niet zijn meesteres erbij, van de wijs
te hebben gebracht, verkneukelde Wiskinos zich
in het vooruitzicht van een kalmen nacht en een
heerlijke, welverdiende rust.
't Was verrukkelijk stil om hem heen. Maar
nauwelijks maakte hij aanstalten om te gaan slapen,
of krakdaar had je 'tweer? Neen! daar
had je 'tniet!
De vogel, die een byzonder scherp geheugen scheen
te bezitten, begon ditmaal Ei! ich Tin dir wohl
im WegeP te fluiten, zonder daarom zijn: J'ai
pour moi mon droitmon glaive! te veronachtzamen
maar geregeld beurt om beurt, zoodat de heer
Wiskinos nu op een dubbelen dreun onthaald werd,
in plaats van op een.
Zoodra die zekerheid zich aan hem opdrong, sloop
hij onhoorbaar naar madame Kissmicouick's kamer
deur, die door een ongehoord toeval open was ge
bleven, en liet, met een hart vol moorddadig overleg,
een met een oplossing van arsenicum doorweekt
klontje suiker door de tralies der kooi vallen, waarna
bij zich, inwendig grinnekend, uit de voeten maakte.
Maar in plaats van den laatsten adem uit te
blazen, zooals de wreede egoïst hoopte, floot de
vogel tweemalen in de minuut in plaats van eens
en liet zelfs nu en dan J'ai pour moi en Ei! ich
bin te gelijk hooren, alsof hij een dubbele keel
had gehad.
De woede van den getergden Wiskinos kende
nu geen grenzen. Driftig vloog hij naar de kamer
der Amerikaansche, die intusschen was thuis ge
komen en de deur op slot had gedraaid, en gaf,
toen zijn kloppen zonder gevolg bleef, een schop
daartegen, die hem als een bom midden in het
vertrek deed vliegen.
«Mevrouw uw voorwaarden! eisch wat u
wilt 't komt er niet op aan hoeveel, maar zóó
kan ik het niet langer uithouden I'' riep hij buiten
zichzelven.
«Duizend dollars, Mr. Wbiskeynose", klonk het
kalm terug. De eerbare weduwe, die alleen op den
klank afging, wist niet beter of hij spelde zijn
naam zóó.
«Duizend dollars 1 Duizend oude wijven!"
schreeuwde de heer Wiskinos, bij dien overdreven
eisch allen eerbied voor het schoone geslacht
vergetend.
«Goed, Mr. Whiskeynose, u moet het weten
dan zal ik u laten vervolgenik hen een onbe
schermde vrouw en u zijt in 't holle van den nacht
op een gewelddadige wijze mijn slaapvertrek binnen
gedrongen vervolgde zijn bejaarde buurdame
onverstoorbaar kalm.
«In vredesnaam!" zuchtte Wiskinos, wien bij
het vooruitzicht van een proces met zijn geheel en
nasleep van moeiten en kosten een rilling door de
leden voer. «Hier is het geld; geef nu dien ver-
wenschten «7'at pour moi hier, dat ik hem ten minste
zijn nek kan omdraaien. Dat pleizier wil ik er
toch van hebben."
you pleaseMr. Whiskeynose," antwoordde
Mrs. Kissmicouick, hem met een bevallige neiging
het kooitje toereikend.
Maar overrassing de vogel scheen niet van
zins zijn stokje te verlaten en toen de heer Wiskinos
er eindelijk zijn pootjes met geweld had afgerukt, deed
hij een ontdekking. De vogel was opgezet en door een
vernuftig werktuigkundige met een fijn samenstel
van radertjes en klankblaadjes in een beweegbaar
zangvogeltje herschapen. Mrs. Kissmicouick infor
meerde hem, dat de mechaniek uiterst teer was
en raadde hem tevens den vogel geregeld iederen
dag op te winden en een paar uren te laten afloopen,
zooals zij altijd 's avonds deed, wanneer ze de deur
uitging. «Dan roestte het uurwerk niet!" voegde
zij er geruststellend bij.
De heer Wiskinos antwoordde niet en bedankte
haar ook niet voor haar weiwillenden, raad. Hij was
totaal verbluft. Terwijl hij daar met den vogel
in de hand als verwezen stond te kijken, klonk hem
eensklaps: „Ei! ich binin de ooren.
„Allemachtig! daar heb je 't weer riep hy
verwoed rondziende „Ik vond het wel heel zonder
ling dat een opgezette vogel mij dat zou hebben
nagefloten, maar nu boor ik bet mij dunkt toch
ergens anders van daan komen. Is er nog zoo'n
verwenscht ding in huis?"
«Ja, mijnheer 1 Miss White-Rose op No. 8 heeft
een levend goudvinkje, o 1 een allerliefst diertje, u
moet 'teens gaan zien en zingen dat 'tdoet
o! zoo snoezig. Eiich bin dir wohl in WegeP
neuriede Mrs. Kissmicouick in verrukking den vogel
na. «Lief hè? 'k Denk niet dat ze hem zal willen
verkoopen, maar wie weet? als u een bod doet,
zooals voor mijn
Maar de heer Wiskinos hoorde niet meer. Hij
had zich met de vingers in de ooren in zijn kamer
teruggetrokken en werd van ergernis over het
verlies van zijn geld, machtelooze woede tegen Mrs.
Kissmicouik, die de grap aan de table d'hote en
overal vertelde, en verlegenheid over het dwaze
figuur, dat hij daardoor sloeg, weldra zoo lomp en
onuitstaanbaar, dat de heer Favioli, hoezeer het hem
ook speet, zulk een trouwen bezoeker te verliezen,
zich tegenover zijn andere gasten verplicht rekende,
hem een niet ouduidelijken wenk te geven.
Hij heeft besloten voortaan de wintermaanden in
Monaco door te brengen. A. C.