reddiüg van haar broertje, in het Binnen-Gasthuis, waar zy ter voorloopige behandeling gebracht ia, heeft ondervonden. Uit de verhalen van ooggetuigen, die het meisje vervoerd hebben, blijkt, dat zij in een raderbaar in de wachtkamer van het Binnen Gasthuis werd gebracht. Zjj kon Bpreken en de brandwonden toonden nog niet de zwelling, die by dergelijke kwetsuren later intreed. De dokter A. Ham kwam na een groot kwartier, sprak weinig, voelde de pols en achtte een voorloopig verband niet dadelijk noodig. Hjj waa spoedig weer wég en liet op aandringen van den heer Gompertz, een neef der gekwetste, door den oppasser wat zalf op de wonden Bmeren; de dokter wasdaarby niet tegenwoordig. Toen een der personen, Allera genaamd, die het meisje vergezelde, geen rijtuig in de buurt kon krjjgen, vroeg hij een paar dekena om de ongelukkige, die in nachtgewaad was, wat beter to kunnen dekken dan dit met de politiejas, in allerjjl over haar heen ge worpen, kon geschieden. Dit nu weigerde de oppasser, niettegenstaande herhaalden aandrang. De man mocht niet buiten zijn boekje gaan en goederen afgeven. Allera Bpoedde zich daarop naar huis, haalde een paar dekena van zyn bed en daarmee gedekt werd de lijderea in de raderbaar, die zy niet had verlaten, naar de Warmoeaatraat gebracht by een familielid. Burgemeester en Wethouders hebben zich deze zaak aangetrokken en een streng onderzoek bevolen. De rapporten dienaangaande zullen vermoedelyk heden vroeg worden ingeleverd, opdat de Burgemeester in staat zij de interpellatie te beantwoorden, die, naar verwacht wordt, heden in den gemeenteraad over het voorgevallene zal worden gehouden. De verklaring van dr. Ham, sedert anderhalf jaar adsistent in het gasthuis, komt kortweg hierop neer, dat bij het geval niet beschouwde als van dien aard dat dadelyk verband noodig was. Regel in het gast huis is, opneming ook in geval van twijfel oi de ingebrachte patient daar wel behoort evenals dadelyke en voorloopige behandeling waar dat noodig bljjkt. De instructie luidt: by zaken van eenig belang den directeur te waarschuwen, ook des nachts. Dr. Ham heeft hier dus geheel alléén de verantwoordelijkheid. Leeken kunnen niet uitmaken of door de weigering de toestand is verergerd, maar zeker ia 't dat de doctor rekening had moeten houden met de bijzondere, hem verhaalde omstandigheden, waaronder dit geval zich voordeed. Een geschokt zenuwgestel, de toestand waarin de gekwetste zich bevond, de sneeuwstorm buiten waarlijk reclamen genoeg voor een liefde rijker behandeling. Omtrent den toestand van mejuffrouw Kattenburg vernemen wy, dat de ongelukkige met het gelaat nagenoeg geheel in verband ligt, en armen en beenen eveneens in zwachtels gewikkeld zijn. Zjj mag niet spreken en moet voedsel door een zuigflesch nemeD, daar de toestand van den mond het gebruiken van vast voedsel niet toelaat. Zy is buiten gevaar. Gevreesd wordt echter voor blijvende misvorming. Dr. Zegers, directeur van het binnengasthuis, heeft gisteren de lyderes bezocht. Met dr. Quanjer -zal prof. Korteweg een onderzoek instellen, om daaruit, zooveel mogelyk, op te maken of dr. Ham de zaak al dan niet goed heeft ingezien. Wat den brand betreft, na het herstellen van het verkeer in de Kal verstraat, bleek eerst recht welke verwoesting is aangericht, ook aan de tegenoverliggende perceelen, waar geen ruit is heel gebleven en de gevels van boven tot beneden zwart zyn geblakerd. De be lendingen naast deze huizeh en ook naast de verbrande perceelen, zyn gesloten. Het lijkje van het verbrande knaapje is nog niet uit het puin kunnen te voorschyn gehaald worden, omdat men, om ongelukken te voorkomen, zeer om zichtig te werk moet gaan met het wegruimen. Bij het afzetten van de Gappersteeg gedurende deu brand te Amsterdam, werd een jongen, die niet vlug genoeg wilde doorloopen, door een agent zoo danig geschopt tegen het onderlyf, dat hjj kermende van pijn ineenzonk. Daar hjj niet meer loopen kon, is hjj naar het gasthuis vervoerd. De brigadier maakte, op verzoek van twee omstanders, tegen den agent proces-verbaal op. Eon 24-jarig man die met een jas over den arm een brandend perceel in de Kal verstraat wilde verlaten en aldaar onopgemerkt was binnengekomenis ge arresteerd. De onpractische inrichting van het Centraalstation te Amsterdam openbaart zich reeds uitwendig in twee wanstaltigeschoorsteer.eD, die men op den linkerzjj vleugel heeft moeten aanbrengen, omdat in de dienstlokalen in dat deel van het gebouw geen gelegenheid tot stoken bestond. Bij onderzoek is gebleken dat het verhaal onwaar is, dat een man verklaard zou hebben de kistjes met kruit vervaardigd te hebben, die verleden jaar op St. Nicolaasavond bjj de heeren Stork en Jolles be zorgd zijn. 'sGri-avonliafje, 11 Dec. Naar wij vernemen, is de heer Van Bjjlandt, do Nederlandsche gezant te Londen, alhier aangekomen, vergezeld van een dei- grootste veemakelaars te Looden, ten einde met de regeering in overleg te treden over de Dieuwe, door de Engelsche regeering genomen maatregelen met op zicht tot den invoer van vee uit Nederland. Naar de Avondpost verneemt, worden er in de residentie stappen gedaan tot het oprichten van eene door geheel Nederland vertakte vereeniging, welke zich ten doel stelt, voor onvermogende kinderen het schoolgeld te betalen, door de nieuwe onderwijswet verplichtend gesteld. Terueuzeu, 10 Dec. Io de heden gehouden raadsvergadering werd besloten tot aanbesteding van het reinigen der straten, het ophalen van vuilnis, enz. enz., voor een tijdvak van drie jaar. Voorts werden B. en W. uitgenoodigd om, bygestaan door de leden der commissie Van fabricage, een voordracht van zes personen op te maken ter vervulling van de betrekking voor gemeente-bouwmeester, waarvoor zich, zooals reeds is gemeld, een vijftigtal sollicitanten hebben aangemeld. Goes, 12 Dec. Nog eenige dagen, en we achrjjven 15 December, noodlottige datum in de geschiedenis van Goes, gedurende het afgeloopen jaar. Zooals men zich herinneren zal, brandde op dien datum des vorigen jaars de trotsche meelfabriek der firma wed. Kake- beeke Zoon af, een sieraad voor ons stadje niet alleen, maar ook een "bron van inkomsten voor hon derden ingezetenen. En thans staan daar nog de treurige bouwvallen dor eens zoo prachtige fabriek. Veel is dit jaar in Goes veranderd. Tal van gezinnen van vermogenden en van werklieden hebben de ge meente verlaten en anderen zjjn in hunne broodwin ning benadeeld, 't Is wel jammer Maar wjj hopen op betere tjjden. Moed verloren is al verloren. De Goeae- naars herinneren zich het devies van den fieren Zeeuwschen leeuw: Luctor et emergo. Ook deze kwade dagen zullen wy te boven komen. Voor deze dagen van tegenspoed hopen wjj op gelukkiger tjjden. Mogen deze niet al te spade aanbreken. De postambtenaren hebben wel hun aandeel gehad aan de St. Nicolaas-a.ukte. Niet minder dan 365 pakketten werden door hen behandeld. De nieuwjaarscollecte voor de bedeeling op 1 Januari a.s. heeft evenveel opgebracht als het vorige jaar, n.l. f 238. Daar een aantal gegoeden de ge meente hebben verlaten, is de offervaardigheid er niet minder op geworden. Seliex'ponïsise. Deze week is D. van der Werff Pz. aangesteld tot maréchaussée en als garnizoen 's-Hertogenboseh aangewezen. Aan het herhalingsonderwjjs wordt in deze ge meente door ongeveer 40 leerlingen deelgenomen. Als een ongewoon verschijnsel kan van hier ook worden bericht, dat er op Woensdag een garnisair in de gemeente kwam, ten einde achterlijke belasting schuldigen aan te zetten tot het verschjjneu bjj den rijksontvanger, iets wat zeker in de laatste 15 jaren niet gebeurd is; voorzeker is dit geen gunstig ver schijnsel in de financiëele toestand der arbeidende klasse. Zierilfieee, 12 Dec. Men meldt ons van het kustlicht van Westen-Schouwen: Hedenmorgen strandde tegen de Neeltje-Jansplaat een Engelsche kotter (vogelschieter). De reddingsboot van Burghsluis begaf zich onmiddellijk naar het vaar tuig. Tegen den avond raakte de kotter vlot en zeilde naar Middelburg. De reddingsboot keerde hier terug. Benoemd tot onderwjjzer te St. Annaland de heer J. de Rejj te Dreischor. Tot gemeente-geneesheer te Kuilenburg is be noemd de heer J. Hocke Hoogenboom, vroeger arts te Vlissingen. De Koning heeft bjj het kroon-domein lo. Op zjjo verzoek, eervol ontslag verleend aan den heer W. H. baron Tacts van Amerongen als rent meester, rentambt Middelburg; 2o. Benoemd: tot rentmeester, rentambt Middel burg, de heer E. L. baron van Hardenbroek, thans rentmeester der rentambten Schiedam, Brielle, Noord- wijk en Leiden. Zierikzee, 13 December. Gaarne vestigen wij nogmaals de aandacht op de in ons vorig nummer voorkomende advertentie omtrent de Derde Winter vergadering van het Departement Zierikzee der Neder landsche Maatschappij van Nijverheid. In die vergadering, op Maandag 16 December e. k., zal de heer P. W. WeBteroüen van Meeteren, secretaris der Vereeniging van voorstanders eenér Nederlandsche Octrooiwer, te Amsterdam, de besprekingen inleiden over het door die Vereeniging uitgegeven Ontwerp Octrooiwet. Zjj, die met 1 Januari 1890 als lia van ons Nyverheids-Departement toetreden, hebben toegang tot deze vergadering. Volgens de nieuwe Schoolwet, die met 1 Jan. in werking treedt, wordt de volgende subsidie verleend: Aantal kinderen. Aantal onderwijzers en onderwijzeressen. Subsidie. Van 25—40 1 250 41—90 2 400 91-144 3 700 145—199 4 900 200-254 5 1200 255-309 6 1400 310-364 7 1700 365-419 8 1900 420—474 9 2200 475-529 10 2300 530-585 11 2600 Wij vermelden hier nog bij, dat voor eiken (hulp) onderwijzer, die er te weinig is, 200 minder subsidie gegeven wordt. Als op een school van 5, 6, 7 en 8 onderwijzers en onderwijzeressen een of meer de hoofd akte krijgt, dan wordt het subsidie met 100 verhoogd. Op scholen van 9, 10 en 11 onderwijzers wordt het subsidie verhoogd, als 2 of meer hunner de hoofdakte verkregen. Verschillende 6uikerfabrikanten in N. Brabant vertoonen geneigdheid om contracten to sluiten tot het leveren van beetwortelen met het suikergehalte tot basis der prjjsbepaliDg. De moeieljjkheid blijft echter om eene billijke overeenkomst te treffen by het nemen der monsters. De fabrikanten houden vol, dat het monster alleen kan genomen worden aan de fabriek. Voor de landbouwers die ver afwonen is 't onmogelijk zich aan deze bepaling te onderwerpen; volgeus hen moet het monster genomen worden op de plaats van aflevering. De invoer van aardappelen uit DuitBchland in ons land is dit jaar verbazend gering. De Rhjjnspoor bracht in de vorige maand slechts 100 waggons, 2jjnde 14,000 H.L aardappelen te Amsterdam aan, terwyl de hoeveelheid in diezelfde maand van het vorige jaar op achtmaal zooveel gerekend wordt. De oorzaak is natuurlijk, dat vrjj nu veel aardappelen hebben en verleden jaar weinig. Omtrent de overbrenging van de bevolking van de militaire gevangenis te Leiden naar de straf gevangenis te Leeuwarden wordt medegedeeld: Wegens een oponthoud aan hot station te Leiden, tengevolge van het ontboeien, enz., vertrok deextratreiu in den nacht van Maandag op Dinsdag eerst om 12!/s uur, in plaats van om ll1/, uur, zooals te voren was be paald. Een gevolg hiervan was, dat ook de aankomst te Leeuwarden een uur later plaats vond. Da militaire gevangenen, ten getale van 144 man, meest allen afkomstig van het Oost-Indisch leger en waaronder onderscheidene vreemdelingen hadden den weg van Oegstgeest te voet en geboeid afgelegd, onder escorte van een compagnie infauterie. Aan bet station te Leiden werd deze dienst overgenomen door een detachement van het 4e reg. inf., sterk 3 officieren en 140 onderofficieren en manschappen, onder bevel van den kapitein A. P. J. Ratten en medegeleide van de luitenants J. L. T. Sanders en C. A. den Beer Poortugael Barendrecht. Allen waren gekleed in marsch- tenue, doch (zonder ransel; de manschappen waren voorzien van scherpe patronen en van een fourugestrik, voor het geval het soms noodig mocht zyn de gevange nen gedurende de reis in het belang der goede orde te binden. De gevangenen waren gekleed in grya buÏB met nummer op den linkerarm, gryze broek, lederen pet en klompen. In elk compartiment werden geplaatst 6 gevangenen (ongeboeid) en 4 militairen, die de plaatsen aan het portier innamen. De reis had geregeld plaats; viermalen werd »halt" gehouden om water in te nemen, gedurende welken tyd een wacht met geladen geweer de portieren der wagens bewaakte. In den morgen om 5'/J uur te Leeuwarden aangekomen, werden onmiddellijk 3 zieke gevangenen per rjjtuig naar de ziekenzaal van de gevangenis overgebracht; het perron werd door militairen van het geleide en door politie-agenten afgezet, waarna de gevangenen een voor een uitstapten om 2 aau 2 te worden geboeid aan een langen ketting, die allen verbond. Eerst om 7 uur was men hiermede gereed. Verkleumd van koude, werd de marsch naar de gevuDgenis aangenomen. De gevangenen, twee aan twee aan den gemeensohappelijken ketting vastgebonden, vormden een lange ry; zij weiden van alle kanten omringd door militairen van het geleide, waarvan het buitenste gelid met geladen geweer. Het was een treurig gezicht dien langen trein in het halfduister in stilte en langzaam zich te zien voortbewegen; onder hen toch waren 5gewezen officieren. Velen hunner hebben iu Indië by menige gelegenheid getoond hun bloed en leven veil te hebben voor het vaderlanden boeten nu met een zware en langdurige gevangenisstraf voor een misdryf, dat zij eens in dronkenschap of wellicht in onnadenkendheid hebben begaan. Om 7'/a uur trok de stoet de poort van de gevan genis binnen, alwaar de gevangenen door den com mandant werden in ontvangst genomen en officieren en manschappen van hunne moeilyke taak werden outheven. De gevangenen werden hierop naar wy hopen voor altoos van hunne boeien ontdaan, waarna zij een gretig gebruik maakten van de warme koffie en het wittebrood, dat voor hen in gereedheid was gebracht. Te Deventer viel een der meeet geachte inge zetenen, de heer W. S. Sandt van Nooten, kassier, terwijl hij wat vergift voor de ratten strooide, door een valluik. Hjj kwam met het hoofd terecht op de plaats van zyn buurman en was onmiddellyk dood. Te St. Johannesga (Fr.) had onlangs iemand de aardigheid eene vrouw een kikvorsch in den schoot te werpen. De vrouw schrikte daarvan zoo hevig, dat zy een paar dagen daarna aan de gevolgen is overleden. Zieril<zee, 13 Dec. Door de arrond. rechtbank zyn heden veroordeeld: 1°. H. R. schippersknecht te Tholen, wegens diefstal, tot 2 maanden gevangenisstraf; 2°. P. M. N., vroeger postbode te Stavenisse, wegens verduistering, tot 3 maanden gevangenisstraf; 3°. G. K., arbeider te Si. Maartensdijk, wegens dief stal, tot 2 weken gevangenisstraf; 4°. J. van A., arbeider te Zonnemaire, wegens diefstal, tot 2 weken gevangenisstraf; 5°. M. van der J., arbeidster te St. Annaland, wegens diefstal, tot 2 weken gevangenisstraf. TELEGRAM. 'sGrjfiivcnliago, 13 December. Tweede Kamer. By het hoofdstuk Binnenlandsche Zaken kondigde de minister eene wijziging der drank wet aan tot betere regeling der verleeoing van buiten gewone vergunningen. Het voorstel van den heer Nieuwen buis om eene memoriepost uit te trekken voor een rijksbureau voor statistiek, werd na bestrjjding der regeering, verworpen met 53 tegen 19 stemmen. De regeering heeft de gemeentebesturen aangeschreven, dat op de telkaarten voor dë volkstelling het woord „kerkgenootschap" beteekent: „gezindte of kerkelijke gemeente". KERKNIEUWS. Bedankt voor het beroep naar Kats door den heer J. P. Miedema, cand. te Bolsward. De cand. C. de Vries heeft bedankt voor de toezegging van beroep naar de Herv. Gemeente te Oosterland. Chr. Ger. Gem. Drietal te Middelburg, afdeeling St. Pieter8traatDa. J. H. Kouwenhoven te Zaamslag, ds, H. M. van der Vegt te Heerde en ds. J. W. Gunst te Brouwershaven. Beroepen bjj de Chr. Ger. Gem. Ie Ter Aar ds. A. van Bueren te Bruinisse. Te Sirjansland is door notabelen tot kerkvoogd benoemd de heer S. J. de Rijke. Gemengde Beviel*ten. Een Amsterdanische jassendief heeft een buitenkansje gehad, toen hij uit een gang een jas stal, waarin zich een bankbiljet van f 1000 bevond. Moge Boulanger er al niet in geslaagd zijn om Keizer van Frankrijk te worden, hij heeft toch dit gewonnen, dat zijn naarn een verren klank heeft. En een klinkenden naarn is geld waard. Dit mag de reeds weêr half vergeten generaal thans ondervinden. Hij zal, naar men zegt, een «kunstreis" doen door Amerika, tot het houden van dertig lezingen over het Boulangisme. Voor elke lezing wordt hem f 1440 uitbetaald. Dit jaar is liet honderd jaar geleden dat het nummeren der huizen is ingevoerd. Het feit schijnt echter te weinig belangrijk, om dit feestelijk te herdenken. Men houdt daar anders nog al van in onzen tijd. Onder al het fraais dat ons het jaar 1890 zal brengen, behooren ook nieuwe muntbiljetten van tien gulden. Hij, die er veel van ontvangt, zal ze zeker het mooist vinden. De Amerongsche Courant geelt het volgende rijmpje: 't Woord vader", vroeger zeer in zwang, Schijnt in den ban reeds sedert lang; Geen mensch zegt thans «mijn vader" meer, Maar elk zegt nu «mijn oude heer". Het «vaderschap" dus van voordezen Moet nu het soudeheersehap" wezen, De «oudervreugd" naar allen schijn Moet «oudeheersvreugd" voortaan zijn. Ook «vaderland" klinkt zeer gemeen, En heimelijk broeit dan ook 't verlangen 't Door «oudeheersland" te vervangen. Ach, lieve taal! waar gaan wij heen7 "t Is of er tegenwoordig in de Nieuwstraat een jachtveld geopend is; somtijds ziet men er drie a vier jachthonden tegelijk. «Wel, wel", zegt Maria uit de Schoolstraat te IJ., «wat ben ik blij dat A. mij eens een bezoek heeft wezen brengen, want ik had hem al zoo dikwijls gewacht, maar telkens als ik de post tegemoet ging, kwam ik onverrichterzake of zonder bericht terug." Toosje te Z. moest zoo niet achter Cornelis loopen of roepen, daar zij hem toch niet zal krijgen. Dus, meisje I met uw dik gezicht Houdt voortaan uw mondje dicht. In het stille dorpje St. sluipt eiken nacht een afschuwelijk groot blauw beest door de straten. Men zou denken dat het een wolf was; menig klein diertje krijgt hij ten prooi, docli kansjes die een groot dier toekomen, krijgt hij niet iu 't verschiet. Men denkt dus dat liet een kalf is. Twee meisjes onder Oud-Vosmeer moesten 's avonds niet naar liet dorp komen om schandalen uit te voeren, want dat past niet voor zoogenaamde fatsoenlijke meisjes. Amsterdanische Schetsen. VIII. Een bezocK nan het Gasthuis. Een ongeval, een mijner vrienden overkomen, bracht hem en mij in het Gasthuis, hem als patiënt, mij een paar dagen later gelukkig slechts als bezoeker. Op drie verschillende dagen der week en wel op Zondag, Woensdag en Vrijdag, telkens van 1 ure na den middag tot half drie, is het belang stellenden, in Amsterdam woonachtig, vergund hunne lijdende familieleden of vrienden te bezoeken. Ofschoon ik mij reeds een kwartier te vroeg aan de pooit van het Gasthuis bevond en- onmiddellijk het wachtgebouw binnentrad, vond ik toch al de beide wachtkamers gevuld met eene bonte menigte: mannen, vrouwen en kinderen. De stoelen, die amphitheatersgewijze geplaatst stonden, waren allen ingenomen en op een paar tafels stonden en lagen verschillende flesschen en ge neeskundige instrumenten. Menigeen sloeg een angstig oog op die laatstgenoemde voorwerpen en ieders gelaat stond ernstig en strak. De gesprekken werden op gedempten toon gevoerd en alles wat ik er van kon opvangen, handelde over zieke vaders, moeders en kinderenover de pijnen, welke ge leden werdenover ellende, armoede, wanhoop, berusting, wrevel en angst, somwijlen doodsangst. Eene bejaarde vrouw zat naast mij. Onrustig schoof zij op hare stoel heen en weder. Zij ging haar kind bezoeken, iemand van ruim dertig jaren, die aan een uitterende ziekte leed. Zorgvuldig hield zij onder haren doek een klein pakje verborgen, dat eenige versnapering voor den zieke bevatte. Er waren groote, stevige, ruwe mannen, die een of twee kleine kindereu bij zich hadden. Zij gingen naar moeder kijken en ongeduldig vroegen de kleinen, waar moeder was, of moeder haast terug kwam. Een klein dreumesje van omstreeks vijf jaren snapte onophoudelijk met een vrouw over «moesie". «Moesie" moest gauw terugkomen; want kleine broertje schreeuwde zoo en Marie een meisje van twaalf jaar, zooals de vader ons in lichtte Marie kon niet zoo lekker koken als moesie" deed. Een traan welde op in het oog van den armen echtgenoot, die zijne vrouw naar het Gasthuis had moeten laten gaan, want zij leed aan longtering. Eindelijk, daar slaat het 1 uur. Een teeken wordt door een oppasser gegeven en allen staan op en schaven zich in eeue rij, om de toegangskaarten tot de zalen te verkrijgen. Het is mijne beurt geworden en op mijn verzoekKaart voor de Mannenzalen, wordt mij het gevraagde over handigd. De geheele menigte verspreidt zich nu in de verschillende paden van den tuin, die naar de afzonderlijke gebouwen van het Gasthuis voeren en met een paar anderen begaf ik mij naar de Mannen zalen. Op den corridor aangekomen, waar die vertrekken zich bevinden, glijdt mijn oog langs de verschillende deuren, tot ik bet nummer, waar ik wezen moet, vind. Een naamlijst tegen die deur opgehangen, doet mij de namen der patiënten lezen, die in de zaal liggen. Ik open de deur en treed binnen. Treurig gezicht. Eene rij kribben aan elke zijde der zaal. In schier elke krib een lijder. Een paar slechts zijn ledig. De patiënten, welke van de slaapplaatsen gebruik maken, zijn in zooverre her steld, dat zij op de kamer en bij mooi weer ook in den tuin mogen wandelen. Zoodra ik binnen getreden ben, wenden aller oogen zich naar mij en medelijden heeft iederen bezoeker, als hij die magere, voor het meerendeel doodsbleeke gelaatstrekken met hunne holle, diep liggende oogen op zich geriebtziet. Aller oogen richten zich dus op mij, doch de meesten wenden bijna de flauwe blikken van mij af; want ik ben voor hen een onbekende. Die oude man daar in den hoek, vecht overeind in zijne krib gezeten, kijkt weer met dezelfde, doellooze blikken in de ruimte voor hem. Die forsche jonge ling ginds richt zijne oogen weer naar het venster, waaruit hij het gezicht heeft op de dorre hoornen, waarin een paar musschen sjilpen. Slechts een van alle lijders krijgt een glans van vergenoegen op Het gelaat. Zijne vriendelijke, donkere kijkers zien mij met dankbaarheid aan. Hij steekt mij de witte, vermagerde hand toe, die ik hartelijk druk. Het is mijn vriend. Aangezien hij geen familie heeft in de groote stad, is hij tot nu toe nog niet bezocht geworden. Zoo iemand, dan gevoelt hij zich eenaaam en verlaten te midden der overigen. Bij allen komt beurtelings een of ander familielid. Nu een lief hebbende vrouw, dan een teedere vader of moeder. Bij hem niemand, behalve ik en misschien een paar kennissen, die later wel eens zullen komen, als het hun schikt. Zeker, de verpleging in het Gasthuis is opperbest, de bediening uitstekend, ieder krijgt wat hij noodig heeft en wel in ruime mate. Maar toch, daar zoo te moeten liggen, eenzaam, alleen met zijne gedachten en pijnengeen andere dan betaalde dienstvaardigheid te zijner beschikking te hebben, geen andere zorg dan betaalde zorg, ziet, dat is niet alles. Mijn vriend is dankbaar, als hij mij ziet. Weldra zijn wij in een druk gesprek ge wikkeld. Zijn toestand laat zulks toe. Na over verschillende zaken gesproken te hebben, die alleen voor ons belangrijk zijn, licht mijn vriend mij in, aangaande de andere zieken. Die oude man daar lijdt aan eene pijnlijke kwaal, die zijn leven voortdurend in gevaar brengt. Hij evenwel hoopt nog steeds op genezing en is naar omstandigheden nog al vroolijk. Die jonge man, zoo frisch gebouwd en toch zoo ellendig vervallen, heeft eene ongeneeselijke long tering. Op zijn mager, ingevallen, geelwit gelaat vertoonen zich de zwarte punten van een zorgvuldig geschoren zwaren baard. Dit gevoegd bij zijn kool zwarte harem en wenkbrauwen, verleent heen een akelig uitzicht. Hij weet dat zijn doodvonnis ge tee kend is en toch maakt hij grappen met de overigen. Schertsend spreekt hij over zyn nahijzijnden dood, zich in de beenderige handen wrijvende, die in wit heid de kleur der beddelakens nabijkomen. Een krib verder zit een lyder aan rhumatiek. Zijn handen en armen zijn dik opgezet en van tijd tot tijd laat hij een smartelijk gekreun hooren. Nog is er een, die reeds twee jaren in het Gasthuis doorbrengt en nu rondloopt en met een ieder een praatje maakt. Hij beschouwt zich er niet ten onrechte als meer dan een logeergast en matigt zich een soort van heerschappij aan over de overige zieken, die zich gewillig daaraan onderwerpen; want bij helpt hen zooveel mogelijk en bewijst bun gaarne kleine diens ten. Nog een ander Doch daar wordt de deur der zaal geopend en twee vrouwen treden binnen. Weör vestigen zich aller oogen op de binnen tre denden weêr keeren aller oogen zich onverschillig of zeer haastig af, behalve die van den ouden man, wiens: gelaat van genoegen glanst. Zijn vrouw en dochter zijn daar en welhaast staan zij aan zijn bed en drukken hem de handen met liefdemet smart. De oude vrouw krijgt tranen in de oogen, evenals haar man en het is een deerniswekkend schouwspel, die twee oudjes te zien weenen. Maar ach, wat is er ook al niet aan verbonden aan dat Gasthuis. De man, de kostwinner, niettegenstaande zijn hooge jareu, is weg. Hem, met wien zij zooveel jaren lief en leed gedeeld heeft, is nu van haar verwijderd, nu hij het meest hare zorgzame liefde noodig heeft. Of zou de stramme, vereelte hand van het oudje, zij het dan ook met minder behendigheid, niet zachter zijn in het verzorgen van den zieke, dan de vlugge, geoefende vingeren der ziekenoppas ster? Zeker, het is goed, zeer goed zelfs, dat er een Gasthuis bestaat, waarin de armen van alles voorzien, in alles geholpen worden, maar het is en blijft betaalde zorg. «Och! och!" zegt de zieke, wiens krib vlak naast mijn stoel staat, tegen mij, «och mijnheerdat is een ongelukkig geval met dien ouden man. Hij is nu vijf-en-zeventig jaar en zijn vrouw ook. Hij was vletterman dat iszooals u wel weten zult, iemand, die met een roeiboot menschen overzet. Nou, wat gebeurt er? Hij heeft het ongeluk in een dikken mist door een schip aangevaren te worden. Hij tuimelt over boord en na veel moeite werd hij eindelijk opgehaald, maar zoo goed als dood. Hij had toch al een kwaal en die is er waarachtig niet beter op geworden. Nu is zijn Yrouw, die niet meer kan werken, aan de armen vervallen. Zijn dochter, die daar bij hem zit, is ook getrouwd en heeft, geloof ik, vijf of zes kinderen en der man is maar sjouwer, dus die kunnen ook niet veel aan het oude mensch doen, zooals uwé wel begrijpt." Ik zeide, dat ik het volmaakt goed begreep en keek nog ereis naar de beide oudjes, die hand in hand aan het praten waren. De vrouw had een klein zakje suiker medegebracht met een paar appelen die hij dadelijk in zijn kastje verborg, want men mag bijna niets voor de zieken mede brengen. Met een dankbaren glimlach om den ingevallen mond keek bij het goede schepsel aan. Langzamerhand verhelderden hunne trekken. Wellicht spraken zij over eene nog eenigszins hel dere toekomst, als hij het Gasthuis verlaten kon en zy hem weêr aan hare zijde zag in hare nederige woning. Eindelijk verliet ik mijn vriend, na hom beloofd te hebben, zoo spoedig mogelijk te zullen terug komen. De beide vrouwen gingen ook heen en de zieken hieven alleen met hunne pijnen, hunne een zaamheid. Daar de vrouwen nog een bezoek moesten

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1889 | | pagina 2