ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE. Zaterdag 10 Augustus 1880. DE ZWANEZANG. Directeur-Uitgever J. WAALE. Amendement, InitiatiefEnquête. NIEUWSTIJDINGEN. Feuilleton. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is f 1.30, franco per post f 1.60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 45ste JAARGANG. No. 5730. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags, Woensdags en Vrijdags voormiddags 10 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. De vreemde .namen, die wij aan het hoofd van dit opstel plaatsen, ontmoet de aandachtige lezer onzer nieuwsbladen dikwijls in de verslagen van de vergaderingen en vooral in die van vertegen woordigende lichamen. Het zal hun daarom niet onwelkom zijn, dat wij omtrent de beteèkenis dier woorden in eenige bijzonderheden treden. Een amendement is een voorstel tot verbetering, althans tot wijziging van een aan de orde zijnd ontwerp. Indien in eene vergadering een voorstel van het bestuur, in den gemeenteraad een voor dracht van Burgemeester en Wethouders, in de Statenvergadering een van Gedep. Staten en in de Staten-Generaal een wetsontwerp in behandeling is, kunnen de leden daarop veranderingen voor stellen. Uit denaard der zaak moeteen ameudement. in verband staan met het ontwerp, dat in behandeling is. Bovendien vorderen vele reglementen van orde, dat een amendement, om in behandeling genomen te worden, door eenige leden ondersteund worde. Dit zou eigenlijk moeten beteek enen, dat die leden met het jvijzigings-voorstel althans in hoofd zaak instemmen; en dan heeft die bepaling ten doel om te voorkomen, dat er allerlei onbedachte voorstellen gedaan worden en noodeloos den tijd der vergadering in beslag nemen. Veelal wordt echter een voorstel, dat geen bijval vindt, toch door enkele leden ondersteund, omdat men ge legenheid wil geven het voor en tegen te vernemen. Het recht van amendement, dat in de meeste vergaderingen stilzwijgend erkend wordt is door de Grondwet aan de Tweede Kamer en ook de vereenigde vergadering der beide Kamers, maar niet aan de Eerste Kamer verleend. Het is een zeer belangrijk recht, dat de Tweede Kamer vroeger' miste, en haar in staat stelt om voor baar niet aannemelijke wetten aannemelijk temaken, of minder goede bepalingen te verbeteren. Niet altijd intusschen zijn de in het vuur der beraadslagingen ontworpen //amendementen" verbeteringen geweest, en vooral is door verschillende wijzigingen, van onderscheiden gezichtspunten uitgaande, wel eens bedorven, ver broken wat men de economie eener wet noemt: dat is haar stelsel, haar samenhang, het verband der verschillende voorschriften. Tegen dat kwaad, een noodwendig gevolg van het veel vuldig, en zeer vrijmoedig gebruik, dat van het recht gemaakt wordt, is onder de nieuwe Grondwet een middel gevonden, hierin bestaande, dat de //eindstemming" kan worden uitgesteld. Wanneer nl. van een wetsontwerp de verschillende artikelen zijn aangenomen, wordt er nog eens over' het geheel gestemd. De laatste stemming nu had vroeger plaats onmiddellijk nadat de artikelen waren afgehandeld en zooals zij waren vastgesteld. Thans kan de Kamer besluiten, die eindstemming op een later te bepalen dag te houden en bestaat er gelegenheid nog wijzigingen aan te brengen, natuurlijk niet van ingrijpende beteekenis, maar alleen tot wegneming van bepaalde gebreken, vooral om den samenhang, de overeenstemming der onderscheiden voorschriften te verbeteren. Dat de Eerste Kamer het recht niet heeft om wijzigingen te maken, heeft wel eenig bezwaar, omdat zij nu wel eens wetten moet aannemen, waartegen zij bedenkingen heeft, of een goed ontwerp niet kan aannemen, omdat eenig onderdeel daartegen een overwegend beletsel is. Als echter de Eerste Kamer dat recht ook had, zou de Tweede Kamer daarna weer over de wijzigingen der Eerste moeten oordeelen, en dat zou niet alleen tot herhaald heen en weer zenden, maar ook tot botsingen tusschen beide lichamen kunnen leiden. Dat tegenover het recht van amendement de Koning het recht van intrekking van ingediende wetsontwerpen heeft, spreekt van zelf. Een on misbare voorwaarde voor het evenwicht der Staats machten, waarop onze Staatsinrichting zoo gelukkig berust, is toch dat de Koning evenmin gedwongen moet zijn een wet, die hij niet goedkeurt te bekrachtigen, als de kamer om eene wet, die haar niet goed voorkomt, aan te nemen. Niet minder gewichtig dan het recht van amen dement, hoewel er minder druk gebruik van gemaakt wordt, is het recht van initiatief, dat wil zeggen het recht om zelfstandig voorstellen te doen. De gewone gang van zaken is, dat de in behandeling te brengen voorstellen uitgaan van en voorbereid worden door het bestuur. Meestal echter hebben de leden eener vergadering het recht ook hunner zijds, 't zij met 't zij zonder eenige beperking, voorstellen te doen, die niet met het in behan deling zijnde onderwerp in verband staan. Dat is dus het verschil tusschen het- recht van amen dement en dat van initiatief, dat het laatste toestaat voorstellen te doen, vreemd aan de orde van den dag, en het eerste alleen voorstellen toelaat die met het aan de orde zijnde onderwerp in verband staan. De beperkingen, waaraan het recht van initiatief onderworpen is, bestaan meestal daarin, dat zij een bepaalden tijd vóór het houden der vergadering moeten ingediend zijn; dat zij door een zeker getal leden moeten ondersteund worden; dat de vergadering verlof moet geven tot de indiening, en zelve beslist over de vraag of het voorstel al of niet in overweging zal genomen worden. Ook de Volksvertegenwoordiging heeft het recht van initiatief, dat haar bij de Grondwet van 1848 is toegekend en bij de jongste herziening beves tigd is. De Staten-Generaal kunnen dientengevolge voorstellen van wet aan den Koning doen. De voordracht daartoe behoort uitsluitend aan de Tweede Kamer. Aan dat recht, waarvan uit den aard der zaak een spaarzaam gebruik gemaakt wordt, omdat een lid der volksvertegenwoordiging de vele gegevens mist, die een regeering bezit en noodig heeft om een goed wetsontwerp te maken, hebben wij toch o. a. de zoogenaamde wetVan Houten te danken, de eerste wet, die wij hier te lande hadden tot beperking van den arbeid van kinderen. Een groote verbetering voor de uit oefening van dat recht is, dat de Tweede Kamer bevoegd is wat zij vroeger niet was, om haar voorstel in de Eerste Kamer schriftelijk en mondeling te verdedigen. Op grond daarvan heeft de heer Reekers het door hem gedane voorstel betreffende het gebruik van de wonderkuil bij de visscherij in de Eerste Kamer verdedigd. Andere voordrachten dan voorstellen van wet, kunnen door elke Kamer afzonderlijk aan den Koning worden gedaan. Het gebruik van dit ar tikel bepaalt zich tot het indienen van adressen, waarin het oordeel der Kamer over eenig belang rijk onderwerp of over den gang van zaken wordt kenbaar gemaakt. Dit recht wordt zeldzaam toe gepast, omdat het zoogenaamde adres van antwoord en de behandeling der begrooting gelegenheid genoeg geeft, om de meening der Kamers kenbaar te maken. Het //adres van antwoord" is een uit vloeisel van de opening der Kamers met eene rede door den Koning zeiven. Zulk eene rede, waarin Z. M. niet zelden over den staatkundigen toestand en de voornemens der regeeringmededeelingen doet, wordt door iedere Kamer beantwoord met een adres, waarover niet zelden gewichtige staatkundige beschouwingen plaats hebben en waarin, hoewel zij in den laatsten tijd meestal een eenvoudige weerklank waren op de troonrede, ook wel eens gewichtige verklaringen zijn afgelegd, die groote staatkundige gevolgen hadden, bijv. in 1877 toen de zinsnede betreffende de onderwijswet van den Minister Heemskerk tot het optreden van het Ministerie—Kappeijue leidde. Het recht van enquête is het recht van onderzoek dat do grondwet van 1848 alleen aan de Tweede Kamer, die van 1887 ook aan de Eerste Kamer heeft toegekend. Men zou geneigd zijn te vragen heeft niet iedere vergadering het recht van onder zoeken? Zeker wel, maar eene parlementaire enquête is een bijzondere wijze van onderzoek, waarom de Grondwet dan ook vordert dat zij bij eene wet geregeld worde. Die wet (van 5 Aug. 1850 Stil no. 45, gewijzigd bij de wet van 31 Dec. 1887 Stbl no. 265), bevat de bepaling, dat zoodra het besluit tot het houden eener enquête is bekend gemaakt, alle ingezetenen eu andere binnen het grondgebied des Rijks verblijf houdende personen verplicht zijn aan de oproe pingen tot verhoor, die door de commiseie van enquête uitgevaardigd worden, te voldoen, en alle openbare ambtenaren gehouden zijn om, in overstemming met de bepalingen der wet, gevolg te geven aan de vorderingen vaii onderzoek, die deze tot uitvoering van haren last noodig oordeelt. De hoofden der ministerieële departementen worden alleen in en door de Kamers ondervraagd. De opgeroepen getuigen en deskundigen kunnen onder eede gehoord worden. De uitvoering der bepalingen van de wet wordt door strenge straffen (boeten en gijzeling) verzekerd. Daarentegen bevat de wet ook bepalingen, die misbruik van het recht van enquête voorkomen. Zoo kan bijv. niemand genoodzaakt worden, als getuige of deskundige de geheimen van eenig handwerk, bedrijf of nering bloot te leggen, die door hem of de zijnen worden uitgeoefend, noch andere soortgelijke bijzondere belangen te open baren. Zij, die uithoofde van hun stand, beroep of wettige betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschoonen getuigenis af te leggen, doch alleen en bij afsluiting nopens hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zoodanig is toevertrouwd. Ook waakt de wet er tegen, dat niet door burgerlijke of militaire personen zaken behoeven medegedeeld te worden, waarvan de bekendheid met 's lands belang strijdig zou zijn. Men ziet, dat dit een belangrijk recht is. Wel zijn de ministers verplicht, inlichtingen te ver strekken, maar die inlichtingen zouden wel eens niet voldoende kunnen zijn. Wij hechten daarom vooral groote waarde aan het recht van enquête, omdat het als het ware eene aanvulling is van de verplichting der ministers tot het beantwoorden van vragen om inlichtingen (interpellatiën). Nu de Kamers het recht hebben, zonder tusschen- komst der regeering elke zaak op de bovenaan- gegeven afdoende wijze te onderzoeken, is het voor de regeering van belang, door volledige en juiste inlichtingen, het gebruik maken vaii dat recht te voorkomen. Bestond dat recht van enquête niet, dan zou de verleiding wel eens te machtig kunnen zijn, om de lastige, nieuwsgierige volksver tegenwoordigers buiten zaken te houden die hun naar de meening der machthebbenden niet aangaan. Gebruik wordt van dat recht niet veel gemaakt, omdat er uit den aard der zaak veel omslag en veel kosten aan verbonden zijntoch hebben wij gehad: enquêtes over de scheepvaart, over de spoorwegen en nu laatstelijk over de arbeids toestanden, waarvan de jongste arbeidswet een uitvloeisel is. Deze enquête is niet afgeloopen. Toch is door de plaats gehad hebbende Kamerontbinding de indertijd benoemde commissie ook vervallen. Er is nu een ontwerp van wet ingediend om haar taak te doen voortzetten door een staatscommissie, d. i. een door den Koning benoemde commissie. Eene staatscommissie ontleent echter aan de aan gehaalde wet niet de bevoegdheden, die deze aan eene parlementaire commissie, d. i. eene door en uit de Kamers benoemde commissie, verleent: daarom stelt de wet, waarbij haar het onderzoek wordt opgedragen naar het ingediende en in «de afdee- hngen reeds onderzochte ontwerp tevens de regelen waarnaar zij dit moet volbrengen. Ai'g-entijnsche Republiek. Volgens particuliere mededeeling is Dinsdag jl. te Buenos-Ayres een groot gedeelte der lading, aangevoerd per Nederl. stoomschip Schiedam", in de pakhuizen van het entrepot te „Catalina" ver brand. De schepen zijn in veiligheid gebracht. Dins dagavond woedden de vlammen nog voort. Amerika. In de heden ontvangen Amerikaansche dagbladen vinden wy eene mededeeling van den directeur van den dierentuin te Washington. Men had aldaar ergen last van ratten en slaagde er slechts, op zeer onvolkomen wijze, in ze te vangen. Met allerlei lokkend voedsel waren tevergeefs proeven genomen, toen de directeur op den inval kwam, zaad van zonnebloemen in de val te werpen. Nu worden dag aan dag zooveel ratten gevangen als de vallen slechts kunnen bevatten. Het getal landverhuizers in de maand Juli 11. te New-York aangekomen bedraagt 24,716 tegen 28,690 in Juli 1888. Omtrent den brand te Spokane-falls, in den staat Washington, in het noordwesten der "Vereenigde Staten, worden enkele bijzonderheden gemeld. Daar de tele grafische gemeenschap is verstoord, weet men er nog weinig van. Het bljjkt intusschen, dat de nog nieuwe, doch reeds sterk bevolkte (20000 inwonei-B tellende) stad, welke grootendeels uit houten huizen bestond, bjjna geheel ia vernield. De schade bedraagt 15,000000 dollars. Spokane-falls is in grootte de derde stad van de Staat Washington ze volgt op Seattle, dat niet lang geleden mede geheel afbrandde. De brand ontstond eergisteren avond te 6 uur in eene restauratie; in een oogwenk stonden 21 huizenrijen in vlam, waar onder het spoorwegstation, de opera, eenige hotels en publieke gebouwen. Van persoonlijke ongevallen spreken de nog onvolledige berichten, die tot 's nachts 2 uur reiken, toen de vlammen nog voortwoekerden, niet. Naar het Franse h 'van 4) GEORGES OHNET. >Dat hebt ge dus van haar gemaakt 1" riep de grijsaard na een oogenblik zwijgens uit. Ge hebt me mijn kind onstolen om haar tot zulk een ellendig einde te brengenZe was schoon, bloeiend en sterk, toen ge haar mee naamt om met u de wereld door te trekken. En thans vertelt ge me dat ze sterven gaat. Ach, ik was ongelukkig genoeg haar niet bij me te hebben I Het heeft me smart genoeg gekost haar van het hart te moeten scheurenWaarom komt ge nu nog over haar spreken? Ik ken haar niet Ik beb maar ééne dochter meerDe andere, zij die ik aanbad, ligt niet op haar sterfbed Ze is al dood IEn ik draag reeds drie jaar rouw over haar!" De markies onderdrukte een smartelijken zucht, nam het grijze hoofd in de handen, en scheen te ver geten dat Sténio voor hem stond. »Ge zijt dus onverbiddelijk?" hernam Maud's echtgenoot. Wat moet ik zeggen om u te verteede ren Wat moet ik doen om u te verbidden? Ge ziet wel dat ik bereid ben alles te doen Alles?" herhaalde Lord Mellivan, terwijl hg de handen van voor zjjn gelaat nam, dat een nog somberder aanzien had genomen. Zelfs om me mijn kind terug te geven Sténio richtte zich op j Wilt ge me dan van haar scheiden?" »En gij, denkt ge dan dat ik u in hare tegen woordigheid zal dulden? Aan haar hoofdkussen is «lechts plaats voor u of voor mij. Den beleedigde of den beleediger. Haar vader of haar echtgenoot Maar wat zullen we daar nog over twisten Heeft ze al niet éénmaal tusschen ons beiden gekozen?" Een gloed van verontwaardiging schitterde in Marackzy's oog. »Mylord, wat ge daar doet is gruwelijk >Wat geeft u het recht mij te beoordeelen »De afstand, die ik doe van mijne rechten! Ik bemin uwe dochter zoozeer dat ik alles voor baar opoffer. Daar ge toch onverbiddelijk zijt, kunt ge uwe voorwaarden stellen. Welke ze ook zijn, ik zal ze niet te hard vinden, als ze bet einde gelukkig kunnen maken van haar, die mijn leven met- zich meeneemt De markies wendde zich tot Sténio en met een ge voel van onbeschrijfelijken haat, zei hij Ge hebt me haar levend ontroofd en nu eiöch ik dat ge me haar dood teruggeeft. Ik wil haar aan uwe smart ontrukken, evenals gjj haar aan mijne vreugde hebt ontrukt. Gij hebt mij hare kussen ont nomen en nu zal ik haar aan uwe tranen onttrekken. Niets van haar zal u overblijven. Ze zal opnieuw de mijne worden. Ze zal in het familiegraf naast hare moeder rusten en gij zult u verbinden nooit den voet op Engelschen bodem te zetten om rondom haar graf te dolen." t Dus zult ge me voor eeuwig van die zoozeer beminde engel scheidenDe vrome vereering, waar mee ik de geliefde doode zou hebben omringd, zal mij ontzegd zijnIk zal het recht niet hebben bij haar te bidden en weenen, noch om naar bloemen te bren gen. Bij de wanhoop over haar verlies voegt ge nog het afgrijselijke eener eeuwige scheiding. Wat de bloedende wonde had kunnen verzachten, hebt ge me ontzegd. Ge had evengoed mijn leven kunnen eischen. Welaan, ik geef het uMaar dat dan ook mijne op offering rijkelijk worde vergoed. Wees jegens uwe dochter even toegevend als ge wreed jegens mij zijt geweest; dat elk mijner folteringen baar eene ver zachting, elk mijner kwellingen haar eene blijdschap verscbaffe en als ik dan toch voor eiken glimlach een traan moet storten, wreek u dan goed en maak haar gelukkig." Lord Mellivan scheen de woorden van Sténio niet te hebben verstaan. Onverbiddelijk ging hij op het doel af, dat hij zich gesteld had. Om Marackzy te treffen moest Maud sterven. Wie weet wat hij zou geantwoord hebben als men hem de keuze gelaten had tusschen het be houd zijner dochter en de vervulling zijner wraak Welk een verschrikkelijke strijd zou er zijn ontstaan tusschen wrok en vaderliefde Maar Maud was ver loren, er bleef hem dus niets anders over dan te straffen. Nu konden wrok en vaderliefde zich ver binden tegen hem, die verantwoordelijk was voor het ongeluk en hem meedoogenloos verpletteren. Zich eensklaps naar Sténio omwendende, scheen de mar kies hem te vragen of hij nog iets had te zeggen. Hij zag dat de kunstenaar daar onbeweeglijk, als ver plet stond. Daarom ging h|j naar de deur, opende haar en zeide »Me dunkt, dat ge nu heen kunt gaan. Binnen een uur zal ik bij mijne dochter zijn. Maar daar het mij niet bevalt met u in dezelfde stad te wonen, waarschuw ik u, dat ik van avond nog naar Enge land vertrek." Marackzy boog zonder een woord te spreken en ging heen. De markies luisterde naar het geluid zijner voetstappen op den trap, vervolgens op het dek van het vaartuig. Toen hij niets meer hoorde, slaakte hij een diepen zucht. En toen hij Daisy binnen zag komen, beangst over den uitslag van dat verschrikke lijk onderhoud, strekte hij de armen naar haar uit, drukte haar aan de borst en zich niet langer kun nende bedwingen, barstte hjj in hevig snikken uit. VI. Nadat ze haren vader gezien had, scheen Maud te hei-leven. Ze kreeg hare krachten terug, kwam de verschrikkelijke droefheid, die haar ondermijnde, te boven en werd weer opgeruimd. Zij kon opstaan en van het bed tot het raam komen. Door het warme zonnelicht gekoesterd, door het opwekkende zee windje gestreeld, door de vroolijke drukte op het strand afgeleid, bracht ze daar heerlijke uren door. Ieder ander, behalve Sténio, zou hebben kunnen denken, dat de doctoren zich hadden vergist en dat Maud nog krachtig genoeg was om hare ziekte te boven te komen. Maar de groote kunstenaar, met zijn bijzonder scherpzienden blik, gaf zich zeer juist rekenschap van den toestand, waarin zijne vrouw verkeerde. Hij zag dat zij in de tijdelijke opgewon denheid, veroorzaakt door eene onverwachte vreugde, tegen de afneming der lichamelijke krachten streed. Maar hij wist wel, dat zij in den strijd niet lang overwinnares zou zijn en dat als die bedriegelijke geestkracht was verflauwd, de arme Maud als de ge wonde vogel, die beproeft het luchtruim in te vluchten, weer neer zou vallen. Hij zag met een be klemd hart, hoe hare jeugd, die aan het leven hechtte, zich verzette en in opstand kwam en vloekte den tijd, die zoo snel voortging, de dagen, die zoo spoedig vervlogen, vol van angst tegen den morgen, die den gevreesden slag kon brengen. Zooals hij gezegd had, was Lord Mellivan vertrok ken, maar bij had Daisy en Harriett achtergelaten. En de onafgebroken tegenwoordigheid der twee vrouwen droeg er veel toe bij om Maud in dien kal- men, behaaglijken gemoedstoestand te houden, die zoo geheel vreemd voor baar was en haar de gezond heid scheen terug te geven. lederen morgen kwam het jonge meisje met hare gouvernante en een zonne straaltje verhelderde de woning. Zij trippelde levendig heen en weer, zong, vloog af en toe hare zuster om den hals en verspreidde rondom haar de onuitspreke lijke bekoorlijkheid van hare jeugd en bevalligheid. Maud zag haar zwijgend aan en het was haar of al het doorgestane leed slechts een bange droom was. Er bestond niets van al wat haar had gekweld. Ze had Sténio gehuwd met volle toestemming haars vaders, ze had nooit haar land verlaten, ze was nooit van hare zuster gescheiden geweest. En het zoo be weende, blonde engeltje was niet dood, het moest nog geboren worden. En als dan de werkelijkheid kaar eensklaps verscheen, sloot ze de oogen, om haar zoet droombeeld niet te verliezen en zeide bij zich zelve: zóó had het moeten zijn, zóó is het en dat is het geluk. Met welk een droefgeestige vreugde kon zij met Harriett en Daisy het verledene ophalen. Dan trokken als in eene geheimzinnige stoet langzamer hand al de in die drie jaren verloren vrienden voor haar oog voorbij. En uren lang verloor zij zich in de verte hare herinneringen. Zoodoende vergat ze ook veel beter de bittere smart en de vrees van het heden en begon zich opnieuw gelukkig te gevoelen. Als Sténio zag dal zijne geliefde zieke zoo afge trokken was, ging hij stil heen en buiten in de een zaamheid gekomen deed hij zich langer geen geweld aan, maar ontplooide zijn gelaat uit den gedwongen glimlach. Dan klom hij op den top der steile rotsen aan de kust en zette zich daar neer opketschaarsche, verdorde gras, te midden der hem omringende een zaamheid. En hij verloor zich in zijne droevige mijme ringen. Hij luisterde naar de stormen zijner smart, die daar in zijn binnenste loeiden. Langzamerhand namen deze klaagtonen muzikale vormen aan en in zijn opgewonden brein ruischten melodieën vol wan hoop. Bij het luisteren naar deze akkoorden, die zijne smart hem ingaf en haar met verbazende juist heid vertolkten, onderging hij eene namelooze folte ring. Hij had zijne verbeelding wel tot zwijgen willen brengen. Maar zijn genie, dat hij vergeefs trachtte te beteugelen, sloeg de vleugelen uit en voerde hem zelfs als een arend, die zijne trillende prooi in de klauwen klemt, mede, zonder dat hij zich er tegen kon verzetten. Het waren lijkmarschen, die in zijn brein weerklonken, ijzig als het gelui eener doods klok, somber gecadanceerd als de stap van de dragers eener lijkbaar, vol zuchten en weeklachten. De golven, die aan den voet der steile kust op de rotsen braken, klonken als een rustelooze bas. En ten prooi aan deze zinsbegoocheling, zat Sténio daar onbeweeglijk

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1889 | | pagina 1