ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE.
Zaterdag 10 Augustus 1880.
DE ZWANEZANG.
Directeur-Uitgever J. WAALE.
Amendement, InitiatiefEnquête.
NIEUWSTIJDINGEN.
Feuilleton.
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is f 1.30, franco per post
f 1.60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
45ste JAARGANG. No. 5730.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Vrijdags voormiddags
10 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
De vreemde .namen, die wij aan het hoofd van
dit opstel plaatsen, ontmoet de aandachtige lezer
onzer nieuwsbladen dikwijls in de verslagen van
de vergaderingen en vooral in die van vertegen
woordigende lichamen. Het zal hun daarom niet
onwelkom zijn, dat wij omtrent de beteèkenis dier
woorden in eenige bijzonderheden treden.
Een amendement is een voorstel tot verbetering,
althans tot wijziging van een aan de orde zijnd
ontwerp. Indien in eene vergadering een voorstel
van het bestuur, in den gemeenteraad een voor
dracht van Burgemeester en Wethouders, in de
Statenvergadering een van Gedep. Staten en in
de Staten-Generaal een wetsontwerp in behandeling
is, kunnen de leden daarop veranderingen voor
stellen. Uit denaard der zaak moeteen ameudement.
in verband staan met het ontwerp, dat in behandeling
is. Bovendien vorderen vele reglementen van orde,
dat een amendement, om in behandeling genomen
te worden, door eenige leden ondersteund worde.
Dit zou eigenlijk moeten beteek enen, dat die
leden met het jvijzigings-voorstel althans in hoofd
zaak instemmen; en dan heeft die bepaling ten
doel om te voorkomen, dat er allerlei onbedachte
voorstellen gedaan worden en noodeloos den tijd
der vergadering in beslag nemen. Veelal wordt
echter een voorstel, dat geen bijval vindt, toch
door enkele leden ondersteund, omdat men ge
legenheid wil geven het voor en tegen te vernemen.
Het recht van amendement, dat in de meeste
vergaderingen stilzwijgend erkend wordt is door
de Grondwet aan de Tweede Kamer en ook de
vereenigde vergadering der beide Kamers, maar
niet aan de Eerste Kamer verleend. Het is een
zeer belangrijk recht, dat de Tweede Kamer vroeger'
miste, en haar in staat stelt om voor baar niet
aannemelijke wetten aannemelijk temaken, of minder
goede bepalingen te verbeteren. Niet altijd intusschen
zijn de in het vuur der beraadslagingen ontworpen
//amendementen" verbeteringen geweest, en vooral
is door verschillende wijzigingen, van onderscheiden
gezichtspunten uitgaande, wel eens bedorven, ver
broken wat men de economie eener wet noemt:
dat is haar stelsel, haar samenhang, het
verband der verschillende voorschriften. Tegen
dat kwaad, een noodwendig gevolg van het veel
vuldig, en zeer vrijmoedig gebruik, dat van het
recht gemaakt wordt, is onder de nieuwe Grondwet
een middel gevonden, hierin bestaande, dat de
//eindstemming" kan worden uitgesteld. Wanneer
nl. van een wetsontwerp de verschillende artikelen
zijn aangenomen, wordt er nog eens over' het
geheel gestemd. De laatste stemming nu had
vroeger plaats onmiddellijk nadat de artikelen
waren afgehandeld en zooals zij waren vastgesteld.
Thans kan de Kamer besluiten, die eindstemming
op een later te bepalen dag te houden en bestaat
er gelegenheid nog wijzigingen aan te brengen,
natuurlijk niet van ingrijpende beteekenis, maar
alleen tot wegneming van bepaalde gebreken,
vooral om den samenhang, de overeenstemming
der onderscheiden voorschriften te verbeteren.
Dat de Eerste Kamer het recht niet heeft om
wijzigingen te maken, heeft wel eenig bezwaar,
omdat zij nu wel eens wetten moet aannemen,
waartegen zij bedenkingen heeft, of een goed
ontwerp niet kan aannemen, omdat eenig onderdeel
daartegen een overwegend beletsel is. Als echter
de Eerste Kamer dat recht ook had, zou de
Tweede Kamer daarna weer over de wijzigingen
der Eerste moeten oordeelen, en dat zou niet
alleen tot herhaald heen en weer zenden, maar
ook tot botsingen tusschen beide lichamen kunnen
leiden.
Dat tegenover het recht van amendement de
Koning het recht van intrekking van ingediende
wetsontwerpen heeft, spreekt van zelf. Een on
misbare voorwaarde voor het evenwicht der Staats
machten, waarop onze Staatsinrichting zoo gelukkig
berust, is toch dat de Koning evenmin gedwongen
moet zijn een wet, die hij niet goedkeurt te
bekrachtigen, als de kamer om eene wet, die
haar niet goed voorkomt, aan te nemen.
Niet minder gewichtig dan het recht van amen
dement, hoewel er minder druk gebruik van gemaakt
wordt, is het recht van initiatief, dat wil zeggen
het recht om zelfstandig voorstellen te doen. De
gewone gang van zaken is, dat de in behandeling
te brengen voorstellen uitgaan van en voorbereid
worden door het bestuur. Meestal echter hebben
de leden eener vergadering het recht ook hunner
zijds, 't zij met 't zij zonder eenige beperking,
voorstellen te doen, die niet met het in behan
deling zijnde onderwerp in verband staan. Dat
is dus het verschil tusschen het- recht van amen
dement en dat van initiatief, dat het laatste
toestaat voorstellen te doen, vreemd aan de orde
van den dag, en het eerste alleen voorstellen
toelaat die met het aan de orde zijnde onderwerp
in verband staan. De beperkingen, waaraan het
recht van initiatief onderworpen is, bestaan
meestal daarin, dat zij een bepaalden tijd vóór
het houden der vergadering moeten ingediend
zijn; dat zij door een zeker getal leden moeten
ondersteund worden; dat de vergadering verlof
moet geven tot de indiening, en zelve beslist over
de vraag of het voorstel al of niet in overweging
zal genomen worden.
Ook de Volksvertegenwoordiging heeft het recht
van initiatief, dat haar bij de Grondwet van 1848
is toegekend en bij de jongste herziening beves
tigd is. De Staten-Generaal kunnen dientengevolge
voorstellen van wet aan den Koning doen. De
voordracht daartoe behoort uitsluitend aan de
Tweede Kamer. Aan dat recht, waarvan uit den
aard der zaak een spaarzaam gebruik gemaakt
wordt, omdat een lid der volksvertegenwoordiging
de vele gegevens mist, die een regeering bezit en
noodig heeft om een goed wetsontwerp te maken,
hebben wij toch o. a. de zoogenaamde wetVan
Houten te danken, de eerste wet, die wij hier te
lande hadden tot beperking van den arbeid van
kinderen. Een groote verbetering voor de uit
oefening van dat recht is, dat de Tweede Kamer
bevoegd is wat zij vroeger niet was, om
haar voorstel in de Eerste Kamer schriftelijk en
mondeling te verdedigen. Op grond daarvan heeft
de heer Reekers het door hem gedane voorstel
betreffende het gebruik van de wonderkuil bij de
visscherij in de Eerste Kamer verdedigd.
Andere voordrachten dan voorstellen van wet,
kunnen door elke Kamer afzonderlijk aan den
Koning worden gedaan. Het gebruik van dit ar
tikel bepaalt zich tot het indienen van adressen,
waarin het oordeel der Kamer over eenig belang
rijk onderwerp of over den gang van zaken wordt
kenbaar gemaakt. Dit recht wordt zeldzaam toe
gepast, omdat het zoogenaamde adres van antwoord
en de behandeling der begrooting gelegenheid
genoeg geeft, om de meening der Kamers kenbaar
te maken. Het //adres van antwoord" is een uit
vloeisel van de opening der Kamers met eene rede
door den Koning zeiven. Zulk eene rede, waarin
Z. M. niet zelden over den staatkundigen toestand
en de voornemens der regeeringmededeelingen doet,
wordt door iedere Kamer beantwoord met een
adres, waarover niet zelden gewichtige staatkundige
beschouwingen plaats hebben en waarin, hoewel
zij in den laatsten tijd meestal een eenvoudige
weerklank waren op de troonrede, ook wel eens
gewichtige verklaringen zijn afgelegd, die groote
staatkundige gevolgen hadden, bijv. in 1877
toen de zinsnede betreffende de onderwijswet van
den Minister Heemskerk tot het optreden van het
Ministerie—Kappeijue leidde.
Het recht van enquête is het recht van onderzoek
dat do grondwet van 1848 alleen aan de Tweede
Kamer, die van 1887 ook aan de Eerste Kamer
heeft toegekend. Men zou geneigd zijn te vragen
heeft niet iedere vergadering het recht van onder
zoeken? Zeker wel, maar eene parlementaire
enquête is een bijzondere wijze van onderzoek,
waarom de Grondwet dan ook vordert dat zij
bij eene wet geregeld worde. Die wet (van 5 Aug.
1850 Stil no. 45, gewijzigd bij de wet van
31 Dec. 1887 Stbl no. 265), bevat de bepaling,
dat zoodra het besluit tot het houden eener
enquête is bekend gemaakt, alle ingezetenen eu
andere binnen het grondgebied des Rijks verblijf
houdende personen verplicht zijn aan de oproe
pingen tot verhoor, die door de commiseie van
enquête uitgevaardigd worden, te voldoen, en
alle openbare ambtenaren gehouden zijn om, in
overstemming met de bepalingen der wet, gevolg
te geven aan de vorderingen vaii onderzoek, die
deze tot uitvoering van haren last noodig oordeelt.
De hoofden der ministerieële departementen worden
alleen in en door de Kamers ondervraagd.
De opgeroepen getuigen en deskundigen kunnen
onder eede gehoord worden. De uitvoering der
bepalingen van de wet wordt door strenge straffen
(boeten en gijzeling) verzekerd.
Daarentegen bevat de wet ook bepalingen, die
misbruik van het recht van enquête voorkomen.
Zoo kan bijv. niemand genoodzaakt worden, als
getuige of deskundige de geheimen van eenig
handwerk, bedrijf of nering bloot te leggen, die
door hem of de zijnen worden uitgeoefend, noch
andere soortgelijke bijzondere belangen te open
baren. Zij, die uithoofde van hun stand,
beroep of wettige betrekking tot geheimhouding
verplicht zijn, kunnen zich verschoonen getuigenis
af te leggen, doch alleen en bij afsluiting nopens
hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als
zoodanig is toevertrouwd. Ook waakt de wet er
tegen, dat niet door burgerlijke of militaire
personen zaken behoeven medegedeeld te worden,
waarvan de bekendheid met 's lands belang
strijdig zou zijn.
Men ziet, dat dit een belangrijk recht is. Wel
zijn de ministers verplicht, inlichtingen te ver
strekken, maar die inlichtingen zouden wel eens
niet voldoende kunnen zijn. Wij hechten daarom
vooral groote waarde aan het recht van enquête,
omdat het als het ware eene aanvulling is van
de verplichting der ministers tot het beantwoorden
van vragen om inlichtingen (interpellatiën).
Nu de Kamers het recht hebben, zonder tusschen-
komst der regeering elke zaak op de bovenaan-
gegeven afdoende wijze te onderzoeken, is het
voor de regeering van belang, door volledige en
juiste inlichtingen, het gebruik maken vaii dat
recht te voorkomen. Bestond dat recht van enquête
niet, dan zou de verleiding wel eens te machtig
kunnen zijn, om de lastige, nieuwsgierige volksver
tegenwoordigers buiten zaken te houden die hun
naar de meening der machthebbenden niet aangaan.
Gebruik wordt van dat recht niet veel gemaakt,
omdat er uit den aard der zaak veel omslag en
veel kosten aan verbonden zijntoch hebben wij
gehad: enquêtes over de scheepvaart, over de
spoorwegen en nu laatstelijk over de arbeids
toestanden, waarvan de jongste arbeidswet een
uitvloeisel is.
Deze enquête is niet afgeloopen. Toch is door
de plaats gehad hebbende Kamerontbinding de
indertijd benoemde commissie ook vervallen. Er
is nu een ontwerp van wet ingediend om haar
taak te doen voortzetten door een staatscommissie,
d. i. een door den Koning benoemde commissie.
Eene staatscommissie ontleent echter aan de aan
gehaalde wet niet de bevoegdheden, die deze aan eene
parlementaire commissie, d. i. eene door en uit
de Kamers benoemde commissie, verleent: daarom
stelt de wet, waarbij haar het onderzoek wordt
opgedragen naar het ingediende en in «de afdee-
hngen reeds onderzochte ontwerp tevens de regelen
waarnaar zij dit moet volbrengen.
Ai'g-entijnsche Republiek.
Volgens particuliere mededeeling is Dinsdag jl. te
Buenos-Ayres een groot gedeelte der lading, aangevoerd
per Nederl. stoomschip Schiedam", in de pakhuizen
van het entrepot te „Catalina" ver
brand. De schepen zijn in veiligheid gebracht. Dins
dagavond woedden de vlammen nog voort.
Amerika.
In de heden ontvangen Amerikaansche dagbladen
vinden wy eene mededeeling van den directeur van
den dierentuin te Washington.
Men had aldaar ergen last van ratten en slaagde er
slechts, op zeer onvolkomen wijze, in ze te vangen.
Met allerlei lokkend voedsel waren tevergeefs proeven
genomen, toen de directeur op den inval kwam, zaad
van zonnebloemen in de val te werpen. Nu worden
dag aan dag zooveel ratten gevangen als de vallen
slechts kunnen bevatten.
Het getal landverhuizers in de maand Juli 11. te
New-York aangekomen bedraagt 24,716 tegen 28,690
in Juli 1888.
Omtrent den brand te Spokane-falls, in den staat
Washington, in het noordwesten der "Vereenigde Staten,
worden enkele bijzonderheden gemeld. Daar de tele
grafische gemeenschap is verstoord, weet men er nog
weinig van. Het bljjkt intusschen, dat de nog nieuwe,
doch reeds sterk bevolkte (20000 inwonei-B tellende)
stad, welke grootendeels uit houten huizen bestond,
bjjna geheel ia vernield. De schade bedraagt 15,000000
dollars. Spokane-falls is in grootte de derde stad van
de Staat Washington ze volgt op Seattle, dat niet lang
geleden mede geheel afbrandde. De brand ontstond
eergisteren avond te 6 uur in eene restauratie;
in een oogwenk stonden 21 huizenrijen in vlam, waar
onder het spoorwegstation, de opera, eenige hotels en
publieke gebouwen. Van persoonlijke ongevallen spreken
de nog onvolledige berichten, die tot 's nachts 2 uur
reiken, toen de vlammen nog voortwoekerden, niet.
Naar het Franse h
'van
4) GEORGES OHNET.
>Dat hebt ge dus van haar gemaakt 1" riep de
grijsaard na een oogenblik zwijgens uit. Ge hebt me
mijn kind onstolen om haar tot zulk een ellendig
einde te brengenZe was schoon, bloeiend en sterk,
toen ge haar mee naamt om met u de wereld door te
trekken. En thans vertelt ge me dat ze sterven gaat.
Ach, ik was ongelukkig genoeg haar niet bij me te
hebben I Het heeft me smart genoeg gekost haar van
het hart te moeten scheurenWaarom komt ge
nu nog over haar spreken? Ik ken haar niet
Ik beb maar ééne dochter meerDe andere, zij
die ik aanbad, ligt niet op haar sterfbed Ze is
al dood IEn ik draag reeds drie jaar rouw over
haar!"
De markies onderdrukte een smartelijken zucht,
nam het grijze hoofd in de handen, en scheen te ver
geten dat Sténio voor hem stond.
»Ge zijt dus onverbiddelijk?" hernam Maud's
echtgenoot. Wat moet ik zeggen om u te verteede
ren Wat moet ik doen om u te verbidden? Ge ziet
wel dat ik bereid ben alles te doen
Alles?" herhaalde Lord Mellivan, terwijl hg
de handen van voor zjjn gelaat nam, dat een nog
somberder aanzien had genomen. Zelfs om me mijn
kind terug te geven
Sténio richtte zich op
j Wilt ge me dan van haar scheiden?"
»En gij, denkt ge dan dat ik u in hare tegen
woordigheid zal dulden? Aan haar hoofdkussen is
«lechts plaats voor u of voor mij. Den beleedigde of
den beleediger. Haar vader of haar echtgenoot
Maar wat zullen we daar nog over twisten
Heeft ze al niet éénmaal tusschen ons beiden gekozen?"
Een gloed van verontwaardiging schitterde in
Marackzy's oog.
»Mylord, wat ge daar doet is gruwelijk
>Wat geeft u het recht mij te beoordeelen
»De afstand, die ik doe van mijne rechten! Ik
bemin uwe dochter zoozeer dat ik alles voor baar
opoffer. Daar ge toch onverbiddelijk zijt, kunt ge
uwe voorwaarden stellen. Welke ze ook zijn, ik zal
ze niet te hard vinden, als ze bet einde gelukkig
kunnen maken van haar, die mijn leven met- zich
meeneemt
De markies wendde zich tot Sténio en met een ge
voel van onbeschrijfelijken haat, zei hij
Ge hebt me haar levend ontroofd en nu eiöch
ik dat ge me haar dood teruggeeft. Ik wil haar aan
uwe smart ontrukken, evenals gjj haar aan mijne
vreugde hebt ontrukt. Gij hebt mij hare kussen ont
nomen en nu zal ik haar aan uwe tranen onttrekken.
Niets van haar zal u overblijven. Ze zal opnieuw de
mijne worden. Ze zal in het familiegraf naast hare
moeder rusten en gij zult u verbinden nooit den voet
op Engelschen bodem te zetten om rondom haar graf
te dolen."
t Dus zult ge me voor eeuwig van die zoozeer
beminde engel scheidenDe vrome vereering, waar
mee ik de geliefde doode zou hebben omringd, zal mij
ontzegd zijnIk zal het recht niet hebben bij haar
te bidden en weenen, noch om naar bloemen te bren
gen. Bij de wanhoop over haar verlies voegt ge nog
het afgrijselijke eener eeuwige scheiding. Wat de
bloedende wonde had kunnen verzachten, hebt ge me
ontzegd. Ge had evengoed mijn leven kunnen eischen.
Welaan, ik geef het uMaar dat dan ook mijne op
offering rijkelijk worde vergoed. Wees jegens uwe
dochter even toegevend als ge wreed jegens mij zijt
geweest; dat elk mijner folteringen baar eene ver
zachting, elk mijner kwellingen haar eene blijdschap
verscbaffe en als ik dan toch voor eiken glimlach een
traan moet storten, wreek u dan goed en maak haar
gelukkig."
Lord Mellivan scheen de woorden van Sténio niet
te hebben verstaan.
Onverbiddelijk ging hij op het doel af, dat hij zich
gesteld had. Om Marackzy te treffen moest Maud
sterven. Wie weet wat hij zou geantwoord hebben
als men hem de keuze gelaten had tusschen het be
houd zijner dochter en de vervulling zijner wraak
Welk een verschrikkelijke strijd zou er zijn ontstaan
tusschen wrok en vaderliefde Maar Maud was ver
loren, er bleef hem dus niets anders over dan te
straffen. Nu konden wrok en vaderliefde zich ver
binden tegen hem, die verantwoordelijk was voor het
ongeluk en hem meedoogenloos verpletteren. Zich
eensklaps naar Sténio omwendende, scheen de mar
kies hem te vragen of hij nog iets had te zeggen.
Hij zag dat de kunstenaar daar onbeweeglijk, als ver
plet stond. Daarom ging h|j naar de deur, opende
haar en zeide
»Me dunkt, dat ge nu heen kunt gaan. Binnen
een uur zal ik bij mijne dochter zijn. Maar daar het
mij niet bevalt met u in dezelfde stad te wonen,
waarschuw ik u, dat ik van avond nog naar Enge
land vertrek."
Marackzy boog zonder een woord te spreken en
ging heen. De markies luisterde naar het geluid
zijner voetstappen op den trap, vervolgens op het dek
van het vaartuig. Toen hij niets meer hoorde, slaakte
hij een diepen zucht. En toen hij Daisy binnen zag
komen, beangst over den uitslag van dat verschrikke
lijk onderhoud, strekte hij de armen naar haar uit,
drukte haar aan de borst en zich niet langer kun
nende bedwingen, barstte hjj in hevig snikken uit.
VI.
Nadat ze haren vader gezien had, scheen Maud te
hei-leven. Ze kreeg hare krachten terug, kwam de
verschrikkelijke droefheid, die haar ondermijnde, te
boven en werd weer opgeruimd. Zij kon opstaan en
van het bed tot het raam komen. Door het warme
zonnelicht gekoesterd, door het opwekkende zee
windje gestreeld, door de vroolijke drukte op het
strand afgeleid, bracht ze daar heerlijke uren door.
Ieder ander, behalve Sténio, zou hebben kunnen
denken, dat de doctoren zich hadden vergist en dat
Maud nog krachtig genoeg was om hare ziekte te
boven te komen. Maar de groote kunstenaar, met
zijn bijzonder scherpzienden blik, gaf zich zeer juist
rekenschap van den toestand, waarin zijne vrouw
verkeerde. Hij zag dat zij in de tijdelijke opgewon
denheid, veroorzaakt door eene onverwachte vreugde,
tegen de afneming der lichamelijke krachten streed.
Maar hij wist wel, dat zij in den strijd niet lang
overwinnares zou zijn en dat als die bedriegelijke
geestkracht was verflauwd, de arme Maud als de ge
wonde vogel, die beproeft het luchtruim in te
vluchten, weer neer zou vallen. Hij zag met een be
klemd hart, hoe hare jeugd, die aan het leven hechtte,
zich verzette en in opstand kwam en vloekte den
tijd, die zoo snel voortging, de dagen, die zoo spoedig
vervlogen, vol van angst tegen den morgen, die den
gevreesden slag kon brengen.
Zooals hij gezegd had, was Lord Mellivan vertrok
ken, maar bij had Daisy en Harriett achtergelaten.
En de onafgebroken tegenwoordigheid der twee
vrouwen droeg er veel toe bij om Maud in dien kal-
men, behaaglijken gemoedstoestand te houden, die
zoo geheel vreemd voor baar was en haar de gezond
heid scheen terug te geven. lederen morgen kwam
het jonge meisje met hare gouvernante en een zonne
straaltje verhelderde de woning. Zij trippelde levendig
heen en weer, zong, vloog af en toe hare zuster om
den hals en verspreidde rondom haar de onuitspreke
lijke bekoorlijkheid van hare jeugd en bevalligheid.
Maud zag haar zwijgend aan en het was haar of al
het doorgestane leed slechts een bange droom was.
Er bestond niets van al wat haar had gekweld. Ze
had Sténio gehuwd met volle toestemming haars
vaders, ze had nooit haar land verlaten, ze was nooit
van hare zuster gescheiden geweest. En het zoo be
weende, blonde engeltje was niet dood, het moest nog
geboren worden. En als dan de werkelijkheid kaar
eensklaps verscheen, sloot ze de oogen, om haar zoet
droombeeld niet te verliezen en zeide bij zich zelve:
zóó had het moeten zijn, zóó is het en dat is het
geluk. Met welk een droefgeestige vreugde kon zij
met Harriett en Daisy het verledene ophalen. Dan
trokken als in eene geheimzinnige stoet langzamer
hand al de in die drie jaren verloren vrienden voor
haar oog voorbij. En uren lang verloor zij zich in de
verte hare herinneringen. Zoodoende vergat ze ook
veel beter de bittere smart en de vrees van het heden
en begon zich opnieuw gelukkig te gevoelen.
Als Sténio zag dal zijne geliefde zieke zoo afge
trokken was, ging hij stil heen en buiten in de een
zaamheid gekomen deed hij zich langer geen geweld
aan, maar ontplooide zijn gelaat uit den gedwongen
glimlach. Dan klom hij op den top der steile rotsen
aan de kust en zette zich daar neer opketschaarsche,
verdorde gras, te midden der hem omringende een
zaamheid. En hij verloor zich in zijne droevige mijme
ringen. Hij luisterde naar de stormen zijner smart,
die daar in zijn binnenste loeiden. Langzamerhand
namen deze klaagtonen muzikale vormen aan en in
zijn opgewonden brein ruischten melodieën vol wan
hoop. Bij het luisteren naar deze akkoorden, die
zijne smart hem ingaf en haar met verbazende juist
heid vertolkten, onderging hij eene namelooze folte
ring. Hij had zijne verbeelding wel tot zwijgen willen
brengen. Maar zijn genie, dat hij vergeefs trachtte te
beteugelen, sloeg de vleugelen uit en voerde hem
zelfs als een arend, die zijne trillende prooi in de
klauwen klemt, mede, zonder dat hij zich er tegen
kon verzetten. Het waren lijkmarschen, die in zijn
brein weerklonken, ijzig als het gelui eener doods
klok, somber gecadanceerd als de stap van de dragers
eener lijkbaar, vol zuchten en weeklachten. De golven,
die aan den voet der steile kust op de rotsen braken,
klonken als een rustelooze bas. En ten prooi aan
deze zinsbegoocheling, zat Sténio daar onbeweeglijk