BIJVOEGSEL BIJ DEN ZIERIKZEESGHEN NIEUWSBODE
van Zaterdag* 5 November 1888.
VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD
TE
ZIERIKZEE,
gehouden den 29 October 188 8.
Voorzitter Mr. J. P. N. Ermerins, Burgemeester.
Afwezig zijn bij de opening der vergadering de heer
Fokker, volgens mededeeling van den Voorzitter keunis
gegeven hebbende uitstedig te zijn, en de heer Moolenburgh,
die later ter vergadering is gekomen.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
worden voorgelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
1°. een brief van den heer W. A. Oehtman, houdende
kennisgeving dat hij zijne benoeming tot Wethouder dezer
gemeente aanneemt;
2°. een brief van de Gedep. Staten, houdende goed
keuring van het raadsbesluit van 20 Junij l.i. tot ingebruik-
geving van gemeentegrond aan de Maatschappij voor Oester
teelt te Zierikzee;
3°. een brief van den heer Commissaris des Konings,
houdende toezending eener acte van aanstelling van den
heer G. A. de Looze tot zetter voor 's Rijks directe belas
tingen voor de jaren 1889-1892, ter vervanging van den
heer W. A. Oehtman, die naar aanleiding zijner benoeming
tot Wethouder, intrekking van zijne benoeming tot zetter
heeft verzocht.
Aangenomen voor kennisgeving
4°. een verzoekschrift van den onderwijzer aan de
school B, W. C. van de Stolpe, om tegen 1 November
e.k. uit die betrekking eervol te worden ontslagen.
De Voorzitter stelt namens Burgem. en Weth. en over
eenkomstig het advies der Plaatselijke Schoolcommissie voor,
het gevraagde ontslag eervol te verleenen. Hij meent,
dat daartegen geen bezwaar zal bestaanomdat Burgem.
en Weth. in staat zijn in de tijdelijke waarneming te
voorzien.
Overeenkomstig het voorstel wordt zonder hoofdelijke
stemming besloten
(De heer Moolenburgh komt in de vergadering.)
5°. een verzoek van den heer Mr. D. N. van Hoytema,
om ontslag als lid der Plaatselijke Schoolcommissie, wegens
zijne benoeming tot Arrondissements-Schoolopziener.
Op voorstel van den Voorzitter namens Burgem. en
Weth. gedaan, wordt het gevraagde ontslag eervol ver
leend, onder dankbetuiging voor de in die betrekking aan
de gemeente bewezen diensten.
Op voorstel van Burgem. en Weth. wordt afschrijving
van hoofdelijken omslag verleend, wegens vertrek uit de
gemeenteaan den heer J. G. Bethe G.Cz. tot een bedrag
van f 20,415.
De Voorzitter stelt voor, over te gaan tot de benoeming
van een Ambtenaar van den Burgerlijken Stand tengevolge
van het overlijden van den heer H. G. Muloek Houwer,
en omdat van tijd tot tijd de behoefte aan een vijfden
Ambtenaar van den Burgerlijken Stand gebleken is, geeft
hij in overweging bovendien nog een Ambtenaar te benoemen.
Achtereenvolgens worden daarop bij verschillende stem
mingen tot Ambtenaren van den Burgerlijken Stand
benoemd de heeren W. A. Oehtman en Schneiders van
Greijffenswerth.
Daarop wordt overgegaan tot de aanvulling der vaste
Raadscommissiënwaaruit de heer Oehtman getreden is,
door zijne benoeming tot Wethouder.
Bij verschillende stemmingen worden benoemd:
tot lid der Commissie voor de Gasfabriek en Straat
verlichting, de heer Six;
tot lid der Commissie van Fabricage, de heer Mulock
Houwer
tot lid der Commissie voor de uitgraving en aflevering van
zelkasch, de heer S. J. Oehtman,
Bij de tweede stemming voor een lid in de laatstgemelde
Commissie, gaf de heer Six te kennen, dat hij liever
daarvoor niet in aanmerking zou komen, omdat hij reeds
lid is van twee Commissiën, waarop de Voorzitter zeide, dat
hij dit alleen voor kennisgeving aannemen kon.
De Voorzitter geeft kennisdat de bewaarder van het
gebouw der voormalige teekenschool, waarin thans de
Ambachtsschool is gevestigd, J. J. van den Houtendit
gebouw wenscht te verlaten en dat Burgem. en Weth.
ingevolge de hun bij raadsbesluit van 31 Januarij 1882
gedane opdragt, in zijne plaats hebben aangewezen J. T.
Vermunt, onderwijzer aan de Ambachtsschool.
Voor kennisgeving aangenomen.
Op voorstel van Burgem. en Weth. wordt besloten af-
en over te schrijven op de Gemeentebegrooting voor 1888:
a. van H. X, Art. 1 (Onv. Uitg.) op H. Y, Afd. I,
Art. 2 (Jaarwedden van de inspecteurs en agenten van
politie) f 6,285;
b. van H. IX, Art. 14 (Aankoop van Inschrijving
op de Grootboeken der Nat. Schuld) op H. Ill, Afd. III,
Art. 6 (Yoor aankoop van opgaande boomen en kosten
van aanplanten) f 287,75.
De Voorzitter geeft den Raad kennis, dat de nieuw
benoemde Wethouder W. A. Oehtman is opgetreden als
Yoorzitter der Commissie voor de Gasfabriek en Straat
verlichting en der Commissie voor de uitgraving en afleve
ring van zelkasch en dat de Commissie van Fabricage
wordt gepresideerd door den Burgemeester.
Yoor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter stelt aan de orde, de behandeling der
gemeentebegrooting voor 1889, met het daarover uitge-
bragt verslag der Commissie van onderzoek.
De heer van Manen verkrijgt het woord en verklaart
namens die Commissie, dat de toestand van de gemeente
lijke financiën, bij dien van vorige jaren vergeleken, haar
geen aanleiding gaf tot nieuwe beschouwingen van alge-
meenen aard.
Gedurende de laatste jaren is er door de opeenvolgende
Commissiën voor de begrooting, nu eens met meer, dan
met minder uitvoerige opgaven van redenen, voortdurend
aangedrongen op een zuinig beheer en heeft dan ook de
Raad, bij de vaststelling der uitgaven, naar zuinigheid
gestreefd. De tegenwoordige Commissie sluit zich aan bij-
dien wensch harer voorgangsters en is evenzeeer van
gevoelendat het pligt blijft de uitgaven streng te beperken
tot het volstrekt noodzakelijke.
Van vermeerdering toch van de inkomsten der gemeente
valt niets waar te nemen niet alleen, maar 't is ook genoeg
zaam bekend, hoe een van de voornaamste bronnen, de
opbrengst van de zelkasch, van jaar tot jaar trager vloeit
en dientengevolge aan de zoogenaamd buitengewone werken
(II. Ill, Afd. IH) veel minder kan worden besteed dan
nuttig of wenschelijk zou zijn. Neemt men hierbij in aan
merking, dat er zoowel voor het Burgerlijk Armbestuur
als voor de Schutterij aanmerkelijk hoogere sommen be-
noodigd zijn dan in het loopend dienstjaar, en ook de
kosten voor het onderwijs Btijgen, dan zal het ook nu wel
niet worden betwist, dat het hoogst wenschelijk is in do
ingeslagen rigting voort te gaan en de meest mogelijke
spaarzaamheid te betrachten.
Met genoegen heeft de Commissie ontwaard, dat ook bij
bet Dagelijk8ch Bestuur die gedachte voorzat bij de zamen-
stelling dezer begrooting, die in hoofdzaak met de vorige
overeenkomt en waarbij de voordcagten van den Gemeente
bouwmeester en de Commissie van Fabricage meerendeels
gevolgd zijn.
Behoudeas een paar zaken van meer ondergeschikt belang,
zal zij zich dan ook onthouden van het doen van voor
stellen tot besnoeijing der geprojecteerde uitgaven en zich
bepalende tot enkele opmerkingen en vragen, adviseert zij
den Raad de aangeboden begiooting voor het overige goed
te keuren.
De Voorzitter opent de algeniccne beraadslagingen.
Niemand het woord vragende, zegt hij niet zonder ver
wondering te hebben kennis genomen van do beschouwing
der Commissie over de begrooting in het algemeen.
Hij beaamt geheel wat de Commissie zegt, dat het
wenschelijk is de meest mogelijke spaarzaamheid in acht
te nemen, doch naar zijn inzien is dat altijd de pligt van
elk gemeentebestuurmaar het verwondert hemdat bij-
deze begrooting de Commissie zich bij die algemeene be
schouwing heeft bepaald.
Het was toch wel eene bijzondere vermelding waard
(wat hij meent, dat ook door ieder, die vroeger aan bet
opmaken der gemeentebegrooting heeft deelgenomenzal
worden toegestemd)dat de middelen hebben toegelaten
al de door den Gemeentebouwmeester voorgedragen werken
in de begrooting op te nemen, en dat zonder verhooging
van lasten en in weerwil dat de uitgaven voor Middelbaar -
en Lager Onderwijs, voor Schutterij en Armwezen zijn
verhoogd. Hij acht het ook een gelukkig verschijnsel,
dat niet, zooals vroeger meermalen moest plaats hebben,
een prelevement is noodig geweest op een niet tot dezen
dienst behoorend batig slot van rekening en dat als eerste
post van inkomst voorkomt een batig slot van f 4939.
Hij wenscht verder in geene uitvoerige beschouwingen
te treden, doch heeft het noodig geacht dit onder de
aandacht van den Raad te brengen.
De Voorzitter sluit daarop de algemeene beraadslagingen
waarna tot de behandeling der afzonderlijke artikelen wordt
overgegaan.
De door de Commissie gemaakte opmerkingen worden
medegedeeld en behandeld bij de artikelen op welke zij
betrekking hebben.
De volgende posten hebben aanleiding gegeven tot be
spreking.
UITGAYEN.
II. I, Afd. II, Art. 12 (Kosten van het aanleggen en
bijhouden der kiezerslijsten en van het uitoefenen der
kiesverrigtingen) f 100.
Daar er volgens de Memorie van toelichting in 1889
vermoedelijk twee periodieke verkiezingen zullen plaats
hebben en de kosten van één verkiezing op f 20 gerekend
wordenstelt de Commissie voor, dit artikel te verminderen
met f 50.
De Voorzitter geeft te kennendat de titel van het
artikel luidt: kosten van het aanleggen en bijhouden der
kiezerslijsten en van het uitoefenen der kiesverrigtingen.
De uitgaaf is dus tweederlei en strekt niet alleen tot
bestrijding der kosten van de verkiezingenmaar ook voor
het aanleggen en bijhouden der kiezerslijsten. De kosten
van de zamenstelling der lijsten ten vorigen jare hebben
f 42,79 bedragen en telken jare moeten de lijsten worden
vernieuwd. Daarbij komen de kosten der verkiezingen
zelve, gerekend voor 1889 op f 50. De raming van
100 wordt daarom door Burgem. en "Weth. noodig geacht.
De Commissie trekt tengevolge dezer inlichting haar
voorstel in, waarna het artikel onveranderd wordt vast
gesteld.
H. ni, Afd. II, Art. 2 (Onderhoud van haven- en
kanaalwerken) f 4483,17.
De Commissie merkt op, dat bij de behandeling der
gemeentebegrooting voor 1887 eene som van f 200 is
beschikbaar gesteld ter bestrijding der kosten van een in
te stellen onderzoek naar den invloed van het spuijen
door het Sas op de diepte der haven. In October 1887
konden de resultaten van dat onderzoek nog niet worden
medegedeeld. Zij vleit zich, dat het Dagehjksch Bestuur
daartoe thans wel in staat zal zijn en zou gaarne vernemen
tot welke uitkomsten de proefnemingen hebben geleid.
De Voorzitter zegt, dat het bedoelde onderzoek nog in
1888 is voortgezet en thans ten einde is gebragt; dat
Burgem. en Weth. van den heer Six een uitvoerig en
belangrijk verslag daarvan hebben ontvangen, vergezeld
van vijf staten en acht kaarten, waarvan de slotsom is,
dat het Sas niet overbodig is te achten.
De heer Six geeft, op uitnoodiging van den Yoorzitter,
eene korte mededeeling van den uitslag van het onderzoek
en zegt, dat hij uit verschillende gegevens tot de conclusie
is gekomen, dat het zeer gewaagd zou zijn een voorstel
te doen tot opheffing.van het Sas. Ten aanzien van een
onderzoek naar de mogelijkheid van eeno inpoldering van
een gedeelte van het Dijkwatcr, zijn de resultaten meer
positief en kan hij mededeelen, dat hij het hoogst beden
kelijk zou achten den spuiboezem te verkleinen. Het resultaat
van de geheele proef doet hem wenschelijk achten do
zaak te laten zooals die is.
Do Voorzitter stelt voor, dat de Raad den heer Six zijn
dank betuigt voor het door hem verrigte onderzoek, waartoe
besloten wordt.
Het ingekomen verslag en de daarbij behoorende stukken
worden ter inzage gelegd van de leden.
De Commissie betuigt dank voor de verkregen inlichtingen
Do Commissie merkt verder op, dat in de verzakking
van den kaaimuur tusschen het Ilavenplein en de va e
brug werd voorzien door het aanbrengen van anker
Daar bij haar ecnige twijfel rees of er geen vrees voor
verdere verzakkingen en voor onheilen aan ac aangrenzende
woonhuizen meer behoeft te bestaan, zou zij gaarne van
het Dagelijksch Bestuur vernemen of het den genomen
maatregel geheel afdoende acht.
De Vooi-zitter antwoordt, dat hij bij de behandeling van
het voorstel tot het aanbrengen van ankers in den kaai
muur, heeft te kennen gegeven, dat dit eene tijdelijke
voorziening was om het dreigend gevaar van verzakking
te voorkomen. Zoowel bij de Commissie van Fabricage
als bij Burgem. en Weth. blijft nog het denkbeeld bestaan
om later zoo mogelijk dat gedeelte der Oude Haven to
dempen. Uit den aard der zaak is de genomen maatregel
van tijdclijken aard; een afdoend middel zou zijn om een
nieuwen kaaimuur te maken. Voor zooveel kon worden
nagegaan bestond er voor de nabijzijnde gebouwen geen
gevaar voor verzakking.
De heer van Manen zegt hiervoor dank. Een der leden
zegt hij, meende dat er elk oogenblik gevaar voor ernstig
verzakkingen was.
De heer Gocmans vraagt, in boever het Dagelijkse
Bestuur verzekerd is dat er voor de nabijliggende gebouwo:
geen gevaar voor verzakking kan bestaan. Een deskundig
heeft hem gezegd dat dit gevaar wel bestond. Wanneer
nu de deskundigen van de gemeente verzeker en dat tl:
niet zoo is, kan de Commissie zich daarbij ncdcrleggen
doch zij wenscht die verklaring te hooren.
Do Voorzitter kan niet anders antwoorden dan hij heelt
gedaan. Niemand kan zeggen, dat do gebouwen geen
gevaar kunnen loopen; daarom kan hij evenmin als do
Gemeentebouwmeester de verzekering geven, die de heer
Goemans wenscht. De aandacht blijft evenwel op deze
zaak gevestigd en bij de minste vrees voor gevaar zullen
voorzieningen worden voorgesteld.
De beraadslaging over dit onderwerp is hiermede ge
ëindigd.
H. HI, Afd. I, Art. 4 (Onderhoud van riolen, slooten,
putten en waterleidingen) f 1123.
De heer de Looze herinnert, dat hij vroeger heeft ge
vraagd of de gemeente niet een beter gebruik van haar
Bpoelstelsel zou kunnen maken. De Voorzitter heeft dit
toen onderzocht en uit zijne mededeelingen is gebleken,
dat de gemeente tegenover den polder Schouwen geen
regt had om de Brakke gracht te gebruiken om te spuijen
of daarin een dam te laten liggen. De bestaan hebbende
dammen zijn thans weder weggenomen en de gemeente
kan dus vóór den aanstaanden zomer niet meer spuijen.
Die toestand is onhoudbaar. Al het vuil uit de riolen
verzamelt zich in de met groote kosten gemaakte brand
putten; de brandweer zou kunnen getuigen, dat daarin
grootendeels niets dan vuil is.
Ilij zou daarom wenschen, dat aan het bestuur van
Schouwen vergunning werd verzocht om eens in de 8 of
14 dagen te mogen spuijen. Mogt dit niet helpen, dan
zou hij, zoowel in het belang der wandelaars, als van de
brandputten en -ook van de gezondheid, deuren -vóór de
uitmondingen in de Brakke gracht wenschen te maken,
en iemand voor het spuijen aanstellen. De kosten van
het maken van deuren kunnen naar zijn inzien niet zoo
hoog zijn.
De Voorzitter geeft te kennen, dat do heer de Looze
een belangrijk punt heeft aangeroerd. Hij zou het goed
achten, dat de Raad daaromtrent aan Burgem. cn Weth.
een onderzoek opdroeg»