De heer Houwer licht dit nog nader toe. Hij zegt, dat het aanbrengen van een nieuwe vloeipaal het goedkoopste middel is om aan de bezwaren tegemoet te komenanders zou men den paardentrap moeten verleggen. De heer Six heeft geen bezwaar tegen het aanbrengen van den paal, doch moet toch opmerken, dat het met de ligplaatsen der booten in groote plaatsen anders is; de booten liggen daar zelfs schuin tegen elkander. Yoor het vervolg zou hij wenschen, dat voor dergelijke werken eene korte toelichting in de stukken werd opgenomen. De Voorzitter moet nog te kennen geven, dat de lig plaatsen in deze haven moeilijk te vergelijken zijn met die in plaatsen zooals b.v. Dordt of Rotterdam. De Commissie wenscht verder ook te vernemen, waarom het maken van een ijzeren meerpaal, door den bouwmeester noodig geoordeeld, voor uitstel vatbaar is. De Voorzitter zegt, dat als regel is aangenomen, telken jare een ijzeren meerpaal aan te schaffen, ter vervanging van een houten. Zuinigheidshalve is dit jaar die gewoonte niet gevolgd; mogt soms nog later werkelijk de behoefte zich voordoen, dan kunnen Burgem. en Weth. een crediet aan den Raad aanvragen om daarin te voorzien. Verdieping van havens en peilingen. Over den invloed van het Sas op de diepte der haven zegt de Commissie, zijn de meeningen steeds verdeeld geweest. Zekerheid bestaat er te dien aanzien niet. Toch zou die naar haar oordeel wel te verkrijgen zijn, n.l. door ver gelijking van peilingen in bepaalde raaijen op verschil lende punten der haven onmiddellijk vóór - en onmiddellijk na het spuijen verrigt. Houdt men dit ecnigen tijd, een jaar b.v. vol, dan zal men uit het gemiddelde resultaat vermoedelijk een bepaalde conclusie ten voor- of ten nadeele van het Sas kunnen trekken. Hiermede zou eene uitgaaf van f 200 gemoeid zijn. Met het oog op de niet on belangrijke uitgaven, die het Sas jaarlijks vordert, acht de Commissie zoodanig onderzoek zeer wenschelijk. Zij geeft dan ook den Raad in overweging om voor het omschreven doel dit artikel met f 200 te verhoogen. De Voorzitter geeft te kennendat Burgem. en "Weth. niet tegen het voorstel der Commissie zijn; doch het wenschelijk achten omtrent de wijze waarop het onderzoek zal plaats hebben, nu nog geene beslissing te nemen. De heer de Loozelid van de Commissie van onderzoek der gemeentebegrooting, is tegen het voorstel. Hij meent, dg| men hetzelfde doel zal bereiken door eerst den toestand der •haven op te nemen, daarna met het Sas gedurende een halfjaar niet te spuijen en vervolgens weder^ eene opneming te doen. De kosten zullen dan geen 200 bedragen. Ook met het oog. op de verdieping aan de basculebrug acht hij het beter vooreerst niet te spuijen. De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth. de voordeeligste wijze zullen trachten te volgen. Misschien zou men f 100 kunnen stellen, en op Ideine schaal beginnen. De heer van Kinschot kan er zich mede vereenigen om voor proefneming '100 uit te trekken, doch hij moet zich verklaren tegen het denkbeeld van den heer de Looze om het spuijen tijdelijk te staken, omdat hij vreest dat de haven zal aanslibben en de-gemeente nog meer kosten krijgt. De heer Six acht f 100 te weinighet onderzoek moet op eene eenigszins uitgebreide schaal plaats hebben. Het middel van den heer de Loozedie uitgaat van het denk beeld dat het Sas weinig uitwerking heeft, vindt hij te gewaagdhij acht het voorzigtiger dat niet. aan te wenden." De Voorzitter meent, dat men zonder iets vooruit te loopen de proefneming aan Burgem. en Weth. kan over laten, die gaarne daarover met den heer Six zullen raad plegen. Zij zullen niet meer kosten maken dan noodig is. Do heer Bocije meent, dat daartegen geen bezwaar zal bestaan bij den Raad, indien hij de oplossing van dit belangrijke vraagstuk op prijs stelt. Hij vindt het evenwel opmerkelijk dat de haven, ondanks alle spuijingen, ver- ondiept. Het voorstel der Commissie om het artikel met f 200 te verhoogen voor het te doen onderzoek, wordt aangenomen net 9 stemmen tegen 1, die van den heer de Looze. Steenbestorting bij de basculebrug. Het doet der Commissie leed. dat zij zich bij dit onderdeel van het artikel niet - geheel kan nederleggen. Vroeg in het afgeloopen voorjaar verd aan de Zuidzijde der brug bij den Westelijken peiler le in de stukken genoemde verdieping opgemerkt. Sedert rerliep een vrij geruime tijd gedurende welken bij herhaling gespuid is. Aangezien nu 1°. de mogelijkheid bestaat, dat in ie diepte sedert de'laatste peiling ingrijpende verandering i§ ;ekomen. die tot wijziging van het plan noopt en 2°. ook' vanueer dit niet het geval mogt zijn, dat ontwerp onmogelijk ;e beoordeelen is, wanneer niet wordt overlegd eene teekening vaarop de omvang der ontstane verdieping en de plaats der ;eprojecteerde bestorting met juistheid is aangegevenvindt le Commissie geene vrijheid om tot goedkeuring van den )ost te adviseren. Naar hare bescheiden meening zou liet velligt het best zijn, indien de Raad er een memoriepost an maakte en Burgem. en Weth. uitnoodigde een op eene ïieuwe peiling gegrond volledig toegelicht ontwerp te doen ipmaken. De Wethouder Homoer geeft te kennen, dat er eene teekening van de verdieping bestaat; dat de voorgenomen bestorting slechts eene voorloopige isomdat dadelijke geheele voorziening groote kosten zou veroorzaken; dat de peilingen niet zijn voortgezet bij gebrek aan personeel; dat de verdieping nog kort geleden is waargenomen, doch dat men meent dat er nog geen gevaar is en men het gerustelijk nog een jaar kan aanzien. De heer Six meent bij het voorstel der Commissie te moeten blijven en geeft in antwoord op eene vra^g van den heer Boeije nog te kennen, dat de verdieping thans evengoed minder dan erger kan zijn, daar het verloop daarvan zeer grillig is. Het voorstel der Commissie wordt vervolgens aangenomen met 9 stemmen tegen 1die van den heer Houwer. Het artikel wordt daardoor verminderd met f 790,625. H. Ill, Afd. II, Art. 4 (Onderhoud van riolen, slooten, putten, waterleidingen enz.) f 1017,165. De Commissie vraagtof de gracht onmiddellijk bewesten de Nöbelpoort door den aannemer niet beter behoorde te worden schoongehouden. Meestentijds, vooral in den zomer, ziet het er daar zeer weinig oogelijk uit. De onaangename stank, die hier zoo dikwerf bespeurd wordt, leidt tot de vraag, of in den toestand van deze gracht niet verbetering te brengen ware. De Voorzitter antwoordt, dat in de Zoute gracht (die door de Commissie wordt bedoeld) het vuil bijna alleen in den zomer is waar te nemen en alsdan door den aan nemer driemaal per week wordt opgeruimd. Burgem. en Weth. zullen trachten de opruiming zoo mogelijk dagelijks te laten doen. De stank van de Zoute gracht is herhaalde malen besprokendoch eene afdoende verbetering zal moeilijk zijn te verkrijgen. De heer de Looze vraagtof de polder Schouwen wel regt heeft om de gemeente het geregeld spuijen te betwisten door de gracht; als er voortdurend gespuid werd, zou de stank veel minder zijn. Ook ware het te beproeven dien stank te verminderen door de gracht zoo diep mogelijk te houden. Na nog eenige bespreking tusschen de heeren de Looze, Houwer, Goemans, Boeije en den Voorzitter, geeft de laatste te kennen, dat Burgem. en Weth. de zaak nader zullen onderzoeken en den Raad nader verslag zullen doen van hun onderzoek. Met dit denkbeeld vereenigt de vergadering zich. De Commissie zou gaarne vernemen waarom het onder houd van wegen en voetpaden niet aanbesteed wordt. De Voorzitter deelt mede, dat het onderhoud der wegen voor een gedeelte ten laste der aangelanden is en voor een gedeelte ten laste der gemeente. Vroeger werd het onderhoud van de gemeente aanbesteed, doch dat gaf moeilijkheden en kwam veel duurder uit. De ondervinding heeft geleerd, dat het beter is het onderhoud onder eigen beheer te doen. De heer Six neemt aan, dat het moeilijk kan zijn het onderhoud aan te besteden, maar toch acht hij het zeer goed mogelijk. De Voorzitter antwoordt, dat Burgem. en Weth. de zaak wel nader willen overwegendoch dat zij dé tegen woordige regeling het voordeeligst achten voor de ge meente. II. IH, Afd. II, Art. 6 (Onderhoud van straten, pleinen, markten enz.) f 4426,835. Burgem. en Weth. namen uit het ontwerp van den bouwmeester over: nieuwe keibestrating in de Verrenieuw- straat (hotel van Oppen) en in het Maarstraatje. De Commissie erkent gaarne, dat de tegenwoordige bestrating bij het hotel van Oppen zeer slecht ligt en ook in de helft van het Maarstraatje te wenschen overlaat, maar zij begrijpt niet goed, waarom men in deze voorzeker niet drukke buurt niet kan volstaan met eene herlegging van de aanwezige keijen, wier kwaliteit niet slechter schijnt, dan bijna overal in de stad het geval is. Wenscht men, zegt de Commissie, nieuwe keijen te verwerken, zou het dan niet verstandig zijn eerst de drukst bereden straten (de Oude Haven b.v.) daarmede te bevoordeelen Men is daarmede begonnen, waarom gaat men er niet mede door? Verder treedt de Commissie in bijzonderheden omtrent de in de stukken der begrooting opgenoemde straten, die Burgem. en Weth. zouden willen verbeteren, en maakt de opmerking, dat, nu de bestrating van het Paternosterstraatje door Burgem. en Weth. weggelaten is, er minder keijen te vervoeren zijn dan nu zijn geraamd. De Commissie meent, dat dientengevolge de post van f 250 voor vervoer van keijen enz., gerust met f 25 verminderd kan worden. Gaarne zou de Commissie de bijzondere aandacht van Burgem. en Weth. gevestigd zien op den toestand van sommige klinkerpaden. Zij wijst op de Nobelstraat en de bestrating langs den kaaimuur bij de aanlegplaats van het Stoomschip Zeeland. De Voorzitter geeft te kennen, dat Burgem. en Weth. in het algemeen overtuigd zijn van de dringende behoefte, die een groot deel der bestrating aan verbetering heeft en dat zij ter voorziening daarinzooveel de middelen der gemeente zullen toelatenvooral nieuwe keijen wenschten aan te koopen omdat het herleggen der oude bestrating zoo weinig geeft wegens den zeer slechten vorm der oude keijen, die het onmogelijk maakt de bestrating goed te maken. Bij de uitvoering wenschen Burgem. en Weth. de smalle niet van klinkerpaden voorziene straten, waar veel passage zoowel van rij- en voertuigen als van voetgangers is, zooveel mogelijk met goed behakte keijen te bestraten. Hij gaat daarop in bijzonderheden na, welke straten naar het oordeel van Burgem. en Weth.' vooral verbetering noodig hebben en zegt, dat zij wel verpligt zijn de ver nieuwing van eene of andere straat bij gedeelten te doen, omdat de middelen niet toelaten het geheel ten laste van één dienstjaar te brengen. De Voorzitter stelt vervolgens voor, den post op het voorgedragen cijfer te behouden, en zegt, dat Burgem. en Weth. aan de opgegeven klinkerpaden hunne aandacht zullen wijden. De heer Six zal niet op het voorstel der Commissie aandringen, doch hij is door de woorden van den Voor zitter niet overtuigd. Hij acht het minder wenschelijk hier en daar een klein gedeelte te bestraten, en vindt het beter als men met eene straat begonnen is, die eerst goed af te werken. Het systeem om de oude keijen niet meer te leggengaat naar zijn inzien te ver. De Voorzitter antwoordt nog* dat Burgem. en Weth. wel is waar, zooveel als de middelen toelatennieuwe keijen zouden willen aankoopen, doch het herleggen met oude keijen niet wenschen na te laten, daar de middelen niet zouden toelaten alles met nieuwe keijen te bestraten. Verder acht hij het wenschelijk, de verbetering der straten zooveel mogelijk te verdeelenten einde het eene deel der gemeente niet te bevoordeelen boven het andere. De heer van Kinschot was voornemens een voorstel te doen om het artikel met f 400 te verminderen, doch hij is daarvan, na de toelichting van den Voorzitter, terug gekomen. Hij wil echter de aandacht van Burgem. en Weth. nog vestigen op de slechte bestrating in het Vrijpoortje. De Voorzitter antwoordt, dat die in het plan voor het volgend jaar opgenomen is, en dat eerst het bovengedeelte van den Venkel aan de beurt ligt. Het art. wordt daarop onveranderd vastgesteld. Afd. IH (Aanleg of vernieuwing). Beschouwingen omtrent de onderdeelen der hier bedoelde werken meent de Commissie vooralsnog achterwege te kunnen laten. Mogten Burgem. en Weth. in den loop van het jaar yoorstellen tot uitvoering doendan ontstaat van zelf de gelegenheid om daarover van gedachten te wisselen. De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth.. hopen dat de middelen zullen toelaten, althans enkele van de in deze afdeeling voorkomende buitengewone werken uit te voeren. De gelden daartoe moeten worden gevonden uit de buitengewone inkomstenwaarvan de zelkasch de voornaamste is en het is niet zeker hoeveel daarop zal worden ontvangen. Dat de opbrengst der zelkasch in de begrooting eenigszins ruim is genomen, is om wijziging dier begrooting zooveel mogelijk te voorkomen. Dit laatste deelt de Voorzitter mede ook in antwoord op eene vraag door de Commissie in haar rapport gedaanof er wel reden bestaat om aan te nemen dat de verkoop van zelkasch in 1887 600 meer zal opbrengen dan in 1885. H. V, Afd. I, Art. 9 (Bureaubehoeftenkostei^van licht en brandstoffen enz. ten behoeve der politie en nacht- wachts) f 125, wordt aangehouden. H. V, Afd. I, Art. 11 (Kosten voortvloeiende uit de wet van 4 December 1872 (St.bl. No. 134) besmettelijke ziekten) f290. De Commissie meent, dat het lokaal, waar tot nu toe de kostelooze inenting plaats had, niet meer ingehuurd kan worden. Zij zou gaarne vernemen of de vaccinatiën in het vervolg niet in het gebouw voor besmettelijke ziekten of wel in het Raadhuis kunnen geschieden. De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth. voornemens waren den Raad mede te deelendat de kostelooze inen ting niet meer in het gebouw Volksbelang" kan geschieden en dat er dus een ander lokaal voor moet worden aan gewezen. Kort geleden heeft de vaccinatie op het Raadhuis plaats gehad, doch zij zouden daartoe wenschen te gebruiken een vertrek in het gebouw voor lijders aan besmettelijke ziekten. De heer Zuurdeeg heeft er wat hem betreft niets tegen, doch vindt het tegenover de buitenwereld vreemd dat gebouw voor de vaccinatiën te gebruiken. De Voorzitter merkt op, dat het slechts een tijdelijk gebruik betreft en dat het niet de bedoeling is er de vaccinatiën te houden als er zieken zijn. De heer Goemans meent, dat er geen bezwaar is het te gebruiken zoolang men geen zieken in het gebouw heeft te verplegen. Burgem. en Weth. zouden den Inspec teur voor het geneeskundig Staatstoezigt er op kunnen hooren. Na nog eenige beraadslaging worden Burgem. en Weth. gemagtigd voorshands een lokaal in het bedoelde gebouw te gebruiken, na overleg met den Inspecteur voor het Art. 11 wordt dientengevolge verminderd met f 20 het bedrag dat vroeger voor huur van een lokaal werd betaald. De heer de Looze vraagt, wie er belast is met het nazien van den inventaris van het gebouw voor lijders aan besmettelijke ziekten. Hij heeft vernomen, dat de zorg daarvoor bij den vroegeren bewaarder nog al te wenschen heeft overgelaten. De Voorzitter antwoordt, dat het toezigt op die zaak bij Burgem. en Weth. behoort. Hij deelt verder mede, dat bij de overname van den inventaris na het overlijden van den laatsten bewaarder, de toestand niet in alle op- zigten reden tot tevredenheid heeft gegeven en eindelijk dat Burgem. en Weth. tijdelijk tot bewaarder hebben aangesteld P. J. Bossaert. Bij H. V, Afd. II, Art. 1 (Kosten der Schutterij) f 911,625 wordt op voorstel der Commissie besloten de begrooting der dienstdoende Schutterij voor 1887 goed te keuren. Op eene vraag van den heer van Kinschot, of in de begrooting der Schutterij ook is opgenomen een post voor jaarwedde van den kapelmeester, antwoordt de Voorzitter ontkennend. De kapelmeester geniet als muziekdirecteur eene jaarwedde uit de gemeentekas en bij zijne aanstelling^ is hem de verpligting opgelegd het muziekkorps der Schutterij te dirigeren-. H. V, Afd. IV, Art. 1 (Kosten der Straatverlichting) f 4950 wordt aangehouden. H. VI, Afd. H, Art. 1 (Subsidie aan het Burgerlijk Armbestuur) 8800. De Commissie merkt op, dat in een der exemplaren van de begrooting van het Burgerlijk Armbestuur het bodeloon vergeten schijnt te zijn. De Voorzitter deelt mede, dat de opmerking juist is en de begrooting zal worden aangevuld. Op voorstel der Commissie wordt besloten aan het Burgerlijk Armbestuur voor 1887 eene subsidie toe te kennen van f 8800 en de begrooting dier instelling voor dat jaar goed te kernen. H. VII, Afd. II, Art. 4 (Kosten van verlichting en verwarming schoollokalen Middelb. Ond.) f 320 en H. VH, Afd. III, Art. 8 (Kosten van verlichting en verwarming en schoonhouden der schoollokalen Lager Ond.) f 900 worden aangehouden. II. IX, Art. 18 (Toelage aan den havenmeester voor weerkundige aanteekeningen) f 25. De heer Six zou het wenschelijk achten nu er een nieuwe havenmeester benoemd is, dai,Burgem. én Weth. zullen trachten de Aanteekeningen zorgvuldiger en vollediger te doen houden. De Voorzitter zegt, dat hij hierover reeds met den be noemden havenmeester gesproken heeft. De heer Zuurdeeg verlaat de vergadering. De Uitgaven in de Hoofdstukken I tot IX overigens afgehandeld zijnde, komen in behandeling de INKOMSTENr II. n, Art. 13 (Opbrengst van den verkoop van schor- aarde, leem en graszoden) 450. De verkoop van schorgrond geeft de Commissie aan leiding tot een paar opmerkingen. Tegenwoordig zijn er, voor zooveel haar bekend is, op de eilanden Schouwen, Duiveland en Tholen slechts twee plaatsen, waar schorgrond verkocht wordt, n.l. hetDijkwater en de schorren van Jhr. de Casembroot te St. Annaland. De gemeente heeft dus met den heer Casembroot het monopolie. Deze vroeg in den afgeloopen zomer voor zijn grond f 0,40 per M3.welke prijs nog met minstens f 0,25 moet verhoogd worden, omdat de plaatsen waar tegen woordig grond gestoken mag worden, ver verwijderd zijn van de kreeken waar de vaartuigen kunnen liggen. To St. Annaland kost dus tegenwoordig de schorgrond minstens f 0,65 voor hij in het vaartuig is. De gemeente Zierikzee verkoopt sedert een jaar grond voor f 0,20. Hier kan de grond digt bij het vaartuig gestoken worden. Met de bijkomende onkosten van vervoer tusschen schor en vaartuig, schut- en bruggeld en tijd verlies -bij het schuttenkan men rekenen dat de prijs tot hoogstens 45 cent klimt. Hieruit volgt, dat, als de gemeente de verkoopprijs van schorgrond op f 0,30 stelt, zij nog matiger in haar eisch is dan de ambachtsheer van St. Annaland. De Commissie geeft dan ook den Raad in overweging, den prijs van schorgrond per M3. met f 0,10 te verhoogen en alzoo te stellen op f 0,30. De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth. zich met dat voorstel vereenigen en het overnemen, waarna dit zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Ook aan de controle der hoeveelheid afgeleverden grond heeft de Commissie voorts gemeend hare aandacht te moeten wijden. Te St. Annaland wordt de hoeveelheid uitgegraven grond naauwkeurig op het terrein opgemeten. Hier daarentegen dient de niet altoos met volkomen zekerheid bekende lading van het vaartuig, den sasmeester tot maatstaf. Deze gebrekkige methode kan tot nadeel voor de gemeente leiden. De Commissie zou daarom gaarne zien, dat den Sasmeester in het vervolg opgedragen werd, den uitgestoken grond in het bijzijn van den sclnpper op het schor na te meten. Misschien zou het aanbeveling verdienen dien beambte daarvoor eene kleine belooning, b.v. 0,02 per M3.uit te keeren. In het bijzonder werd de aandacht der Commissie ge trokken, door de hoogst onregelmatige wijze, waarop de grond in het Dijkwater tot nu toe is geroofd. Een enkele blik op het terrein levert hiervan het bewijs. De Commissie ziet niet in, dat het belang der gemeente daardoor gebaat werd. Zij meent, dat begroeijing van de afgeroofde plekken zeer zou bevorderd worden, wanneer op een oordeelkundige wijze de randen^ der putten eenigszins afgevlakt werden, en vooral wanneer voor behoorlijke afwatering zorg gedragen werd. Gaarne zou de Commissie zien, dat hiertoe binnen niet al te langen tijd werd overgegaan. Zij heeft gemeenddat het niet noodig is in de begrooting 'der uitgaven een nieuwen post voor dit doel uit te trekken. Het benoodigde geld, dat zeker goed besteed ware, zou naar haar inzien te vinden zijn uit een der artikelen van H. Ill, Afd. II, waarop af- en overschrijving toegestaan wordt. De Voorzitter zegt, .dat Burgem. en Weth. voor het gelijkmaken der putten zooveel mogelijk zullen trachten te zorgen. Wat de opmeting van den uitgegraven grond op het terrein betreft, stellen zij voor, nog geen besluit te nemen. Burgem. en Weth. zullen intussclien nagaan of en in hoever de thans gevolgde wijze van controle nadeelig kan zijn. II. Ill, Afd. IV, Art. 1 (Weg-, straat-, brug-, kaai-, haven-, kraan-, sluis-, dok-, boom- en veergelden) f 1250. De Commissie zou gaarne vernemen of ook voor schepen die ten behoeve van gemeentewerken grond uit het Dijk water halen, schut- en bruggeld betaald wordt. Mogt zulks het geval zijn, dan zou dit feitelijk nederkomen op het verleenen eener toelage uit de gemeentekas aan den sas meester en de brugwachters boven hunne jaarwedde; en de Commissie zou betwijfelen o£ dit met de bedoelingen van den Raad strookt. De Voorzitter antwoordt, dat voor de bedoelde schepen werkelijk ook schut- en bruggeld betaald wordt, dat de genoemde ambtenaren er hun werk voor moeten .doen en dat hun anders een gedeelte hunner belooning, waarop zij zijn aangesteld, zou worden ontnomen. De heer Six vraagt, of die toestand steeds geweest is zooals nu. De Voorzitter antwoordt bevestigend en geeft eenige inlich tingen over de regeling der belooning van de brugwachters, van den sasmeester en den havenmeester. De heer Six meent, na de verkregen inlichtingen, dat het niet billijk zou zijn tegenover die ambtenaren, in den tegenwoordigen toestand verandering te brengen, waarna de heer Boeije nog verklaart, dat ook hij eene andere regeling minder gewenscht zou achten. Ten slotte merkt de Commissie nog op, dat naar hare inzigten de rente van uitgezet kasgeld (H. II, Art. 11), beter op hare plaats zou zijn in H. V der Inkomsten. Zij betwijfelt toch of het wel geheel juist is, kasgeld-als een gemeente-eigendom of bezitting te beschouwen. De Voorzitter zegt, dat de post voor rente van uitgezet kasgeld in H. H is gebragt overeenkomstig de door de Gedep. Staten gegeven voorschriften. De behandeling der verschillende posten van de Inkomsten is hiermede afgeloopen. De verdere behandeling der begrooting wordt aangehouden tot eene volgende vergadering. Na omvraag wordt deze vergadering door den Voorzitter Snelpersdrukkerij van H. LAKENMAN te Zierikzee. Uitgevers: DE LOOZE WAALE.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1886 | | pagina 4