De heer Houwer licht dit nog nader toe. Hij zegt, dat
het aanbrengen van een nieuwe vloeipaal het goedkoopste
middel is om aan de bezwaren tegemoet te komenanders
zou men den paardentrap moeten verleggen.
De heer Six heeft geen bezwaar tegen het aanbrengen
van den paal, doch moet toch opmerken, dat het met de
ligplaatsen der booten in groote plaatsen anders is; de booten
liggen daar zelfs schuin tegen elkander. Yoor het vervolg
zou hij wenschen, dat voor dergelijke werken eene korte
toelichting in de stukken werd opgenomen.
De Voorzitter moet nog te kennen geven, dat de lig
plaatsen in deze haven moeilijk te vergelijken zijn met
die in plaatsen zooals b.v. Dordt of Rotterdam.
De Commissie wenscht verder ook te vernemen, waarom
het maken van een ijzeren meerpaal, door den bouwmeester
noodig geoordeeld, voor uitstel vatbaar is.
De Voorzitter zegt, dat als regel is aangenomen, telken
jare een ijzeren meerpaal aan te schaffen, ter vervanging
van een houten. Zuinigheidshalve is dit jaar die gewoonte
niet gevolgd; mogt soms nog later werkelijk de behoefte
zich voordoen, dan kunnen Burgem. en Weth. een crediet
aan den Raad aanvragen om daarin te voorzien.
Verdieping van havens en peilingen. Over den invloed
van het Sas op de diepte der haven zegt de Commissie,
zijn de meeningen steeds verdeeld geweest. Zekerheid
bestaat er te dien aanzien niet. Toch zou die naar
haar oordeel wel te verkrijgen zijn, n.l. door ver
gelijking van peilingen in bepaalde raaijen op verschil
lende punten der haven onmiddellijk vóór - en onmiddellijk
na het spuijen verrigt. Houdt men dit ecnigen tijd, een
jaar b.v. vol, dan zal men uit het gemiddelde resultaat
vermoedelijk een bepaalde conclusie ten voor- of ten nadeele
van het Sas kunnen trekken. Hiermede zou eene uitgaaf
van f 200 gemoeid zijn. Met het oog op de niet on
belangrijke uitgaven, die het Sas jaarlijks vordert, acht
de Commissie zoodanig onderzoek zeer wenschelijk. Zij
geeft dan ook den Raad in overweging om voor het
omschreven doel dit artikel met f 200 te verhoogen.
De Voorzitter geeft te kennendat Burgem. en "Weth.
niet tegen het voorstel der Commissie zijn; doch het
wenschelijk achten omtrent de wijze waarop het onderzoek
zal plaats hebben, nu nog geene beslissing te nemen.
De heer de Loozelid van de Commissie van onderzoek
der gemeentebegrooting, is tegen het voorstel. Hij meent,
dg| men hetzelfde doel zal bereiken door eerst den toestand
der •haven op te nemen, daarna met het Sas gedurende
een halfjaar niet te spuijen en vervolgens weder^ eene
opneming te doen. De kosten zullen dan geen 200
bedragen. Ook met het oog. op de verdieping aan de
basculebrug acht hij het beter vooreerst niet te spuijen.
De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth. de voordeeligste
wijze zullen trachten te volgen. Misschien zou men f 100
kunnen stellen, en op Ideine schaal beginnen.
De heer van Kinschot kan er zich mede vereenigen om
voor proefneming '100 uit te trekken, doch hij moet
zich verklaren tegen het denkbeeld van den heer de Looze
om het spuijen tijdelijk te staken, omdat hij vreest dat de
haven zal aanslibben en de-gemeente nog meer kosten krijgt.
De heer Six acht f 100 te weinighet onderzoek moet
op eene eenigszins uitgebreide schaal plaats hebben. Het
middel van den heer de Loozedie uitgaat van het denk
beeld dat het Sas weinig uitwerking heeft, vindt hij te
gewaagdhij acht het voorzigtiger dat niet. aan te wenden."
De Voorzitter meent, dat men zonder iets vooruit te
loopen de proefneming aan Burgem. en Weth. kan over
laten, die gaarne daarover met den heer Six zullen raad
plegen. Zij zullen niet meer kosten maken dan noodig is.
Do heer Bocije meent, dat daartegen geen bezwaar zal
bestaan bij den Raad, indien hij de oplossing van dit
belangrijke vraagstuk op prijs stelt. Hij vindt het evenwel
opmerkelijk dat de haven, ondanks alle spuijingen, ver-
ondiept.
Het voorstel der Commissie om het artikel met f 200
te verhoogen voor het te doen onderzoek, wordt aangenomen
net 9 stemmen tegen 1, die van den heer de Looze.
Steenbestorting bij de basculebrug. Het doet der Commissie
leed. dat zij zich bij dit onderdeel van het artikel niet -
geheel kan nederleggen. Vroeg in het afgeloopen voorjaar
verd aan de Zuidzijde der brug bij den Westelijken peiler
le in de stukken genoemde verdieping opgemerkt. Sedert
rerliep een vrij geruime tijd gedurende welken bij herhaling
gespuid is. Aangezien nu 1°. de mogelijkheid bestaat, dat in
ie diepte sedert de'laatste peiling ingrijpende verandering i§
;ekomen. die tot wijziging van het plan noopt en 2°. ook'
vanueer dit niet het geval mogt zijn, dat ontwerp onmogelijk
;e beoordeelen is, wanneer niet wordt overlegd eene teekening
vaarop de omvang der ontstane verdieping en de plaats der
;eprojecteerde bestorting met juistheid is aangegevenvindt
le Commissie geene vrijheid om tot goedkeuring van den
)ost te adviseren. Naar hare bescheiden meening zou liet
velligt het best zijn, indien de Raad er een memoriepost
an maakte en Burgem. en Weth. uitnoodigde een op eene
ïieuwe peiling gegrond volledig toegelicht ontwerp te doen
ipmaken.
De Wethouder Homoer geeft te kennen, dat er eene
teekening van de verdieping bestaat; dat de voorgenomen
bestorting slechts eene voorloopige isomdat dadelijke
geheele voorziening groote kosten zou veroorzaken; dat
de peilingen niet zijn voortgezet bij gebrek aan personeel;
dat de verdieping nog kort geleden is waargenomen, doch
dat men meent dat er nog geen gevaar is en men het
gerustelijk nog een jaar kan aanzien.
De heer Six meent bij het voorstel der Commissie te
moeten blijven en geeft in antwoord op eene vra^g van
den heer Boeije nog te kennen, dat de verdieping thans
evengoed minder dan erger kan zijn, daar het verloop
daarvan zeer grillig is.
Het voorstel der Commissie wordt vervolgens aangenomen
met 9 stemmen tegen 1die van den heer Houwer.
Het artikel wordt daardoor verminderd met f 790,625.
H. Ill, Afd. II, Art. 4 (Onderhoud van riolen, slooten,
putten, waterleidingen enz.) f 1017,165.
De Commissie vraagtof de gracht onmiddellijk bewesten
de Nöbelpoort door den aannemer niet beter behoorde te
worden schoongehouden. Meestentijds, vooral in den zomer,
ziet het er daar zeer weinig oogelijk uit.
De onaangename stank, die hier zoo dikwerf bespeurd
wordt, leidt tot de vraag, of in den toestand van deze
gracht niet verbetering te brengen ware.
De Voorzitter antwoordt, dat in de Zoute gracht (die
door de Commissie wordt bedoeld) het vuil bijna alleen in
den zomer is waar te nemen en alsdan door den aan
nemer driemaal per week wordt opgeruimd. Burgem. en
Weth. zullen trachten de opruiming zoo mogelijk dagelijks
te laten doen. De stank van de Zoute gracht is herhaalde
malen besprokendoch eene afdoende verbetering zal
moeilijk zijn te verkrijgen.
De heer de Looze vraagtof de polder Schouwen wel
regt heeft om de gemeente het geregeld spuijen te betwisten
door de gracht; als er voortdurend gespuid werd, zou de
stank veel minder zijn. Ook ware het te beproeven dien
stank te verminderen door de gracht zoo diep mogelijk
te houden.
Na nog eenige bespreking tusschen de heeren de Looze,
Houwer, Goemans, Boeije en den Voorzitter, geeft de laatste
te kennen, dat Burgem. en Weth. de zaak nader zullen
onderzoeken en den Raad nader verslag zullen doen van
hun onderzoek.
Met dit denkbeeld vereenigt de vergadering zich.
De Commissie zou gaarne vernemen waarom het onder
houd van wegen en voetpaden niet aanbesteed wordt.
De Voorzitter deelt mede, dat het onderhoud der wegen
voor een gedeelte ten laste der aangelanden is en voor
een gedeelte ten laste der gemeente. Vroeger werd het
onderhoud van de gemeente aanbesteed, doch dat gaf
moeilijkheden en kwam veel duurder uit. De ondervinding
heeft geleerd, dat het beter is het onderhoud onder eigen
beheer te doen.
De heer Six neemt aan, dat het moeilijk kan zijn het
onderhoud aan te besteden, maar toch acht hij het zeer
goed mogelijk.
De Voorzitter antwoordt, dat Burgem. en Weth. de
zaak wel nader willen overwegendoch dat zij dé tegen
woordige regeling het voordeeligst achten voor de ge
meente.
II. IH, Afd. II, Art. 6 (Onderhoud van straten, pleinen,
markten enz.) f 4426,835.
Burgem. en Weth. namen uit het ontwerp van den
bouwmeester over: nieuwe keibestrating in de Verrenieuw-
straat (hotel van Oppen) en in het Maarstraatje.
De Commissie erkent gaarne, dat de tegenwoordige
bestrating bij het hotel van Oppen zeer slecht ligt en ook
in de helft van het Maarstraatje te wenschen overlaat,
maar zij begrijpt niet goed, waarom men in deze voorzeker
niet drukke buurt niet kan volstaan met eene herlegging
van de aanwezige keijen, wier kwaliteit niet slechter schijnt,
dan bijna overal in de stad het geval is. Wenscht men,
zegt de Commissie, nieuwe keijen te verwerken, zou het
dan niet verstandig zijn eerst de drukst bereden straten
(de Oude Haven b.v.) daarmede te bevoordeelen Men is
daarmede begonnen, waarom gaat men er niet mede door?
Verder treedt de Commissie in bijzonderheden omtrent
de in de stukken der begrooting opgenoemde straten, die
Burgem. en Weth. zouden willen verbeteren, en maakt de
opmerking, dat, nu de bestrating van het Paternosterstraatje
door Burgem. en Weth. weggelaten is, er minder keijen
te vervoeren zijn dan nu zijn geraamd. De Commissie
meent, dat dientengevolge de post van f 250 voor vervoer
van keijen enz., gerust met f 25 verminderd kan worden.
Gaarne zou de Commissie de bijzondere aandacht van
Burgem. en Weth. gevestigd zien op den toestand van
sommige klinkerpaden. Zij wijst op de Nobelstraat en de
bestrating langs den kaaimuur bij de aanlegplaats van het
Stoomschip Zeeland.
De Voorzitter geeft te kennen, dat Burgem. en Weth. in
het algemeen overtuigd zijn van de dringende behoefte, die
een groot deel der bestrating aan verbetering heeft en dat
zij ter voorziening daarinzooveel de middelen der gemeente
zullen toelatenvooral nieuwe keijen wenschten aan te
koopen omdat het herleggen der oude bestrating zoo weinig
geeft wegens den zeer slechten vorm der oude keijen, die
het onmogelijk maakt de bestrating goed te maken.
Bij de uitvoering wenschen Burgem. en Weth. de smalle
niet van klinkerpaden voorziene straten, waar veel passage
zoowel van rij- en voertuigen als van voetgangers is,
zooveel mogelijk met goed behakte keijen te bestraten.
Hij gaat daarop in bijzonderheden na, welke straten naar
het oordeel van Burgem. en Weth.' vooral verbetering
noodig hebben en zegt, dat zij wel verpligt zijn de ver
nieuwing van eene of andere straat bij gedeelten te doen,
omdat de middelen niet toelaten het geheel ten laste van
één dienstjaar te brengen.
De Voorzitter stelt vervolgens voor, den post op het
voorgedragen cijfer te behouden, en zegt, dat Burgem. en
Weth. aan de opgegeven klinkerpaden hunne aandacht
zullen wijden.
De heer Six zal niet op het voorstel der Commissie
aandringen, doch hij is door de woorden van den Voor
zitter niet overtuigd. Hij acht het minder wenschelijk hier
en daar een klein gedeelte te bestraten, en vindt het beter
als men met eene straat begonnen is, die eerst goed af te
werken. Het systeem om de oude keijen niet meer te
leggengaat naar zijn inzien te ver.
De Voorzitter antwoordt nog* dat Burgem. en Weth.
wel is waar, zooveel als de middelen toelatennieuwe keijen
zouden willen aankoopen, doch het herleggen met oude
keijen niet wenschen na te laten, daar de middelen niet
zouden toelaten alles met nieuwe keijen te bestraten. Verder
acht hij het wenschelijk, de verbetering der straten zooveel
mogelijk te verdeelenten einde het eene deel der gemeente
niet te bevoordeelen boven het andere.
De heer van Kinschot was voornemens een voorstel te
doen om het artikel met f 400 te verminderen, doch hij
is daarvan, na de toelichting van den Voorzitter, terug
gekomen. Hij wil echter de aandacht van Burgem. en
Weth. nog vestigen op de slechte bestrating in het Vrijpoortje.
De Voorzitter antwoordt, dat die in het plan voor het
volgend jaar opgenomen is, en dat eerst het bovengedeelte
van den Venkel aan de beurt ligt.
Het art. wordt daarop onveranderd vastgesteld.
Afd. IH (Aanleg of vernieuwing).
Beschouwingen omtrent de onderdeelen der hier bedoelde
werken meent de Commissie vooralsnog achterwege te
kunnen laten. Mogten Burgem. en Weth. in den loop van
het jaar yoorstellen tot uitvoering doendan ontstaat van
zelf de gelegenheid om daarover van gedachten te wisselen.
De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth.. hopen dat
de middelen zullen toelaten, althans enkele van de in
deze afdeeling voorkomende buitengewone werken uit te
voeren. De gelden daartoe moeten worden gevonden uit
de buitengewone inkomstenwaarvan de zelkasch de
voornaamste is en het is niet zeker hoeveel daarop zal
worden ontvangen. Dat de opbrengst der zelkasch in de
begrooting eenigszins ruim is genomen, is om wijziging
dier begrooting zooveel mogelijk te voorkomen. Dit laatste
deelt de Voorzitter mede ook in antwoord op eene vraag
door de Commissie in haar rapport gedaanof er wel
reden bestaat om aan te nemen dat de verkoop van
zelkasch in 1887 600 meer zal opbrengen dan in 1885.
H. V, Afd. I, Art. 9 (Bureaubehoeftenkostei^van
licht en brandstoffen enz. ten behoeve der politie en nacht-
wachts) f 125, wordt aangehouden.
H. V, Afd. I, Art. 11 (Kosten voortvloeiende uit de
wet van 4 December 1872 (St.bl. No. 134) besmettelijke
ziekten) f290.
De Commissie meent, dat het lokaal, waar tot nu toe
de kostelooze inenting plaats had, niet meer ingehuurd
kan worden. Zij zou gaarne vernemen of de vaccinatiën
in het vervolg niet in het gebouw voor besmettelijke ziekten
of wel in het Raadhuis kunnen geschieden.
De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth. voornemens
waren den Raad mede te deelendat de kostelooze inen
ting niet meer in het gebouw Volksbelang" kan geschieden
en dat er dus een ander lokaal voor moet worden aan
gewezen. Kort geleden heeft de vaccinatie op het Raadhuis
plaats gehad, doch zij zouden daartoe wenschen te
gebruiken een vertrek in het gebouw voor lijders aan
besmettelijke ziekten.
De heer Zuurdeeg heeft er wat hem betreft niets tegen,
doch vindt het tegenover de buitenwereld vreemd dat
gebouw voor de vaccinatiën te gebruiken.
De Voorzitter merkt op, dat het slechts een tijdelijk
gebruik betreft en dat het niet de bedoeling is er de
vaccinatiën te houden als er zieken zijn.
De heer Goemans meent, dat er geen bezwaar is het
te gebruiken zoolang men geen zieken in het gebouw
heeft te verplegen. Burgem. en Weth. zouden den Inspec
teur voor het geneeskundig Staatstoezigt er op kunnen
hooren.
Na nog eenige beraadslaging worden Burgem. en Weth.
gemagtigd voorshands een lokaal in het bedoelde gebouw
te gebruiken, na overleg met den Inspecteur voor het
Art. 11 wordt dientengevolge verminderd met f 20
het bedrag dat vroeger voor huur van een lokaal werd
betaald.
De heer de Looze vraagt, wie er belast is met het
nazien van den inventaris van het gebouw voor lijders
aan besmettelijke ziekten. Hij heeft vernomen, dat de
zorg daarvoor bij den vroegeren bewaarder nog al te
wenschen heeft overgelaten.
De Voorzitter antwoordt, dat het toezigt op die zaak
bij Burgem. en Weth. behoort. Hij deelt verder mede,
dat bij de overname van den inventaris na het overlijden
van den laatsten bewaarder, de toestand niet in alle op-
zigten reden tot tevredenheid heeft gegeven en eindelijk
dat Burgem. en Weth. tijdelijk tot bewaarder hebben
aangesteld P. J. Bossaert.
Bij H. V, Afd. II, Art. 1 (Kosten der Schutterij)
f 911,625 wordt op voorstel der Commissie besloten de
begrooting der dienstdoende Schutterij voor 1887 goed te
keuren.
Op eene vraag van den heer van Kinschot, of in de
begrooting der Schutterij ook is opgenomen een post voor
jaarwedde van den kapelmeester, antwoordt de Voorzitter
ontkennend. De kapelmeester geniet als muziekdirecteur
eene jaarwedde uit de gemeentekas en bij zijne aanstelling^
is hem de verpligting opgelegd het muziekkorps der
Schutterij te dirigeren-.
H. V, Afd. IV, Art. 1 (Kosten der Straatverlichting)
f 4950 wordt aangehouden.
H. VI, Afd. H, Art. 1 (Subsidie aan het Burgerlijk
Armbestuur) 8800.
De Commissie merkt op, dat in een der exemplaren
van de begrooting van het Burgerlijk Armbestuur het
bodeloon vergeten schijnt te zijn.
De Voorzitter deelt mede, dat de opmerking juist is en
de begrooting zal worden aangevuld.
Op voorstel der Commissie wordt besloten aan het
Burgerlijk Armbestuur voor 1887 eene subsidie toe te kennen
van f 8800 en de begrooting dier instelling voor dat jaar
goed te kernen.
H. VII, Afd. II, Art. 4 (Kosten van verlichting en
verwarming schoollokalen Middelb. Ond.) f 320 en H. VH,
Afd. III, Art. 8 (Kosten van verlichting en verwarming
en schoonhouden der schoollokalen Lager Ond.) f 900
worden aangehouden.
II. IX, Art. 18 (Toelage aan den havenmeester voor
weerkundige aanteekeningen) f 25.
De heer Six zou het wenschelijk achten nu er een
nieuwe havenmeester benoemd is, dai,Burgem. én Weth.
zullen trachten de Aanteekeningen zorgvuldiger en vollediger
te doen houden.
De Voorzitter zegt, dat hij hierover reeds met den be
noemden havenmeester gesproken heeft.
De heer Zuurdeeg verlaat de vergadering.
De Uitgaven in de Hoofdstukken I tot IX overigens
afgehandeld zijnde, komen in behandeling de
INKOMSTENr
II. n, Art. 13 (Opbrengst van den verkoop van schor-
aarde, leem en graszoden) 450.
De verkoop van schorgrond geeft de Commissie aan
leiding tot een paar opmerkingen.
Tegenwoordig zijn er, voor zooveel haar bekend is, op
de eilanden Schouwen, Duiveland en Tholen slechts twee
plaatsen, waar schorgrond verkocht wordt, n.l. hetDijkwater
en de schorren van Jhr. de Casembroot te St. Annaland.
De gemeente heeft dus met den heer Casembroot het
monopolie. Deze vroeg in den afgeloopen zomer voor zijn
grond f 0,40 per M3.welke prijs nog met minstens f 0,25
moet verhoogd worden, omdat de plaatsen waar tegen
woordig grond gestoken mag worden, ver verwijderd zijn
van de kreeken waar de vaartuigen kunnen liggen. To
St. Annaland kost dus tegenwoordig de schorgrond minstens
f 0,65 voor hij in het vaartuig is.
De gemeente Zierikzee verkoopt sedert een jaar grond
voor f 0,20. Hier kan de grond digt bij het vaartuig
gestoken worden. Met de bijkomende onkosten van vervoer
tusschen schor en vaartuig, schut- en bruggeld en tijd
verlies -bij het schuttenkan men rekenen dat de prijs tot
hoogstens 45 cent klimt.
Hieruit volgt, dat, als de gemeente de verkoopprijs van
schorgrond op f 0,30 stelt, zij nog matiger in haar eisch
is dan de ambachtsheer van St. Annaland.
De Commissie geeft dan ook den Raad in overweging,
den prijs van schorgrond per M3. met f 0,10 te verhoogen
en alzoo te stellen op f 0,30.
De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth. zich met dat
voorstel vereenigen en het overnemen, waarna dit zonder
hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
Ook aan de controle der hoeveelheid afgeleverden grond
heeft de Commissie voorts gemeend hare aandacht te
moeten wijden.
Te St. Annaland wordt de hoeveelheid uitgegraven grond
naauwkeurig op het terrein opgemeten. Hier daarentegen
dient de niet altoos met volkomen zekerheid bekende lading
van het vaartuig, den sasmeester tot maatstaf.
Deze gebrekkige methode kan tot nadeel voor de gemeente
leiden. De Commissie zou daarom gaarne zien, dat den
Sasmeester in het vervolg opgedragen werd, den uitgestoken
grond in het bijzijn van den sclnpper op het schor na te
meten. Misschien zou het aanbeveling verdienen dien beambte
daarvoor eene kleine belooning, b.v. 0,02 per M3.uit
te keeren.
In het bijzonder werd de aandacht der Commissie ge
trokken, door de hoogst onregelmatige wijze, waarop de
grond in het Dijkwater tot nu toe is geroofd. Een enkele
blik op het terrein levert hiervan het bewijs. De Commissie
ziet niet in, dat het belang der gemeente daardoor gebaat
werd.
Zij meent, dat begroeijing van de afgeroofde plekken
zeer zou bevorderd worden, wanneer op een oordeelkundige
wijze de randen^ der putten eenigszins afgevlakt werden,
en vooral wanneer voor behoorlijke afwatering zorg gedragen
werd. Gaarne zou de Commissie zien, dat hiertoe binnen
niet al te langen tijd werd overgegaan.
Zij heeft gemeenddat het niet noodig is in de begrooting
'der uitgaven een nieuwen post voor dit doel uit te trekken.
Het benoodigde geld, dat zeker goed besteed ware, zou
naar haar inzien te vinden zijn uit een der artikelen van
H. Ill, Afd. II, waarop af- en overschrijving toegestaan
wordt.
De Voorzitter zegt, .dat Burgem. en Weth. voor het
gelijkmaken der putten zooveel mogelijk zullen trachten te
zorgen.
Wat de opmeting van den uitgegraven grond op het terrein
betreft, stellen zij voor, nog geen besluit te nemen. Burgem.
en Weth. zullen intussclien nagaan of en in hoever de
thans gevolgde wijze van controle nadeelig kan zijn.
II. Ill, Afd. IV, Art. 1 (Weg-, straat-, brug-, kaai-,
haven-, kraan-, sluis-, dok-, boom- en veergelden) f 1250.
De Commissie zou gaarne vernemen of ook voor schepen
die ten behoeve van gemeentewerken grond uit het Dijk
water halen, schut- en bruggeld betaald wordt. Mogt zulks
het geval zijn, dan zou dit feitelijk nederkomen op het
verleenen eener toelage uit de gemeentekas aan den sas
meester en de brugwachters boven hunne jaarwedde; en
de Commissie zou betwijfelen o£ dit met de bedoelingen
van den Raad strookt.
De Voorzitter antwoordt, dat voor de bedoelde schepen
werkelijk ook schut- en bruggeld betaald wordt, dat de
genoemde ambtenaren er hun werk voor moeten .doen en
dat hun anders een gedeelte hunner belooning, waarop zij
zijn aangesteld, zou worden ontnomen.
De heer Six vraagt, of die toestand steeds geweest is
zooals nu.
De Voorzitter antwoordt bevestigend en geeft eenige inlich
tingen over de regeling der belooning van de brugwachters,
van den sasmeester en den havenmeester.
De heer Six meent, na de verkregen inlichtingen, dat
het niet billijk zou zijn tegenover die ambtenaren, in den
tegenwoordigen toestand verandering te brengen, waarna
de heer Boeije nog verklaart, dat ook hij eene andere
regeling minder gewenscht zou achten.
Ten slotte merkt de Commissie nog op, dat naar hare
inzigten de rente van uitgezet kasgeld (H. II, Art. 11),
beter op hare plaats zou zijn in H. V der Inkomsten. Zij
betwijfelt toch of het wel geheel juist is, kasgeld-als een
gemeente-eigendom of bezitting te beschouwen.
De Voorzitter zegt, dat de post voor rente van uitgezet
kasgeld in H. H is gebragt overeenkomstig de door de
Gedep. Staten gegeven voorschriften.
De behandeling der verschillende posten van de Inkomsten
is hiermede afgeloopen.
De verdere behandeling der begrooting wordt aangehouden
tot eene volgende vergadering.
Na omvraag wordt deze vergadering door den Voorzitter
Snelpersdrukkerij van H. LAKENMAN te Zierikzee.
Uitgevers: DE LOOZE WAALE.