den eed gezworen haddenniet uiteen te zullen gaan
voordat zij Frankrijk eene constitutie zouden hebben gegeven.
In de hofhouding werden groote bezuinigingen gebracht,
vervolgt schrijver."
Laat ik de geschiedenis eens opslaan: Daar lees ik bij
•van Lessen":
De Koning (Lodewijk XVI) gaf het verlangen te kennen,
som bij zijne talrijke paleizen nog Rambouillet te koopenDe
Minister Calonne verschafte hem hiertoe geld. De Koningin
wenschte Saint 'Cloud te bezitten, ook hieraan voldeed Calonne.
sDe broeders des Konings, de Graven van Provence en Artois,
•verspilden onnoemlijke sommen met weddenschappen en hunne
•paardenstoeterij. Het geld dat zij hiertoe benoodigd hadden,
trokken zij uit de schatkist. Geschenken en pensioenen
vloeiden iedereen toe, die zich verheugen mocht in de gunst
»van het hof. Om de Koningin genoegen te doen, kocht
Calonne voor twintig niillioen koninklijke domeinen" enz.
Op blz. 9 zegt schrijver:
„De adel en de geestelijkheid zijn de eerste geweest, om
•het Koninklijk gezag te beperken."
Ziehier hoe Heine in zijn pittigen stijl zich daarover
uitlaat:
In plaats van een krijgshaftige feudale adel die de Ko
ningen eens bebeerschte en beschermde, kroop nu om de
•treden van den troon een zwakke hofadel aan wien slechts
•bet aantal zijner voorvaderen, niet. zijner burchten en
•manschappen beteekenis bijzette; in plaats van stoere,
ultramontaansche priesters die met biecht en ban de Konin-
•gen schrik aanjoegen, maar ook bet volk in bedwang bielden
was er nu eene verfranschtezoo te zeggen afhankelijke
•kerk, welker ambten men in bet oeul-de-boeuf van Ver-
•sailles of in bet boudoir der maitressen bemachtigde en
wier hoofden tot denzelfden adel behoorden die als hofbe-
dienden pronktenzoodat bisschopsmuts en mantel als eene
•andere soort van hoflivrei kon worden beschouwd."
•Het goede nu uit de revolutie van '89 voortgesproten,
was vrucht van het evangelie," vervolgt schrijver op blz. 11
regel 8. Op blz. 6 regel 16 van onderen beweert bij echter
dat men toen veelal het evangelie niet dan bij name kende.
Hoe rijmt U dat? mijnheer B?
Neen! waarde buurman, uit den roes dier wreedheden zijn
onze maatschappelijke verhoudingen ontstaan, dat kunt ge
niet loochenen, waarvoor èn clericalen èn liberalen der
revolutie niet genoeg dankbaar kunnen zijn.
Het kunstje van 1789 hebben de liberalen nog niet geheel
verleerd", betoogt hij verder en om dat te bewijzenwrijft
hij het der liberale pers als een euvel aan, dat zij niet
voor de meerderheid der Belgische volksvertegenwoordiging
in de bres is gesprongen.
Bescherming van de meerderheid tegen de minderheid. (Sic
Eilieve lieer Bwie verstaan tegenwoordig het kunstje van
oproer maken, de liberalen of de Anti-revolutionairen?
Wie hoonen de wettig over ben gestelde machten, wie
hebben de nieuwe kerk te Amsterdam als eene andere Bastille
ingenomen en wie hebben in de 2e Kamer het werk gestaakt
omdat ze niet het volle loon konden bedingen?
Immers de Anti-revolutionairen
•Immers, zoekt men den grondslag van het recht in den
•menscb, in de numerieke meerderheid, dan doet men alsof
God niet bestaat, en pleegt men tegenover Hem het grofste
•onrecht." Aldus op blz. 12 bovenaan.
Waarschijnlijk is U deze zinsnede in een onbewaakt oogen-
blik ontsnapt mijnheer B. Zie, bij honderden worden uwe
brochures verspreid, alleen om aan uwe partij de numerieke
meerderheid te bezorgen. Gij veroordeelt dus uwe eigene
handelingen.
Indien ge werkelijk vertrouwen in een Opperwezen steldet,
dan hadt ge uwe vroegere leuze „in ons isolement ligt onze
kracht" niet mogen verzaken, dan hadt ge U niet met
Rome moeten associeeren; dan hadt ge moeten spreken als
Willem de Zwijger, die toen men hem vroeg of hij geen
verbond met een machtig vorst had gesloten, ferm antwoordde:
•Ik heb een verbond gesloten met den Potentaat aller
Potentaten."
(3 De Jesintcn waren door Jjodewrj'c XV of liever door Madame de
Pompadour reeds uit het land verbannen.
Voorwaar vader Willem, boe ook van alle kanten aan
gevallen stelde meer vertrouwen in Hem dan gij en uwe
partij.
Hoe gijlieden U kunt vereenigen met den Ultramontaan
die zicli volgens den catechismus (30e Zondag) aan vervloekte
afgoderij" schuldig maakt is voor velen dan ook onbegrijpelijk.
De velerlei staatsregelingen na '89 getuigen dat zij God
•niet tot grondslag hebben."
En de Anti-revolutionairen met God nu niet bovenmaar
tot basisalzoo onderdoen hun best om de bestaande
staatsregeling omver te werpen.
De Tweede Kamer moet om, de Eerste Kamer om, de
Provinciale Staten om! ziedaar hun wapenkreet.
En zoo op het stokpaardje van God boven, de mensch
onderdraaft de schrijver doordeelt links en rechts klappen
uit; aan den staat, de rijks-universiteiten, de rijks-ambtenaven
en de moderne theologie om eindelijk de laatste druppels
alsem over de openbare school uit te gieten, terwijl de
getuigenis van een' joodwat eigenlijk de liberalen willen
de slot-apotheose van liet anti-revolutionair beginsel vormt.
Ik wensch hem niet op dien kruistocht te volgen. Ik
matig mij over die aangelegenheden geen oordeel aan.
Ik vrees dat uwe lezers M. d. R. uwe courant zullen
neerleggen als ik de schoolquaestie aanraak.
In alle tonarten is zij reeds bezongen en nieuwe gezichts
punten opent de schrijver niet.
Slechts dit wensch ik daarbij aan te teekenen
Is het verheerlijken van Gods naam in liederen en lessen
op de openbare school afbreuk doen aan den godsdienst der
Anti-revolutionairen
Zijn niet voor het dogmatischhet kerkelijk onderwijs in
de eerste plaats, otiders en geestelijken aangewezen?
Stelt art. 22 van de onderwijswet niet den godsdienat-
leeraren in de gelegenheid om op de openbare school onderwijs
te geven?
En toonen de heeren predikanten van de rechtzinnige
richting, doorgaans de heftigste bestrijders der openbare
schooldoor bet gering aantal uren dat zij aan godsdienst
onderwijs besteden, door de herhaalde malen dat zelfs die
enkele lessen niet gegeven worden, wel dat zij zelf hart
hebben voor den godsdienst
Toen in 1848 het onderwijs vrij werd verklaard juichten
de Anti-revolutionairen.
Toen zij eenigszins van hunne vreugde waren bekomen,
waren zij dankbaar doch niet voldaan.
En thans, steeds driester wordende, noemen zij zich de
vertrapten.
Draaiende heer B. gaf het beeld zelf aan de band
ziedaar de tactiek, dus geen standpunt zijner partij.
Toen in de jongste Kamerzitting de liberalen hun wilden
toestaan Wat eerst op zoo hoogen toon werd geëischt, werd
dadelijk iets anders verzonnen.
Men ziet het hoe weinig belang die partij stelt in de op
lossing der schoolquaestie.
De strijd moet worden doorgezetal wordt het vaderland
er door ten verderve gebracht" (woorden van den candidaat
der Anti-revolutionairen in ons district.)
En wat nu eigenlijk de liberalen willen mijnbeer B.
Zij willen tot volksvertegenwoordigers mannen van erkende
capaciteiten, mannen, autoriteiten op het een of ander
gebieddie een open oog en oor hebben voor de behoeften
en nooden des volks mannen die de sociale quaestie langs
wettigenvreedzamen weg trachten op te lossen en hoe en of
die mannen een Opperwezen in hunne binnenkamer dienen
dat hebben niet de kiezers bij de stembusmaar dat hebben
die mannen zelf met Hem uit te maken.
Onder hartelijke dankbetuiging voor de mij welwillend
verleende ruimte, ben ik hoogachtend
Uw Dw. Dienaar,
F. ALLEN.
Buuinis8E, 7 Juni 1886.
UitgeversDE LOOZE WAALE.
Gedrukt bij J. WAALE, te Ziei-ikzee.