BIJVOEGSEL
Zierikzeeschen Nieuwsbode van Zaturdag 3 Blei 1884.
VERGADERING UN DEN GEMËENTEIUAD
belioorende bij den
TE
ZIEItIHZE E,
gehouden den 30 April 1884.
Voorzitter Mr. J. P. N. ErmerinsBurgemeester.
Afwezig de HH. Moolenburgh (met kennisgeving), BV. A.
Ochtman en Schneiders van Greijffensworth.
De notulen der vorige vergadering worden gelezen en
goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mededat zijn ingekomen
I. Een brief van Gedeputeerde Staten, houdende goed
keuring van het gemeenschappelijk Raadsbeslait tot wijziging
der instructie voor de Commissie voor de grintwegen in
Schouwen.
II. Een brief van C. Hackmet berigt dat bjj zjjne be
noeming tot onderwijzer alhier aanneemt en zoo spoedig
mogelijk in dienst zal treden.
Beide stukken worden voor kennisgeving aangenomen.
De rekening van het Burgerlijk Armbestuur over 1883,
wordt tot onderzoek en rapport gesteld in handen cener
Commissiewaarvan de Voorzitter tot leden benoemd de
HH. van Kinschot, S. J. Ochtman en de Jonge.
Namens Burgemeester en Wethouders wordt den Raad
aangeboden het Gemeenteverslag over 1883, waarvan aan de
ledenzoodra het is gedrukteen exemplaar zal worden
uitgereikt.
Alsnu komt in behandeling een voorstel van Burgemeester
en Wethouders, om vooralsnog niet over te gaan tot het
derapen der Karnemelksvaartdoch het aanleggen van eenen
honten noodbrug over de thans bestaande steenen brugdie
bouwvallig is en waarvan de kosten worden geraamd op 150.
De Voorzitter herinnert den loop der geschiedenis dezer
zaakdat bij de behandeling der begrooting in beginsel is
besloten tot demping der vaart, doch dat het voorstel tot
het daarsteflen van een brandput op die plaats, is verworpen.
Na besluit is ingekomen een schrijven van de Directie
der Brandweerwaarbij zij op gemotiveerde gronden have
bezwaren mededeeltindien bij het dempen dier vaart aldaar
geen brandput wordt gemaakt.
Een nader overleg met de genoemde Directie, heeft aan
Burgemeester en Wethouders doen blijken dat een brandput
daar zeer noodig isomdat ecue bestaande gelegenheid tot
het verkrijgen van water wordt opgeruimd zonder er iets
voor in de plaats te gevende afstand vau den brand zon
dikwijls te groot zijn terwijl men toch ook in aanmerking
moet nemen dat alles bij de Brandweer vrije diensten zijn
daarenboven zijn lange afstanden zeer tot schade van het
materieel.
Dientengevolge stellen Burgemeester en Wethouders voor
bij de demping der Karnemelksvaart, aldaar een brandput
te maken, waarvan de kosten worden geraamd op 725.
Daar echter al die buitengewone uitgaven moeten gevonden
worden uit de opbrengst der Zelkasch, die niet toeneemt
maar vermindert, zijn zij tot het voorstel gekomen om de
demping dier vaart voovloopig uit te stellen daardoor zou
dan ook thans de brandput niet noodig zijn. Aan de brug moet
echter wegens hare bouwvalligheid verbetering komen en
wordt het maken eener noodbrug noodzakelijk geacht.
De Voorzitter opent de algemeene beraadslagingen.
De heer Zuurdeeg zegtdat het beoi leed doet over dit
voorstel bet woord te moeten vragendaar hij reest dat
dit zal leiden tot een botsing tusscheu het Dagehjksch
Bestuur eu den Raad. Eene Commissie beeft de zaak degelijk
onderzochtde Raad heeft beslist in den geest der Com
missie en naar hij vertrouwt in het belang der ingezetenen
en dat der gemeente. Hij vreest dat dit voorstel zal leiden
tot ondeimeining van het wettelijk gezag, dat leidt tot
anarchie. Fjj zal echter het Dagelijksch Bestuur niet volgen
op <?'en weg. Br igemeester en Wethouders moc'en uitvoeren
de besluiten van den Raad en lip meent dat zij volstrekt
geen regt hebben om aan den Raad een bewijs van onbe
kwaamheid te geven. Hij wenscbt geen plcidooijen en stelt
daarom voor de volgende motie van orde
»De Raadoverwegendedat de zaakliggende in
het voorstel aan de ordebereids is behandeld en vast
gesteld gaat over tot de orde van den dag."
De Voorzitter meent er op te moeten wijzendat
de Raad zijn kracht verkleind door het behandelen en
aannemen van motiën van orde. De Tweede Kamer heeft
geene magt zooals den Raadmotiën van orde hebben alleen
die vrucht dat de wenscbelijkheid van een of ander wordt
uitgesproken. Het is waarde Raad doet de besluiten en
i Burgemeester en Wethouders moeten die uitvoerendoch
dat is thans geen kwestiehet Dagelijksch Bestuur deelt
alleen mede wat het Bestuur der Brandweer noodzakelijk
achtdaarmede kan het zich thans vereenigendoch de
Raad beeft volkomen bevoegdheid bet al- dan niet aan te
nomen.
De heer de Looze kan zich vereenigen met de motie van
den heer Zuurdeeghet zou hem spijten indien de Raad
terugkwam op een genomen besluit.
De beer van Kinschot kan zich niet vereenigen met de
motie. Hij weet wel dat het Dagelijksch Bestuur uitvoering
moet geven aan een besluit van den Raaddoch hij be
grijpt dat Burgemeester en Wethoudersna bet adres dei-
Brandweer nader toegelichthebben gemeend dit voor
stel te moeten doen. Hij wenscbt echter te vragenof
hij het maken der noodbrug niet een gedeelte dei-
helling is weg te nementen einde daarmede een begin der
demping aan te vangen.
Do heer Boeije bespreekt de voorgestelde motiedoch
zegt, dat hij niet kan begrijpen boe hier ter sprake
kan komenals zou het Dagelijksch Bestuurna ver
kregen inlichtingen van deskundigenniet terug kunnen
komen op een genomen besluit. Het blijft toch steeds
aan den Raad over of zij die vingerwijzingen al- dan
niet wil aannemen. Indien het Dagelijksch Bestuur niet
lette op de gegeven nadere inlichtingenzou men dan
hen geen machines noemen Ieder ingezetene kan dat
doenmen kan wijzenindien er later bij brandgeen
voldoend water te vinden is op het adres der Brandweer
en alzoo het aan bet Dagelijksch Bestuur wijten dat daarin
niet is voorzien. Hij meent dat de heer Zuurdeeg zich
plaatst op een verkeerd standpuntdat hij meent dat het
Dagelijksch Bestuur eeue poging doet om den Raad terug
te brengen van een eenmaal genomen besluitdoch namens
het geheele College van het Dagelijksch Bestuurkan bij
verzekerendat dit niet het geval is. Het doel is geen
a/stelalleen uitstelnoodzakelijk met het oog op de
linantiën der gemeente.
De heer Goemans meent dat deze geheele kwestie had
kunnen worden gecoupeerdivauneev het Dagelijksch Bestuur
dadelijk de kwestie had gesteld; Brandput of niet? Thans
heeft de Raad geen enkele grond om terug te komen op
haar genomen besluit. Er is ook nog niets beslist.
De beer Zuurdeeg vraagt het woord, daar de discusie
tbans buiten de motie zou loopeu.
De Voorzitter wijst er opdat bij reeds meermalen bad
willen spreken en in ieder geval de leiding der Gemeenteraads
zitting aan hem behoort. Hij zal alzoo het woord nomen
en wijst er op dat de eenvoudige orde van deze zaak is
I.° demping; 2.° brandput; 3.° houten brug. Hij zal de
geheele beoordeeling dezer zaak aan den Raad overlaten.
De heer van Manen zal geen aanmerking maken op de
leiding van den Voorzitter. Hij meent dat de beide vorige
sprekers ook buiten de orde zijn gegaan en meent, dat de
beer Zuurdeeg de zaak te hoog opschroeft, mogelijk door
dat over deze zaak buiten den Raad veel beweging is ge
maakt. Er is te veel geroerd in die karnemelkspot, waardoor
de brandput een klont geworden is. Hij zal zich echter
nooit schamen om terug te komen op een genomen besluit
indien blijkt dat latere inlichtingen kunnen strekken tot een
ander inzigt in eene zaak. Hij herinnert zich eene discussie
in de Tweede Kamer, waarbij de heer Schacjman aan den