voorschriften betreffende de invordening eener belasting op het gebruik van gemeentegrond van den 19 Mei 1855wordt aldas gelezen: Door Burgemeester en Wethouders zal worden bepaald, welke der tot den openbaren dienst bestemde gronden der ge- meente kunnen worden in gebruik gegeven tot het neder- leggen, plaatsen en verwerken van boomstammen, balken en andere voorwerpen." Als derde lid wordt aan dat artikel toegevoegd de vol gende zinsnede: Voor een gebruik ter plaatsing van vaste weegbruggen »of andere aardvaste voorwerpen, waarvoor de bestrating opgebroken, of de grond uitgegraven moet worden, ia de vergunning van den Raad noodig." Art. 2. In het eerste lid van artikel 2 dier Verordening wordt in plaats van »te dien einde," gelezen: »voor het in het eerste lid van artikel 1 vermelde doel." Als laatste lid wordt aan dat artikel toegevoegd de vol gende zinsnede: Hij, die zoodanig gebruik van gemeentegrond verlangt, als bedoeld is in het derde lid van artikel 1moet zich schriftelijk wenden tot den Raad, met juiste opgave van het voorwerp, dat hij verlangt te plaatsen en van de daarvoor benoodigde oppervlakte. Ingeval de gevraagde vergunning wordt verleend, wordt daarvan aan den belanghebbende, van wege Burgemeester en Wethouders, een schriftelijk bewjjs gegeven dat hij •aan den Gemeente-bouwmeester moet vertoonen." Art. 3. In het eerste lid van artikel 3 wordtin plaats van het woord «aangewezen", gelezen: »door den Gemeente-bouw- meester aangewezen of door den Raad uitgegeven." Als laatste lid wordt aan dat artikel toegevoegd de volgende zinsnede: Indien de Raad, in de gevallen waarin zijne vergunning noodig is, het gebruik voor langer dan één jaar heeft toegestaan, moet do verschuldigde belasting, zoo lang het •gebruik duurt, vóór den aanvang van elk gebruiksjaar worden voldaan." Art. 4. Als artikel 8bis wordt gelezen •De artikelen 4, 5, 6, 7 en 8 zijn niet van toepassing op zoodanig gebruik als in het derde lid van art. 1 is bedoeld. Zij, aan wie dat gebruik is vergund, moeten zich ge- dragen naar de voorwaardendoor den Raad aan de vergunning verbonden. Indien zij die voorwaarden niet nakomen en het gebruik, tengevolge daarvan, in den loop van een gebruiksjaar eindigt, hebben zij geen regt tot terugvordering van eenig deel der bestaande belasting. Ingeval echter het gebruik om andere redenen tusschentgds •eindigt, zal hun, op hunne aanvraag, een evenredig deel •der betaalde belasting worden teimggegeven." Art. 5. In artikel 10 wordt achter de woorden in gebruik nemen" gelezen: »of houden." Aldus vastgesteld ter openbare Raadsvergadering van den 8 Augustus 1883. De Burgemeester (get.) J. P. N. ERMERINS. De Secretaris, (get.) J. P. van der LEK de CLERCQ. Zijnde na het vaststellen dezer Verordening op nieuw goedkeuring verleend aan de heffing der belasting op het gebruik van gemeentegrond, bij Koninklijk besluit van den 18 November 1883, no. 18. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 5 December 1883. De Burgemeester en Wethouders, J. P. N. ERMERINS. De Secretaris, J. F. van der LEK db CLERCQ. Uitgevers: DE LOOZE WA ALE.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1883 | | pagina 4