BIJVOEGSEL Zierikzeescheii Nieuwsbode van Zatiirdag 3 October 1883. VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD behoorende bij den TE ZIERIKZE K, gehouden den 31 October 1883. Voorzitter Mr. J. P. N. Ermerins, Burgemeester. Afwezig de HH. Moolenburgh en W. A. Ochtman. De lezing der notulen van de vorige vergadering wordt aangehouden en de behandeling der gemeente-begrooting voortgezet. Bij Hoofdstuk V, art. 8, afd. 1 (kleeding enz. van policie-beambten)heeft de Commissie de vraag gedaan of de gemeente-veldwachters niet van regenmantels bchooren voorzien te zijn. De heer van Kinschot zegt, dat de vraag door de Com missie gedaan is omdat de gemeente-veldwachters dikwijls aan regen zijn blootgesteld, die kleine ongesteldheden ver oorzaakt. De Voorzitter zegt information ingewonnen te hebben naar den prijs van schoudermantels, zooals die door de politie in Engeland gedragen wordende prijs daarvan is 5,75. De heer Schneiders zou de politie-agenten liever geheele regenmantels en waterlaarzen verschaffen. De Voorzitter zegt, dat lange mantels hinderlijk zijn in de bewegingen der agenten. Hij verneemt echter met ge noegen de belangstelling die in do politie getoond wordt, waarvan Burgemeester en Wethouder ter bekwamer tijd ge bruik hopen te maken. Na eene korte discussie tusschen de HH. Mulock Houwer, Boeije en de Voorzitter, wordt besloten de proef te nemen met de schoudermantels, en deze post der Begrooting daarom te verhoogen met ƒ85. De heer Bocije stemde tegen terwijl Mr. Moolenburgh die gedurende de behandeling dezer zaak was binnengekomen zich buiten stemming hield. Bij art. 13 (kosten voortvloeiende uit de wet vau 4 De cember 1872 (Staatsblad no. 134) vraagt de Commissie of op het stadhuis geen lokaal bestemd of ingerigt kan worden voor de kostelooze inenting. De Voorzitter zegtdat op dit oogenblik geen lokaal beschikbaar is; men zou een locaal kunnen in orde maken achter het politie-bureau, doch dit zou kostbaar zijn, terwijl het tegenwoordig lokaal is voorzien van vuur en licht cn gelegen in het midden der stad. De begrooting der dd. schutterij voor 1884, wordt over eenkomstig het advies der Commissie goedgekeurd in ont vang en uitgaaf op ƒ1041. Hoofdstuk V, afd. 3 art. 2 (overige kosten der brand weer) wordtnaar aanleiding van het in de vorige vergadering genomen besluit, met f 75 verminderd. Bij Hoofdstuk V, afd. 4, art. 1 (kosten der straatver lichting) wordt de prijs van het gas voor 1884 bepaald op 10 ets. per kub. Meter. Bij dit artikel vraagt de Commissie wat men voornemens is te doen met den bestaanden grooten voorraad cokes. Zij zou het wenschelijk achten die voor minderen prijs te verkoopenten einde plaats te maken voor den nieuwen voorraad. De heer Mulock Houwer, Voorzitter der Commissie tot exploitatie der gasfabriekzegtdat tengevolge de zachte winters der laatste jaren de voorraad thans wel wat groot is, doch deze zal spoedig veel afnemen, ook omdat, de levering buiten de stad in den laatsten tijd nog al aanzienlijk is. Daarenboven zou verlaging van den cokes-prijs verhooging van die van het gas tengevolge hebben. Ingevolge advies der Commissie wordt besloten de sub sidie aan het Burgerlijk Armbestuur over 1884 te bepalen op ƒ7800 en de begrooting van dat College vast testellen in ontvang en uitgaaf op ƒ9488,51. Bij Hoofdstuk VU, afd. 2, art. 5» (materieel van het schoonhouden der H. B. S.) acht de Commissie het wen schelijk de bepaalde 25 bij abonnement te bepalendan heeft men niets te maken met rekeningen van dweilen, lu cifers enz. Nadat de Voorzitter eenige inlichtingen heeft gegeven, wordt dit art. ook onveranderd aangenomen. Bij Hoofdstuk VUafd. 3 (kosten van lager onderwijs) deelt de Voorzitter mede, dat het raadsbesluit van 27 Junij 1881, waarbij de lagere scholen zijn genoemd A, B, C en D, op een nader te bepalen tijdstip in werking treedt. Hij zou nu voorstellen dit tijdstip te bepalen op 1 Ja nuary 1884. Hiertoe wordt besloten. De Voorzitter deelt mede dat de school op bovengeuoem- den datumofschoon dan nog niet geheel en al voltooidin gebruik zal komen en dat Burgemeester en Wethouders het wenschelijk zouden achten dat het onderwijzend personeel van de school van den heer Rensen naar de nieuwe school zal worden overgeplaatstmet behoud van hunne tegen woordige jaarweddein afwachting wat de verecniging der scholen zal opleveren. Bij Hoofdstuk VII, afd. 3, art. 1, sub 3 (kosten van lager onderwijs) verklaart de Commissie dat zij met genoegen heeft opgemerkt dat Burgemeester en Wethouders voor stellen om den onderwijzer J. Rensen als onderwijzer aan de nieuwe school te behouden met behoud van het thans door hem genoten tractemcnt. De Voorzitter stelt voor een besluit te nemen om de jaarwedden vast te stellen overeenkomstig de memorie van toelichtingmet bepaling dat die van den onderwijzer Rensen zoolang hij die betrekking zal beklecden1175 zal be dragen. Alzoo besloten. De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethouders in de volgende vergadering advies zullen uitbrengen op de adressen der onderwijzers Bastracijer en Rensen. Bij Hoofdstuk VII, afd. 4, art. 4 (toelage aan de Ambachts- en Industrieschool van E. W. Mus) wordt voor gelezen het vroeger ingekomen adres, waarin verzocht wordt om eene toelage van ƒ100 'sjaars, zijnde die som ook door de Prov. Staten van Zeeland toegestaan. De Voorzitter stelt voor gunstig op dit adres te beschikken daar die inrigting bezocht wordt door 15 h 20 leerlingen, reeds eenige gunstige resultaten heeft opgeleverd en bijval bij de ingezetenen blijkt te ondervinden. Aan de inrigting zijn ook een tweetal onderwijzers verbonden, die theoretisch onderwijs geven en door den adressant worden betaald. Hij stelt dus voor gedurende 5 jaren aan den heer Mus eene toelage van 100 'sjaars te verstrekken, De heer van Manen vraagt, indien hij in aanmerking neemt dat aan de andere Ambachtsschool 200 per jaar wordt toegestaanof dan de heer Mus het zooveel minder noodig heeft. De heer de Jonge zegt, dat op de school van den heer Mus leergeld wordt betaaldterwijl dit op de andere school gratis is.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1883 | | pagina 1