Ook de lieer Moolenburgh vindt het denkbeeld zeer goed maar waarschuwt er voor, dat bij adressanten door die be spreking de gedachte niet zoude moeten ontstaan, dat de Raad reeds heeft toegestemd in het verzoek. Hij wenscht, dat daarop gewezen wordt. De Voorzitter en de heer Moens lichten- toe, hoe Bur gemeester en Wethouders de zaak denken te behandelen. De heer Moolenburgh vindt bij nader inzien het uitstel niet gewenscht en acht het eenvoudiger te bepalen, dat de Raad onder de genoemde voorwaarde den grond wil afstaan, waarmede dan de zaak is uitgemaakt. De heer Houwer herinnert, dat bij beschikking over den grond -het verzoek van Matthijsse niet uit het oog moet worden verloren. De heer Fokker stemt dit toe en is voor aanhouding der zaak. Den heer van Nes is het voorgekomen, dat Matthijsse in den laatsten tijd is gaan contrarieeren. Hij wenscht, dat Burgemeester en Wethouders zullen onderzoeken of werkelijk het gevraagde onmisbaar voor hem is, dan wel of het waar is dat die adressant gedurende den loop dezer zaak eene fictieve uitbreiding heeft gegeven aan de gebruikmaking van het terrein. De Voorzitter zegt, wat nu gevraagd wordt is grooter, dan wat Matthijsse vroeger gebruikte. De heer van Nes zegt, dat de verzoeker dus meer vraagt, dan hij wederregtelijk in gebruik had. De heer Fokker zegt, dat niets aanwijsbaar is, dan de grond der travaille. Deze staat er, is er dus gezet en hij of zijne voorgangers hebben een zeker regt. Maar van het overige terrein heeft hij geeu verder gebruik gemaakt dan zijne buren. Ieder maakt daarvan gebruik. De heer Labrijn is van oordeel, dat deze zaak geheel beheerscht wordt door de vraagzal men het terrein afstaan Begint men te onderhandelen met de verzoekers, dan geeft men aanleiding tot de gedachte: ja. Spreker daarentegen acht het niet wenschelijk. Hij wil dat open terrein daar behouden, juist bij het inkomen der stad en zou het niet in het belang der gemeente achten het te bebouwen. Hij wil wel het terrein aan de heeren den Bouwmeester c. s. in gebruik afstaan, maar niet in eigendom. Hij zou nu eerst liet beginsel willen uitmaken of men den grond zal afstaan, al dan niet. De heer Moens herinnert, dat thans de bespreking a foud begonnen is, doch dat hij voorgesteld heeft de zaak aan te houden. Hieromtrent wenscht hij nu eerst beslissing. De heer Labrijn kan met de aanhouding medegaan, maar is tegen afstand van den grond. Hierop wordt het voorstel van den heer Moens om de zaak aan te houdenaangenomen met 9 stemmen tegen 1 die van den heer Labriju. De Voorzitter brengt in behandeling het verzoekschrift van Mej. A. C. van der Zalm, geb. van der Poel, om ont slag uit hare betrekking van onderwijzeres in de nuttige handwerken voor meisjes aan de school voor onvermogenden, aan die voor minvermogenden en aan de avondschool voor meisjes. De plaatselijke schoolcommissie adviseert, dat er geen bezwaar bestaat het gevraagd ontslag eervol te verleenen met ingang van den in het adres opgegeven tijd (1 Augustus). Op voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt con form dit adres besloten. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een verzoek schrift van Mej. K. J. Kastelijn, om ontslag uit hare betrek king van gemeentevroedvrouw om redenen van gezondheid, met ingang op 1 Augustus a. s. Er heeft bereids eene oproeping plaats gehad, waarop tot nog toe slechts ééne sollicitante is opgekomen. Het eervol ontslag wordt door den Raad verleend. De heer Zuurdeeg ziet op zijn convocatiebiljet den naam vermeld van Mej. M. A. Steketee te Scherpenisse. Hij zou wenschelijk achten, dat dadelijk tot benoeming werd overge gaan. Mogelijk zal de Raad weder niet zoo spoedig ver gaderen en met het aanstaand vertrek van Mej. Kastelijn zou de gemeente zonder vroedvrouw geraken, wat hij niet wen schelijk acht. De Voorzitter zegt, dat de Raad in deze maand nog vergaderen zal en dat thans alleen in de bedoeling lag mede- deeling te doen, dat zich nog maar ééne sollicitante heeft aangemeld. De heer Zuurdeeg ziet niet in dat wachten noodzake lijk is. Hij stelt voor stante pede tot benoeming over te gaan. De sollicitante heeft eene goede reputatie, hij kan er voor instaan, dat zij voor de betrekking geschikt is. De. heer Fokker vindt dit voorstel nog al bedenkelijk. Het verzoek is reeds ingekomen, véér dat men officieel berigt kon hebben van de vacature, zoodat eene private mededeeling moet ontvangen zijn. Het is gewoonte, te ad verteren bij vacature. Dit is geschieddoch zeer kort geleden. Het is best mogelijk, dat binnen eenige dagen meerdere opkomen. Spreker wil niets aanmerken op de geschiktheid van de sollicitante, maar mogelijk doen zich nog betere voor. De heer Zuurdeeg heldert op, dat jufvr. Steketee reeds vroeger geïnformeerd was. Ongeveer voor 6 weken heeft zij spreker's voorspraak gevraagd en toen heeft hij haar ver wezen naar het gemeentebestuur. Hij blijft bij zijn bezwaar tegen uitstel. Als eerst in het' laatst der maand eene benoeming geschiedt, wie zal dan zoo spoedig hier komen. De sollicitanten zijn gewoonlijk in betrekking en de benoemde kan dan mogelijk eerst later komen. In deze gemeente is zeer groote behoefte aan eene vroedvrouw. Hij moet daaraan toevoegen, dat zijne mede leden wel zullen toestemmen niet deskundig te zijn en toch crediet zullen moeten stellen in de deskundigeuProfessor Lehman en haar afgelegd examen spreken ten haren gunste, zij heeft een flink gestel en is aan het klimaat in Zeeland gewoon. Hij vindt, dat' er overwegende redenen bestaan, de benoeming niet uit te stellen. De heer Moens zou de motieven van den heer Fokker voor het uitstel billijken, maar nu hij het oordeel der des kundigen heeft vernomen en de mogelijke moeijelijkheid om in tijds de betrekking vervuld te zien, gaat hij over tot het denkbeeld om nu te benoemen. De heer Fokker blijft hier tegen. Hij erkent persoonlijk niet te kunnen oordeelen. Maar in dit speciale geval is de heer Zuurdeeg in dezelfde omstandigheden. Niemand kan oordeelen, of zich nog geen betere zoude aanmelden. De heer Zuurdeeg stemt dit toe, maar meent toch als de betrekking goed vervuld kan wordendat het voldoende is. De sollicitante heeft een goed staatsexamen gedaan, is gezond en sterk. Wat wil men meer? Benoemt de Raad niet, dan komt kan er ongerief ontstaan. Het voorstel van den heer Zuurdeeg, om dadelijk te be noemen komt in stemming en wordt aangenomen met 6 tegen 3 stemmen. Tegen de heeren Fokker, Boeije en Labrijn. De heer Moolenburgh heeft onder de behandeling van dit onderwerp de vergadering verlaten. De "Voorzitter deelt mede, dat hij van den Burgemeester van Scherpenisse berigt heeft outvangen, dat op het zedelijk gedrag van de sollicitante niets valt aan te merken en dat haar bewijs van bekwaamheid in orde is bevonden. Hierop gaat de- Raad over tot benoeming. Mej. M. A. Steketee verkrijgt 7 stemmen en is dus benoemd, 2 stemmen zijn in blanco uitgebragt. De heer Zuurdeeg beveelt aan dat de benoemde zoo spoedig mogelijk naar hier kome. De heer van Nes zou voor het vervolg wenschelijk achten, dat in de instructie eene bepaling werd gesteldhoeveel tijd men vooraf ontslag moet vragenb.v. 2 maanden. De heer Fokker zegt, dat het vaststellen der instructie is overgelaten aan Burgemeester en Wethouders. Hij zou er dus tegeu zijn, dat de Raad hierin een besluit neemtdoch kan mededeelendat de instructie zal worden herzien en de bepaling zal worden gesteld vier weken vooraf te waarschuwen. De heer van Nes verklaart geen voorstel te hebben bedoeld, maar alleen op de wenschelijkheid te hebben willen wijzen. De Voorzitter brengt ter tafel een verzoekschrift van de wed. de Graaff, geb. van Sas, om remissie van hoofdelijken omslag wegens vertrek naar Noordwijk aan Zee in Febr. jl. Wordt verleend tot een bedrag van f 9,33. Voorts is ingekomen een verzoekschrift van Johannes van der Ploeg, aangeslagen in den hoofdelijken omslag voor 1879 voor f 22,61. Hij verklaart tengevolge van den geforceerden verkoop zijner vaste goederen op zijn hoogen leeftijd zonder bestaansmiddel te zijn gebragt en niet in staat te zijn eenige belasting te voldoen. Hij verzoekt mitsdien vrijstelling. Burgemeester en Wethouders stellen voor het verzoek ter zijde te leggen, als zijnde niet gezegeld en ook niet voor inwilliging vatbaar wegens te late indiening. Conform besloten. Vervolgens wordt op voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten tot af- en overschrijving van onvoorziene uitgavenbegrooting 1879, op Hoofdst. Ill, afd. II, art. 10 (voor het verdoeken en restaureren van twee schilderstukken in de Raadzaal 150). Burgemeester en Wethouders hebben eene wijziging ont worpen voor de verordening tot voorkoming en blussching van brand. Wordt gesteld in handen eener Commissie, bestaande uit de IIH. Houwer, Boeije en Zuurdeeg om praeadvies. De Voorzitter herinnert, dat de herstelling van den raad huistoren ƒ125 meer zoude kosten, dan geraamd was. Ge durende de reparatie zijn op nieuw meerdere kosten noodig bevonden wegens slechteren toestand der bebording. Van binnen zag deze er goed uit, maar bij het wegnemen der leijen bleek die slecht te zijn. De kosten zijn nog niet met juistheid te bepalen. Bur gemeester en. Wethouders verzoeken dus magtiging om met de reparatie voort te gaan. De heer Moens voegt hieraan toe, dat een voorloopig crediet gevraagd wordt, omdat de Commissie van Fabricage deze zaak nog niet heeft kunnen behandelen. Bij openmaking van het dak bleek de bebording slecht te zijn, terwijl bij opname gerekend wasdat met de vernieuwing der helft zou kunnen worden volstaan. Het crediet wordt nu gevraagd omdat het werk open ligt en voortgezet moet worden. In eene volgende vergadering zal nadere inlichting kunnen gegeven worden, als de Commissie van Fabricage zich op de hoogte zal gesteld hebben. De heer Zuurdeeg vraagt of het voorgestelde crediet onbeperkt is. De heer Moens antwoordt bevestigend en licht toedat dergelijk werk moet hersteld worden in den staat zooals het geweest is, wordende de kosten dan berekend volgens vastgesteld tarief voor n meerder werk." Op de vraag van den heer Zuurdeeg of bij zoodanig werk steeds de medewerking der Commissie van fabricage wordt gevraagdantwoordt de heer Moens toestemmenddoch in dit geval is geen gelegenheid geweest tot vergadering der Commissie in het korte tijdsverloop tusschen het bekend geraken der meerdere kosten en deze Raadsvergadering. Met algemeene stemmen wordt het gevraagde crediet verleend. Bij de omvraag van den Voorzitter vraagt de heer Zuur deeg het woord. Hij wijst er op dat heden aan de Hoogere Burgerschool examens plaats hebben. Hij gelooft, dat het in het belang der gemeente zoude zijndat die niet zamen- vallen met de Raadsvergadering, waarvan 3 leden en de Secretaris tevens lid zijn van de Commissie van toezigt voor genoemd onderwijs. Of de Raad, öf de Commissie moet de voorlichting dezer leden missen. De Voorzitter dankt den heer Zuurdeeg voor zijne be merking en sluit de vergadering. UitgeversDE LOOZE WAALE.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1879 | | pagina 4