I BIJVOEGSEL Zierikzeesehen Nieuwsbode van Zaturdag 12 Julij 1879. VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD BEHOORENDE BIJ DEN TE ZIEBIHZEE, gehouden den 9 Julij 1879. Voorzitter: de BurgemeesterMr. J. Mauritsz Ganderlieijden. Afwezig zijn de HII. Pilaar (met kennisgeving), de Jonge en Giljara. De heer Labrijn komt onder de lezing der notulen ter vergadering, de heer van Nes verschijnt later. De notulen der vorige vergadering, die voorgelezen en goedgekeurd worden, geven den heer Schneiders van Greijf- fenswerth aanleiding tot eene bemerking betreffende het ver zoek van mejufvrouw D. L. van de Velde, om ontslag als hulponderwijzeres aan de meisjesschoolwelk adres in han den der plaatselijke Schoolcommissie is gesteld om advies. Indien adressante hare aanspraak op pensioen wil doen gelden, zal nog eene verklaring moeten worden overgelegd, dat zij wegens ligchaamsgebreken ongeschikt is geworden voor de waarneming harer betrekking. De Voorzitter doet mededeeling van de volgende inge komen stukken: I. Brief van Gedeputeerde Staten, houdende goedkeuring der op 17 Junij genomen Raadsbesluiten tot af- en over schrijving, begrooting 1878. II. Brief van den Directeur van het Kabinet des Konings, houdende dankzegging namens Z. M. den Koning, voor de betoonde deelneming bij liet overlijden van Z. K. H. den Prins van Oranje. III. Verslagen van de gemeenten Hoorn, Vlissingen, Am sterdam en Leeuwarden. Een en ander wordt aangenomen voor kennisgevingzullende de verslagen voor de leden ter visie gelegd worden en daarna in de boekerij geplaatst. Hierop komt aan de orde het adres van den bijzonderen Kerkeraad der Hervormde gemeente, waarbij wordt gevraagd dat de openbare schoollokalen buiten de schooluren door den Raad mogen worden beschikbaar gesteld voor het geven van godsdienstonderwijs. In vorige vergadering is door Burgemeester en Wethou ders prmadvies uitgebragt, strekkende om het verzoek toe te staan, behoudens de noodige voorwaarden ter regeling der verantwoordelijkheid van de verzoekers ten opzigte van het openen en sluiten der lokalenhet toezigt .op de leerlingen en het school meubilair, de vergoeding van schade, die aan de lokalen of het meubilair mogt worden toegebragt en de kosten van verlichting en verwarming. Voorts onder bepaling, dat Burgemeester en Wethouders gemagtigd worden in overleg met de verzoekers de uren te bepalen, gedurende welke de schoollokalen voor het godsdienstonderwijs zullen beschikbaar zijn, daarbij in acht nemende, dat die uren niet onmiddelijk op het gewoon onderwijs volgen of daaraan onmiddelijk voorafgaan. Dit voorstel met het adres der plaatselijke Schoolcom missie heeft voor de leden ter visie gelegen. Met de twee hoofdonderwijzers, eigenaars der scholen voor gewoon- en meer uitgebreid lager onderwijsis de vergoeding der kosten van verwarming en verlichting geregeld. De Voorzitter stelt voor tot de behandeling over te gaan. De heer Schneiders van Greijffenswerth heeft eenige be denkingen tegen het voorstel: 1.° I'"" iisjesschool is reeds beschikbaar gesteld voor het geven van^godsdienstonderwijs. Mogt de Raad nu besluiten alle loLJen daartoe beschikbaar te stellen, zijn dan de nu gestelde bepalingen bok op de meisjesschool van toepassing? 2.° Spreker kan niet begrijpendat alle schoollokalen noodig zijn tot het geven van godsdienstonderwijs. Hij ge looft dat men te veel wil. In den regel wordt dit onderwijs aan huis of in de consistorie gegevenheeft men hieraan niet genoeg, dan gaat het niet aan alle scholen daarvoor te bestemmen. Indien men behoorlijk regelt en zoo velen als mogelijk is, gezamenlijk laat komen dan is éóne school voldoende. Ilij gelooft dat het onderwijs met de voorgestelde regeling zal lijden. Er zijn restrictieve bepalingen gemaakt, maar die zijn voor uitbreiding vatbaar. Ook het luchten der lokalen vóór den nieuwen schooltijd zal niet behoorlijk kunnen geschieden. De Voorzitter zegt, dat omtrent dit laatste punt het overleg met Burgemeester en Wethouders zal strekken om zekeren tusschentijd voor luchtverversching te bepalen. De heer Schneiders wijst op de korte tusschenruimten tusschen de schooltijden en het gebruik dat dan nog van de lokalen moet gemaakt worden voor schoolblijvende leer lingen en de toezigt houdende onderwijzers. Hij gelooft dat ééne school werkelijk voldoende is. Waarom zijn bij de vroegere aanvraag niet dadelijk alle scholen gevraagd De heer van Nes komt binnen. De heer Kokker toout aan, hoe Burgemeester en Wethou ders aan het bezwaar omtrent het luchten der lokalen in het voorstel zijn tegemoet gekomen. De 2de voorwaarde magtigt Burgemeester en Wethouders in overleg met de verzoekers de uren te bepalen, daarbij inachtnemende, dat die uren niet onmiddellijk op het gewoon onderwijs volgen of daaraan onmiddellijk voorafgaan. Hieruit blijkt, dat de bepaling dei- uren niet staat aan de godsdienstleeraars, maar in overleg met Burgemeester en Wethouders geschiedt. Spreker drukt het vertrouwen uit, dat door de gestelde bepalingen voor liet luchten voldoende gezorgd is. De heer Schneiders vraagt hoeveel tijd daarvoor zal zijn. De tijdsruimten tusschen de schooltijden zullen ontoereikend zijn. De heer Kokker herinnert, dat de uren aan Burgemeester en Wethouders moeten gevraagd worden en dat dan zal worden geweigerd of toegestaan, naar mate het belang van het schoolonderwijs zal vorderen. Verder stelt hij als amendement voor de toevoeging van //in afwachting van de voorzieningen, die bij het in werking //treden der nieuwe wet op het lager onderwijs noodig zullen //blijken." Volgens de nieuwe onderwijswet is de beschikbaarstelling der lokalen verpligtendBij de regeling daarvan moet dus niet gelet worden op het verlangen van een enkel kerkge nootschap, maar op het regt van alle kerkgenootschappen. Als nu de bepaling, die het amendement bedoelt, niet ge maakt wordt, dan zouden mogelijk bij de invoering der nieuwe wet klagten kunnen rijzen wegens schending van verkregen regten, en dit wil spreker met het amendement vermijden. De heer van Nes vraagt naar aanleiding van het gesprokene door den heer Kokker, hoe er geantwoord zoude worden als bijv. het R. Katholiek kerkbestuur dezelfde vraag deed Zou men dan moeten weigeren, omdat alle lokalen beschikbaar zouden zijn gesteld voor het Herv. kerkgenootschap, met uitsluiting van anderen Op het antwoord van den Voorzitter, dat een reeds bezet uur niet andermaal kan worden afgestaan, vraagt spreker of het dan de bedoeling is alle anderen te weigeren Hij had willen weglatendat dit besluit alleen geldt voor het Herv. kerkgenootschap en het voor allen willen openstellen, dan konden Burgemeester en Wethouders ook aan andere gezindten vergunning verleenen. Door deze beslissing zou hij anderen niet willen uitsluitenindien die zich later mogten aanmelden. De Voorzitter geeft in overweging bij het ingekomen ver zoek te blijven. De heer van Nes kan zich hiermede niet vereenigen. De heer Moolenburgh zoude, even als de vorige spreker, er zeey tegen zijn andere kerkgenootschappen uit te sluiten hij zou niet aan de eene gezindte willen geven en aan de andere weigeren ieder burger heeft gelijke regten. Hij heeft echter het voorstel zoo begrepen, dat Burgemeester en Wet houders aan het Herv. kerkgenootschap vergunning kunnen geven op zekere uren godsdienstonderwijs in de schoollocalen te geven, tot zoolang die vergunning opgezegd wordt. Doet een ander kerkgenootschap eene gelijke vraag, dan kan nader beschikt worden. Spreker beschouwt de zaak van publiek- regtelijk standpunt. Wordt het genot eener openbare zaak aan zekere klasse toegestaan, dan is dit revocabel, ook voor weigering vatbaar. Indien andere kerkgenootschappen ook lokalen vragen, zullen Burgemeester en Wethouders de een zich naar den ander doen schikken, zoo heeft hij het voorstel begrepen en hij vertrouwt, dat de Raad dit ook zoo opvat. Het bezwaar van den heer Schneiders kan spreker niet deelen. Burgemeester en Wethouders zijn genoeg op de hoogte van de uren van het onderwijs, de eischen der luchtverversching enz. en zullen wel weten te zorgen, dat de gezondheid der kinderen niet zal lijden en ook niet te veel inspanning zal gevorderd worden. Hij laat dit met gerustheid over aan het dagelijksch bestuur. Spreker betwijfelt echter of wel alle lokalen noodig zijn en of alle uren, die het godsdienston derwijs behoeft, zullen kunnen gevonden worden. Gedeelte lijk zouden misschien de catechisatielokalen nog wel kunnen gebruikt worden, hoezeer die minder geschikt zijn. De Voorzitter stelt voor eerst omtrent het amendement 1 van den heer Kokker te beslissen. Na eenige bespreking tusschen de heeren Kokker en Moo lenburgh betreffende de zamenvoeging van het voorstel van Burgemeester en Wethouders met het amendement en de uitbreiding van het voorstel ook tot andere kerkgenootschappen, zegt de heer Kokker, dat bij het dagelijksch bestuur wel de generale magtiging besproken is, maar dat men de voorkeur heeft gegeven, nu alleen door het Herv. kerkgenootschap gevraagd is, daarop alleen te besluiten, voornamelijk in afwachting van de inwerkingtreding der nieuwe wet op het lager onderwijs. Naar aanleiding van het gesprokene door den heer Moo lenburgh omtrent de herroepbaarheid der vergunning, zegt spreker, dat het amendement dezelfde orde van denkbeelden tot grondslag heeft. Het is niet voorgesteld, omdat het Hervormd kerkgenootschap geen regt zou hebben, maar om te voorkomen dat het zou vermeenen regt te bezitten. De Voorzitter verklaart hierop, dat Burgemeester en Wethouders het amendement overnemen. De heer van Nes zou aan het bezwaar van den heer Schneiders te gemoet willen komendoor de uren te bepalen. De heer Schneiders blijft bij zijn bezwaar, dat het onder wijs benadeeld zal worden. Niemand verder het woord verlangende, wordt tot stem ming overgegaan. Met 9 stemmen tegen 1 (die van den heer Schneiders) wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders aangenomen. Aan de orde is het verzoekschrift van de heeren den Bouwmeester, Borsius van der Leijé, om in koop te verkrijgen de oppervlakte gemeentegrond tusschen hunne houtloods en het woonhuisje bij de buitenbrug. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot inwil liging van het verzoekechter met uitzondering van het terrein waarop de travaille van Matthijsse staat, is bij Raads besluit van 27 Mei met de daarbij behoorende stukken voor de leden ter visie gelegd. In de Raadsvergadering van 17 Junij is een verzoek ingekomen van J. Matthijsse, waarbij bezwaren worden aangevoerd tegen den voorgestelden afstand van grond en een grooter gedeelte in koop gevraagd wordt dan volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders voor zijne travaille gereserveerd was. Dit verzoek is bij de ter visie gelegde stukken gevoegd. Sedert de laatste vergadering hebben Burgemeester en Wethouders een nader gesprek gehad met de heeren den Bouwmeester c. s., waarbij deze te kennen gaven, dat zij bij inwilliging van het adres van Matthijsse, van hun ver zoek afzien. Naar aanleiding daarvan handhaven Burgemeester en Wethouders hun voorstel. Mogt echter de Raad het ver zoek van de heeren den Bouwmeester c. s. afwijzendan zou het verzoek van Matthijsse als vervallen beschouwd worden, aangezien het schijnt, dat het een gevolg is van de aanvraag van de heeren den Bouwmeester c. s. De heer Zuurdeeg vraagt in de eerste plaatshoe Burge meester en Wethouders denken over het eigendomsregt van Matthijsse op den grond. De Voorzitter verwijst naar het advies van Burgemeester en Wethouders, dat ter visie gelegen heeft en waaruit hij de zinsnede voorleest//dat hij (Matthijsse) den oorsprong //(zijner regten) niet weet aan te wijzen en wij (Burgemeester z/en Wethouders) den oorsprong ook niet hebben kunnen //opsporen." De heer Zuurdeeg vraagt of het nu niet gevaarlijk is over den grond te beschikken. De heer Kokker licht toe, dat uit het voorstel van Bur gemeester en Wethouders blijkt, dat de regten van Matthijsse onaangetast blijven en dat de grond, waarop de travaille staat, niet aan de adressanten zal worden afgestaan. Nu heeft Matthijsse behalve dat terrein nog gevraagd den grond tusschen de travaille en het huis en hierop ver klaart de heer den Bouwmeesterdat, als dat gedeelte er af gaat, het overige voor hem geen waarde heeft, als enkel de grond der travaille wordt afgetrokken, dan wel. De heer Zuurdeeg acht hiermede deze kwestie in orde. Maar al is dit oogenschijnlijk eene kleine zaak wie plaatselijk daar bekend is zal er anders over denken. De achter weg wordt daar zeer druk gebruikt; hij wijst op de diligences en vrachtwagensdie er passerende aanw ezige landbouw bedrijven de wagenmakerij en de smederij. Hij heeft nage gaan de breedte van eene diligence en eene hooiwagen, die elkander daar ligt ontmoeten. Op het naauwste punt is de achterweg thans 5 Meters breedhetgeen niet genoeg is om te kunnen passeren. Thans is dat naauwe punt een hoek, waar vóór en achter ruimte is om uit te wijken. Maar als nu de lijn getrokken wordt van die naauwe plaats, de hoek van de bestaande af heining achter de houtloods, tot het huisje, dan wordt dat geheele eind van de weg te naauw en onveilig. Spreker wijst er op, dat de weg toch reeds moeijelijk is, omdat men elkander niet kan zien aankomen door het huisje en de loods; door bebouwing van het open vak zal dit nog erger worden. Aan dit bezwaar kan te gemoet gekomen worden door de lijn te trekken niet uit den hoek van het afgeheinde achter de loods, maar halverwege uit dat afgeheinde en van daar naar het huisje. Dan verliezen de aanvragers slechts eene geringe schuine hoek, waardoor het bezwaar zou worden opgeheven en eene voldoende breedte zou worden verkregen. Hij licht zijne bedenking toe met eene schetsteekening en toont aanhoe de weg eene breedte van Meter kan behouden, hetgeen voldoende is voor de openbare veiligheid. Spreker stelt voordat de Raad in beginsel zal besluiten het verzoek toe te staan, doch onder die voorwaarde, dat de achterweg op alle punten eene breedte behoude van 5£ Meter. De heer Moens vraagt naar aanleiding van het gesprokene door den heer Zuurdeeg of zijne meening juist is, dat volgens de overgelegde teekening een gedeelte van het in gebruik zijnde erf bij de houtloods zou moeten worden afgestaan door de HH. den Bouwmeester c. s. Op de toestemming van den vorigen spreker stelt hij voor, de verdere behandeling aan te houden en inmiddels aan de adressanten te vragen of men bij inwilliging van het verzoek het bedoelde stukje grond voor de wegverbreeding zou willen afstaan. De heer Zuurdeeg heeft alleen het beginsel willen aangeven doch kan zich zeer goed vereenigeu met het voorstel van den heer Moens,

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1879 | | pagina 3