past niet, daarop terug te komen, doch Spreker zal er op
antwoorden. De afscheiding van bevoegdheid tusschen het
Dagelijksch Bestuur en den Raad steunt niet op het gel
delijk bedrag en is daarvan geheel onafhankelijk; dit is
van toepassing bij de opgenoemde zaken; er was daarbij
reden tot handelen, doch die bestond bij deze zaak niet.
Bij dit werk was gerekend op zekere bate: de waarde der
bagger; de voorstanders stelden die vrij hoog en voor velen
was daarin eene reden om voor te stemmen. Later is ook
bepaald, dat de Raad over de bagger zou beschikken; toen
zij ongeschikt bleek voor de beplanting, heeft de Raad mag-
tiging gegeven tot den verkoop. Deze is niet gelukt en nu
volgt de vraag er iets anders mede te doen.
De heer Blankert heeft inmiddels de vergadering verlaten.
De heer Zuurdeeg antwoordt, dat de heer Fokker de feiten
niet genoeg heeft opgehelderd hij zal niet volgen in het
gebruik van groote woorden", en ook niet het woord
//ongepastheid" herhalen. Hij oordeelt het hier de plaats,
om in gepaste bewoordingen alles te zeggenwat in het belang
der gemeente kan zijn. Hij betwijfelt of de loop der zaken
door den vorigen Spreker juist is voorgesteld, zoowel ten
opzigte van de autorisatie tot verkoop van den bagger, als
omtrent de urgentie bij het afdammen der gracht, welke
zaak reeds 10 of 12 jaren liep; hij erkent, dat de Voor
zitter tijdens de restauratie van den Toren nog niet in het
bestuur was, doch blijft bij zijn gevoelen, dat de wijze van
handelen vreemd is. Hij wil intusschen Burgemeester en
Wethouders attent maken, dat de Raad niet slaapt en de
belangen der gemeente naauwlettend nagaat. Verder zal hij
hierover niet spreken, doch zich nu bepalen tot de zaak,
die aan de orde is.
Spreker is het met den heer Boeije eens, dat de effening
noch noodzakelijk, noch nuttig is. Er is te veel grond,
hoe men ook cijfere; men kan het zien. De wanstaltigheid
zal niet weggenomen wordenook het plantsoen is ziek en
zal verdwijnen. Hij acht het beter eene kleine som van de
bagger te maken, desnoods ze nog weg te geven, dan weer
kosten te maken en stelt dus voor te gelegeuer tijd h tout
prix te verkoopen.
Den heer Labrijn is het zeer tegengevallendat de bagger
geen waarde heeft voor den landbouwde verkoopingen
hebben echter het bewijs geleverd. Nu is hij voor het voorstel
om te effenen voor de genoemde som.
De heer Fokker releveert, dat de heer Zuurdeeg heeft
medegedeelddat er te veel grond is. Over dit feit is moci-
jelijk te oordeelenSpreker stelt daar tegenover dc opgaaf
van den gemeente-bouwmeester, die de opmeting heeft gedaan
en eer te weinig dan te veel heeft bevondenaan deze opgaaf
houden zich Burgemeester en Wethouders.
De heer Boeije wil aannemen, dat er niet te veel grond
zal zijn, maar moet er op wijzen, dat, met de ƒ30 üt ƒ50
te besteden voor effening, ook de waarde ik 45die voor
de bagger reeds geboden is en welk bedrag misschien nog
wel te verkrijgen zal zijn, ook verloren gaatzoodat het hier
eene zaak geldt van ƒ75 ik ƒ95. Moesten er na het weg
halen der bagger nog enkele kosten gemaakt wordendan
kunnen die misschien bespaard wordendoor de arbeiders van
de gemeente-beplanting daarvoor te bezigen.
De heer van Nes wil ook voor de eer der gemeente
eindigen met publiek of onderhands te koop aan te bieden
het komt hem voor, dat bierdoor slechts machinaties en
afspraken in de hand gewerkt worden.
De heer Moolenburgh deelt het gevoelen van den heer van
Nes. Ook aebt hij de gebodene f 45 zoo gering, dat de
grond ook voor de gemeente Zelf wel tot dien prijs benuttigd
kan worden. Het weghalenwaarmede zeker een tijdsverloop
van 2 jaar zou gemoeid zijn, zal groot ongerief geven voor
allen, die van de waudeling gebruik maken.
Hij heeft echter nog eene opmerkingdoor een der geachte
sprekers is gezegd, dat er aan deze zaak toch reeds zooveel
geld verspild is; indien daarmede de uitbaggering der Verscke
Gracht bedoeld is, moet hij er attent op makendat door die
uitbaggering veel onreinheden zijn verwijderdde kleur van het
water getuigt dit. Iiij wil het Dagelijksch bestuur er op wijzen
dat de wandelplaats voor de ingezetenendie bijna voortdurend
in Zierikzee blijven, groote waarde heeft en dat het zeer aan
genaam en nuttig is als men bij de wandeling van den stank
wordt ontheven.
Spreker wil Burgemeester en Wethouders op het hart
drukken, zich niet door dergelijke uitdrukkingen te laten
afschrikken, als er uitgaven geëischt worden in het belang
der gemeente en van de openbare gezondheid.
De heer Boeije repliceert, dat hij tegen de uitbaggering
der gracht gestemd heeft, omdat hij de overtuiging had, dat
het geheele werk niet voltooid kon worden. Duizenden zijn
weggegooid cn er is slechts een weinig van de onreinheden
geamoveerd de groote massa is er nog. Hij protesteert tegen
het gesprokene door den heer Mooleuburgh en verwerpt, dat
hij door zijne tegenstemming zou hebben doen blijken, dat
hij niet zoude medewerken als het de gezondheid in de ge
meente betreft, ook al is hij persoonlijk niet voortdurend in
de omgeving der gracht.
De heer Moolenburgh antwoordt, dat hij als raadslid zijne
opinie heeft geuit in verband met de behandelde zaken, doch
niet om een persoonlijk feit te constateren. Hij verklaart
de ingezetenen in het algemeen en geene persoonlijkheid
bedoeld te hebben.
De lieer de Jonge komt terug tot het voorstel; als het
voorstel van Burgemeester en Wethouders niet aangenomen
wordt, zullen de kosten door het afhalen der bagger niet
zoo gering zijn als men zich voorstelt, vooral als men let
op de specie, die uit den put moet gehaald worden: het zal
een groote modderpoel geven.
In vorige vergadering meende spreker, dat er te veel
grond zou zijn om tot een effen vlak te komen, doch na
de verkregen positieve gegevens, steunende op opmeting, is
hij nu voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Hij wil ook lieverdat de gemeente de eer aan zich houdt
en niet meer te koop aanbiedt; het nadeel voor de gemeente
zal niet zooveel beteekenen, er kan ook nog nut van ge
trokken worden voor de beplantingen.
Niemand verder het woord verlangende, brengt de Voor
zitter eerst in stemming het voorstel van den heer Zuurdeeg
om nog eene publieke verkooping te beproeven en a tout
prix te gunnen.
Dit voorstel wordt verworpen met 8 tegen 2 steramen
die van de heeren Boeije en Zuurdeeg.
Hierna komt het voorstel van Burgemeester en Wethouders
in stemming en wordt aangenomen met 8 tegen 2 stemmen
de heeren Boeije en Zuurdeeg.
Namens Burgemeester en Wethouders brengt de Voor
zitter advies uit op liet adres der sociëteit van Land- en
Tuinbouw, Hout- en Veeteelt, te Drcischor, verzoekende
een gebouw of loods oin de wekelijksche botermarkt te
houden, welk adres bij Raadsbesluit van 26 October 1877,
in handen van Burgemeester en Wethouders is gesteld.
Bij naauwkeurig onderzoek is gebleken, dat over zeker
tijdvak het grootste aantal personen, die boter te koop aan
boden heeft bedragen 59 en het gemiddeld aantal bezoekers
43. De kosten, die bcnoodi<*d zouden zijn ora een geschikt
lokaal tc stichten, zijn berekend op ƒ4000 i 5000. Deze
kosten kunnen naar liet oordeel van Burgemeester cn Wet
houders niet opwegen tegen de voordedendie de botermarkt
aan dc gemeente opbrengt en derhalve wordt voorgesteld
afwijzend op het adres tc beschikken.
Nog wordt medegedeeld, dat de Landbouw-Socicteit te
Noordwelle hare adhaesie heeft betuigd ann liet verzoek nit
Dreischor.
Dc genoemde som komt de heer Labrijn voor niet vol
doende te zijn: hij vraagt of de Beurs onder de Kleine Kerk,
hiertoe niet geschikt zou zijn.
Dc Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wethouders
hierover wel gedacht hebben, doch dat zij er bezwaar in
zien de markt te verplaatsen, waardoor de bewoners der
Varremarkt, die op die zaak ingerigt zijn, zeer zouden be
nadeeld worden.
De heer Zuurdeeg is liet ten dezen opzigte eens met
Burgemeester en Wethouders; de markt heeft daar eeuwen
bestaanen het zou eene onbillijkheid zijn jegens dc be
woners der Varremarkt, dc Botermarkt te verplaatsen. Het
geraamde cijfer voor het gebouw, vindt spreker hoog. De
lengte, waarlangs de Boter ter markt gebragt wordt, kan slechts
30 pas zijn, onder de boomen aan de westkant; aan de oost
zijde zijn gewoonlijk maar enkele banken. De boomen geven
wel schaduw tegen de warmtemaar beschutten niet tegen
koude en regen. Hij acht geen groot lokaal noodig, maar
vraagt of cenige kleine boterkraampjeszooals hij elders wel
gezien heeft, niet zouden kunnen dienen. Ziet dc Raad tegen
die kleine uitgaaf op, dan zou nog een boom aan het noord
einde moeten geplaatst worden, waar nog eene onbeschutte
plaats is.
Daar dit denkbeeld mogelijk nieuw is bij het dagelijksch
bestuur, stelt spreker voor, dat Burgemeester en Wethouders
het in overweging nemen en dat de zaak wordt aangehouden.
Hij stelt er voor de gemeente belang in om het den land
bouw aangenaam te maken en wilt dus tegen geene kleine
uitgaaf opzien.
De heer Fokker licht nader toe: de zaak is beschouwd
uit het oogpunt van belang zoowel voor de gemeente, als
voor de adressanten. Men is hierbij tot de zonderlinge ont
dekking gekomen, dat uit Drcischor dooreen slechts 2 per
sonen gebruik maken van de Botermarkt. De belangstelling
der boerinnen zal dus niet zoo verbazend groot zijn. Het
denkbeeld van den heer Zuurdeeg is mogelijk wel uitvoer
baar en kan nader worden nagegaan, doch dit neemt niet
weg dat op het verzoek afwijzend moet beschikt worden.
Het. idéé van den heer Zuurdeeg kan dan toch in het oog
gehouden worden.
De heer Zuurdeeg zou wenschen bij de afwijzende beschik
king te doen doorschemerendat getracht zal worden op
andere wijzedan door eeu gebouw of loods in het gevraagde
te voorzien.
Na eenige gedachtenwisseling bepaalt de Raad zich met
nlgemeene stemmen tot aanneming van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, nadat de Voorzitter betuigd
had, het denkbeeld van den heer Zuurdeeg niet uit het oog
te zullen verliezen.
De Commissie, in vorige Vergadering benoemd tot onder
zoek der gemeenterekening over i 877, brengt bij monde van
den heer Labrijnverslag uit. Zij lieeft de rekening met de
daarbij behoorende bijlagen onderzocht en in orde bevonden.
Alleen drukt de Commissie hare bevreemding uitdat een
post van ƒ497,55 wegens verkoop van boomen over het
afgeloopen dienstjaaronbetaald is gebleven. Overigens advi
seert zij tot voorloopige goedkeuring en vaststelling der
rekening.
De Voorzitter deelt mede, dat de bedoelde post na in
diening der rekening nog is binnengekomen.
De conclusie der Commissie wordt hierop aangenomen met
algemeene stemmen, met uitzondering van de wethouders,
de heeren Fokker en Moens, die zich ingevolge art. 220 der
Gemeentewet van stemming hebben onthouden.
i ontvang wordt alzoo bij voorraad bepaald op 126648,72
De uitgaaf op- 122569,34
en het goed slot voorloopig vastgesteld op 4079,38
Vervolgens brengt de heer Ochtman verslag uit namens de
Commissie, benoemd tot onderzoek der door Burgemeester
en Wethouders voorgestelde wijziging der begrooting voor
1878: de Commissie adviseert tot goedkeuriug van liet voorstel.
Dienovereenkomstig besluit de Raad de volgende wijzigin
gen goed tc keuren
Aan lloofdst. Ill, afd. II der uitgaven toe te voegen
Art. 8 voor het verdiepen van een gedeelte der buiten
haven 2450,
en daarentegen Hoofdst. VIII der uitgavenafd. IV, art. 13,
aankoop van inschrijving op de Grootboeken der Nat. Schuld
te verminderen met gelijk bedrag van 2450,
waardoor het totaal der geraamde uitgaven onveranderd blijft.
Burgemeester en Wethouders stellen voor alsnog eene wij
ziging in de begrooting voor 1878 goed te keuren, zijnde
een afzonderlijk artikel
Voor de kosten van uitgraven en inschepen van zelkasch,
tot een bedrag vanƒ3000,—
en dit toe te voegen aan het slot van de 4de afd. van
Hoofdst. VIII der uitgaven, als aft. 20 en in verband
daarmede art. 13 van dezelfde afdeeling, aankoop van inschrij
ving op de Grootboeken der Nat. Schuld te verminderen
metf 3000,—
Het totaal der afdeeling blijft hierdoor onveranderd.
De lieer Fokker licht toe, dat sedert het najaar van 1877
de rekening der zelkasch op een nieuwen voet is ingerigt
sedert is het volle ontvangen bedrag der zelkasch in ontvang
gebragt en de exploitatiekosten in uitgaaf; vroeger werd
alleen de netto ontvangst in ontvang gebragt. In 1877 zijn
de exploitatiekosten gevonden uit Onvoorziene Uitgaven dit
kon ook nu wel geschieden maar Burgemeester en Wethou
ders vinden dit onregelmatig en geven de voorkeur aau de
voorgestelde wijziging, die echter alleen den vorm betreft.
Ook deze wijziging wordt met algemeene stemmen aan
genomen.
De Voorzitter doet de gewone omvraag. Niemand het
woord verlangende, wordt de Vergaderiug gesloten.
UitgeversDE LOOZE WA ALE.