urgent is, wel voor den adressant. Is spreker wel geïnfor meerd, dan is de molen verkocht om dezer dagen geleverd te worden. De zaak is opgehouden door de bemerking om trent den eigendom door Burgemeester en Wethouders, aan wie eerst later dit regt der gemeente is geblekenzoowel tot verbazing van henzelveu als van Jhr. Boeije. Spreker moet echter doen opmerkendatals er werkelijk zeikasch isdaarover toch niet beschikt kan worden. Op dit oogenblik is Jhr. Boeije de eenige beschikker over den grond. Is er echter wel zeikasch Spreker acht dit onzekerin den oester- Ïüt is niets anders dan klei gevonden in de andere perceelen an evenwel ascli zijn. De heer Ochtman moet Mr. Fokker antwoorden, dat vroegere eigenaars op verschillende plaatsen uit de erven van den zaagmolen ascli hebben doen uitgrayeuter hoeveelheid van 418£ last, welke hoeveelheid zuiver heeft opgebragt f 1360,12 Het zou vreemd zijn als het onuitgegravene gedeelte geen asch bevatte; daarom acht spreker een onder zoek wenschelijk, ook om uit te maken of de reeds uitge graven zeikasch gemeente-eigendom was. De heer van Nes van Meerkerk leidt af uit het gesprokene dat de grond aan de gemeente behoort, het gebruik aan Jhr. Boeije voor onbepaalden tijd. Deze kan zijn regt verkoopen, belast met de erfpachtwaardoor de opvolgende eigenaar dezelfde regten zal verkrijgen als zijn voorganger. Spreker vraagt of het omschreven \s, wat de bezitter met den grond mag doen. Mr. Fokker verwijst naar de medegedeelde bijzonderheden zooals die bij het onderzoek zijn gebleken en door den Voorzitter zijn medegedeeld bij het toestaan der vergunning om te bouwen aan A. van der Boor is hem o. a. opgelegddat hij met den pachter van het Zclketerrein eene schikking moest maken ter vergoeding voor de etting der te bebouwen' gronden, die voortaan door dien pachter gemist zoude worden. Hieruit blijkt dus, dat de toen uitgegeven grond vroeger door de gemeente verpacht werd, waaruit Burgemeester en Wethouders afleidendat zij het eigendomsregt had. Eigen lijke bewijzen zijn niet gevondenzoodat Burgemeester en Wethouders meer door redenering tot de conclusie zijn ge komen, dat het zoo zijn zal. Er was destijds nog geen kadaster en ook de aanwijzin gen van het terrein geven geen verder licht, zoodat uit de stukken der vorige eeuw niet juist is op te maken, welk terrein bedoeld is. Wel zijn in 1847 bij eene algemcene acte alle cijnsen, ten voordeele der gemeente loopende, vernieuwd en door de cijnspligtigen bekrachtigd (waaronder ook de cijns ad f 24 ten laste van den zaagmolen voor komt), doch hierbij is alteen de cijns geregeld en wordt niets bepaald ten opzigte van den eigendom. De tegen woordige eigenaar was met dien cijns bekend, doch wist niet juist op welke perceelen die drukt en dat er andere kwestiën konden zijn. Jhr. Boeije wil hierover niet in debat komendoch de zaak regelen door den oesterput te betalen aan de gemeente. De heer Ochtman wenscht nog te verklaren, dat hij vol komen overtuigd isdat de vroegere eigenaren geheel ter goeder trouw zich eigenaren rekenden van den grond en de daarin aanwezige zeikasch. Hij meent echter, dat de zaak belangrijk genoeg is, om nog eens kalm te worden over wogen. Niemand verder het woord verlangende, brengt de Voor zitter het voorstel van Mr. Moens in stemming, om de zaak aan te houden en inmiddels te onderzoeken of de grond zeikasch bevat. Met algemeene stemmenbehalve die van Mr. Fokker, wordt hiertoe besloten. 11°. Een verzoek van A. W. Dekker, om remissie, van Iloof- delijken Omslag over 1877, wegens vertrek naar Middelburg. De remissie wordt verleend voor 2 maanden of /"0.47s. 12°. Een verzoekschrift van A. de Waardt om eervol ont slag als brugwachter wegens vertrek naar elders en sollicita- tien om in die betrekking benoemd te worden van: Johannes Verstokken. Adriaau Cauw. Abraham Schippers. Het gevraagd ontslag wordt verleend, terwijl in de plaats van den ontslagene wordt benoemd Adriaan Cauw, met 8 stemmen. Verstokken verkreeg 1 stem en 1 werd in blanco uitgebragt. 13°. Twee verslagen van de respectieve commissiën omtrent den toestand van het Middelbaar en van het Lager Onderwijs over 1877. Beide zullen ter visie gelegd worden en vervolgens strek ken als bijlage voor het Gemeenteverslag. Op voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt beslo ten op de begrooting der gemeente voor 1877 af te schrijven van II. IX art. 1, (Onvoorziene Uitgaven) en over te schrijven op: H. IV, afd. II, art. 2, (Dijk- en Polderlasten wegens gemeente-eigendommen) f ,20 H. IV, art. 3, (Kosten der brandweer) - 294,18 en te beschikken over den post voor Onvoorziene Uitgaven, begrooting 1878, tot eene som vanf 8,50 ter betaling der onkostengevallen op den verkoop van een Nominaal Kapitaal, groot ƒ8700, Inschrijving 2£ pCt. Na tionale Werkelijke Schuld. De Voorzitter doet mededeeling van 1°. den uitslag van gehouden openbare aanbestedingenals: a. het vernieuwen van een gedeelte der bestrating van den Grachtweg tusschen de Nobelpoort en de Zuidwellebrug, aan J. van der Lindenvoor f 1745, b. het onderhouden gedurende de 3 jaren van 1 Mei 1878 tot ultimo April 1881, van de klokken, speel- en uurwerken dezer gemeente, aan M. van den Berge, voorƒ323, 2°. den afkoop van tiendregt van verschillende perceelen in den 7cn blok van Bettewaarde, gemeente Nieuwerkerk, (waartoe door den Raad magtiging is verleend) tot eene som vanf 2531,80. 3°. de opname der boeken en kas van den gemeente-ont vanger op 20 April 1878: Over de dienstjaren 1877 en 1878 was 144520,83 ontvangen eu uitgegeven- 137191,17s alzoo meer ontvangen dan uitgegeven 7329,656 Het goed slot der rekening over 1876 ad f 4688,38svoor zoover niet op de loopende bcgrooting in ontvang gebragt- 3188,38s er moest dus in kas zijn10518,04 overeenkomende met de vertoonde gelden en geldswaarden. Hierna wordt aan de orde gesteld de periodieke benoeming der Commissie voor de zaken der schutterij. Al de aftredenden worden herbenoemd, als: de lleeren Houwer en Jhr. Boeije, als leden, en de Heeren Pilaar en Schneiders van Grcijffenswcrth, als plaatsvervangende leden. Namens de regtskundige Commissiebenoemd ter Raads vergadering van 1 December 1877, tot onderzoek der vraag of de Zceuwschc Spoorbootmaatschappij zich met regtzooals zij beweert, ontslagen kan rekenen van de verpligting tot vergoeding der schadedoor de Spoorboot op 9 November 1877 toegebragt aan 2 due d'alvcn bij het havenhoofd, omdat op het Oosthavenhoofd geen licht aanwezig is, wordt door Mr. Moens gerapporteerd, dat de Commissie van oordeel is, dat hijdie aan de haven of hare werken schade toebrengt gehouden is tot vergoeding. Men maakt van de haven ge bruik zooals ze is, en daaruit kan geen regt geboren worden om van de gemeente te vorderen, dat zij eenige verbetering of verandering brengt in den toestand der havenveel minder in de wijze van verlichtingdie niet tot de zorg -van de gemeente maar tot die van het Rijk behoort. De Commissie oordeelt, dat de Spoorbootmaatschappij door een beroep op gemis aan behoorlijke verlichting, ten onregte zich van hare verpligting tot schadevergoeding ontheven rekent. Overigens zijn nooit klagten over onvoldoende verlichting voorgekomen waaruit moet worden afgeleid, dat zij voldoende is. De Voorzitter vraagt of nog iemand nadere toelichting verlangt aangaande het rapportt. Niemand dit wenschende, zegt de Voorzitter, dat doorhem verschillende deskundigen zijn gehoord omtrent liet meer of minder wcnschelijke om de due d'alvcn te behoudendoch dat ook de meeningen daaromtrent zeer verschillend zijn. Vervolgens is ook de opinie gevraagd van de Kamer van Koophandel en de Commissie van Fabricagedie beide van raeening zijn, dat de palen moeten blijven. Burgemeester en Wethouders stellen mitsdien voor, de Zeeuwsche Spoorboot maatschappij de herstelling der schade op te leggen. Jhr. Mr. Boeije vraagt of het de bedoeling is alleen te vragen of men bereid is te betalen en of Burgemeester en Wethouders zich daarbij willen bepalen. De Voorzitter en Air. Fokker antwoordendat het de bedoeling is de Directie der Spoorbootmaatschappij uit te noodigen de schade te doen herstellen, onder mededeeling van het rapport der Comnissie en van het bedrag der schade opname ter somma van ƒ450. De lieer van Nes van Meerkerk wenscht, dat de Raad Burgemeester en Wethouders magtige om, zoo de schade vergoeding wordt geweigerdtot sommatie over te gaan. Na eenige toelichtingen van den Voorzitter en Mr. Fokker, wordt het voorstel van den heer van Nes van Meerkerk aangenomen, om Burgemeester en Wethouders te magtigen bij weigering van de zijde der Spoorbootraaatschappij eene rcgtsvordcring tegen die Maatschappij in te stellen. De Voorzitter biedt namens Burgemeester en Wethouders aan den Raad het door hun opgemaakt gemeenteverslag over 1877 aan. Dit verslag zal worden gedrukt en aan de leden worden uitgereikt. Wordt voor kennisgeving aangenomen. Hierna komt aan de orde de behandeling van het kohier van <len hoofdclijkeu omslag voor 1878. Wegens liet ver gevorderde uut stelt Mr. Moens voot de behandeling te verdagen tot eene volgende Vergadering. De Raad vercenigt zich hiermede, waarna de Vergadering wordt gesloten. UitgeversDE LOOZE WAALE.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1878 | | pagina 4