strekt tot goedkeuring dier rekening zooals zij is ingediend,
in ontvang op if 02 7,50.
in uitgaaf op- 1045,
met een nadeelig saldo .van17,50.
Nadat Jhr. Boeije omtrent een der in die rekening voor
komende posten inlichtingen had gevraagd en deze door den
heer Houwer waren gegeven, wordt de rekening overeen
komstig het advies der Commissie goedgekeurd.
Aan de orde is de behandeling van het verzoekschrift van
den heer J. A. Moolenburgh, om ten behoeve eener op te
rigten steen- en pannenfabriekmet uitsluiting van anderen,
leem te mogen steken uit den schorgrond van de begraaf-
Slaats af tot aan den Henriëttepolder, aan de noordzijde van
et Dijkwater, tegen betaling van 8 cent per kubieken meter.
Burgemeester en Wethouders hebben omtrent dit verzoek
voorgesteld, de gevraagde vergunning te verleenen voor een
tijdvak van 30 jaar, met bepaling 1.° dat de gemeente het
regt blijft behouden van bovengenoemden schorgrond, ten
behoeve der zeeweringen van de gemeente zoowel als van
die van anderen, kloetelingen of vletzoden te steken en te
verkoopen en met dien vletgrond naar goedvinden te handelen
2.° dat de fabriek moet zijn opgerigt en in werking ge
bragt vóór den 1 Januarij 18793.° dat de vergunning van
regtswege vervalt, als de fabriek geheel wordt opgeheven "of
gedurende drie jaren niet heeft gewerkt.
De heer Blankert verkrijgt het woord en merkt op, dat
er sedert geruimen tijd veel gesproken is over eene opruiming
van het Sas en er dikwijls is beweerd, dat de wegneming
van dat Sas zeer veel voordeel voor de gemeente kon ople
veren, met het oog op de schorgronden in het dijkwater,
achter het Sas liggende. Bij spreker en andere leden vond
dit denkbeeld aanvankelijk ingangdoch bij nader onderzoek
naar de uitgestrektheid van den grond die bij demping van
het Sas zou kunnen worden verkregen en die wera gezegd
eene zeer aanzienlijke oppervlakte te zijn, is het gebleken,
dat die uitgestrektheid slechts een twaalftal hectares zou
bedragen, waardoor men het denkbeeld, om het Sas op te
ruimenheeft laten varen. Spreker acht het niet ondienstig
hierop te wijzen, omdat vele ingezetenen niet op de hoogte
zijn van het betrekkelijk gering aantal hectares grond dat
zou kunnen worden verkregen. Hij meent dat de illusie die
men zich omtrent de opruiming van het Sas schept, daardoor
weUigt eenigzins zal worden verminderd en geeft te kennen,
dat de leden die het denkbeeld koesterden die opruiming
voor te stellen, voorloopig van hun voornemen afzien.
De Voorzitter merkt op, dat dit onderwerp niet aan de
orde is, waarop de heer Blankert zegt, dat hij dit den Voor
zitter toestemt, maar dat hij meende dat het niet ongepast
was, dit punt, in verband met het verzoekschrift van den
heer Moolenburgh, hier te releveren.
Mr. Fokker geeft den vorigen spreker toe,dat het welligt
zijn nut hebben kan dat die zaak hier ter sprake wordt gebragt.
Over eene opruiming van het Sas is reeds meermalen ge
sproken en hij gelooft dat er inderdaad menschen zijn die
meenen, dat die opruiming gevoegelijk geschieden kan. Hij
moet evenwel opmerken, dat de oppervlakte grond misschien
nog niet eens twaalf hectares zal bedragen, daar hij meent,
dat daaronder ook begrepen zijn schorren die niet aan de
gemeente behoore'ndoch wat de opruiming zelve betreft, al
ware het dat een veel aanzienlijker oppervlakte grond zou
kunnen worden verkregen, zou het nog allerbedenkelijkst
zijn, het Sas weg te nemen. Dat Sas en de haven staan
met elkander in het naauwste verband. Sedert 1603 heeft
het Sas de haven op de gevorderde diepte gehouden en werd
het opgeruimd, dan zou de haven stellig achteruitgaan.
De heer Labrijn zal de opruiming van het Sas niet be
spreken, doch zich alleen bij het verzoek bepalen. Tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders maakt hij be
zwaren. Hij gelooft, dat er, met het oog op de afwatering
der achterliggende polders en andere omstandigheden, b. v.
het rooven van grond, overwegende bezwaren zijn om het
verzoek toe te staan, zooals Burgemeester en Wethouders
voorstellen. Hij kan daarom met huu voorstel niet medegaau,
maar zou wenschen dat de Raad verklaarde in beginsel gene
gen te zijn, het verzoek in te willigen, maar dat het Dage-
Iijksch Bestuur eene overeenkomst overlegde, waarbij de
regten en verpligtiugen van den verzoeker en de gemeente,
met het oog op die omstandigheden, duidelijk werden om
schreven.
Nadat de heer Labrijn door den "Voorzitter, de HH. van
Nes en de Jonge nader was gevraagd naar de bij hem be
staande bezwaren, die zij niet kunnen inzien, geeffc hij o. a.
te kennendat men de vergunning tot bet steken van leem
verleenendeook de gelegenheid zal geven tot gebruik van
het Sas; dat gebruik dient op redelijke voorwaarden te ge
schieden, die men bepaald moet opgeven, daar men anders
alligt aanleiding zou geven tot bezwaar voor de polders.
De heer Houwer meent, dat het nuttig zijn kan nog
enkele bepalingen in het voorstel van Burgemeester en Wet
houders op te nemen. Er zal vergunning worden verleend
tot het steken van leem gedurende 30 jaren, doch er ie niet
bepaald op welke wijze. Het zou daarom goed zijn te bepa
len, dat dit overeenkomstig de aanwijzing van Burgemeester
en Wethouders moet geschieden, daar de verzoeker anders
willekeurig zou kunnen handelen. Spreker zal in dien zin
een amendement op het voorstel indienen.
De Voorzitter en mr. Fokker meenen, dat het bezwaar
van den heer Labrijn omtrent het gebruik van het Sas kan
vervallen, omdat de bepalingen omtrent het doorlaten van
schepen door het Sas onveranderd blijven en de verzoeker te
dien opzigte met ieder ander gelijk staat, daar er alleen
schepen worden doorgelaten als het kan, zonder dat verder
eenig regt verleend wordt.
De heer Labrijn kan met die verklaring genoegen nemen
en heeft nu in dat opzigt geen bezwaar meer, doch hij
wenschte wel regelen te stellen omtrent het steken van leem,
n. 1. omtrent de plaatsen waar dit moet geschiedendaar de
gemeente welligt van sommige gedeelten van het schor een
beter gebruik zou kunnen maken.
Nadat de heer van Nes er op gewezen had dat de heer
Labrijn dan daaromtrent reeds nu een voorstel zou kunnen
doen, om de zaak niet op te houden, wordt door den heer
Labrijn overgenomen het amendement van den heer Houwer,
en stelt hij met uitbreiding daarvan voor, dat in het voorstel
van Burgemeester en Wethouders zal worden overgenomen
de bepalingdat het steken van leem zal moeten geschieden
op de plaatsen door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen
en naar de regelen door hen te stellen.
Dit amendement wordt aangenomen met algemeene stemmen.
Het aldus geamendeerde voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt daarop eveneens met algemeene stemmen
aangenomen.
De Voorzitter doet omvraag.
De heer Pilaar verkrijgt het woord en brengt iu herinne
ring, dat in der tijd bij den Raad is ingediend, eene rekening
van schade, tot een aanzienlijk bedrag, die door schipper
Anker zou zijn beloopen, wegens het zitten van zijn schip op
een paalstomp in de Oude Haven. Om dergelijke zaken te
voorkomen, geeft hij het dagelijkseh bestuur in overweging
eene bekendmaking te doen, dat bij de eerste houten bin-
nenbrug een dammetje gemaakt is.
De Voorzitter antwoordt, dat bij Burgemeester en Wethou
ders reeds besloten was tot die publicatie over te gaan en
dat dit dan ook eerstdaags geschieden zal.
Mr. Fokker merkt nog op, dat de door schipper Anker
ingediende rekening verbazend hoog was.
De Voorzitter sluit daarop de vergadering.
UitgeversDE LOOZE WAALE.