doch na daaromtrent de Schoolcommissie te hebben geadvi
seerd en als haar gevoelen te hebben vernomen, dat zij het
niet raadzaam acht de plaats te doen vervallen, hebben zij
geene vrijheid, gevonden de opheffing dier betrekking voor
te stellen.
Daar de ondervinding van den laatsten tijd hun evenwel
geleerd heeft, dat op eene jaarwedde van f 500 zich geene
sollicitanten zullen opdoen, stellen zij voor, de jaarwedde,
verbonden aan deze betrekking, van ƒ500 te brengen op
600.
Zonder beraadslaging wordt dit voorstel aangenomen met
algemeene stemmen.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer J. W. B. van
Nieuwland de betaling weigert van dc door deskundigen
geschatte afkoopsom der tiendengevestigd op zijne gronden
in den Adriana-Johanna-polder.
De heer Koole vraagtof de heer van Nieuwland redenen
heeft biigebragt waarom hij de betaling weigert, waarop
Mr. Fokker zegt, dat hij alleen heeft geweigerd te betalen,
omdat hij meent bet niet verpligt te zijn -, bij beweert, dat
de stad geen regt heeft en spreker beeft hem vruchteloos
gezegd dat hij dit inelk geval vroeger had moeten be
denken dat er nu slechts sprake is om te voldoen aan de
met het bestuur gesloten overeenkomst. Hij deelt verder
mededat Burgemeester en Wethouder hebben gemeend hem
tot de betaling te moeten doen sommeren.
De heer Koole vraagt of er eene overeenkomst gesloten
is met den heer van Nieuwlandwaarop de Voorzitter be
vestigend antwoordt.
Jhr. Mr. Boeije weet niet of het de bedoeling van Bur
gemeester en Wethouders is, de kwestie nu te bespreken,
doch in dat geval zou hij het wenschelijk achtende zaak
in besloten vergadering te behandelen, Tiet komt hem voor,
dat de belanghebbende niet zonder grond, zij het dan ook
op losseu grondde betaling zal weigeren eu als de zaak
werd behandeldzouden soms ook zwakke gronden voor de
gemeenfe besproken worden en hij vindt het minder goed,
dit in eene openbare vergadering te doen.
Nadat de heer Fokker nog had opgemerktdat er geen
spraak van is om de zaak nu te behandelenmaar alleen eene
regtskundige Commissie te benoemen, in wier handen de
stukken zullen worden gesteld, zegt Jhr. Boeije, dat als
men niet verder wil gaan als het benoemen eener Commissie,
het natuurlijk onnoodig is de vergadering in eene beslotenc
te doen overgaan.
Daarna wordt op voorstel van den Voorzitter overgegaan
tot het benoemen eener regtskundige commissie in wier
honden deze zaak zal worden gesteld en worden bij stem
ming achtereenvolgens benoemd^ de HH. Mr. Moolenburgh,
Jhr. Mr. Rethaan Macnré en Jhr. Mr. Schuurbeque Boeije.
De Raad stelt daarop vast op een bedrag vau ƒ15, het
suppletoir kohier der hondenbelasting voor 1876 waartegen
geene reclames zijn ingekomen.
De V oorzitter brengt nog ter tafeleen verzoekschrift van
de bewoners van het terrein der voormalige binnenstoof,
waarin zij 1.° te kennen geven dat de tegenwoordige ver
lichting met óen lantaarn gebrekkig en gedurende de winter
maanden blijkbaar onvoldoende is, en verzoeken dat het
terrein met twee lantaarns zal worden verlichtalseen op
den hoek van het huis op het terrein naar den kant der
Nobelpoort en een op den hoek der schuur van den heer
Kloek; en
2.® het vroeger gedaan verzoek herhalen om namelijk den
rijweg met straatsteenen te doen beleggendaar zij des zomers
veel Tast van stof en die weg des winters bij regen een
modderpoel gelijk is.
Ten aanzien van het eerste gedeelte van het verzoek,
stellen Burgemeester en Wethouders voor, de beslissing
daarop aan hen over te laten in overleg met de Commissie
voor de gasfabriek en straatverlichting.
Alzoo besloten.
Wat betreft het tweede gedeelte, herinneren Burgemeester
en Wethouders dat vroeger een dergelijk verzoek bij den
Raad ter tafel is geweest en dat zij bij het aanbieden der
gemeente-begrooting voor 1874 hebben voorgesteld dien weg
te doen bestratendoch dat bij de behandeling dier be
grooting dat voorstel is verworpenomdat dio uitgaaf aan
den Raad onnoodig voorkwam. De Raad heeft toen echter
bepaalddat langs de woningen een beklinkerd voetpad zou
worden gemaakt, afgezet met paaltjes, waaraan in 1874
uitvoering is gegeven, hetwelk eene uitgaaf van ƒ222,53
heeft gevorderd.
Met herinnering daaraanstellen Burgemeester en Wet
houders voorop dit gedeelte van het tegenwoordige verzoek
afwijzend te beschikken.
De Voorzitter zegt, dat hij zich persoonlijk van den toe
stand van den weg heeft overtuigddoch dat het hem
voorkwam dat de opgegeven bezwaren niet zoo groot waren
als werd voorgesteld.
De heer Koole zegtdat hij met het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders meegaat; hij begrijpt dat de ver
zoekers gaarne den weg bestraat zouden zien, doch hij meent,
dat er andere wegen in de gemeente zijn, die veel ouder
zijn en meer behoefte aan bestrating hebbenbv. den weg
aan het einde der Pieterceliestraat. Als dit verzoek werd toe
gestaan zouden de bewoners van dien weg ook een dergelijk
verzoek kunnen doen en zou het billijk zijn ook daar den
weg te doen bestratenhij heeft daarom bezwaar tegen de
inwilliging. Hij ziet ook niet in, dat de verlichting van het
terrein zoo onvoldoende is, dat er twee lantaarns dienen te
worden geplaatst.
De Voorzitter verklaart, dat het ook hem voorkomt, dat
het terrein thans genoegzaam verlicht wordt.
Met algemeene stemmen wordt het tweede gedeelte van
het verzoek gewezen van de hand.
De Raad gaat over tot het benoemen der vaste commissiën
voor 1877, bedoeld bij art. 54 der gemeentewet.
Tengevolge der gehouden stemmingen zullen zij zijn zamen-
gesteld als volgt
Commissie, belast met het ontwerpen eu herzien van de.
plaatselijke verordeningen tegen welker overtreding straf is
bedreigd, de HH. Mr. Fokker en Mr. Moolenburgh.
Commissie van Fabricage, de HH. Labrijn, Koole en
Ochtman.
Commissie voor de Gasfabriek en straatverlichting, de HH.
Mulock Houwer, Labrijn en Ochtman.
Commissie voor de uitgraving en aflevering van zelkasch,
de HH. Labrijn en Ochtman.
Commissarissen voor de Vischmarkt, de HIT. Mulock
Houwer en Mr. Schneiders van Greijlfenswerth.
Zullende de eerste Commissie worden gepresideerd door den
Burgemeester ingevolge de wetde tweede-, derde- en vierde
Com missiën voorloopig door den Wethouder Mr. Moens en
bij diens verhindering door den Burgemeester.
Vdórde benoeming van Commissarissen voor de vischmarkt,
werd door Jhr. Ma care te kennen gegeven, dat hij de door
hem bekleedde betrekking van Commissaris niet langer kon
waarnemen, en derhalve verzocht, dat de Raad hem buiten
aanmerking zou laten.
De lieer Koole merkte op, dat dit bij benoemingen van
Commissiën nooit wordt gevraagdhij vindt dit bezwarend
omdat hij meent dat het aanleiding kan geven dat een ander
ook bedankt. Hij acht het niet wenschelijk vooraf te bedanken.
Daarna werd tot stemming overgegaan.
Nadat de heer Macaró bij stemming herkozen was, geeft
hij te kennen, dat liet hem spijt, doch dat liij de betrekking
van Commissaris voor de visclimarkt niet kan aannemen. Hij
is als Commissaris dikwijls verpligt om langen tijd op eene
koude en vochtige plaats tc staan en dat kan hij oin redenen
van gezondheid niet doen.
Na eenige discussie bragt de Voorzitter in stemming, of
de Raad zal berusten in de mededecling van den heer Macare.
Met 4 stemmen werd besloten daarin te berusten. De
HIT. Koole, Jhr. Mr. Boeije en Mr. Moens stemden
tegen. De heer Macaró hield zich'buiten stemming.
Vervolgens werd overgegaan tot eene nieuwe stemming.
Daarbij werden uitgebragt op Mr. Moens 3 stemmen, op
Mr. Schneiders 2 stemmen, op Jhr. Boeije 1 stem en 2
briefjes in blanco.
Mr. Moens merkte toen op, dat hij geen excuus wilde
makendoch dat hij voorzitter was van drie commissiën
waarom hij in overweging gaf, dat de Raad zijne keuze niet
op hem zou laten vallen.
Bij eene daarop volgende nieuwe stemming, werden uit
gebragt 4 stemmen op Mr. Moens, 2 op Mr. Schneiders en
2 op Jhr. Mr. Boeije.
Bij tusschenstemming tusschen de HIT. Schneiders en
Boeije, werden op den eerste vijf en op den laatste 3 stem
men uitgebragt, zoodat herstemming moest plaats hebben
tusschen Mr. Moens en Mr. Schneiders. Laatstgenoemde
werd daarop verkozen met 5 stemmen, terwijl Mr. Moens
3 stemmen verkreeg.
Op de vraag des Voorzitters of hij zijne benoeming aan
nam gaf de benoemde te kennen dat hij geen moeite zou
doen om den Raad met nieuwe stemmingen lastig te vallen;
dat de plaats waar hij dikwijls moest zijn hem te koud en
te vochtig is, omdat hij somtijds lijdt aan rheumatisme;
dat hij evenwel de benoeming aannammaar verklaarde dat
hij nooit naar de vischmarkt zou komen.
De benoeming der vaste Commissiën afgeloopen zijnde
doet de Voorzitter omvraag.
De heer Koole vraagt daarop of liet niet wenschelijk zou
zijn om het Reglement van Orde voor den Raad te doen
drukken met de" wijzigingen zooals die tot heden gemaakt
zijn en aan de leden rond te zenden.
De Voorzitter zegt, dat er kort geleden nieuwe exemplaren
zijn gedruktwaarin de wijzigingen op een tweetal nazijn
opgenomen en dat zulk een exemplaar aan den heer Koole
zal worden toegezonden, ook met de latere wijzigingen er
bijgeschreven.
De Voorzitter sluit daarop de Vergadering.
Uitjrovers: DK LOOZE WAALE.