bepaald dit is nu geschied en hij meent dat die toch wel zullen hebben gelet op de bijzondere omstandigheden en op de waarde die de gronden hebben. Hij maakt daarom zwa righeid eene vermindering toe te staan. De adressant beroept zich op de groote kosten van bedijking, doch spreker ver klaart hoe die bedijking is geschied en meent goed te zijn ingelicht dat de vorige eigenaar der hier bedoelde gronden, de heer Schillemans, voor zijn aandeel slechts 4U0 in die bedijking heeft bijgedragen. Hij ziet daarom geen reden om voor het voorstel te stemmen. Mr. Fokker zegt, dat de bedijking is geschied zooals de heer Labrijn heeft aangegeven, doch hij kan niet aannemen dat de heer Schillemans slechts ƒ400 heeft betaald, maar zeker ook niet zooveel als in het adres is genoemdde daarin opgegeven som geeft aanhoeveel de geheele bedijking heeft gekost en verder hoeveel per Hectarezonder dat daaruit volgt dat dit door hem is betaald. Het voorstel van Burge meester en Wethouders om het verzoek in te willigen is gedaan uit het oogpunt van billijkheid op de aangegeven gronden. De verzoeker heeft de afkoop gevraagd toen de gronden weiland waren en de afkoop van tiendregt op weiland staat niet gelijk met bouwland. Daarmede wordt nog op ver schillende wijzen gehandeld, soms wordt voor weiland eene zekere som per Hectare gesteld, soms wordt meer rekening gehouden met de geschiktheid om gescheurd te worden, doch weiland geldt altijd minder dan bouwland. Als de adressant begrepen hadhoe de zaak in elkander zatzou ky niet gebouwd hebben nu is hij er ingeloopen. Toen de aanvraag tot afkoop werd gedaan, verkeerden Bur- femeester en Wethouders in eene groote moeijelijkheid. Bij e onzekerheid over de verschillende methodes van afkoop, hebben zij nagegaan wat de gemeente zelf had betaald en daarbij gevoegd 20 jaar rente, waardoor zij gekomen zijn tot ƒ300. Lenigen tijd is de zaak hangende gebleven en toen heeft de adressant het ongeluk gehad te zaaijen, den kende dat koolzaad in dit district geen tiend gaf. Hij is er dus ingeloopen en nu acht het dagelijksch Bestuur het niet onbillijk als hem eenige remissie wordt gegeven. Zij stellen voor die op een derde te bepalen, omdat het bedrag zich niet bepaald laat aanwijzen en omdat '/s remissie wordt gevraagd; wordt die nu toegestaan dan heeft de verzoeker alles waarop hij volgens zijn eigen rekening aanspraak maken kan. De remissie wordt voorgesteld alleen op gronden van billijkheid, van regt is er geen spraak. Jhr. Macaré zegt, dat de adressant zich beroept op ver scheidene zaken die aanleiding geven om terug te komen op hetgeen is vastgesteld. Zooals de heer Labrijn heeft aange merkt is er geen grond voor wegens de kosten van bedijking. Het is buitendien meermalen in regten uitgemaakt, dat de kosten van bedijking niet in rekening kunnen komen. Dat vroeger welligt vrijdom van tiend zou zijn gegeven, zou alleen vrijgevigheid van de gemeente zijn geweest; regt op vrijdom bestond niet en spreker begrijpt ook niet dat men zich beroept op de novale tienden. Als de gemeente regt heeft op de tienden, moet, men die heffen, zoo niet dan is het iets anders. De door den adressant aangevoerde redenen doen niet af. Het eenige is nu de grond van billijkheidmaar al9 de zaak andersom was, dat de verzoeker aan de gemeente remissie zou moeten gevenzou spreker het betwijfelenof ook hij die wel zou toestaat. Spreker kan niet voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De belangen der gemeente, die de Raad vertegenwoordigt, moet men in het oog houden. Wat verder betreft de onwetendheid waarin de verzoeker zou hebben verkeerdblyft het de vraag of die onwetendheid bestondhij kan die bij den adressant of zijne raadslieden niet veronderstellen. Mr. Moolenburgb heeft de uitdrukking gehoord dat de heer van Nieuwland er zou zijn ingeloopen. Hij zou dit billijken als het zaaijen met koolzaad invloed had gehad op de schatting, doch spreker meent te moeten aannemen dat de gronden zijn geschat naar hun voortbrengend vermogen zonder dat de opbrengst van het koolzaad de maatstaf der schatting wasen als de deskundigen zoo niet hadden gehan deld, zouden zij hunne zaak niet verstaan hebben. Nu moge het waar zijn dat de verzoeker verrast was dat hij van het koolzaad tiend moest betalenmaar dat kan niet van invloed zijn geweest op de tauxatie van den grond. Hij meent ook dat de geheele polder is getauxeerd, waarin ook nog eenige Hectaren weiland liggen, die, als zij eenmaal zijn gescheurd door de betaling der nu bepaalde som geheel vrij zijn. Men dient de som om te slaan over het geheel en niet over een deel, zooals de adressant doet. Spreker begrijpt wel, dat bij Burgemeester en Wethouders redenen van billijkheid zijn opgerezen. Immers als de Raad in het vorige jaar hun voorstel had aangenomen, zouden de gronden voor een klein bedrag zijn vrij geweest, terwijl het nu in het oog valt, dat zij' zooveel meer waard zijn, waardoor men alligt ge neigd zou zijn een schaafje te geven, doch het is niet de kwestie of de Raad aangenaam verrast i9, maar men staat hier tegenover de waarde en spreker kan geen vrijheid vinden om met het voorstel mede te gaan. De heer Zuurdeeg vraagt naar de prijsberekening van ge wone en novale tienden, waarop de Voorzitter mededeelt, dat de gewone tienden volgens een vasten maatstaf naar de opbrengst wordt berekendterwijl de novale tiendenwaarbij die opbrengst, als niet bestaande, niet in aanmerking komen kan, naar de waarde van het land worden berekend, zooals hier is geschied. De heer Zuurdeeg meent, dat dan ook alle redenen om weder in schikking te komen, vervallen. Mi. Fokker zegt, dat de adressant van meening is, dat de waarde der novale tienden bij afkoop wordt verminderd, doch op welken grond weten Burgemeester en Wethouders nog niet. De verzoeker meent, dat dit regel is, doch zij hebben de bevestiging daarvan niet gevonden. Het is mogelijk dat het gebeurt bij het Kroondomein, doch ook dit weten zij niet er blijft dus over de waarschijnlijkheid dat het hier en daar wel eens gebeurd is. Burgemeester en Wethouders hebben niets tegen de tauxatie en komen ook niet neder op het regt maar op de billijkheid want had de adressant de zaak anders behandeld, dan zou hij er welligt met eene kleinigheid zijn afgekomen. De Raad moet de zaak niet opvatten alsof het koolzaad redenen tot deze tauxatie heeft gegeven; er is onderzocht welke waarde de grond had. Mr. Moens zegt dat het bezaaijen der grondeu met kool zaad, hier niet van invloed geweest is, maar dat het aanlei ding heeft gegeven tot den afkoop en dat de adressant door dat bezaaijen er in geloopen is. Spreker moet herinneren dat het verzoek tot aikoop is gedaan toen de gronden wei land waren, en dat toen een voorstel om ƒ300 te vragen is verworpen en besloten is tot tauxatie. De zaak is toen hangende gebleven en van Nieuwland dacht dat hij koolzaad kon zaaijenals eene vrucht die geen tiend gaf, waardoor de af koop bleef slapen co hij de gronden later weer weiland kon maken. Toen het koolzaad gereed was om te worden geoogst, werden er tienden gevorderd. De adressant heeft eerst het regt ont kend, doch het gevolg was dat hij heeft verzocht te mogen afkoopen. De toestand was nu veranderd. Nu was liet bouwland en werd als zoodanig getauxeerd. Spreker is er daarom voor, eenige vermindering toe te staan, doch hoeveel dit zijn moet is moeijelijk te bepalen. Men moet ook niet uit het oog verliezendat als de verzoeker geen tienden wilde betalen, de gemeente welligt een proces zou hebben moeten beginnen om haar goed regt te bewijzen. Mr. Moolenburgh meent, dat op den voorgrond staat, dat de gemeente regt heeft. Het zou roekeloos geweest zijnals de adressant niet betaald had, want dan zou het hem veel meer gekost hebben. Iets anders is het, dat deze tauxatie op een niet ongunstig tijdstip voor de gemeente is geschied. Men dient zich evenwel los te maken van het denkbeeld dat het koolzaad de oorzaak is dezer tauxatie. De deskun digen hebben nagegaan het opbrengend vermogen, niet wat do grond opbragt. De waarde van den grond is de maatstaf fewcest en al had de adressant tien jaar gewacht, dan had it hetzelfde gebleven. Wat betreft de bewering, dat wei land, waarvan het tiendregt werd afgekocht, niet dezelfde waarde had dan bouwland, moet spreker zeggen, dat dit weilanden waren die midden in een ticndblok lagendat was geheel iets anders dan hier, nu deze weilanden zelf een fiendblok uitmaken. Mr. Fokker houdt vol, dat de adressant er door dwaling is ingeloopen. Toen hij vroeg om af te koopen waren de gronden weilandnu meende hij eene vrucht te zaaijen die geen tiend gaf, dat bleef dan hetzelfde. Hij heeft niet ver standig gedaan, en als hij alles geweten had, zou hij zeker hebben gewachtdaar er voor hem gelegenheid was om het weiland te laten. Wat echter betreft of de gemeente regt had op de tienden, daarvan kan geen kwestre zijn en al ware het regt twijfelachtig geweestwat niet het geval wasdan zou dit in elk geval nu niet meer zoo zijn. De beraadslagingen worden gesloten en het voorstel van Burge meester en Wethouders in stemming gebragt en verworpen met 6 stemmen tegen 2die van de HH. Mrs. Moens en Fokker. Mitsdien wordt op het verzoek afwijzend beschikt. Bij monde van Mr. Moolenburghwordt namens de daartoe benoemde Commissie verslag uitgebragt omtrent de eind- rekening van het Bestuur der Bank van Leening. Overeenkomstig het advies der Commissie wordt besloten: a. tot vaststelling dier rekening in ontvang op 13887.53 in uitgaaf op- 13905,076 met een nadeelig saldo van 17,54s b'. om aan de rendantcn van rekening décharge te ver- leenen ter zake van hun gehouden beheer; c. om Burgemeester en Wethouders te magtigen, aan het Bestuur der Bank uit te betalen de som van ƒ17,545, tot dekking van het nadeelig saldo. Yerder besluit de Raad, op voorstel van Burgemeester en Wethouders, om ter uitbetaling van genoemd saldo te be schikken over den post voor Onvoorziene Uitgavenbegrooting 1876, tot een bedrag van ƒ17,5411. Mr. Fokker, Voorzitter van het Bestuur der Bank van Leening was bij de behandeling dezer zaak niet tegenwoordig. Wordt vervolgd.) TJittfevefiMDE LOOZE WAALE.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1876 | | pagina 6