BIJVOEGSEL
Zierikzeeschen Nieuwsbode van Zalurdag' 15 Julij 1870.
VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD
BEHOORENDE BIJ DEN
TE
ZIERIKZEE,
gehouden den 12 Ju lij lÖT'e.
Voorzitter Jhr. v. Citters.
Afwezig zijn bij de opeising tier vergadering, de HH. van
der Grijp, Mulock Houwer, Mr. Schneiders van Greijffens-
werth, Koole, Labrijn en Jhr. de Jonge.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering,
worden gelezen en goedgekeurd.
De HH. Jhr. de Jonge en Labrijn zijn ondertusschen in
de vergadering gekomen.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
1.° vijf brieven van de Gedeputeerde Staten, houdende
kennisgeving van de goedkeuring der navolgende raadsbe
sluiten
a. van 10 Junij 11., tot wijziging der gemeentebegrooting
voor 1875;
b. van dezelfde dagteekeningtot afkoop der recognitie en
regten drukkende op den grond der meestoof //deStar";
c. van 10 en 24 Jünij 11., tot af- en overschrijving van
en op posten der gemeentebegrootingen voor 1875 en 1876;
d. van den 10 Junij 11., tot het doen van betalingen uit den
post voor Onvoorziene Uitgaven der gemeentebegrootingen
voor 1875 en 1876.
Voor kennisgeving aangenomen;
(De heer Houwer komt in de vergadering.)
2.° een brief van de Gedeputeerde Staten, waarbij zij
mededeelen, hunne uitspraak op reclames tegen het kohier
van den Iloofdelijken Omslag voor 1876, waaruit blijkt,
dat zij de aanslagen van E. W, Mus, S. J. Ochtman,C. J.
Kijn en C. J. van Mervenné, hebben gehandhaafd en dat
zij den aanslag van M. van den Ende hebben teruggebragt
van de 25ste naar de 27ste klasse, met verzoek van die
besluiten aan de reclamanten en den Gemeenteraad kennis
te geven en den Raad tevens uit te noodigen om het terug
gezonden kohier in overeenstemming te brengen met de
genomen beslissingen.
Tengevolge daarvan wordt het kohier gewijzigd en nader
vastgesteld op f 21983,45s
3.° de jaarverslagen der gemeenten Leiden, Leeuwarden,
Amsterdam, Delft, Goes en Zutphen, allen over 1875.
Ter visie gelegd van de leden, om later in de boekerij te
worden geplaatst.
(De heer Mr. Schneiders treedt dc vergadering binnen.)
4.° van de Commissie voor de provinciale bibliotheek, een
exemplaar van het boekwerk//Nieuwe Catalogus van de
provinciale bibliotheek van Zeeland."
Na de mededeeling van den Voorzitter, dat Burgemeester
en Wethouders hiervoor hebben dank betuigd, wordt be
sloten, dit boekwerk te plaatsen in de boekerij;
5.° een schrijven van den heer Jhr. Mr. Macaréhoudende
kennisgeving, dat hij zijne benoemiug tot lid der plaatselijke
schoolcommissie aanneemt.
Voor kennisgeving aangenomen;
6.° de rekening van de Commissie voor de grindwegen
in Schouwen over 1875.
Ter inzage gelegd van de leden, om later in het archief
te worden geplaatst.
Bij monde van den heer Mr. Moolenburgh wordt namens
de daartoe benoemde Commissie verslag uitgebragt omtrent
de in hare handen gestelde begrooting der dienstdoende
schutterij voor 1877.
Overeenkomstig het advies der Commissie wordt deze be
grooting onveranderd vastgesteld, in ontvang en uitgaaf
op ƒ1038,50.
De Voorzitter deelt medo, dat bij de op den 4 dezer
gehouden verkiezing van een lid in den Gemeenteraad, ter
vervanging van den heer S. G. Nauta van der Grijp, die
zijn ontslag heeft genomen, is gekozen de heer J. C. Pilaar
en dat deze zijne benoeming heeft aangenomen.
Deze mededeeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Raad stelt daarop vast, cene verordening, houdende
verklaring, welke verordeningen tegen de overtreding waarvan
straf is bedreigd, nog geldig blijven.
Jhr. Mr. Macaré vraagt bij de behandeling daarvanof er
bij de Commissie voor de strafverordeningen nog steeds sprake
is van eene herziening van het reglement van politie en of
dit binnen kort bij den Raad ter tafel zal komen.
De Voorzitter en Mr. Eokker antwoorden daarop, dat
reeds een nieuw reglement in concept is en bij de leden
der Commissie circuleert.
De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders
Yoor, dat de Raad zal besluiten
1.° tot beschikking over den post voor Onvoorziene Uitgaven
begrooting 1876, tot een bedrag van 270,37, ter be
taling van door den gemeentebouwmeester gedane ver
schotten voor het maken van een vergaarput op het terrein
der Garancinefabriek, voor het uit de stoomketels dier
fabriek afkomende water;
2.° tot beschikking over den post voor Onvoorziene Uitgaven
begrooting 1876,-tot een ocdrag van 6,586, ter betaling
eener nota van den deurwaarder J. Bethe, wegens kosten
gevallen op de gehouden openbare verkooping van snoei-
lingen in 1875.
- De Voorzitter deelt daarbij mededat de beide posten
betrekking hebben op een afgesloten dienstjaar en dat dus
ter betaling eene beschikking op den post voor Onvoorziene
Uitgaven 1876, noodig is.
De eerste post is een gevolg van het raadsbesluit van
26 Februarij 1873, no. 9, waarbij is bepaald, dat van
gemeentewege den bedoelden put zou worden gemaakt, waarvoor
ac directeuren der garancinefabriek zouden betalen eene som
van ƒ118, waarop de kosten waren geraamd. Het bleek
evenwel later, dat daaraan een meerderen omvang moest
worden gegeven, zoodat de kosten ƒ68,67 hooger werden.
Nadat de directeuren geruimen tijd bezwaar hadden gemaakt
die meerdere kosten te voldoen, hebben zij eindelijk aan het
verzoek van Burgemeester en Wethouders voldaan en ge
noemde som van 68,67 bij den gemeente-ontvanger gestort.
Door dit oponthoud zijn de kosten van het werk tot nu toe
onvereffend gebleven.
Vermits bij het maken van den put 186 M.8 grond zijn
gebruikt voor vulling van gaten in het zuidzelketerrein
waarvoor is uitgegeven ƒ83,70, moet ook deze som ten laste
der gemeente komen, makende met de genoemde som van
ƒ118, en ƒ68,67 een bedrag van 270,37.
De tweede post is nog niet kunnen warden betaaldomdat
de nota wel vo<5r 1 Julij 11. was ingekomen, doch omdat er
gcene fondsen meer beschikbaar waren op het artikel waar
uit de betaling moest geschieden en het te laat werd om
daarop de noodige af- en overschrijving voor te stellen,
waarop ook de goedkeuring der Gedeputeerde Staten zou
zijn vereischt.
Na deze toelichting, wordt zonder beraadslaging en zonder
hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel besloten.
Op voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt zonder
beraadslaging besloten, aan den gemeentebode H. de Vos,
eene gratificatie te verleenen van ƒ25 voor het doen van
buitengewone werkzaamheden na het ontslag van den bode
B. II. Harinck tot aan liet in dienst treden van diens op
volger, zijnde van 1 April II. tot den 24sten dier maand,
welke betaling zal geschieden uit den post voor //jaarwedden
van beambten cn bedienden ter Gemecute-Secrctaric."
Op de voordragt voor twee leden in het Collcgic van
Zetters voor 's Rijks directe belastingenter voorziening in
de vacatures, tengevolge der periodieke aftreding op 31 De
cember a. s. worden geplaatstde HII. H. G. Mulock
Houwer en C. van den Bout (aftredende leden) en de HH.
P. Geradts en P. Labrijn, Dz.
Namens de daartoe benoemde Commissie, wordt door den
heer Ochtman verslag uitgebragt van haar onderzoek omtrent
de rekening cn balans van de Gasfabriek over 1875.
Dat onderzoek heeft de Commissie tot eenige bedenkingen
geleid omtrent den vorm der rekening en als gevolg van
dien minder juisten vorm, tot dc slotsom dat liet batig
saldo der balans ad ƒ5095,655, niet juist is.
Zij heeft hare bedenkingen aan de Commissie belast met
het beheer der Gasfabriek medegedeeld en is met haar in
overleg getreden, omtrent de inrigting der rekening over
1875, ook in verband met het raadsbesluit van 7 April 1875.
Dit overleg heeft geleid tot overeenstemming omtrent de
wijze waarop de bedoelde rekening moet worden opgemaakt,
opdat die een volledig overzigt geve van de exploitatie over
1875 en een juist cijfer aantoone van de baten en lasten
op 31 December van dat jaar.
Zij stelt daarom voor, de stukken terug te zenden aan de
Commissie van beheer, met verzoek die te wijzigen in den
vormzooals in hare bijeenkomst met die Commissie is
bepaald.
Mr. Moens geeft daarop, als Voorzitter der Commissie
voor de gasfabriek te kennendat hoewel die Commissie zich
niet kau uitlaten of zij zich met de opmerkingen der Com
missie van onderzoek kan vereenigen, zij echter de opmerking
omtrent den vorm der rekening van zooveel gewigt achtdat
zij het wenschelijk viudt, dat de Raad overeenkomstig het
voorstelom de stukken ter verandering terug te zenden
zal besluiten.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Bij monde van den heer Houwer wordt namens de daartoe
benoemde Commissie verslag uitgebragt van haar onderzoek
omtrent de rekeningen van de del. Schutterij, het Harmonie-
(ezelschap //Kunst en Eer", het Evangelisch-Luthersch Arm-
iestuur en het Burgerweeshuis, allen over 1875 en cene
gewijzigde begrooting voor het Burgerweeshuis over 1876.
Het advies der Commissie strekt tot goedkeuring dier
rekeningen en begrooting zooals zij zijn ingediend, nl. de
I rekeuing
1.° van de dd. Schutterij in ontvang op 983,50
in uitgaaf op- 1017,50
met een nadeelig saldo van34,
2.° van het Harmoniegezelschap //Kunst en Eer"
in ontvang op459,65
in uitgaaf op- 579,60
met een nadeelig saldo van119,95
3.° van het Evang. Luth. Armbsstuur
in ontvang opf 843,195
in uitgaaf op- 648,106
met een goed slot vanƒ195,09
4.° van het Burgerweeshuis
in ontvang opƒ18635,22
in uitgaaf op- 16907,57s
met een goed slot vanf 1727,646
en de gewijzigde begrootiug van het Burgerweeshuis voor
1876, in ontvaug en uitgaaf op ƒ11750.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Mr. Moens heeft aan de besluiten omtrent de rekeningen
der schutterij en liet Harmoniegezelschap //Kunst en Eer",
als rendant, geen deel genomen.
Aan de besluiten omtrent de rekening en begrooting van
het Burgerweeshuis is door Mr. Fokker, als Voorzitter van
het bestuur van het weeshuis, niet medegewerkt.
De Voorzitter deelt mede, dat nog is ingekomen
1.° een verzoekschrift van den heer Mr. J. M. Isebree
Moens, kommaudant der dd. schutterij, houdende mededee
ling, dat door de schutterijen van Middelburg en Vlissingen
in September een provinciale schietwedstrijd zal worden ge
houden in een fort bij Vlissingen en dat hij daaraan wenscht
te doen deel nemen door eenige schatters uit deze gemeente,
die zich daartoe vrijwillig hebben aangeboden
dat hij zich met do kommaudanten der Schutterijen van
Middelburg en Vlissingen heeft gewend tot de Ged. Staten
dezer provincie om eene toelage ter bestrijding van de
kosten, welk verzoek echter is afgewezen;
dat de reis- en verblijfkosten uit de gewone middelen der
schutterij niet kunnen worden bestreden, en hij daarom ver
zoekt dat de Raad hem daartoe eene som van ƒ100 zal
verleenen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders strekt tot
inwilliging van het verzoek.
De lieer Zuurdeeg vraagt of Burgemeester en Wethouders
in deze zaak eenig nut voor de gemeente zien.
De Voorzitter en Mr. Fokker antwoorden daarop, dat het
den ijver en de oefeningen bij de Schutterij zal aanmoedigen
en het nlzoo voor de gemeente van belang kan zijn dat aan
den wedstrijd worde deelgenomen.
Het verzoek wordt ingewilligd met algemeene stemmen.
Bij de behandeling dezer zaak was Mr. Moens in de ver
gadering niet tegenwoordig;
2.° een verzoeksclirift van A. F. Lammerts, om remissie
van u/li van zijn aanslag in den hoofdelijken omslag voor
1876, wegens vertrek uit de gemeente.
De Voorzitter deelt mede, dat de verzoeker, bij het rond
zenden der aangiftebiljetten deze gemeente reed* metterwoon
verlaten had, zoodat hij op het kohier niet voorkomt, en
stelt voor, daarvan aan den adressant kennis te geven.
Alzoo besloten.
De Voorzitter deelt vervolgens medeeen ingekomen brief
van de geïnteresseerden in de meestoof //de Zon", waaruit
blijkt, dat zij de gebouwengereedschappen en gronden der
stoof aan de gemeente wensclien te verkoopen in eens af
voor eene som van f 16000te betalen in den loop van 1877.
Door Burgemeester en Wethouders is daarop naar aanleiding
van het bepaalde in de besloten Raadsvergadering van den 10
Junij 11. aan de geïnteresseerden te kennen gegeven dat zij wel
in het voorstel wcnschen te tredendoch onder zekere voor
waarden en met daaraan een' bijzondereu vorm te geven
ten einde de liooge kosten van overdragt te vermijden.
Burgemeester en Wethouders stellen nu voordat de ge
meente met de eigenaren der stoof de volgende overeenkomsten
zal aangaan
1.° dat de eigenaren dier stoof de gebouwen voor af braak
zullen verkoopenonder bepaling dat alles binnen een zeker
tijdsverloop zou moeten zijn afgebroken en weggevoerden
dat de gemeente hun zal vergoeden al hetgeen deze minder
zullen opbrengen dan ƒ5000;
2.° dat de eigenaren de gronden der stoof aan de gemeente
zullen verhuren met toekenning van het regt, om gedu
rende de huur daaruit de zelkasch te graven tot zoodanige
diepte als de gemeeute zal goedvinden en met bepalingdat
de gemeente na afloop van de huur den grond zal kunnen
overnemen voor 100.
De beraadslagingen over dit voorstel worden geopend.