tienden, drukkende op de gronden van den iieer J. W. R.
van Nieuwland, in den Adriaiia-Johannapolder en zijne daar-
aangrenzende schorgrondenvoorstellen te besluitendat de
afkoopsom der genoemde tienden zal worden bepaald door
drie deskundigen, door het gemeentebestuur en den belang
hebbende gezamenlijk en in gemeenschappelijk overleg te
benoemen en dat de kosten der schatting voor de helft voor
rekening der gemeente en voor de wederhelft voor rekening
van den belanghebbende zullen zijn.
Om verschillende redenen achten Burgemeester en Wet
houders het wenschelijk, dat de Raad overeenkomstig hun
voorstel zal besluiten.
Na eene korte beraadslaging, wordt het voorstel aange
nomen, met eene wijziging, voorgesteld door de HH. Mr.
Moolenburgh en Jhr. de Jonge, dat n. 1. wanneer par
tijen het over de keuze der drie deskundigen niet mogten
eens wordenalsdan door elk der partijen één deskundige
zal worden benoemd, terwijl deze twee een derde zullen
benoemen, en ingeval zij zich daaromtrent niet mogten
kunnen] verstaan, zal deze derde deskundige worden benoemd,
door zoodanig Regterlijk Ambtenaar of Collegieals Burge
meester en Wethouders zullen goedvinden.
De Voorzitter brengt ter tafelliet suppletoir kohier der
hondenbelasting voor 1875, waartegen geen reclames zijn
ingebragt.
Dit kohier wordt met algemeene stemmen vastgesteld op
een bedrag van 81.
Alsnu komt aan de orde, het voorstel van de Plaatselijke
Schoolcommissietot nadere regeling van de diensten der
hulponderwijzers en verhooging van enkele jaarwedden, met
welk voorstel Burgemeester en Wethouders zich vereenigen,
en dat in het verslag der vorige zitting breedvoerig is
vermeld.
De algemeene beraadslagingen geopend zijnde, zegt de
heer Zuurdeeg, dat hij dit voorstel met ingenomenheid be
groet. De tegenwoordige bezoldigingen zijn naar het hem
voorkomt te laag, en hij zou wenschen dat Burgemeester
en Wethouders die nu een begin hebben gemaaktop deze
wijze voortgingen als de financiën der gemeente niet al te
ongunstig zijn.
Jhr. de Jonge is er niet voor om steeds voort te gaan
met. eene vcrhooging van tractementen zooals de heer Zuurdeeg
wenschtj hij zit niet in dien sneltreinhij wil remmen.
Als men door de belooningen aanhoudend te verhoogen
meent, dat men het onderwijs dienst doet, zal het eind
leeren dat men het bederven zal. Hij treedt daarop in eenige
beschouwingen over den toestand van hoofd- en- nulponder-
wijzers.
Mr. Fokker gelooft, dat het niet regtvanrdig is, als de
heer Zuurdeeg dit voorstel aanmerkt als een begin van ver
hooging der traktementen. Sedert 1857 is die verhooging
geregeld voortgezet. Bij de invoering der schoolwet hebben
hier zeer aanmerkelijke verhoogin<*en van losten voor de ge
meentekas plaats gehad en van dien tijd af, is er bijna geen
jaar geweest, dat net bestuur niet verpligl was de eene of
andere jaarwedde te verhoogen. De laagste jaarwedde der
hulponderwijzers bedraagt nu liet dobbel van hetgeen in de
jaren 1858 tot 1860 werd betaald.
Burgemeester en Wethouders doen nu dit voorstelomdat
zij meenen dat zij niet langer kunnen wachten. Als iemand
daaruit kwaadwillig de gevolgtrekking maakt, dat zij het
dus niet doen met liefdeniet uit belangstelling in liet
onderwijsdan moet hij dit ten deele toestemmen en deels
ontkennen.
Het bestuur heeft bewezen in het onderwijs belang te
Stellen en daarvoor groote sommen ten offer gebrngtzonder
dat het dc dwaasheden aankleeft die daarover in allerlei bladen,
tot walgens toegedebiteerd worden. Zoover strekt die be
langstelling zich niet uit.
Het bestuur hecht veel aan onderwijs en ook aan het
onderwijzend personeel en Spreker wenscht, dat de onder
wijzers waardig zullen zijn voor hunne tank.
In de verhooging der tractementen op zich zelf, zien
Burgemeester en Wethouders niet alle heilhier en daar
is er iets goeds in, maar de bedenkelijke zijde ontsnapt
hun niet. Spreker heeft niet dan noode met liet. voorstel
kunnen medegnan. Hij misgunt de onderwijzers eene goede
belooning nietmaar hij acht de tractementen zooals die nu
zijn, voldoende. Wat in sommige gemeenten gegeven wordt
is niet in verhouding met de bewezen diensten en veel te
hoog. In deze voorstellen is eene matige verhooging voor
gesteld en de gemeentekas wordt er toch jaarlijks nog met
1000 door bezwaard. Hij acht het een pligt in den tegen-
woordigen tijd, daarmede gematigd te wezen. Door allerlei
kunstmiddelen en ook door natuurlijke oorzaken, is de markt
naar boven gegaan en elk bestuur die de tractementen on
matig verhoogt, vergrijpt zich aan het algemeen belang.
De verhooging moet gemotiveerd zijn door de noodzakelijkheid
anders benadeelt men de financiën en doet aan het algemeen
een slechten dienst.
Als men niet met gematigdheid te werk gaat, dan is er
geen reden waarom in 1878 elk hulponderwijzer niet ƒ800
tractement zou vorderen.
Het voorstel tot verhoogingis nu gedaanomdat er niet
in de vacatures kan worden voorzienen voor enkele plaatsen
die bezet warenis om redenen van billijkheid eene kleine
verhooging voorgesteld.
Spreker merkt verder nog op, dat over kweekelingen ook
veel wordt geschreven, meestal af keurender wijze, bij voor
keur in een ironischen satyrieken zin. Men vat die zamen
onder den naam van onderwijskracht, maar men ziet over
't hoofd dat dé wet kweekelingen kent, instelt en noemt.
Men moge nu daarover zijn eigene opinie hebben, maar
zoolang de wet er is, is men verpligt die te volgen.
De ondervinding heeft nu geleerd, dat er minder kweeke
lingen komen dan vroeger. Het bestuur wenscht deze zooveel
mogelijk op te leidenmisschien doet men dit wel voor een
ander, maar men heeft ook kans dat men liet voor de
scholen dezer gemeente doet. Menige kweekeling die hier
opgeleid is, is een goed onderwijzer geworden, die zijn
stand eer aandoet. Het bestuur heeft daarom het voorstel
gedaan, om het tractement van kweekelingen te verhoogen
en bovendien aan de hoofdonderwijzers nog eene kleine
tegemoetkoming voor het opleiden daarvan willen geven.
Mr. Schneiders acht het voorstel billijk. Op verschillende,
plaatsen van ons land toch, is het minimum der jaarwedde
ƒ500. Spreker weerspreekt eenige beschouwingen van Jhr.
de Jonge, en wijst daarna op den minder gunstigen toestand
waarin dc Armenschool en Tusschenscliool verkeeren bij ge
brek aan hulp. Hij zegt voorts, dat het getal jonge lieden
die hier de Oefenschool als kweekelingen bezoekenook veel
verminderd is, en dat er zich voor het aanstaand ndmissie-
examen slechts één heeft aangemeld. De lust om den
onderwijzersstand in te treden sch{jnt achteruit te gaan
waarschijnlijk omdat men als hulponderwijzer niet leven kan
van een tractement van b. v. 400.
Spreker zal vóór het voorstel stemmen.
Jhr. Mr. Macaré'is voorliet voorstel, doch de verhooging
der jaarwedden koint hem in sommige, opzigten niet voldoende
voor. Er zijn twee vacaturen, en de jaarwedden daarvoor
wil men brengen op het minimum van andere plaatsenmen
heeft dus geen waarborg goede hulponderwijzers te krijgen.
Nu men een definitieven maatregel neemt, wil men niet
meer geven dan op andere plaatsen. Bij den toestand van
liet onderwijs, dat niet uitmunt, is het van belang, goede
onderwijzers te krijgen. Hij gelooft daaromdat men niet
doet wat in het algemeen belang is.
Mr. Fokker zegt, dat het verkeerd zou zijn als men dit
een definitieven maatregel noemde. Er is geen reden als de
omstandigheden blijven zooals nudat de hulponderwijzers
boven hun waarde in de hoogte worden gestoken, dat deze
zich niet met veel meer zullen laten betalen. Ieder bestuur
is verpiigt in het algemeen belangom met gematigdheid te
verhoogen, en zoo weinig als noodig is. Iets anders zou het
zijn, als liet stellig waar was, wat Jhr. Macaré vreest, dat
de bestaande vacatures niet vervuld zullen wordendoch
spreker heeft andere verwachtingen. Voor vele hulponder
wijzers is het verblijf in deze gemeente te verkiezen boven
dat op een dorp. Zij hebben hier de gelegenheid zich te
bekwamen voor hoofdonderwijzer, en hebben zij acte als
zoodanig, dan krijgen zij 100 meer. Burgemeester en
Wethouders vlcijen zichdat de betrekkingen behoorlijk
zullen kunnen worden vervuld.
Jlir. de Jonge vefkrijgt daarop het woord en geeft naar
aanleiding van eenige opmerkingen van Mr. Schneiders, te
kennen, dat juist doordien men het getal hulponderwijzers
kunstmatig tracht te vermeerderen, men het doel niet zal
bereiken. Spreker zou ook alle hulponderwijzers geen hoofd
onderwijzers willen laten worden er zijn er velen die het
nooit moesten worden. Er zijn velen die kennis hebben
maar pmdagogen zijn er weinig. Wat de kweekelingen betreft
met genoegen heeft hij vernomendat men hunne belooning
aannemelijker maakt. De ervaring heeft geleerd, dat kwee
kelingen, door een hoofdonderwijzer opgeleid, zeer praktisch
waren, en al wordt er nu met zooveel verachting over gespro
ken hij zou het bejammeren als de kweekelingen heengingen.
Wat Jhr. Macaré zegt omtrent eene nog grootere belooning
spreker ziet geen enkele waarborg, dat men door meer geld
te geven beter slagen zalmen krijgt geen waarde voor zijn
geld. Hij gaat daarom met dien spreker niet mede en noemt
het met Mr. Fokker een dolzinnig streven.
Jhr. Mr. Macaré geeft toe, dat de tractementen worden
opgedreven en dat dit voor de gemeenten hoogst bedenkelijk
is. Maar er zijn hier vacaturen waarin moet worden voorzien
waar men bekwame onderwijzers dient te hebben en hij gelooft
niet, dat men die voor ƒ500 zal kunnen verkrijgen.
Mr. Fokker zegt, dat men door het laatste wat de vorige
spreker heeft gezegd, tot de veronderstelling zou kunnen
komen, dat de hulponderwijzers op de Armenschool en Tus-
scbenschool niet goed zijn of den hoofdonderwijzer niet kunnen
vervangen. Hij kan de verzekering geven dat dit het geval
niet is: er is verscheidenheid van kracht.
De heer Zuurdeeg zegt dat hij heeft verklaard, dat het voorstel
hem welkom was. Hij verschilt zoozeer in beschouwingen over
onderwijs en onderwijzers, dat hij in geen discussie zal treden
doch hij hoopt dat personen als Mr. Fokker en Jhr. de Jonge,
dio het onderwijzend personeel beschouwen als een handels
artikel of willen remmen met de bclooning, in beschouwing
zullen veranderen. Hij voor zich, verwacht veel van het
onderwijs.
De beraadslagingen over liet voorstel in zijn geheel geslo
ten zijnde, komt het eerst in behandeling het voorstel betref
fende de vervanging der hoofdonderwijzers.
Jhr. de Jonge meent, dat liet dc bevoegdheid van den
Rand te buiten gaat biervoor regrlc» vont to «tollun, aange
zien de wet aangeeft hoe in do tijdelijke waarneming voorzien
moet worden.
Mr. Fokker zegt, dat hier niet bedoeld is algemeene ont
stentenis, maar bijzondere ontstentenisb. v. als de hoofd
onderwijzer, wegens huisselijkc omstandigheden of uit nalatig
heid cr niet is.
Jhr. Mr. Macaré heeft bezwaar tegen dc voorgestelde
bepaling, op grond dat het niet opgaat dat de hulponderwijzer
die dc" meeste dienstjaren heeft, dc geschiktste is om den
hoofdonderwijzer te vervangen. Hij vraagt, of liet niet beter
was, dat dc hoofdonderwijzers zelf bepaalden, wie hen ver
vangen zal.
Jhr. de Jonge gevoelt wel wat Mr. Fokker bedoelthij
wil die bepalingen beschouwen als een onderdeel van door
den Raad vastgestelde schoolorde. Wat Jhr. Macaré aangeeft,
behoorde wel zoo te zijn, doch dit heeft veel tegen; vroeger
zou dit mogelijk geweest zijn, doch nu zouden dc hoofdon
derwijzers telkens in een mocijelijk geval komen, daar zij
eigenlijk niet veel meer te zeggeii hebben.
Mr. Schneiders meent, dat als de hoofdonderwijzer zelf de
hulponderwijzer moet aanwijzen die hem vervangt, er mocije-
lijkheden zouden kunnen ontstaan, daar hij soms een hulp
onderwijzer zou kunnen aanwijzendie geen rang heeft als
hoofdonderwijzer en het is het doel der schoolcommissie dit
te voorkomen, omdat dit voor de hulponderwijzers methoofd-
onderwijzcrsrnng stuitend zou zijn. Het kan ook voor de
gewone hulponderwijzers een prikkel zijn, om hunne studiën
voort te zetten.
Mr. Moolenburgh erkent het bezwaar door Jhr. de Jonge
aangegevendat de wet voorschrijft hoe bij ontstentenis de
hoofdonderwijzers dienen te worden vervangen. Wat betreft
de vervanging bij afwezigheid zooals Mr. Fokker bedoelt
zou Spreker liet wenschelijk achtendat de redactie der
bepaling werd gewijzigdin dier voegedat de hoofdonder
wijzer bij tijdelijke afwezigheid gedurende den schooltijd zal
worden vervangen door den hulponderwijzer met hoofdonder
wijzers-acte, die de meeste dienstjaren ale hulponderwijzer
heeft.
Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen besloten.
Daarna worden met algemeene stemmen vastgesteld de verdere
onderdeelen van het voorstel, houdende bepaling van óe_i
jaarwedden van liet personeel op de scholen, nadat yra-'
'■8-eteromon tegen 4wnn verworpen een amendement van"
Jhr. Mr. Macaré om het salaris van een der hulponder
wijzersplaatsen op de Armenschool va» 500 te bepalen op
ƒ500 ƒ550 of ƒ600, naar mate het blijkt dat bet noodig
zal zijn dit uit te loven ter beoordecling van Burgemeester
en Wethouders^, «U*f A/'-
Vóór stemden de HH. Jhr. Mr. Macaré, Mr. Schneiders,
Zuurdeeg en Ochtman.
De heer van der Grijp verlaat de vergadering.
Vervolgens komt in beraadslaging het voorstel, om aan de
hoofdonderwijzers, eene toelage te geven van 50 voor eiken
kweekeling die aan zijne school is opgeleid en met goed
gevolg het hulponderwijzers-examen zal hebben afgelegd.
Jhr. Mr. Macaré acht deze bepaling verkeerd. Er is bier
eene oefenschool voor kweekelingen. De onderwijzers zouden
nu in eene verkeerde verhouding komen tot de kweekelingen.
De kweekelingen kunnen ook naar een ander onderwijzer
gaanb. V. korten tijd voor zij hun examen afleggen en dan
zou het de vraag zijn aan wien de belooning zou toekomen.
Hij is dus tegen die bepaling.
Mr. Fokker zegt, dat het de bedoeling is om den ijver
der hoofdonderwijzers om kweekelingen op te leidente ver
meerderen. Het schijnt, dat zij daarin zoo ijverig niet meer
zijn als vroeger. De kweekelingen worden op school geoefend
zijn oj) de school werkzaam en de onderwijzer is hun leids
man, die hunne studiën regelt.
De heer Houwer ziet ook bezwaar in de voorgestelde
bepaling. Hij stelt voor, aan Burgemeester en Wethouders
een crediet te verleenen b. v. van ƒ200, om aan de onder
wijzers die zich bij het opleiden van kweekelingen verdien
stelijk makeneene gratificatie te verleenenin overleg met
de Plaatselijke. Schoolcommissie.
Jhr. de Jonge zegtdat nog niet is opgehelderd wie
aanspraak zal hebben op de gratificatie, als een kweekeling
naar eene andere school gaatdat geval is niet zoo ondenk
baar dat kan tot onbillijkheden aanleiding geven. Wat de
heer Houwer aanvoertkomt hem ook niet geschikt voor.
Het is hoogst kiesch en moeijelijk dit toe te passen en het
ligt buiten de appreciatie van Burgemeester en Wethouders
die daardoor in groote moeijelijk lied en zouden kunnen komen.
Het amendement van den heer Houwer komt in stemming
en wordt verworpen met 6 stemmen tegen 5. Vóór stemden
de HH. Mr. Moolenburgh, Mr. Schneiders, Houwer, Zuur
deeg en Mr. Moens.
Het voorstel tot toekenning van de bedoelde gratificatie
aan de hoofdonderwijzers, wordt eveneens verworpen met 6
stemmen tegen 5. Vóór stemden de HH. Mr. Moens, Mr.
MoolenburgliMr. SchneidersZuurdeeg en Mr. Fokker.
Overigens wordt het geheele voorstel bij stemmingmet.
algemeene stemmen aangenomen.
De Voorzitter deelt mede, 1.° dat in 1875 is afgeleverd
aan zelkasch voor ƒ14055,60 aan schorgrond voor ƒ268,56;
aan graszoden en korenaarde voor ƒ22,85dat is ontvangen
wegens het gebruik van gemeentegrond ƒ37,15 en dat de
week marktvelden hebben opgebragt 198,90
2.® dat op den 15 Januarij 11. zijn opgenomen de kas en
boeken van den Gemeente-Ontvanger en dat toen gebleken is,
dat over 1875 en 1876 is ontvangen eene som van 180492,23
en uitgegeven- 117064,91*
Zoodat meer ontvangen dan uitgegeven is 13427,8lB
Waarbij komt het goed slot der rekening
over 1874 ad- 6071,30
Zoodat in kas moet zijn19498,61s
juist overeenkomende met de vertoonde gelden en geldswaarden.
Deze mcdedeelingen worden voor kennisgeving aangehomén.
De Voorzitter brengt in behandeling, een voorstel van
Burgemeester en Wethouders overeenkomstig het advies der
Plaatselijke Schoolcommissie, om 1aan de hulpouderwijzeres
D. Ij. van der Velden, eene buitengewone toelage uit de
gemeentekas toe te kenjien, tot zoodanig bedrag, dat zij
gedurende den tijd dat zij de betrekking van hoofdonder
wijzeres aan de Meisjesschool heeft waargenomen, met in
begrip van hare jaarwedde eene belooning zal genieten, gelijk
staande met het bedrag dat de hoofdonderwijzeres zelve zou
hebben gehad; en 2.® aan den hulponderwijzer J. H. Letzer
boven zijne jaarwedde, eene belooning toe te kennen van
vijftig gulden, wegens het waarnemen der betrekking van
hulponderwijzeres aan de Meisjesschool.
Burgemeester en Wethouders deelen daarbij mede, dat
gedurende de afwezigheid van den .hulponderwijzer Letzer
van do eerste school voor gewoon- en meer uitgebreid lager
onderwijsde regeling van het onderwijs aan die school op
zoodanige wijze heeft plaats gehad, dat het onderwijzend
personeel geenc buitengewone, vermeerdering van werkzaam
heden heeft gehadalthans niet van dien aarddat er reden
bestaat tot toekenning van eene buitengewone belooning.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt zonder
beraadslagingmet algemeene stemmen aangenomen.
De Voorzitter deelt mededat nog is ingekomen een
schriftelijk voorstel van het raadslid den heer Jhr. Mr.
Rethaan Macarétot wijziging van iet Reglement van Orde
voor den Raad. Dit voorstel strekt om het gebed dat vóór
het oppnen der Raadsvergaderingen uitgesproken wordtte
doen vervallen.
Gesteld in handen van de HH. Mr. Moolenburgh Schnei
ders van Greij flens werth en Jhr. Mr. Schuurbeque Boeijetot
onderzoek en verslag.
De vergadering wordt na omvraag door den Voorzitter
gesloten.
y-y -
rM-
Uitgevers: DE LOOZE WAALE.
Gedrukt bfi OCHTMAN, PIETERSE van DTSHOECK.