BIJVOEGSEL Zierikzeesclien Nieuwsbode van Dingsdai; 7 December 1875. VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD BEHOORENDE BIJ DEN TB ZIEBIKZEE, gehouden den 3 December l&'Tö. Voorzitter Jhr. van Citters. Afwezig zijn bij de opening der vergadering, de HH. Jhr. de Jonge en Mr. Schneiders van Greijffenswerth. De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen: 1.° een brief van de Gedeputeerde Staten, houdende mede- deeling van de goedkeuring van de raadsbesluiten van don 22 November 11., tot het doen van af- en overschrijving en tot beschikking over den post voor Onvoorziene Uitgaven, begrooting 1875; 2.° een brief als voren, ten geleide van de goedgekeurde rekening der gemeente over 1874; 3.° een brief als vorenberiglende de goedkeuring van het raadsbesluit van 30 October 11.tot het toekennen van sub- sidiën aan het Burgerlijk-het Roomsch-Katholiek- en het Evangelisch-Luthersch Armbestuur, voor 1876; Wordt besloten deze brieveu voor kennisgeving aan te nemen. 4.° een verzoekschrift van A. 't Hart om remissie van Hoofdelijken Omslag over dit jaar, wegens vertrek uit de gemeente. iVfschrijving wordt verleend totecn bedrag van ƒ1,84'; 6." kennisgevingen van de heeren C. Hofman en J. Mulder, dat zij hunne benoeming tot leden der Plaatselijke School commissie aannemen; 6.° een berigt van Mr. B. C. Cau, dat hij zijne benoeming tot regent van het Burgerweeshuis aanneemt. Voor kennisgeving aangenomen. 7.° een brief van Mej. A. C. van Loenenberigtende de aanneming barer benoeming tot hulponderwijzeres aan de Meisjesschool. Voor kennisgeving aangenomen; 8.° een schrijven van de Commissie van toczigt voor het Middelbaar Onderwijs, met aanbeveling van een dubbeltal ter benoeming van een lid in die Commissie, ter vervulling der vacature, met den 1 Jnnuarij e. k. te ontstaan, door de periodieke aftreding van Jhr. Mr. M. J. Schuurbequc Boeije. Aanbevolen worden de HH. Jhr. Mr. M. J. Schuurbequc Boeije en Mr. J. P. N. Ennerins. Bij stemming wordt de eerst aanbevolene herkozen met 10 stemmen. Mr. Ermerins verkreeg 1 slem. 9.° een brief van Z. E. den Minister van Binnenlandsche Zaken, houdende mededeeling, dat de IJker, chef van dienst te Middelburg gemagtigd istot het sluiten der overeenkomst tot ontbinding der huur van het ijk locaal en dat de Minister gaarne gebruik maakt van het aanbodom het lokaal in het Raadhuis der gemeente, tegen eene jaarlijksche vergoeding van ƒ50, voor den herijk aan het Rijk in gebruik te geven. De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders voor, hun te mngtigen om: 1.° de bestaande huurovereenkomst te ontbinden en 2.° het locaal in gebruik te geven voor den herijk, tegen 50 "sjaars, tot wederopzeggons toe. Jhr. Mr. Macaré komt terug op eene onlangs door hem gedane vraag, of er gelegenheid zal zijn om het lokaal te gebruiken voor het •gratis-vaccineren als het voor den herijk wordt afgestaan. De Voorzitter zegt, dat het moeijelijk is daaromtrent iets te bepalen, omdat men niet weet on welke tijden het lokaal voor den herijk gebruikt moet woraen. Jhr. Mr. Macaré geeft Burgemeester en Wethouders daarop in overweging, of de zaak niet zoo geschikt kan worden dat het lokaal voor de vaccinntiën kan worden gebezigd. De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wethouders dit in overweging zullen nemen. De Voorzitter stelt aan de orde, het in de vorige Verga dering aangehouden voorstel van Burgemeester en Wethouders om te bepalen, dat de geïnteresseerden in de meestoof //de Star/' tegen betaling eener som van f 132 aan de gemeente, bevrijd zullen zijn van de betaling van den jnarlijkschen cijns en tevens het geheele perceel, sectie D, no. 204, zullen hebben ontlast van de daarop ten voordeele van de gemeente Zierikzee thans drukkende regten. Met algemeene stemmen wordt besloten tot de behande ling daarvan over te gaan. De heer Ochtman vraagt, hoe de verhouding der gemeente zou zijn tegenover de eigenaren der stoof, als de stoof van bestemming werd veranderd. Nu de meestoven in waarde zijn achteruitgegaan, zou het kunnen zijn dat de eigenaren eene andere bestemming daaraan wenschten te geven. De Voorzitter meent, dat als de stoof van bestemming veranderd werd, de grond weder aan de gemeente zou komen. Mr. Fokker meent dat dit niet zeker is. Volgens den inhoud der acte waarbij de cijns is gevestigd, zou de grond weder aan de stad komen als de stoof kwam te vergaan. Men meent, dat als de stoof wordt afgebrokendit met vergaan gelijk staat, maar als het gebouw blijft bestaan dan is het twijfelachtig of de grond wel aan de gemeente komt. De lieer Koole herinnert, dat hij de door Burgemeester en Wethouders voorgedragen som te laag achtte en dat hij die wenschte te brengen op ƒ282. Hij blijft bij dat voorstel. Als men rekent welke waarde de grond heeft als hij vrij is, dan komt hem die som voor, billijker te zijn dan die door het Dagelijkseh Bestuur is voorgedragen. De heer Ochtman zogt, dat hij na de verkregen inlich tingen voorstelt, dat de verlangde afkoop niet zal worden toegestaan. In verhouding tot de waarde van den grond, acht hij de som door den heer Koole genoemd nog te gering. Hij ziet evenwel geen bezwaar inden afkoop der cijns zelve, maar wel in het afstaan der regten die de gemeente verder op den grond heeft. De heer Zuurdeeg vraagt of het belang der geïnteres seerden in de stoof, mede brengt, dat zij den afkoop doen, of bet in het belang der industrie is, dan wel of zij specu lative redenen hebben. De Voorzitter kan daaromtrent geene inlichtingen geven. De heer Zuurdeeg meentdat als de geïnteresseerden wille» speculereu, de gemeente dit even goed kan doen als zij en in dat geval zal hij voor het voorstel van den heer Ochtman stemmen. De heer Koole gelooft niet dat dit overweging verdient. De geïnteresseerden behoeven niet te speculerendan als zij op het oog hebben de vernietiging der stoof, daar zij de beschikking over den grond hebben en het voor de zaak zelf dus niet behoeven te doen. Spreker trekt daarop zijn voorstel in, naar aanleiding van het voorstel van den heer Ochtman. De Voorzitter brengt daarop in stemming het voorstel van Burgemeester en Wethoudershetwelk wordt verworpen met 7 stemmen tegen 1die van Mr. Moens. Het voorstel van den lieer Ochtman blijft daardoor van zelve buiten behandeling. Aan de stemming hebben de HH. Mrs. Moolenburgh en Fokker zich onthouden als geïnteresseerden in de stoof en de heer Houwer als bloedverwant van een der geïnteresseerden. De Voorzitter brengt ter tafel, liet voorstel van Burgemees ter en Wethouders omtrent het afkoopen van tienden in den Adriann-Johannapolder, door den heer J. W. B. van Nieuw- land, waarvan de behandeling in de vorige vergadering is uitgesteld. Op voorstel van den heer Koole wordt beslotendeze zaak nog aan te houden tot eene volgende vergadering. Dc Rand besluit overeenkomstig het voorstel van Burge meester cn* Wethouders, tot afschrijving van H IX (O. U.) begrooting 1875 en overschrijving op FI. 3 nfd. 2 art. 5 (Voor het verbouwen der kazerne tot eene inrigting ter afzondering en verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten) de som van ƒ77,55. De Voorzitter deelt mede 1.° dat het maken van een dam in de Oude Haven ten westen van de tweede houten binnen- brug, is aanbesteed aan II. C. van den Ende voor ƒ189. Voor kennisgeving aangenomen 2.° dat is ingekomen het advies vnn Mr. Aug. Philips, wiens gevoelen is gevraagd omtrent de vraagof het Bestuur der Bank van Leening te Zierikzee, hetzij in zijn geheel hetzij slechts ten aanzien van sommige leden, ci viel regt el ij k aansprakelijk is voor liet nadeel dat de gemeente komt te lijden tengevolge van bcdriegelijke handelingen van den ont slagen boekhouder der Bank." De conclusie van dit zeer gemotiveerd advies is, dat z. i. noch het Bestuur over de Bank van Lcening noch eenig lid van dat Bestuur, civiel-regtelijk aansprakelijk is voor het door de gemeente geleden nadeel, dewijl dat nadeel niet blijkt te zijn veroorzaakt door de schuld of door een verzuim van dat Bestuur of van ee.nige zijner leden. Ter visie gelegd voor de leden, terwijl verder op voorstel van Jhr. Mr. Schuurbeque Boeije met algemeene stemmen besloten wordtbet in druk verkrijgbaar te stellen. Mr. Schneiders van Greijffenswerth is in de vergadering gekomen. De Voorzitter deelt mede, dat van wegc de Directie der Spoorbootmaatschappij het berigt is ontvangen dat zij het door Burgemeester en Wethouders voorgestelde terrein voor het maken eener keibank in dc nieuwe havengaarne in gebruik weuscht te ontvangen, en stelt voor, dat de Raad Burgemeester en Wethouders thans zal mngtigen om het bedoelde terrein lang 60 en breed 5 M. om niet in gebruik te geven tot wederopzeggens toeaan de Zeeuwsche Spoor bootmaatschappij. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt dienovereenkomstig besloten. De Voorzitter brengt in behandeling, de voorstellen van de HH. Koole, van der Grijp, Labrijn en Ochtman, betref fende de exploitatie der zeikasch met het daarover uitgebragt advies van Burgemeester en Wethouders. De algemeene beraadslagingen geopend zijnde, verkrijgt de heer Koole het woord en leest eene nota voor, ter beant woording van de beschouwingen van Burgemeester en Wet houders, medegedeeld in de vergadering van 29 Oct. 11. Het volgende komt daarin voor De nota waarin Burg. en Wetli. hun gevoelen mededeelen, omtrent onze beschouwingen en voorstellenin zake de ex ploitatie der zeikasch, heeft bij ons, na eene naauwkeurige lezing daarvan het denkbeeld doen ontstaan, dat het stand punt waarvan wij zijn uitgegaan en de motieven die ons tot liet doen dier voorstellen hebben geleid, door Burg. en Weth. niet juist zijn opgevat. Wij zullen daarom die nota beantwoorden en ons gevoelen over die zaak nogmaals ontwikkelen. Burg. en Weth. erkennen, dat de sasmeester het terrein niet naauwkeurig heeft onderzocht, en hij het beter had kunnen en moeten doen; maar dat zij geene redenen hebben, om aan zijne goede trouw te twijfelen. Ook wij twijfelen niet aan de goede trouw van dien ambtenaar, wanneer men ten minste daaraan de beteekenis geeft van -oneerlijkheid en diefstal; maar wanneer men onder het woord goede trouw verstaat pligtsbetrachting en naauwgezette behartiging der belangen, die hem zijn toevertrouwd, dan gelooven wij ge rust te mogen aannemendat hier de goede trouw zeer uit het oog verloren is en dat hij het onbepaald vertrouwen dat Burg. en Weth. steeds hebben getoond in hem te stellen onwaardig is. Men zal toch wel niet beweren, dat een ambtenaar, die aan Burg. en Weth. bij het te koop aanbieden van een terrein, verklaart, dat daarin geen zeikasch is, terwijl on- middelijk na den verkoop door den tegenwoordigen eigenaar daaruit zeikasch wordt gegraven en wel tot een bedrag van ongeveer vier duizend guldenom zijne naauwgezette pligts betrachting te roemen is. Dat het toevallig ontgraven van een regenbak aanleiding gaf tot het ontdekken van zeikasch, komt ons geheel onaan nemelijk voor. Immers is het onsbij de ontgraving der zeikasch door den heer Bevelander, gebleken, dat op plaatsen waar zeikasch was uilgegraven, onder de losse grond, die de blijken droeg eerst onlangs daarop te zijn geworpen, de meeste zeikasch werd gevonden. De zeikasch is daar ont bloot geweest en de sasmeester kan nimmer voorwenden, dat hij niet wist, dat die daar was. Bovendien was de ascli door het geheele terrein verspreid en bevond zich niet alleen op de hoogte van den regenbak. En moge hij al beweren, dat het water hem vroeger belet heeft die uit te gravenzoo schijnt de tegenwoordige eigenaar de middelen te hebben gevonden, om dit bezwaar tc overwinnen. Wanneer hij den zomer had afgewacht, tot het water was weggezakt, dan had hij voor de gemeente die asch kunnen uitgraven, zooals dit nu door den heer Bevelander is ge schied. Genoeg zij hethieruit tc constaterendat de sas meester wist en weten moest, dat er zeikasch in dit terrein was. Is hier de goede trouw door hem niet geschonden Omtrent de hoeveelheid zeikasch, toen uitgegraven en daaruit later voor den dag gebragt, hebben wij ons niet vergist. Wij gaven op dat niet 500, maar ongeveer 629 lastdaaruit was gegravendat bovendien nog eene flinke partij ter verscheping gereed lag, cn nog eene aanzienlijke voorraad in het terrein aanwezig was. De uitkomst heeft dit nader bewezen. Bij het staken der uitgraving, veroorzaakt door het natte saizoen, waren 743 lasten verzonden, lag er nog een hoop ter verscheping gereed en was er nog eene niet onaanzienlijke hoeveelheid in den grond voorhanden, zoodat wij zonder overdrijving mogen aannemendat onge veer 1000 lasten, vertegenwoordigende eene waarde van ongeveer 4000 gulden, zuiver bedrag, zullen worden verscheept. Ook wij nemen aan, dat een grooter of kleiner hoeveelheid in deze voor de goede of kwade trouw van den betrokken ambtenaar van minder gewigt is, ofschoon dit toch de maat staf is, die het verlies, door de gemeente geleden, bepaalt. Omtrent do kluiten, geven Burg. eu Weth. te kennen, dat die tegen hunne bedoeling, bij vergissing in den grond zijn verwerkt. Wij nemen dit gaarne als waarheid aan maar meencn, dat dit geen vergissing van den sasmeester was of mogt zijn. Deze had bij het effenen der terreinen moeten voorkomen, dat die in den grond werden gestopt. Is dat goede zorg en naauwgezette pligtsbetrachting Bovendien, waar zijn de kluiten, die hem gelast zijn te bewarenna de effening der terreinen Wij kunnen die nergens vinden. Volgens raadsbesluit van 21 December 1870 is den sasmeester voor het verzamelen en bewaren der klui ten toegekend 40 cents per M.s en heeft hij daarvoor ook werkelijk geld ontvangen. En toch heeft hij die kluiten geheel tegen de bedoeling van Burg. en Weth. doen verdwijnen. Is ook dit niet verre gaand pligtverzuim te'noemen? Vele jaren geleden, vestigde ons geacht medelid van der Grijp de aandacht er op, dat die kluiten door lucht en voch tigheid verwceren en zeer bruikbare zeikasch worden. Maar de sasmeester denkt er anders over. Rotsen verweeren en vallen tot puin en stof; maar die zelkaschkluite» verweeren volgens dien ambtenaar nimmer en blijven altijd steen. Waren die kluiten toen bewaard geworden, en op een hoop bijeengebragt, dan zoude men eene belangrijke waarde heboen verkregen, die, wanneer de gewone zeikasch zoude zijn verbruikt, desnoods voor minderen prijs, had kunnen worden verkocht. Het is ons bekend dat èn de heer Beve-

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1875 | | pagina 3