Het advies der Commissie strekt tot goedkeuring der be grooting in ontvang en uitgaaf op ƒ8200. In de voorgestelde verhooging van het tractement van den binnenvader met 50 ziet de Commissie geen bezwaar. Zij maakt evenwel eene bpmerking omtrent eene post in de memorie van toelichting, die echter geen reden geeft om 's Raads goedkeuring aan de begrooting te onthouden. Nadat deze opmerking door Mr. Fokker wederlegd was, wordt de begrooting goedgekeurd zooals zij ingediend is. De heer van der Grijp doet namens de daartoe benoemde commissie rapport omtrent de rekening der dd. schutterij over 1873. Het advies strekt tot goedkeuring der rekening in ont vang op764,50 in uitgaaf op- 752, met een goed slot van 12,50 Overeenkomstig dat advies wordt bosloten. Mr. Moens en Mr. Bolle onthouden zich als mederendanten van deelname aan dit besluit. Na voor eenige minuten te zijn geschorst, wordt de Ver gadering heropend. De begrooting wegens de inkomsten en uitgaven der ge meente voor 1875, komt in behandeling. Mr. Moens verkrijgt het woord en verklaart namens de Commissie van onderzoek dat tegen de begrooting in haar eheel bij de Commissie geene bezwaren zijn gerezendoch at zij daardoor tot de ervaring wordt gebragt dat de finan ciële toestand der gemeente niet gunstig is. Na dit nog nader met cijfers te hebben aangetoondzegt de Commissie zich niet alleen geene illusie te maken dat in 1875 eenig bedrag door inschrijving op het Grootboek zal gekapitaliseerd wordenmaar te vreezen dat er op den dienst 1S75, zoo er al niet te kort komt, toch zeer weinig zal overschieten. Zij heeft gemeend deze algemeene beschouwing te moeten laten vooraf gaanom den Raad te doen gevoelen van welk nut de zuinigheid is die door Burgemeester en Wethouders tot nu toe werd betracht en die zij zonder twijfel zullen blijven betrachten. Nadat Mr. Fokker had, erkend dat de financiëele toestand der gemeente niet gunstig is, hoewel dit niet onvoorzien is, meent hij echter te moeten wijzen op eene onjuiste becijfering en gevolgtrekking in de algemeene beschouwing der Com missie voorkomende. Hierover heeft tusschen spreker en Mr. Moens eenige gedachtenwisseling plaats gehad, waarna tot de behandeling der begrooting wordt overgegaan. De opmerkingen der Commissie worden bij ieder artikel waartoe zij betrekking hebbenvermeld. De volgende posten hebben tot eene meer of mindere uitvoerige bespreking aanleiding gegeven. UITGAVEN. Hoofdstuk I afd. 2 art. 3. Overeenkomstig eene opmer king der Commissie wordt eene kleine wijziging gebragt in de memorie van toelichting. Bij dien post brengt de Voorzitter in behandeling een verzoekschrift van de gemeentevroedvrouw E. Moclijker, huisvrouw van A. C. Dagevos, om verhooging van hare jaar wedde, op grond dat het zich tijdens hare benoeming liet voorzien dat de andere vroedvrouw spoedig haar beroep zou laten varenwaardoor zij van zelf meer inkomsten zou hebben genoten dit is echter niet geschied, waardoor zij verstoken blijft van de meerdere inkomsten waarop bij hare aanstelling was gerekend; dat zij bovendien aan eene verhooging van het tarief niet denken kanomdat de andere vroedvrouw zich laat betalen naar een tarief niet in evenredigheid met den aard der betrekking. Burgemeester en Wethouders stellen voor haar eene ver hooging toe te kennen van 50 's jaarstot zoolang de tegenwoordige vroedvrouw hare praktijk zal uitoefenen. De HH. Koole, Jhr. Schorer en Mr. Moens verklaren zich tegen eene traktementsverhoogiug, terwijl de HH. Zuurdeeg en Mr. Fokker het voorstel verdedigen en het billijk achten de verzoekster eene verhooging te geven. Het voorstel in stemming gebragt, wordt aangenomen met 6 steinmen tegen 5. Tegen stemden de HH. van der Grijp, Houwer, Koole, Jhr. Schorer en Mr. Moens. Het art. wordt nu van ƒ1650 gebragt op ƒ1700. Hoofdstuk III. afd. 2 art. 7. Op eene vraag van den heer Koole wat Burgemeester en Wethouders er wel van denken om het gemeenteblad niet meer uittegeven omdat de uit gaven daarvoor nog al aanmerkelijk zijngeeft de Voorzitter te kennen dat zij dit nog niet wenschelijk achten, maar dat zij uitzien om de aanbesteding daarvan op voordeeliger con ditiën te doen. Hoofdstuk III afd. 1 art. lb.De Commissie vraagt of aan het uitdiepen der havens behoorlijk de hand wordt gehouden. Zij doet dit omdat zij heeft vernomen dat in de nieuwe haven op enkele plaatsen aanslibbingen zouden plaats hebben o. a. aan de zate van de Spoorboot. De Voorzitter deelt mede dat de ondiepte bij de ligplaats der Spoorboot kort geleden weggenomen isen er van andere aanslibbingen niets bekend is, maar dat de aandacht van Burgemeester en Wethouders voortdurend op den toestand der havens is gevestigd en dat er besprekingen hebben plaats gehad omtrent eene herpeiling. Hoofdstuk III. afd. 1 art. 1. Onder dien post is 500 uitge trokken voor het maken van een riool van den hoek der Oude Haven door het Korte Groenendal naar de Sint Domus- straat, omdat de bewoners van het Kraanplein geen uitloozing voor hun huiswater bezitten. De Commisssic acht het dringend noodzakelijk dat afdoende maatregelen worden genomen, om den stank te doen ophouden, waarmede het gedeelte der Oude Haven tusschen het Haven plein en de tweede houten binnenbrug bij ieder laag watergetij den dampkring verpest. Zij acht de voorgestelde vernieuwing daartoe geen afdoende maatregel; niet het huiswater toch, dat in de haven afvloeit, veroorzaakt dien stank, maar de ftecalia, die daarin geworpen worden en die door sommige bewoners der Haven door hunne voor huiswater bestemde riolen geloosd worden, geven daartoe aanleiding. In het midden latende of de gemeente regt heeft die riolen voor goed te sluiten of op andere wijze te beletten dat faecalia in de haven geraken, wenscht zij een ander plan voor te stellen, dat zij meer afdoende acht. De Commissie moet in 't voorbijgaan nog opmerken dat hierdoor nu reeds in het oog springt hoe verkeerd de Raad handelde door het voorstel af te stemmen om de haven te dempen tot aan de tweede houten binnenbrug, temeer omdat die demping voor altijd onmogelijk geworden is, daargelaten nog de andere nadeelen die van dat besluit het gevolg zijn. De Commissie stelt voor de tweede houten binnenbrug af te breken, de opening tusschen de beide landhoofden digt te maken door aan weerszijde een muur op te trekken en de ruimte tusschen die muren met grond aan te vullen, daar onder te maken een duiker met schoft, waardoor het water in de haven tusschen de brug en het havenplein kon worden ververscht, zoo dikwijls men dit zal goedvinden. Het af te sluiten gedeelte der haven, wordt, zooals de ondervinding leert, voor scheepvaart weinig of niet gebruikt, zoodat het daarvoor gemist kan worden en dit voor het voorstel geen bezwaar kan opleveren. De voordeelen van het plan zijn: dat men voor goed bevrijd wordt van het onderhouden der brug, die, al moge bij het voorstel tot demping gerap porteerd zijn, dat zij in zeer voldoenden staat is, sedert dien tijd herhaaldelijk herstelling heeft gevorderd en steeds nog vordert en zal vorderen; dat de kaaimuren van het af te sluiten gedeelte, wanneer zij niet meer zijn blootgesteld aan de gedurige afwisseling van eb en vloed, beduidend minder onderhoud zullen ver- eischen dan nu het geval is en in de toekomst zal zijn en dat men voor goed van den stank zal bevrijd zijn. Hoewel de Commissie geheel en al onbekend is met de kosten van uitvoering, meent zij, oppervlakkig te oordeelen, dat deze niet van zoo ingrijpenden aard zullen zijn om daarom van het plan af te zien. Mogt de Raad het plan aannemelijk achten, dan wenscht zij Burgemeester en Wethouders uit te noodigen de kosten daarvan op te nemen en stelt zij den Raad voor het aanleggen van den voorgestelden riooltak tot nader order uit te steilen. De Voorzitter deelt mede, dat de kosten van het voorge stelde werk door den Gemeentebouwmeester eerst zijn geraamd op 4300doch dat het hem bij nadere besprekingen ge bleken is, dat die nog hooger zullen worden. Burgemeester en Wethouders meenen ook, dat de post voor het aanleggen van den riooltak evenwel moet behouden blijven, want dat als men faecalia in de haven blijft werpende stank toch niet wordt weggenomen. Hij gelooft echter dat de groote oorzaak van den stank ook in het verdere gedeelte der haven voornamelijk moet gezocht worden in het garancinewater dat bij vloed in de havens terugkomt, waardoor de slikken zwart worden. Het uitloozen van faecalia in de haven zal het dagelijksch Bestuur zooveel mogelijk tegengaan. Mr. Fokker heeft met leedwezen gezien dat de Commissie in haar rapport terugkomt op het dempen der haven. De Raad heeft daaromtrent eenmaal besloten en de minderheid moet zich dat getroostenop die zaak terug te komen helpt niet en kan niet aangenaam zijn, en het is ook te minder noodig, wanneer de gronden zoo weinig beteekenen. Niemand weet waaruit de stank ontstaat. De voorgestelde riooltak is alleen een middel om de huizen van liet kraanplein een afloop te bezorgen, als die er is, dan wordt het misschien mogelijk het gebruik van de waterloopen naar de haven te verbieden. Als men het water afsluit zal het ook gaan stinken. Spreker was en is nog tegen eene afdamming van dat deel der haven. Hij ontkent ten sterkste dat er voor scheepvaart weinig ge bruik van gemaakt wordt; men kan dagelijks zien dat het voor laad- en losplaats van gewigt is. Wat de reparatie der brug betreft, de ondervinding heeft bewezen dat zij bij het dempen in goeden staat was, er zijn nog geen buitengewone kosten aan gemaakt. De heer Zuurdeeg was in de meening, dat Burgemeester en Wethouders het aanleggen van den riooltak hadden voor gesteld met het oog op den stank in de Oude Haven, maar wanneer nu Mr. Fokker aangeeft, dat de oorzaak van den stank onbekend isdan vraagt hij waarom dat werk te maken hij is er niet voor dit bij wijze van proef te doenmen zou dan een beter onderzoek moeten instellen. De Voorzitter zegt dat de ingezetenen, die geen uitloozing hebben, nu al de vuilnis in de haven werpen en dat dit nu ;?ou vervallen. De heer Lab rijn zal zich niet verdiepen in eene beschou wing der oorzaken waaruit de stank ontstaat. Het andere deel der haven geeft ook stank, hij gelooft niet dat dit alleen aan de free alia die er in geworpen wordt is toe te schrijvenmaar dat dit uit andere oorzaken voorkomt. Meent men echter dat de faecalia alleen oorzaak is van den stank, dan kan men immers beletten die in de haven te werpen? De kosten van het door de Commissie voorgestelde werk zullen de primitief geraamde som ver overtreffen; zij zullen ontzettend tegenvallen; bovendien zou de misstand zeer groot zijn. De Commissie spreekt van het verkeerde dat de haven niet verder gedempt is; ieder heeft omtrent die zaak naar zijne overtuiging gehandeld, er is evenveel voor als tegen. Er is in de begrooting ook uitgetrokken een post voor het overdekken van eene vroon achter de 's Godskamers, waar omtrent hij moet te kennen geven dat dit eigenlijk meer een privaat belang dan een gemeentebelang is. De heer van der Grijp zegt, dat hij liever zou wenschen terug te komen op het vorige plan om de haven verder te dempen en daaraan de ƒ9000 a ƒ10000 te besteden die men er vroeger voor raamde, dan voor het plan der Commissie ƒ6000 uit te geven. Al hebben de kaaimuren minder te lijden volgens het plan, men loopt ook gevaar dat men er bij vorst meer schade aan heeft. Ilij kan het denkbeeld van den Voorzitter niet deel en dat het garancinewater den stank verwekt, hij heeft er meermalen proeven van genomen en als het waar was zou ook de Nieuwe Haven stinken. Hij meent dat alleen in de fcecalia de oorzaak van den stank te zoeken is. Mr. Bolle zegt, dat het plan der Commissie hem in het begin toelachte, doch dat hij nu na al hetgeen hij gehoord heeft, er tegen is. De riooltak moet toch gemaakt worden, omdat men de bewoners de gelegenheid moet geven hun huiswater te loozen, daar het bij het politie-reglement ver boden is vuilnis in de haven te werpen. Spreker vraagt daarop inlichtingen omtrent het overdekken der vroon bij de 's Godskamersdie hem door. den Voor zitter worden verstrekt. Mr. Moens zegt, dat hij niet begrijpt waarom het voor de meerderheid in den Raad onaangenaam zou zijn, dat de Commissie heeft te kennen gegeven dat er verkeerd gehan deld is, door de demping der Oude Haven niet verder uit te strekken. Hij zou daaruit moeten afleiden dat het die meerderheid leed deed dat zij daartoe niet heeft besloten. Hij meent dat ieder het regt heeft eene opinie over een raads besluit te hebbenen dat de Commissie nu regt heeft te zeggen, als hare individucele meening, dat de Raad ver keerd heeft gehandeld. Het voorstel der Commissie over het afbreken der brug vindt over 't algemeen geen gunstig onthaal, doch men is wel wat te ver gegaan. De Commissie achtte haar plan wen schelijk als de kosten niet te hoog waren en vroeg daarom alleen om aan Burgemeester en Wethouders een onderzoek op te dragen. Nu de Commissie het cijfer weet, ziet zij van haar plan af en daarmede is de zaak afgeloopen. Hoofdstuk III, afd. 2, art. 6. Die post, //gedeeltelijke vernieuwing der Westbrug" is voor //memorie" uitgetrokken. De Commissie vraagt hoeveel de kosten ongeveer zullen bedragenwaarop de Voorzitter antwoordt, dat die vroeger op 3000 zijn begroot, doch dat de vernieuwing waarschijnlijk eenvoudiger zal kunnen geschieden en de kosten daardoor zullen verminderen. Hoofdstuk VI, art. 3. //Kosten der brandweer" ƒ777. De Commissie vraagt of het materieel in goeden staat is en of er vooruitzigt bestaat dat de dienst van het personeel op betere wijze zal worden geregeld. De heer Labrijn, Commissaris der Brandweer, geeft daarop een verslag van den toestand der brandbluschmiddelen. Hieruit blijkt, dat men op de meest verwijderde punten bij het water kan komen en de spuiten en het andere materieel in vol doenden staat zijn. Hij zegt verder dat de wijze waarop het personeel wordt verkregen, veel te wenschen overlaat, dat hij het voornemen heeft voorstellen te doen tot eene betere regeling, waardoor hij zich vleit dat men veel zal vooruitgaan. De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethouders gaarne daaromtrent met de brandweer in overleg zullen treden. Mr. Moens betuigt hiervoor zijn dank aan den heer Labrijn en den Voorzitter. Hoofdstuk VII art. 1. De Commissie stelt voor de begroo ting van de dienstdoende schutterij goed te keuren in ontvang en uitgaaf op ƒ1011. Alzoo besloten. Hoofdstuk VIII afd. 1 art. 1 f //Kosten voor het vergrooten en verbouwen der Armenschool." De Commissie vraagt of het bij te bouwen lokaal, dat 100 leerlingen zou kunnen bevatten, wel groot genoeg zal zijn en of men over eenige jaren niet andermaal zal moeten bij bouwen; vroeger heeft men altijd te kleine lokalen bijge bouwd. De commissie zag liever dat er een lokaal werd gemaakt dat voor de tegenwoordige behoeften te groot is. Zij vraagt daaromtrent inlichting. De Voorzitter en Mr. Fokker geven te kennen dat men geene grootere uitbreiding aan het lokaal kan geven en dat men meent nu voor goed geholpen te zijn. De heer Houwer zegt dat hij meent dat er nu ongeveer 700 kinderen kunnen geplaatst worden. Hij vraagt of één hoofdonderwijzer voor die school niet te weinig is, als er nu nog een gebouw bijkomt. Jhr. de Jonge zegt dat door deze bijbouw de beschikbare ruimte aan den eenen kant nu geheel ingenomen wordt en er thans in de behoefte wordt voorzien. Als men grooter lokaal wilde hebben zou men dit aan de andere zijde moeten bou wen en dat zou minder gemakkelijk gaan. Mr. Moens is met de gegeven inlichtingen niet geheel tevreden. Volgens deze kunnen al de kinderen nu geplaatst wordendoch de bevolking gaat vooruit. Hij vraagt of het daarom geen overweging zou verdienenmeer afdoende maat regelen te nemen en de school te verdeelen, dan allerlei lokalen bij te bouwen. Mr. Fokker zegt, dat het groote schoollokaal door het scho.oltoezigt uit een sanitair oogpunt is afgekeurd. In de som van ƒ6000 is ook begrepen eene verbetering van dat lokaaldat men bezwaarlijk kan laten zooals het is. Mogelijk is het wel dat men in het vervolg ruimte tekort heeft, maar de school te splitsen is waarlijk geen kleinigheid. Mr. Moens is dit met den vorigen spreker eensdoch hij voorziet dat de school binnen korten tijd weer te klein zal zijn en men weer een nieuw lokaal zal moeten bijbouwen. Het ware misschien beter de oude school niet meer te ge bruiken maar een plan te maken voor een geheel nieuw lokaal. De heer van der Vliet vereenigt zich daarmede nietna hetgeen Jhr. de Jonge heeft gezegd vindt hij het voorstel van Burgemeester en Wethouders het meest aanbevelings waardig. De heer Labrijn ziet in het voorstel der Commissie veel waarheid en het zou daarom wel overweging verdienen het nieuwe lokaal zooveel mogelijk te vergrooten. Jhr. Schorer zegt, dat men daartoe terrein mist. Wat de vrees betreft dat het lokaal zoo spoedig te klein .zal zijn, men stelt zich daarvan te veel voor. De toename in de laatste jaren van het getal kinderen op de school is niet toe te schrijven aan vermeerdering van bevolking, want die blijft stationair, maar aan het mindere schoolverzuim dat nu slechts 1 a 2 percent bedraagt; bovendien blijven er altijd eenige kinderen weg door ongesteldheid of om andere redenen zoodat men nu ruimte genoeg meent te krijgen dat allen getrouw ter school komen is maar een korten tijd't meest in de maanden Januarij en Februarij. De heer Labrijn meende dat men het bij te bouwen lokaal nog wel wat breeder zou kunnen makenwaarop de Voor zitter te kennen geeftdat liet Dagelijksch Bestuur dit zal onderzoeken. De post wordt onveranderd goedgekeurd. Hoofdstuk VIII afd. 2. De Commissie stelt voor goed te keuren de begrooting van het Burgerlijk Armbestuur in ont vang en uitgaaf ƒ8368,11 en die van het Evang. Luth. Armbestuur in ontvang en uitgaaf op 711,51 In de eerste begrooting is uitgetrokken eene subsidie van de gemeente ad ƒ8000 en in de tweede van ƒ375. Deze begrootingen worden goedgekeurd en de gevraagde subsidiën verleend. Omtrent de begrooting van het Roomsch-Katholiek Arm bestuur zegt de Commissie, dat de memorie van toelichting, omtrent die posten, die werkelijk toelichting behoeven, niet alleen geen licht verspreid maar integendeel deze nog meer mystificeert. Voorts wordt de belegging van zekere som afhankelijk gesteld van de gunstige omstandigheden waarin het Armbestuur zal verkeeren. De Commissie stelt voor de stukken terug te zenden om beter te worden toegelicht en het Bestuur te wijzen op de verpligte belegging der bedoelde som. Dienovereenkomstig wordt beslotenwordende aangehouden het nemen van een besluit tot toekenning van subsidie aan dat armbestuur. Hoofdstuk VIII afd. 4 art. 20. //Verhoogiug van het exploitatie-kapitaal der gasfabriek." Deze post is uitgetrokken met ƒ5000. Op voorstel van den lieer Jhr. Mr. Schorer, wordt met 9 stemmen tegen 2, die van Jhr. de Jonge en Mr. Fokker beslotendie post voor memorie te brengenmet het oog op de aanstaande reorganisatie der exploitatie en het bedrag over te brengen op den post voor Onvoorziene Uitgaven. De overige artt. in de eerste acht hoofdstukken worden overigens onveranderd aangenomen, waarna wordt overgegaan tot de behandeling der INKOMSTEN. Overeenkomstig het advies der Commissie worden deze onveranderd vastgesteld te zamen op ƒ128429,79. Hoofdstuk IX wordt tengevolge der gemaakte veranderingen van 6282,13^ gebragt op 11232,13 Voorts wordt magtiging verleend om zonder nadere goed keuring van Gedeputeerde Staten van dezen post over te schrijven op enkele posten der begrooting een bedrag van hoogstens ƒ4000. De uitgaven worden vastgesteld op ƒ128429,79. De geheele begrooting wordt daarna met algemeene stemmen vastgesteld. De Voorzitter doet hierop omvraag, waarop de heer Bolle het woord vraagt en zegt, dat het hem gebleken is dat de kinderen van de school van den heer Bastmeijer bij den onlangs plaats gehad hebbenden brand des morgens even na 9 uur de school hebben moeten verlaten, omdat de hoofdonderwijzer als vrijwilliger bij den dienst der brandweer niet op de school aanwezig was. Hij zou het wenschelijk achten de onderwijzers niet meer toe te laten bij den dienst der brandweer, omdat zij der gemeente meer dienst kunnen bewijzen door bij hunne school te blijven. De Voorzitter zegt, dat het dagelijksch Bestuur die zaak overwegen zal en sluit de vergadering. Uitgevers: DE LOOZE WA ALE. Gedrukt bij OCHTMAN, PIETERSE van DISHOECK.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1874 | | pagina 4