BIJVOEGSEL
Zierikzeesclien Nieuwsbode van Dingsdag 51 Maart 1874.
VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD
BEHOORENDE BIJ DEN
TE
ZIERIKZEE,
gehouden den 35 Maart 1&74:.
Voorzitter Jlir. van Citters.
Afwezig zijn de HH. Jhr. de Jonge, wegens ongesteld
heid, Jhr. Mr. Schorer en Mr. Moolenburgh. Mr. Bolle
komt later binnen.
De notulen der twee voorgaande vergaderingen worden
gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen, drie brieven
van Gedeputeerde Staten, houdende berigt van de goedkeu
ring van de raadsbesluiten van den 25 February 11. tot het
verleenen van een verhoogde subsidie aan het Burgerlijk
Armbestuur voor 1873 en tot beschikking over den post voor
Onvoorziene Uitgaven begrooting 1874 alsmede kennisgeving,
dat zij onder zekere voorwaarden hunne toestemming ver
leenen, tot het verleggen van den provincialen weg bij het
zeiketerrein.
De beide eerste brieven worden voor kennisgeving aange
nomen terwijl naar aanleiding van den derden brief op
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten wordt, de
voorwaarden waarop den weg kan worden verlegd, aan te nemen.
De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders
voor, hun te magtigen om het opgehoogde terrein der Zoute-
gracht tusschen de Zuidwellebrug en de heul bij de Nobelpoort
te verpachten ter bezaaijing met éénjarige vrucht.
Alzoo besloten.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen
1°. een verzoek van den heer A. van der Have te Oosterland
om eenige tienden aan de gemeente belioorende, af tekoopen.
Gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om
daaromtrent de noodige voorstellen te doen.
2°. van het Bestuur voor de openbare brei-en naaischool
een afschrift van haar huishoudelijk reglement.
Ter visie gelegd.
3°. de rekening der Commissie tot opvigting en instand
houding van twee bewaarscholen over 1873.
Gesteld in handen van de HH. Mr. Moens, Mr. Moolen
burgh en van der Vliet.
4°. de rekening en balans van de Gasfabriek over 1873.
Wordt besloten één exemplaarder rekening te stellen in
handen van de HH. Blom, Koole en Jhr. Mr. Schorer en
een ander ter Secretarie neder te leggen ter inzage van de leden.
5°. de verslagen van de Commissie voor de gasfabriek en
straatverlichting, van den toestand van het lager- en van den
toestand van het middelbaar onderwijs, allen over 1873.
Ter inzage gelegd.
6°. een verzoekschrift van M. C. van Westen, om remissie
van Hoofdelijken Omslag over 1873, wegens vertrek uit de
gemeente.
Verleend tot een bedrag van ƒ1,336.
7°. een verzoekschrift van bewoners der omgeving van de
pomp in de Verrenieuwstraat, om die pomp aldaar, als be
lemmerend voor het vrije verkeer met rijtuigenweg te nemen
en eene andere pomp van geschikten vorm te plaatsen tegen
de voormalige vleeschhal.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders
meenen dat eene zoodanige verplaatsing der pomp wel wen-
schelijk zou zijnmaar dat zij wegens de kosten daaraan
verbonden, die f 2 b, 300 zouden bedragen, met het oog op de
financiën der gemeente, moeten voorstellen, de beslissing
over deze zaak aan te houden, tot bij de behandeling der
begrooting voor 1875. Alzoo besloten.
8°. een verzoekschrift van eenige landbouwers in deze
gemeente, om thans, nu er verbeteringen worden gebragt aan
net terrein bij de Nobelpoort, aldaar een tweeden rijweg of
binnenweg te maken, waardoor het bezwaar zal vervallen,
dat er dikwijls oponthoud voor rijtuigen ontstaat.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, hierop afwijzend
te beschikken1°. omdat de nieuwe weg niet noodig kan
worden geacht, daar de opgegeven bezwaren inderdaad van
weinig gewigt zijn, althans niet van genoegzaam belang om
eene uitgaaf, als voor het maken van bedoelden weg noodig
zou zijn, te regtvaardigenen 2°. omdat door het leggen van
den weg schade aan de wandeling zou worden toegebragt.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Komt in behandeling de ontworpen verordening omtrent
de mestvaalten en het houden van varkens.
De algemeene beraadslaging over het ontwerp in zijn ge
heel wordt geopend en aan den heer Zuurdeeg het woord
verleend.
Deze zegt, dat hij elke verbetering op sanitair gebied
toejuicht en dat hij dit ook dezen maatregel doet. Hij moet
er echter op wijzen, dat het niet altijd gemakkelijk is de
belangen van alle ingezetenen te behartigen. In beginsel is
hij er niet "voor liet houden van varkens te bemoeijelijken
omdat zekere stand zich daardoor dierlijk voedsel verschaft,
doch men moet van twee kwade zaken, de beste kiezen.
Hij gelooft evenwel niet, dat door deze verordening zal worden
bereikt liet doel dat Burgemeester en Wethouders zich voor
stellen. Het nadeel dat de varkenshokken doen, is, dat zij
de lucht en den grond tot op zekeren afstand bederven.
Het is hem bekend dat hier ter stede mestputten vlak tegen
de ramen aanliggen, zoodat de bewoners der huizen en hunne
buren hunne kamers nooit kunnen luchten omdat de stank
anders naar binnen komt; sommige mestputten liggen weder
tegen welputten aan en bederven liet water. Door de tegen
woordige ontwerp-verordening wordt in dien toestand geen
verandering gebragt, waarom hij gaarne zag dat twee nieuwe
bepalingen als eerste artikel in dc verordening zouden worden
opgenomen, in dezer voege:
//Gecne mestputten, mestvaalten of andere verzamelingen
//van meststoffen, noch varkenshokken, mogen aangelegd of
//onderhouden worden, binnen de kom der gemeente, dan
op een afstand van minstens 6 meters van de achtergevels
//■van woonhuizen en van regenbakken en wellen.
//Gemetselde geheel ondoordringbare mestputten en varkens
hokken met gemetselde?! vloer, zullen met toestemming van
//Burgemeester en Wethouders op korteren afstand van regen
bakken en wellen mogen geplaatst en gebruikt worden."
De lieer van der Grijp sympathiseert grootendeels met
hetgeen de lieer Zuurdeeg gezegd heeft, maar moet toch
bezwaar maken, tegen de bepaling omtrent den afstand van
6 Meters; zulk eene bepaling zou gelijk staan met het
houden van varkens te weren, omdat dé meeste erven niet
zooveel ruimte hebben, om met varkenshokken zoover van
welputten of gevels te blijven.
De lieer Zuurdeeg kan niet ontkennen dat hetgeen de
heer van der Grijp aanvoert waar is, doch het is ook veelal
het geval dat dit geen bezwaar oplevert. Spreker had op zulk
eene bedenking gerekend, en daarom heeft hij nog de be
paling voorgesteld, dat met toestemming van Burgemeester
en Wethouders ook op korteren afstand van regenbakken en
welputten mestputten en varkenshokken mogen worden ge
plaatst, doch niet wat ramen .betreft, omdat daardoor de
lucht in de huizen onzuiver wordt. Spreker meent, dat men
dergelijke bepalingen maken moet, of anders de zaak laten
rusten; wil men iets doen, dan moet men doen wat over
eenkomt met hetgeen de wetenschap vordert.
Mr. Fokker zegt, dat hetgeen de heer Zuurdeeg heeft
opgemerkt, niet is ontsnapt aan de aandacht van de Com
missie voor de strafverordeningen; het is eene zaak van
gewigt en men dient sanitaire maatregelen niet op zich zelf
te beschouwen, maar te letten op andere zaken waarmede
zij in botsing komen, en liet is onmogelijk alleen op alles
te letten wat uit een sanitair oogpunt nuttig is. Het houden
van varkens is in deze gemeente voor velen een gewenscht
middel om vleeschspijzen te bekomen, en de Comissie heeft
dit in aanmerking genomen. Er zijn gemeenten waar het
houden van varkens verboden is, b. v. Amsterdam en dat
verbod is de beste maatregel die men nemen kan, doch dat
is hier niet mogelijk. In sommige kleine gemeenten is het
verboden varkens te houden op andere plaatsendan die door
het bestuur zijn aangewezen; de huizen in de kom van die
gemeenten zijn dan bevrijd, doch de stank is door de opeen-
hooping der hokken op sommige plaatsen naarmate de wind
waait, veel verderfelijker; dergelijke maatregel kan dus hier
ook niet worden genomenomdat een zeker deel der stad onbe
woonbaar zou worden bovendien zou men een groot terrein
noodig hebben en zou er veel last ontstaan voor de houders
van varkens. De Commissie heeft zich ook de vraag gesteld
of het niet noodig zijn zou een afstand te bepalen waarop
varkenshokken enz. van woningen mogten worden geplaatst,
maar daar de meeste erven te klein zijn en daardoor voor
misschien i/5 van de houders van varkensdeze bepaling een
verbod zou zijn, achtte zij dit ook niet geraden. Er is veel
over de zaak gedacht en de nu voorgestelde maatregelen
zullen stellig wel van eenigen invloed zijn; in ieder geval
kon men de uitkomsten eens afwachten.
Spreker wijst er voorts nog op, dat de bepalingen door
den heer Zuurdeeg gewenscht, voor velen met een verbod
zullen gelijk staan en dat anderen eene soort van industrie
zullen gaan maken van het mesten van varkens, die voor
hunne buren niet aangenaam zal zijn en die men niet in de
hand moet werken.
Mr. Bolle is intusschen binnengekomen.
De heer Zuurdeeg bestrijdt hetgeen Mr. Fokker heeft ge
zegd. In het ontwerp staat, dat ieder varkenshok van een
gemetselden vloer moet voorzien zijn; spreker is nog vrijge
viger want hij wil dit alleen indien zij niet op een afstand
van 6 M. van wellen enz. geplaatst zijn. Hij gelooft niet
dat het voor 4/e van de houders van varkens, zooals Mr. Fokker
meent, ondoenlijk zal worden varkens te houden; hij is met
de terreinen nog al bekend en is van meening dat misschien
1/5 niet aan de bepaling omtrent den afstand zal kunnen
voldoen en deze moeten de hokken dan maar bemetselenom
ze ondoordringbaar te maken.
De lieer Houwer zou hetgeen de heer Zuurdeeg wil be
palen wel goedvinden, indien daardoor geen last ontstond
voor boerderijen. Als b.v. voor de mestput van van den Bout
aan liet Kapeilestraatje, de voorgestelde afstand moet in acht
genomen worden, dan kan daar geen mestput gehouden wor
den en dan wordt de eigenaar in zijn bedrijf bemoeijelijkt.
De heer van der Grijp geeft te kennen, dat het hem juist
wensclielijk voorkomt, dat de toestand van den mestput,
waarvan de vorige spreker gewaagt, verandert; die mestput
ligt vlak tegen muren van bewoonde huizen en is voor de
bewoners der omgeving zeer ongezond.
Alinea 1 van het nieuwe art. 1 door den heer Zuurdeeg
voorgesteldkomt daarop in stemming en wordt aangenomen
met 6 stemmen tegen 4. Tegen steraden de HH. Blom
Mr. Fokker, Houwer en Labrijn.
De lieer Blom stelt daarop voor, alinea 2 van genoemd
art. 1 zoodanig te wijzigen, dat Burgemeester en Wethou
ders de bevoegdheid zullen hebben om als het noodig is,
vergunning te verleenen, ongemetselde varkenshokken of
mestputtenook te plaatsen op korteren afstand dan 6 M.
van gevels. De bezwaren die er anders voor sommigen ont
staan zullen, wegen bij hem te zwaardan dat hij niet eene
poging zou doen om die te verminderen.
Mr. Fokker zegt, dat, wanneer liét voorstel van den heer
Blom wordt aangenomen, de bepaling illusoir wordt en niet
uitgevoerd zal worden. Indien het aan Burgemeester en Wet
houders overgelaten wordt om vrijstellingen te verleenen, dan
kan men wel aannemen, dat zij daarvan een vrij groot ge
bruik zullen moeten maken. Door hetgeen men nu omtrent
den afstand heeft bepaald komt men nog tot een ander
bezwaar waarop spreker wijzen moet. Iemand begint b. v.
een bóeren-bedrijf op een open erf, en maakt daar een mest
put. Nu bouwt de eigenaar van een naastliggend erf een huis
tegen dien mestput aan; zou men nu den landbouwer liet
gebruik van den mestput moeten ontzeggen P Spreker noemt
eene plaats in de gemeente op, waar dergelijk geval heeft
plaats gehad en vraagt hoe men zal maken, dat iemand niet
komt in zulk een geval door de daad van zijn buurman
men kan immers niet gaan voorschrijven dat er geen huizen
mogen worden gebouwd dan op zekeren afstand van mest
putten
De heer Zuurdeeg erkent wel dat er bezwaren zijn, doch
wil geen half werk doen hij wil dan liever geen verordening
maken.
Mr. Fokker zegt daarop, dat er hier geen redenen kunnen
zijn om liet mindere niet te nemen omdat, men het meerdere
niet bereiken kandoor de bepalingen in het ontwerp heeft
men getracht de gezondheidstoestandzooveel men dit moge
lijk achttete bevorderen.
De heer Zuurdeeg kan zich met het voorstel van den lieer
Blom vereenigendoch hoopt dat Burgemeester en Wet
houders wegens het. gewigt der zaak van hun regt geen
gebruik zullen maken dan in geval van bepaalde noodza
kelijkheid.
De tweede alinea van het nieuw art. 1 door den lieer
Zuurdeeg voorgesteldmet liet amendement van den heer
Blom wordt aangenomen met 6 stommen tegen 4. Tegen
stemden de HH. Mr. Moens, Houwer, Mr. Fokker en Labrijn.
Het geheele artikel wordt vervolgens aangenomen met 8 stem
men tegen 2. Tegenstemden deHH. Mr. Fokker en Houwer.
Art. 1 van het ontwerp, nu art.. 2 geworden, wordt, aan
genomen met algemeene stemmen.
Bij art. 3 stelt de heer Labrijn voor, om in plaats van
twee lagen voor de daarin bedoelde gemetselde, vloeren, te
bepalen, eene laag plat en eene laag op ziju kant.
Naar aanleiding van dit voorstel ontstaat nog eenige
discussie tusschen de heeren Mr. Fokker en Zuurdeeg. Deze
beweert dat bevloering niet noodig is, indien mestputten of
varkenshokken op den bepaalden afstand staan, terwijl gene
zegt, dat die verpligting reeds bepaald is, en dat hij het
wel noodig rekent omdat de fascale stoffen anders toch te veel
in den grond dringen.
Art. 3, zooals dit door den heer Labrijn is gewijzigd,
wordt met algemeene stemmen aangenomen en vervolgens
onveranderd, de artt. 4, 5, 6 en 7.
Op voorstel van Mr. Fokker wordt achter art. 7 gevoegd
een nieuw art. 8, houdende bepaling, dat deze verordening
alleen verbindend is voor de kom der gemeente en aan
duiding wat tot de kom gerekend moet worden.
Art. 8 wordt nu art. 9 en wordt aangenomen met alge-
meenè stemmen.
De geheele verordening in stemming gebragtwordt aan
genomen met 8 stemmen tegen 2. Tegen stemden de HH.
Mr. Fokker en Houwer.