BIJVOEGSEL
Zierikzeeschen Nieuwsbode van Donderdag' 16 October 1875.
BEHOORENDE BIJ DEN
VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD
TE
ZIERIKZEE,
gehouden den 11 October 10*73.
Voorzitter Jlir. van Citters.
Afwezig de HH. Mr. Moolenburgh en Jhr. de Jonge.
De heer van der Vliet is onder het lezen der notulen
binnengekomen.
De notulen van liet verhandelde in de vorige vergadering
worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een brief van
den heer J. I. de Beuckerleeraar in (Ie plantkunde, tuin
en landbouwkundete Antwerpenhoudende mededeeling dat
hij met groote voldoening heeft vernomen dat Z. .lü. den
Minister van Binnenlandsche Zaken, op verzoek van het
gemeentebestuur heeft besloten eene jaavlijksche Rijks-subsidie
van 4000 voor te dragen, ten behoeve van'eene op-te
rigten landbouwschool. Hij wenscht den Raad daarmede geluk
en geeft de verzekering, dat indien zijn advies weusclielijk
mogt worden geacht, niets hem aangenamer zal zijn dan
den Raad met zijne ondervinding voor te lichten.
Voor kennisgeving aangenomen.
Aan den heer J. FI. Wiersma wordt, wegens vertrek uit
de gemeente, op zijn verzoek, remissie van hoofdelijken
omslag verleend tot een bedrag van ƒ17,21.
De behandeling van het voorstel tot verhooging van den
Jnïjs van het gas, meermalen ter tafel gebragt, wordt op
voorstel van den Voorzitterwegens afwezigheid van den
Voorzitter der Commissie voor de gasfabriek en straatver
lichting wederom aangehouden.
De Voorzitter deelt mede dat is ingekomeneen rapport
van de commissie van fabricagewier gevoelen is ingewonnen
omtrent het in de vorige vergadering besproken denkbeeld
van Mr. Fokker, om de ontgraving van de zelkaseli onder
den. Provincialen straatweg tusschen de meestoven //de Zon"
en //de Wereld" niet te verbinden aan een geheele en blijvende
verlegging van den weg, maar daartoe zoo mogelijk een'
tijdelijken hulpweg aan te leggen.
In dat rapport geeft de Commissie verschillende wijzen aan,
hoe men in de behoefte nan een hulpweg zou kunnen voor
zien, met opgave van de kosten.
Hieruit blijkt, dat in afwijking van bet. oorspronkelijke
plande exploitatie van de zelkasch onder den Provincialen
weg van de meestoof //de Wereld" af tot de meestoof //de
Zon" mogelijk is voor eene som van 6750 of 3150
minder dan de' eerste raming;
dat diezelfde exploitatie, beperkt tot het gedeelte weg
tusschen de beide meestoveir, mogelijk is voor 4850 of
ƒ5410 minder dan de eerste raming.
dat tegenover deze voordeden staan
a. het voortdurend behoud van den minder gunstig ge
legen weg door het slop en over den Visschersclijkwelke
weg bezwaren heeft zoowel voor het gemakkelijk en veilig
verkeer daarover, als voor de soliditeit van den weg;
b. de altijd minder geriefelijke passage over een hulpweg
dan over een straatweg en de last die men gedurende twee
jaar van meer of min gegronde klagten deswegens zal hebben
vooral wanueer bij aanhoudend nat weder de baan in minder
goeden staat zal zijn; en
c. de mindere vrijheid van handelen voor het gemeente-,
bestuurwanneer te eeuiger tijd de meestoof //de Zon" en
het stamphuis voor billijken prijs verkrijgbaar worden en de
noodzakelijkheid om dan bij verdere exploitatie op nieuw een
hulpweg te leggen.
De Commissie acht die bezwaren van genoegzaam belang
om, wanneer tot de exploitatie van de zelkasch onder den
Provincialen weg wordt besloten, den Raad in overweging
te, geven, zulks te doen volgens het oorspronkelijk daarvan
opgemaakte plan.
De Voorzitter geeft, vervolgens te kennen, dat, volgens
de opgave- van den sasmeester, zooals ook in het rapport
wordt medegedeeld, eene. ontgraving in korten tijd en in
voorraad opslaan der zelkasch niet weusclielijk isomdat dan
een groot verlies zou ontstaan, zoowel in hoeveelheid als in
hoedanigheid der zelkasch.
De heer van der Grijp houdt zich overtuigd dat de zelk
asch, wanneer 'zij voortdurend aan de lucht blootgesteld is,
in waarde verminderen zal; maar kan niet aannemen dat die
waardevermindering zooals wordt aaügegeven, zal bedragen
8000, dus l/3 van de geraamde opbrengst.
De Voorzitter -zegt dat er ook geen bergplaats zal zijn, als
al de ascb tegelijk uitgegraven wordt.
Mr. Fokker brengt zijn dank aan de Commissie van fabricage
voor haar uitnemend rapport en zegt dat hij, na de bezwaren
aan het leggen van een hulpweg verbonden te hebben gehoord,
oordeelt, dat het verkieslijk is liet eerste plan te volgen.
De heer Blom vereenigt zich met het oorspronkelijke plan
omdat hij in eene veranderde rigting van den tegenwoordigen
weg voordeel ziet. Hij is er echter niet mee ingenomen
wanneer men de exploitatie der zelkaseli uitsluitend op den
voorgrond plaatst. Wat toch is het geval
Men kan de hoe veelheid zelkasch in 2 deelen splitsen u.l.
die welke bereikbaar is zonder den weg te verleggen en die
welke bereikbaar wordt door dé voorgestelde verlegging. Nu
wordt in het voorstel de zeLkaéch die zal worden uitgegraven
berekend op ƒ24,000, daar kan bij begrepen zijn den weg
naar het Sas, maar zeker mag men aannemen dat voor den
straatweg een cijfer van ƒ20,000 is aangenomen. Dat cijfer
is bepaald onjuist. Wanneer bij de opbrengst zoo ruim moge
lijk stelt, dan komt hij niet hooger dan tot ƒ9000. Hij geeft
aan het voorstel evenwel gaarne zijne stem en stelt zich voor
dat de geraamde kosten wel eenigszins bezuinigd kunnen
worden, zoodat behalve de opbrengst 2 6, ƒ3000 kosten
zullen moéten worden'gedragen. 'De betere passage en de
mogelijkheid dat het onderhoud der besehoeijing aan den
Visscliersdijk minder kostbaar wordt, wegen ruimschoots tegen
die meerdere kosten op.
Jhr. Mr. Schorer vindt het wonderlijk dat de waarde der
uittegraven zelkasch door den sasmeester vroeger geraamd op
8000 nu ƒ20,000 zou bedragen, terwijl toch de heer Blom
ook slechts tot een cijfer van ƒ9000 komt. Hij verzoekt
inlichting waarop de becijferingen steunen.
De Voorzitter zegt, dat de sasmeester door de uitgravingen
die in de nabijheid hebben plaats gehad, volkomen op de
hoogte is van hetgeen aan zelkasch in den straatweg aan
wezig zal zijn. Bovendien wil die beambte de geraamde som
aan de gemeente betalenals hij de asch voor eigen Tekening
mag uitgraven en zal hij daarvoor borg stellen.
De heer Blom deelt mede waarop zijne berekening steunt.
Hij heeft zich voorgesteld dat de uitgegraven terreinen links
en regts van den straatweg, vroeger dezelfde hoogte als nu
den straatweg hadden en er dus tot op de diepte, dier ter
reinen kan worden uitgegraven. De straatweg ligt 2 M. boven
die terreinen. De kruin van den weg is gemiddeld breed
7 M. met beloopen van 1| op 1. Met deze gegevens komt
men over eene lengte van 200 M. op 4000 M.s zelkasch,
vertegenwoordigende 2350 lasten, en die gerekend ad ƒ3,90,
komt men aan een cijfer van ruim ƒ9000. Indien nu dieper
dan 2 M. nog zelkaseli gevonden wordt, kan de raming
toch iets hooger worden en dan zullen misschien de kosten
door de opbrengst worden gedekt.
De Voorzitter zegt dat liet gebleken is, dat de zelkasch
in den straatweg dieper zit dan de beer Blom wel meent.
De heer van der Grijp merkt opdat in de terreinen
naast den straatweg soms zéér diep gegraven is eu de asch
bij den straatweg geregeld tot eene groote diepte zat. Hij
gelooft dat de opbrengst wel zal meevallen.
De heer Labrijn zegt, dat in het rapport van de vroegere
Commissie eene raming aan zelkasch voorkomt tot een cijfer,
dat niet veel verschil oplevert met dat van den heev Blom.
Toen was de raming niet te ruim genomen. Hij gelooft nu
wel dat er meer zal uitkomen en dé kosten van den weg
door de opbrengst zullen worden gedekt, maar betwijfelt
toch of de uit te graven asch ƒ24,000 zal opbrengen.
De heer Zuurdeeg zegt, dat de zaak vroeger ook ter tafel
is geweest en er toen van geen meten sprake was. Hij is
den beer Blom erkentelijk voor zijne wetenschappelijke theo
retische' bijdrage, maar hecht meer aan de praktijk. De
sasmeester is sedert jaren met het terrein bekend en kan zich
dus niet vergissen. Hij is er zo<5 van overtuigd dat deze
zich niet vergist, dat hij niet zou aarzelen om bij overname
der zelkasch, diens borg te zijn.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om den
Provincialen straatweg te verleggen, opgenomen in liet ver
slag der zitting van den 29 September 11., wordt daarop
aangenomen met 10 stemmen tegen 1 stem. Tegen stemde
de heer Mulock Houwer.
Namens Burgemeester en Wethouders wordt door den
Voorzitter ter tafel gebragt:
1°. een voorstel, om in beschikking op daartoe ingediende
verzoekschriften van A. B. de Koninck en P. Tuijh-l, aan
de verzoekers voor onbepaalden tijd tot wederopzeggens toe
in erfpacht uit te geven tegen twee cent 'sjaavs voor élke
centiare, een nader uit te meten stuk grond, verkregen door
het overdekken van eene vroon, grenzende aan de aen ver
zoekers toebehoorende perceelen, kadaster sectie B,uo. 437
en 386.
Beide adressanten verlangden eerst het geheele stuk grond
in erfpacht en een hunner had dit reeds geheel in gebruik
genomen met voorkennis van den Gemeentebouwmeestcr.
Burgemeester en Wethouders hebben echter eéne billijke
verdeeling voorgesteld, waarmede zij thans genoegen nemen.
Mr. Fokker geeft aan Jhr. Mr. Schorer eenige inlichtingen:
De heer Labrijn verklaart zich tegen eene dadelijke be
slissing en wil eerst de gelegenheid hebben een onderzoek
in te stellenterwijl de heer Koole voorstelt de behandeling
aan te houden omdat liet zeer wel mogelijk is dat een der
verzoekers niet dan noode met de schikking van het dagc-
Iijksch Bestuur tevreden is.
üe heqren Blom en Zuurdeeg verklaren zich voor het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Het voorstel van den heer Koole, *in stemming gebragt,
wordt verworpen met 8 stemmen tegen 3. Vóór stemden de
heeren Koole, van der "Vliet en Labrijn. Daarna wordt het
voorstel van Burgemeester en Wethouders met algemeeua
stemmen aangenomen;
2°. een voorstel van Burgemeester en Wethouders tot in
williging van liet verzoek van A. Puulussen om aan heui nog
te verkoopen het gedeelte grond der gedempte Oude Haven
achter het voormalig aceijnshuisje, cirkelvormig grenzende aan
den bestraten rijweg, voor denzelfden prijs en op dezelfde
voorwaarden als waarop hij den anderen grond heeft verkregen
en onder bepaling, dat hij moet vergoeden de waarde aan
zelkaarde die reeds door de gemeente op het af te staan
terrein is gebragt.
De heer Labrijn hoort dit voorstel met genoegenmaar zou
wenschen dat tot beteren toegang tot den brandput, daarbij
éene deur in het te maken hek werd geplaatst.
De heer Mr. Moens ziet daarvan de noodzakelijkheid niet
in, omdat men den brandput toch overigens van alle kanten
bereiken kan.
De heer Mr. Fokker zegt, dat al de aangrenzende eigenaars
toch verpligt zijn in liet te. maken hek eene deur aan te
brengen en dus ook de verzoeker, en dat het nu alleen de
vraag is, of de Raad zal bepalen waar die deur komen moet
dan of dit aan Burgemeester en Wethouders zal worden
overgelaten.
De Voorzitter stelt daarop voor, de regeling hiervan aan
het dagelijksch Bestuur, met inachtneming van het belang
der brandweer over te laten, waarna het geheele voorstel met
algeineene stemmen wordt aangenomen.
3°. een voorstel als voren, om ter roeijing te verkoopen
±70 opgaande boomen, zijnde:
1°. ongeveer 40 boomen aan de noordwestzijde van den
weg langs de begraafplaats, ten einde de daar aanwezige zelk
asch te kunnen uitgraven;
2°. ongeveer 30 stuks aan de Oude Haven, die tengevolge
yan den aanleg van de gedempte Oude Haveii zullen moeten
vallen en waarvan onkelen reeds half dood zijn;
3°. de kastanjeboom voor de woning van de Weduwe
van Veen, die aan de bewoners van dat gebouw hinder en
overlast geeft, zooals zij bij adres aan Burgemeester eu
Wethouders hebben te kennen gegeven en welke klagt aan dat
Cóllegie gegrond voorkomt.
De heer van der Grijp is voor de roeijing- van de sub 1
en 2 genoemde boomenmaar tegen die van den kastanjeboom
voor de woning van de Weduwe van Veen. Hij. heeft de
kastanjes er steeds zooveelmogelijk laten afknippen om het
afgooijen door de kinderen te voorkomen; zooveel last geeft
die boom dus niet. Iedereen noemt die boom mooi en het
zou ook jammer zijn die te roeijeft.
Mr. Moens ondersteunt hetgeen de heer van der Grijp
heeft gezegd.
De- heer Zuurdeeg vraagt, waarom men eerst de bestrating
heeft gelegd en men nu deze juist klaar is, de boomen op de
Oude Haven wil gaan roeijen. Hij noemt dit eene dwaze en
nadeelige wijze van werken.
De Voorzitter zegt, dat men het voordeeliger achtte, de
boomen niet in den zomer te verkoopen maar te wachten
totdat het blad gevallen zou zijn.
Mr. Bolle verklaart zich tegen het roeijen van den bewusten
kastanjeboom en van de boomen op de oude haven. Mén kan
vooreerst volstaan met van de laatsten de doode boomen weg
te nemen.
De Voorzitter zegt dat dit niet weusclielijk is, omdat men
voornemens is in dezen, winter nieuwe hoornen te planten en
de oude boomen dan groot nadeel zullen veroorzaken.
Op voorstel van den heer van der Grijp wordt hierop
besloten met 10'stemmen tegen 1 stem, die van Mr. Fokker,
om den kastanjeboom voor-de woning van de weduwe van
Veen niet te roeijen.
Daarna wordt met algemeene stemmen aangenomen, het
voorstel om ter roeijing: te verkoopen do boomen op den weg
langs de begraafplaats en met 10 stemmen tegen 1, die van
Mr. Bolle/dc boomen staande op de oude haven.
4°. een voorstel als voren, om het op de begraafplaats
aanwezige gebouwtje te bestemmen tot locaal voor tijdelijke
bewaring van overledenen aan besmettelijke ziekten, bedoeld
bij art. 12 der wet van 4 December 1S72 en ,om aan Bur*
gemeester en Wethouders een crediet te verleenen van ƒ150
ten einde dat gebouwtje overeenkomstig de. gegeven voor
schriften te doen inrigten.
Mr. Fokker geeft aan Mr. Moens eenige inlichtingen,
waarna het voorstel met algemeene stemmen wordt aangenomen.
Namens Burgemeester en Wethouders deelt de Voorzitter
mede, dat zij onder nadere goedkeuring van den Raad, den
heer Korsten, die zich daartoe heeft bereid verklaard, tijdelijk,
zoolang de tegenwoordige vacature duurt, hebbeni belast met
de waarneming der betrekking van leeraar in het handteekgnen
aan de Hoogere Burgerschool en Burgeravondschool. Die
opdragt is geschied in overleg met deri héér Inspecteur vap
het Middelbaar Onderwijs en op advies ..van den Directeur
der Hoogere Burgerschool en de Commissie van -toezigt voor
het Middelbaar Onderwijs.
Zij stellen als nu voor, dat de Raad zal goedkeuren' het
door hen verrigte en den heer Korsten tijdelijk met de waar
neming van gemelde betrekking zal belasten en zijne belooning
zal bepalen op hetzelfde bedrag waarop de jaarwedde is bepaald,
zijnde ƒ800 in het jaar.
Mr. Moens vraagt wat de oorzaak is dat de vacature blijft
bestaan: of dit komt doordieu er geen sollicitanten zijn, of
dat het gehalte daarvan onvoldoende is.
De Voorzitter zegt dat er volgens het gevoelen van den
Inspecteur, van de sollicitanten slechts één was die in aan-