BIJVOEGSEL Zierikzeeschen Nieuwsbode van Donderdag* 4 September 1875. VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD BEHOORENDE BIJ DEN TE ZIERIKZEE, gehouden den 29 Augustus ÏÖT'S. Voorzitter Jhr. van Citters. Afwezig de heer Labrijn, buiten de gemeente. De notulen der vorige vergadering worden na voorlezing goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een verzoek schrift van J. Broekema, hulponderwijzer aan de hoogste klasse der 1ste school voor gewoon- en meer uitgebreid lager onderwijs, om ontslag uit die betrekking, met ingang van den 1 September 1873, als zijnde hij benoemd tot leeraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Middelburg. Het gevraagd ontslag wordt eervol verleend. De Voorzitter stelt daarna voor dat de Raad zal bepalen, dat de hulponderwijzers zes weken voor den tijd dat zij ontslag verlangen, dit zullen moeten aanvragen. Dit is over eenkomstig den wensch van den heer Districts Schoolopziener en in het belang van jet onderwijs. Jhr. Mr. Schorer acht dit nog al bezwarend. De heer Broekema b. v. heeft van zijne benoeming niets geweten, dan acht dagen vóór het tijdstip van ingang en liet zou hard Zijn wanneer nu- het ontslag niet werd, verleend. Zulk een geval kan zich weer voor doen. Waaien zou men die bepaling malden? De Voorzitter zegt dat de Schoolopziener het vooral wenscht, omdat sommige hulponderwijze»#* soms zonder ontslag aan te vragen, heen gaan. Mr. Moolenburgh herinnert zich dat dit naar aanleiding van een feit is. Wanneer men stelde dat zoodanige tijdige aanvraag in den regel zou moeten geschieden, dan kwam men aan de bezwaren te gemoet. Het is wel wenschelijk niet- te zijn blootgesteld aan de willekeur van sommige jongelui, maar de bepaling is toch altoos niet toe te1 passen. Jhr. de Jonge zegt, dat het voorstel daar heen strekt, om het als voorwaarde van aanstelling te maken en in iedere benoeming op te nemen. Met het oog op een der onlangs benoemden zou het goed zijn; namelijk de hulponderwijzer Kesteloo. Deze schijnt Haamstede te hebben verlaten zonder zijn ontslag aan te vragen; daarom doet de Schoolopziener het voorstel. Naar aanleiding van antecedenten vindt hij het goed en beschouwt het dan als voorwaarde van benoeming. Mr. Moens betreurt het, dat het dagelijksch bestuur, als het die kwaliteit van dien hulponderwijzer kende, den Raad daarvan niet heeft verwittigd. Hij had hem dan zijn stem niet gegeven. De Voorzitter zegt dat die persoon andere kwaliteiten heeft die tegen deze opwegen en dat hij bovendien de eenige sollicitant was. Jhr. Mr. Schorer brengt in het midden. d$t de bedoelde voorwaarde geen andere kracht heeft dan een vriendelijk verzdèk. Men kan verwachten van de hulponderwijzers, dat zij als fatsoenlijke menscben daaraan voldoen, maar als zij dit niet doen kan men hun het heengaan toch niet beletten. De Voorzitter zegt dat zij dan geen eervol ontslag krijgen. Mr. Moolenburgh zegt dat twee gevallen zich kunnen voordoen; b. v. als bij Broekema, dat de tijd te kort is om tijdig ontslag te vragen, of dat men er onverschillig in is, al of niet een eervol ontslag te krijgen; om nu in beide gevallen de bedoelde bepaling toe te passenzou niet aangaan. De Voorzitter wil de bepaling maken voornamelijk voor de in de vorige vergadering benoemden. Mr. Moolenburgh verklaart er zich bepaald tegen, die voorwaarde te stellen voor die benoemden. Hij wist niet dat "nu van deze sprake was. Bij stemming wordt het voorstel verworpen met 9 stemmen tegen 3. Vdór stemden de HH. Mr. Fokker, Blom en Jhr. de Jonge. Het ingekomen verslag van den toestand dezer Provincie, wordt ter inzage van de leden ter Secretarie nedergelegd. De heer Houwer doet namens de daartoe benoemde Com missie verslag van het onderzoek der rekening wegens de inkomsten en uitgaven der gemeente over 1872. Die rekening wordt daarna 'goedgekeurd in ontvang op157366,70 in uitgaaf op- 151582,59 met een goed slot van 5784,11 Burgemeester en Wethouders onthouden zich van deel neming aan dit besluit. De Voorzitter biedt namens Burgemeester en Wethouders den Raad aan, de gemeente-begrooting met memorie tot toelichtingde begrootingen der gesubsidieerde armbesturen en van den schuttersraad, alsmede eene raming van kosten der brandweer, alles voor 1874. Bij verschillende stemmingen worden benoemd tot leden eener Commissie tot onderzoek dier stukken, de HH. Jhr. Mr. Schorer, Blom en van der Vliet. De begrooting zal voor een ieder ter inzage gelegd en verkrijgbaar gesteld worden. In handen van evengemelde Commissie wordt gesteld, een voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhooging van de opcenten voor de gemeente op de Personele Belasting en tot verhooging van den BBwfdelijken Omslag: Thans komt in behandeling het voorstel der Commissie voor de gasfabriek en straatverlichting, door Burgemeester en Wethouders ondersteund, tot verhooging, met ingang van 1 September e. k.van den prijs van het gas met 2 cent per kub. meter en dus van 14 cent op 16 cent. De heer Koole zegt, dat hij zich den tijd dat de stukken ter visie hebben gelegenheeft ten nutte gemaakt. Hij toont aan dat de gemeente voor 1873 zou gebruiken 85000 M.3 gas, tegen 21/8 cent per M.s,en dat wanneer nu het kwaad slot der exploitatie er bij komt, het dan nog maar op 8l/s cent per M.8 komt en daarvoor heeft de gemeente verlichting, het personeel, vernieuwing van lantaarns en wat er uit voort vloeit. Er bestaan dus geen termen om het gas te brengen van 14 op 1-0 cent. De gasverbruikers betalen dan de straat verlichting voor de gemeente. Het kan waar zijn, dat het in het eerste jaar tegen elkander opwoog, toen men slechts een vierde had van de tegenwoordige lichten; nu is de toestand veranderd. Het zou onbillijk zijn de gasverbruikers te laten betalen. Hij is tegen eene verhooging en vleit zich dat de Commissie bij yerwerping van het voorstelzal trachten de zaak op andere grondslagen te brengen. Mr. Fokker zegt, dat er voor den Raad een alternatief is; men moet bf den prijs van het gas verhoogen öf meer belastingen heffen. De ingezetenen dragen beide; het is alleen eene kwestie van verdeeling. Het is bekend dat be halve de vermeerdering van den gasp rijs verhooging van belastingen moet plaats hebben. Die nu den gasprijs niet verhoogen wil, moet het andere willen, en men weet hoe bezwarend het is de belastingen te verhoogen. Hij brengt onder de aandacht, dat de gemeenten overal naar een ander tarief betalen, en het niet vreemd is dat particulieren dubbel betalen en wijst ei' op, dat de Raad zelf heeft bepaald, dat voor een gasverbruik boven een zeker cijfer, korting wordt gegeven. De gemeente zelf gebruikt bijna zooveel als de particuliere gasverbruikers te zameneene reductie tot op de helft van den prijs is dus niet onbillijk. De heer Koole begrijpt even goed als Mr. Fokker dat een nadeelig slot der exploitatie gevonden moet worden uit heffingen, maar vindt het niet billijk, hierin slechts een zeker deel der ingezetenen te doen dragen. Wat betreft de opmerking over de verhouding der gemeente tot de particu liere gasverbruikers, is hij het met hem eens. Sommige ge meenten betalen het personeel der fabriek, zooals Vlissingen als hij zich niet vergist, ƒ1100; hier is dit zoo niet. Jhr. Mr. Schorer zegt, dat het hem gegaan is als velen; hij is niet -regt wijs geworden uit de stukken. Hij vraagt inlichtingen op welken grond de verhooging met twee cent door de Commissie als billijk beschouwd wordten dat staat in naauw verband met de vraag: wat kost aan de gemeente zelf het gas en voorts wat de oorzaak is, dat voor gasver bruik in de laatste vier maanden van het jaar meer geraamd is dan voor de acht overige. Jhr. de Jonge tracht aan het verzoek van den vorigen spreker te voldoen en brengt in het midden, dat, wanneer men uitging van het beginsel om het nadeelig saldo ten laste der gasverbruikers te brengende verhooging 5 in plaats van 2 cent zou moeten zijn. De Commissie meent echter dat zulk een voorstel weinig van haar doorzigt zou getuigen want de verhoogjng van 2 cent zal invloed op het gebruik hebben en hoeveel te meer eene verhooging van 5 cent? Als hij nagaat hoeveel gas er van 1857 lot nu toe is ver bruikt en wat de gemeente daarvan gehad heeft, dan is de verhouding in de rede van 4/7 tot s/7 en als men die ver houding aanneemt, de gemeente geplaatst op het standpunt van consument, dan zou men tot resultaat krijgen dat de particuliere verbruikers van gas zouden moeten betalen 285/100 of 3 en de gemeente 216/100 en dit is de rekening waarom de Commissie het billijk acht, particulieren te doen dragen eene verhooging van 2 cent. Voorts wijst spreker er opdat in 1856 besloten is de fabriek te stichten en dat men ten laste der gemeente bragt, de kosten, die eene verlichting met olie op den ouden voet zou kostenmaar dat bovendien ten "bate der gemeente kwam een avans om gedekt te zijn voor eventueele vernieuwingen. Het was misschien wenschelijker geweest, dat de gemeente als consument was opgetredendat is mogelijk. Thans echter meent de Commissie dat eene verhooging van 2 cent voor particulieren alleszins billijk is te achtenomdat de gemeente ook in- de verhooging draagt. De vorige spreker heeft gevraagd» naar het verschil in het verbruik. De Commissie heeft hare- cijfers niet uit de lucht gegrepen en in aanmerking genomen dat de hoogere prijs op het verbruik zou influenceren. Spreker zet uiteen hoe die raming geschied is en zegt dat zij gegrond is op den vasten grondslag der wetenschap en slechts als iedere raming dit gebrek heeft, nl. dat zij niet zeker is. Hij hoopt, dat nu een beter inzigt in de zaak verkregen is. Jhr. Mr. Schorer wenschte hierop bevestigend te kunnen antwoorden maar is nog onvoldaan. Hij betoogt dat de ge raamde cijfers ongegrond zijn en kan er zich 'niet mede vereenigen. Zijne vrageu zijn niet beantwoord en als hij niet meer licht krijgt, kan hij niet meegaan. Mr. Fokker tracht daarop de geraamde cijfers te regtvaar- digen en komt daarna op ae kwestie van de verhooging zelf. Hij is niet van oordeel als Jhr. de Jonge dat het jammer is, dat de gasfabriek op de tegenwoordige wijze is ingerigt. Hij beschouwt die fabriek als een monument, waarvoor de inge zetenen dankbaar moeten zijn aan den toenmaligen Raad; het is een der beste maar ook een der moeijelijkste zaken die tot stand zijn gebragt in zulk eene kleine gemeente als dezehet was een strijd van nieuw tegen oudae voorstellers van het nieuwe hebben de overwinning behaald. Zij meendèn dat eene verlichting met gas niet bezwarender zou zijn dan met olie. De prijs van het gas toen door particulieren betaald, bedroeg 21 cent per M.s dat was een gemiddelde prijs; in vele gemeenten was die hooger, in enkele lager. Die prijs is successively k verminderd als het lijden kon, nl. als er een groot batig saldo gemaakt werd. Van den beginne af aan was een saldo van 2000 voldoepde voor den aanleg van een reservefonds, voor een geval dat zich moet voordoen, het ver nieuwen der buizen. Er liggen voor ƒ35000 buizen in den grond. De Ingenieur die ze gelegd heeft, kon niet zeggen hoe lang die zouden duren. Dit gaf aanleiding om, de exploi tatie op den tegenwoordigen voet te vestigen en het reserve fonds te maken voor een geheel net nieuwe ijzeren buizen. Sedert 1857 is de fabriek in werking. Voor de saldo's en renten zijn inschrijvingen aangekocht; komt er nu een cala miteit dan moet er betaald worden. Er is nog iets: er zijn nu veel meer gasverbruikers dan in het begin, en daaruit volgt dat het buizennet op vele plaatsen te naauw geworden is; op den duur zal het niet gaan; er zal verandering in moeten komen en dat moet de stad betalen. Als men nu in aanmerking neemt dat de fabriek gewoonlijk een batig saldo van 2 k ƒ3000 afwierp en het nu te voorzien is dat er een nadeelig saldo van 5000 zijn zal, dan zullen de gasver bruikers maar moeten doen zooals ieder en de verhooging van den kolenprijs moeten betalen. De zaak is niet ingewikkeld. De verhooging. der kolenprijzen is de eenige reden waarom het gas duurder moet zijn; ,de gasfabriek kan nu niet leveren voor den prijs van vroeger. De heer Koole heeft gezegd dat de verhooging onbillijk is, daarvan kan geen kwestie zijnniemand is verpligt gas te gebruikenieder is daar vrij in. Wanneer men de gasverbruikers te weinig laat betalen, dan betalen al de ingezetenen te zamen het tekort, en dat is onbillijk. Als men van billijkheid spreekt, dan is het billijk hen te laten betalen, die vrijwillig gas gebruiken. De heer Blom ontkent niet, dat de rede van Mr. Fokker indruk op hem heeft gemaakt; hij heeft de stukken nagegaan en eenige becijferingen gemaakt, die hij mededeelt. Hij treedt daarna in beschouwingen over de verhouding van den prijs die door de gemeente betaald wordt tot dien welke door particulieren wordt opgebragt.. Aanvankelijk had hij het voor nemen om tegen de verhooging te stemmen, maar acht het thans wenschelijk, na hetgeen Mr. Fokker heeft gezegd, de zaak nog aan te houden; de tijd is te kort geweest om een be sluit te nemen en al de becijferingen zijn langdradig. Jhr. de Jonge zegt, dat die becijferingen onmogelijk worden wanneer men aan de eischen van Jhr. Mr. Schorer zou moeten voldoen. Deze heeft getracht, de geraamde cijfers te ontzenuwen. Spreker poogt nogmaals de juistheid daarvan te bewijzen en gelooft dat zij den toets kunnen doorstaan. De heer Koole kan tot zijn spijt niet deelen wat de heer Blom zegt van de rede van Mr. Fokker. Hij wenscht zich te plaatsen op het standpunt waarvan de gemeente is uitgegaan, dat eene verlichting met gas niet meer zou moeten kosten dan met olie. Men moet niet vergeten, dat de straatverlichting met olie erbarmelijk was en thans niet meer voldoen zou. In het begin waren er noodig 21000 M.s gas, nu 85000 M.8 en daarom betaalt de gemeente nu te weinig; als de verlichting met olie gebleven was, dan zou er ook nu meer betaald worden dan vroeger. Mr. Fokker zegt, de ingezetenen zijn vrij om gas te gebruiken of niet, maar men laat het zoo gemakke lijk toch niet, als men zijn huis er eenmaal voor ingerigt heeft. Mr. Fokker moet nog opmerken, naar aanleiding der vragen van Jhr. Mr. Schorer ten aanzien der berekening van de straatverlichting, dat men natuurlijk weet, hoeveel lantaarns er zijn; men weet ook hoeveel elke lantaarn per uur verbrandt, even als overal elders en daarop grondt men de berekening; meer zekerheid heeft men niet; men kan dan ook daardoor aangeven hoeveel gas er verloren gaat. Ten aanzien van hetgeen de heer Blom heeft gezegd, over

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1873 | | pagina 3