BIJVOEGSEL Zierikzeeschen Nieuwsbode van Dingsdag i Julij 1875. VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD BEHOOBENDE BIJ DEN T ZIEBIKZEE, gehouden den 2"7 Junij 1&73. Voorzitter Mr. C. J. Fokker, Wethouder. Afwezig de HH. van der Vliet en van der Grijp, met kennisgeving en Mr. Moolenburgh en Jhr. Mr. Schorer, buiten de gemeente. De lieer Houwer is onder liet lezen der notulen binnen gekomen. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen: 1.° Zes brieven van Gedeputeerde Staten, houdende mededeeling van de goedkeuring der raadsbesluiten van den 4 Junij 11. a. tot beschikking over den po9t van Onvoor ziene Uitgaven, begrooting 1878; b. tot onderhandsche aanbesteding van het leveren van materialen en het leggen van winterkrammat aan M. Beije; c. tot verkoop van opgaande boomen; d. tot verkoop van het Accijnshuisje en daaraan grenzende» grond, aan A. Paulussen en van grond aan A. A. Mes, Gz.c. s.; e. tot onderhandsche verpachting van gemeentegrond aan M. ,v$p den Ende en terugzending van liet goedgekeurd kohier van den lioofdelijken omslag voor T878, 'No.' 2. Voor: kennisgeving aahgfenomen 2.° ten geschenke van Jhr. Mr. J. de Witte van Citters, een boekwerk getiteld//Contracten van correspondentie en andere bijdragen tot de geschiedenis van liet ambtsbejag in de Republiek der Vereenigde Nederlanden." Wordt besloten dit in de boekerij te plaatsen en den schrijver dank te zeggen; 8.° de rekening van de commissie voor de grindwegen in Schouwen over 1872. Ter inzage gelegd van de leden om daarna in het archief te worden geplaatst; 4.° een verzoekschrift van A. Buijze, Mz. en 8 andere handelaren in petroleumhoudende verzoek om verbetering der bewaarplaats van petroleumin den torendaar de daarin aanwezige fusten ïn korten tijd lek worden, waardoor hun zeer veel schade veroorzaakt wordt. Zij meenen dat de oorzaak hiervan is, dat de zon in de bewaarplaats binnendringt en wenschen dat de muur met 10 Meters verhoogd zal worden of dat er een dak boveri de bewaarplaats zal worden gemaakt. De Voorzitter zegt, dat het ingesteld onderzoek niet heeft bewezen dat de aangegeven middelen het bezwaar zouden wegnemen en dat Burgemeee.ter en Wethouders thans nog geen voorstel kunnen doen, waarom zij de behandeling van net verzoekschrift wenschen aan te houden. Alzoo besloten; 5.° een verzoekschrift van de firma Moolenburgh en van Uije, om ongeveer twee Aren gemeentegrond achter hun pakhuis aan de Engelsche kaai in erfpacht te bekomen. Op voorstel van den Voorzitter, namens Burgemeester en Wethouders gedaan, wordt het verzoek^gewilligd, met be paling dat jaarlijks zal worden betjtfJTO 4,en dat de verzoekers zich moeten verstaan lifèt den pachter der gras- etting van den grondwaarvan het in erfpacht uit te geven terrein een gedeelte uitmaakt, wegens het gemis van gras gewas 6.° een verzoekschrift van J. Axer, wed. E. J. deCrolij, om in erfpacht te bekomen eene oppervlakte van 18 M.2 gemeentegrond verkregen door het overdekken van eene vroon, grenzende aan het huis in de Maarstraat, kadastraal bekend sectie A, no. 878. Gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om advies; 7.° een brief van het Roomsch Kath. Armbestuur, om magtiging om van zijne begrooting voor 1872 van de artt. 12, IS, 16 en 21 over te schrijven op de artt. 11, 14, 18 en 20 eene som van 249,30. De gevraagde magtiging is verleend; 8.° - vanhet bestuur der stads brei- en naaischool: a. De rekening dier school over 1872. Gesteld in handen eener Commissie, tot lederi waarvan de Voorzitter benoemt de HH. Koole, Blom en Labrijn; en b. een verzoekschrift om te voorzien in de bestaande vacature van Commissaris dier school. Tot de benoeming wordt dadelijk overgegaan en met 8 stemmen benoemd de heer Mr. J. A. Bolle. De heer Mr. P. A. J. Bouvin verkreeg 1 stem. De staten van oninbare posten worden vastgesteld als volgt die van de hondenbelasting over 1871 op 4,en over 1872 op ƒ23,124 die van den hoofdelijken omslag over 1871 op 79,08 en over 1872 op ƒ252,71*. De ingekomen jaarverslagen van de gemeenten Goes, Groningen, Delft en Leeuwarden, worden ter inzage van de leden nedergelegd om later in de boekerij te worden geplaatst. Voor kennisgeving worden aangenomen de mededeelingen van den "Voorzitter, dat bij acte van den 6 Junij 11. is ge sloten de overeenkomst met het Collegie van dagelijksch Bestuur van het Waterschap Schouwen, betrekkelijk de uitgifte van grond in erfpacht en de verwisseling van erfpachtsregt waartoe de Raad bet dagelijksch Bestuur had gemagtigd en dat bij de openbare aanbesteding op den 18 Junij 11. van het maken van een paardentrap bij de ligplaats van de Stoomboot //Zierikzee" aannemer is geworden J. van der Linden, voor eene som van ƒ314, Bij deze laatste mededeeling zegt de heer Zuurdeeg dat hij het dagelijksch Bestuur er opmerkzaam op moet maken dat de keijen van den paardentrap van de Spoorboot los liggen, hoewel er niet veel wind of golfslag geweest is en vraagt of het niet in het voordeel der 'gemeente zou zijneene andere bestrating te leggen, b. v. in specie: anders zal men ver zakking krijgen. De "Voorzitter antwoordt dat dit aan 'het dagelijksch Be stuur bekend was en men ook middelen ter verbetering be raamt; waarop de lieer Jhr. de Jonge nog zegt, dat men vroeger het plan had de bestrating met klinkers te bemet- selendoch daar men meende dat deze voor het vee te glad zou zijnwilde' men eerst beproeven of de tegenwoordige bestrating voldoende was. Het blijkt nu dat zij onvoldoende is, zoodat van zelf verandering zal moeten volgen. De Voorzitter vraagt of de Raad wenscht dat thans in behandeling zal worden gebragt, het adres van L. Anker met het daarover uitgebragt verslag vau de commissie, in wier handen het is gesteld, dat voor de leden ter inzage heeft gelegen. De heer Zuurdeeg stelt voor de behandeling uit te stellen omdat een groot deel der leden niet aanwezig is, waaronder ook twee leden der commissie, wier voorlichting kon noodig zijn. De Voorzitter meent dat de zaak, behalve voor den adressant, niet zoo belangrijk isdat dit uitstel noodzakelijk zijn zou. De heer Mr. Moens zegtdat hijzelf lid der commissie ook namens zijne medeleden, kan mededeelen dat zij geen voorlichting meer geven kan, dan in haar rapport is uitge drukt. Hij acht de zaak, even als den Voorzitter, niet zoo belangrijk, om haar nog uit te stellen, en is tegen het voorstel. Het voorstel van den lieer Zuurdeeg is daarop aangenomen met 8 stemmen tegen 1, die van Mr. Moens. Het ontwerp eener instructie voor den Gemeente-Ontvanger, dat ter inzage heeft gelegen, komt in behandeling. De beraadslaging over het ontwerp in zijn geheel wordt ge opend, doch daar niemand het woord verlangd, weder gesloten. De verschillende artikelen en de geheele instructie worden daarop achtereenvolgens met algemeene stemmen vastgesteld. Vervolgens wordt overgegaan tot de behandeling van het ontwerp eener verordening tot wijziging van art. 36 van het reglement van politie, door de Commissie voor de strafver ordeningen opgemaakt. De beraadslagingert over het ontwerp in zfjn geheel geopend zijnde, wordeu dadelijk gesloten, daar niemand het woord vraagt. Art. 1 luidt: //Keldergaten in onafgesloten stoepen moeten gedekt zijn, //met stevige houten of ijzeren luiken, deuren of hekken, ter //goedkeuring van Burgemeester en Wethouders. //Dit voorschrift is niet van toepassing op keldergaten, die //geheel zijn afgesloten met staand hekwerk. //De aan de straten of op onafgesloten stoepen uitkomende //openingen van regenbakken, wellen en andere waterputten //moeten gesloten zijn met stevige houten of ijzeren deksels //ter goedkeuring van Burgemeester en Wethouders." Bij' de behandeling daarvan zegt de Voorzitter dat deze maatregel genomen is, ter voorkoming van ongelukken. De politie heeft zooveel mogelijk toezigt gehoudendoch er was daaromtrent geene wettelijke bepaling en het is nuttig dat die gemaakt wordt. De heer Houwer vraagt of die sluiting voor vele kelders die bewoond zijn, niet bezwarend zal zijn. De Voorzitter zegt dat de hem bekende kelders die bewoond worden, ingerigt zijn overeenkomstig het nieuwe voorschrift, daar zij voorzien zijn van liggende houten deuren. De neer Blom acht de voorgestelde verandering in zeker opzigt wel goed maar toch ook gevaarlijk, tenzij de luiken aan eene strenge controle worden onderworpen. Men hoort nu niet veel van ongelukken doch als de kelders gedekt zijn, is de bezorgdheid bij het publiek weg en men zal er over loopen wat vooral bij groote drukte gevaarlijk zou zijn. Hij stelt voor even als de sehoorsteenen en vloedplankendie kelder afsluitingen aan eene halfjaarlijksche schouwing van wege het Gemeentebestuur te onderwerpen. Het gewone toezigt dér politie achthij .onvoldoende. De heeren Labrijn en Mr. Moens ondersteunen dit amen dement. De heer Labrijn vraagt of men niet voorbij ziet, dat de afsluiting, vooral voor neringdoenden die dikwijls in hun kelder moeten zijn, een groot ongerief zal wezen. De Voorzitter zegt, dat het niet de bedoeling is het gebruik der kelders onmogelijk te maken of te bemoeijelijkcnalleen moeten zij gedekt blijven zoo zij niet gebruikt worden. De politie zou het voorschrift wel streng kunnen toepassen, cloch als er voldoende redenen zijn, waarom een kelder open is, dan is dit. goed. Niemand zal toch zijn kelder zonder oorzaak laten open staan. De heei' Labrijn zal geen voorstel doen, maar meent dat het ongerief grooter dan het nut zou kunnen zijn. De kel ders waarin men licht hebben moet, kunnen met een hek gesloten wordeu doch de toepassing der bepaling behoort toch vrijziünig te zijn. Dè vdófzitter zegt, dat verscheidene kelders aan de zijkanten met een hek zijn afgesloten; de voorkanten kunnen misschienook gemakkelijk afgesloten worden, dit moet dan onder tóezigt van het bestuur geschieden. Het kan wel bezwarend zijn voor sommigeii, doch het particulier belang moet wijken voor liet algemeen belang. Art. 1, met de wijziging daarin door den heer Blom voor gesteld, is daarop met nlgemeenè steramen aangenomen en vervolgens art. 2 en daarna het geheele ontwerp. Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten tót de volgende af- en overschrijvingen: van den post voor Onvoorziene Uitgaven, begrooting 1872, op Hoofdstuk 8 afd. 4 art. 18. (Kosten vallende ^op het verkoopen van kapitaal op het grootboek) ƒ4,50; b. vau den post voor Onvoorziene Uitgavenbegrooting 1 SVf, op Hoofdstuk 8 afd. 2 art. 3. (Voor effenen en applaneren van uitgegraven Zeiketerrein) op de begroo ting voor //memorie" uitgetrokken eene som van ƒ400; c. van den post voor Onvoorziene Uitgaven, begrooting 1878, op Hoofdstuk 3 afd. 2 art. 6. (Bestrating van de gedempte Schuithaven, tot aan het begin van den Hem en afschutting van het verdere deel tot aau de Watermolenstraat) eene som van ƒ7800. Bij het tweede besluit geeft de Voorzitter den heer Zuur deeg eeuige inlichtingen. Bij de behandeling van het laatste punt zegt de Voorzitter, dat de gevraagde som gerekend wordt noodig te zijn voor het gelijk maken van den grond der gedempte Schuithaven en het bestraten daarvan, voor het opnemen en herleggen van oude bestrating, aankoop en planten van plantsoen, afrastering daarvan en het verplaatsen vau een gaslantaarn. Men had gemeend dat de heer de Looze een stuk grond van de gemeente zou willen vragen, nu dit niet zoo is, wil men eene strook grond langs de daar staande heiningen met geboomte bezetten en het andere terein bestratenterwijl men bij het Hoeltje een ijzeren hek wil plaatsendat gedeeltelijk voorhanden is en eene afsluiting bij de Watermolenstraat wenscht te maken. De heer Bolle vraagt, in geval de straat tot bij de stoep van den heer de Looze, wordt opgenomen en de uitgaven niet te groot worden, of het dan niet wenschelijker zou zijn, de afrid in het belang der voertuigenmet klinkers in plaats van met keijen te bestraten. De heer Jhr. de Jonge meent, dat het juist gevaarlijker zou zijndie helling met klinkers te beleggen. Hij vindt liet beter de oude keijen door nieuwe te vervangen, dat dan ook het voornemen is. De heer Mr. Bolle gelooft, dat door het leggen \;an nieuwe keijen de afrid wel verbeteren zal, maar spoedig zal het weer zijn zooals het nu is; hij acht kleine steenen voor de paarden beter dan groote. De Voorzitter zegt dat men de opmerking van den heer Bolle overwegen zal. De heer Koole meent dat Jhr. de Jonge gelijk heeft en vindt de afrid niet zoo gevaarlijk. Klinkers zouden ook spoedig stuk gereden worden. De heer Zuurdeeg zegt, zich met het geheele plan niette kunnen vereenigeudoch nadat de Voorzitter en Jhr. de Jonge dit hadden verduidelijkt, keurt hij het goed. De heer Mr. Moens is met het plan ingenomen en vraagt of het vooruitziet bestaat om een gedeelte van het gedempte terrein achter aen Hem te verkoopen. De Voorzitter antwoordt, dat het nu nog niet verkocht kan worden en dat ook nog niemand der aangrenzende eigenaars zich daartoe heeft opgedaan. Tot de behandeling van het verzoek der commissie voor de grindwegen in Schouwen, om verhooging der bijdrage voor onderhoud dier wegen, in de vorige vergadering ter tafel gebragt, wordt thans overgegaan.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1873 | | pagina 3