BIJVOEGSEL
Zierikzeeschen Nieuwsbode van Zaturdag 7 Junij 1875.
BEKENDMAKING.
BEHOORENDE BIJ DEN
Onderzoek Verlofgangers.
WETHOUDERS tab Zie
De BURGEMEESTER
rik zee.
Gezien h'-t U-Duit van tien CöUiniisfttuH ties ICoriinps iti
t'.eze ptovn.cie van ik» 2 dezer (Pr. viucifialblad No. 53)
brengen Ier ken nis ilcr Verlofgao«ere van de Militie te land,
die zich in deze ^einieute bevinden en behooren tot de li«-
tiogeo vbu 1869, 1870, 1871 en 1872 vcor ton ver zij vdur
den eersten April jongstleden in hel genot vim onbepaald verlof
zijn gesteld, dut het onderzoek van die verlofgangers door den
Militie-commissaris alhier zal plaats hebben op Vrijdag den. 13
Junij e. k. des voortniddags Ie 10 ure. in de kazerne in de
St. Anthonystraat en roepen hen mitsdien op, om op gezegden
dag en uur lef aangewezen plaats tegenwoordig ie zijn met
herinnering aau de volgende bepalingen der wei op de Nationale'
Militie van 19 Augustus 1861 (Staatsblad No. 72).
1°. de verlofganger meldt zich binnen derliy dagen na den
dag, waarop hem de verlofpas is uitgereikt, bij Jeu Burgemeester
zijner woonplan'* aan, ten einde deze zijn verlofpas voor gezien
teekene. (Art. 133);
2°. de verlofganger, die zich in eene ninlere gemeente gaat
vestige.i. gee/i daarvan kennis aun d n Burgemeester zijner woon
plaats. Binnen dertig dagen na den tlag, wuarop hij komt in de
gemeente, waarin hij zich vestigt, meldt hij zich aan bij den
Burgemeester dier gemeente: ten einde deze ziju verlofpas voor
gezien tcekene. (Ait. 134);
3°. du verlofganger van He militie te land mag ziclt zonder -
toestemming vim den Minister van Oorlog niet langer dan ge
durende vier weken builen 's lands begeven. (Art. 136)
4°. ile verlofganger die art. 133, 134 en 136 niet ualeett,
wordt in werkelijke dienst geroepen en gedurende drie maanden
gehouden. (Art. 137);
verlofganger van de militie te land, die bij openbare
5°.
kenutsguviug is opgi roepen out duur deit-\lUit te-commissaris te
worden onderzocht, vrrschyitl by het Onderzoek in uniform ge
kleed eo voorzien van de klceding- en uitrustingstukken, urm bij
zijn vertrek mi'l verlof medegegeven, van ziju zakboekje en van
ziju verlofpas. (Art. 138, 139 en 140);
van de militie te laud is aan de militaire
nderworptn, ouder andere gedurende den
s duurt, en in
(Art. 130.)
G°. de verlofganger
regtsplegiiig en tucht f
lijd, dien liet onderzoek voor den Militie-cf
het algemeen wanneer hij in aniforin gekleed i:
7°. behoudens hel bepaalde bij art. 130 kant-en arrest van
twee tol zee dagen, te ondergaan in de naastbij gelegen pro
voost of hel naastbij zijnde huis van bewaring of arrest, door
den Militie-Commissaris worden opgelegd aan den verlofganger
1°. die zonder geldige redenen niet bij het ouderzoek verschijnt
2°. die, daarbij ver-chruen zijedazonder geldige reden niet
voorzien is van de bij, nrt140 vermelde voorwerpen
3°. wiens klceding- eo uitrustingstukken bij het onderzoek niet
jn voldoenden staat worden bevonden
4°. die kleediiifi- of uitrustingstukken aau een auder beltoo-
rende, als de zijne vertoont. (Art. 141)
6°. onver mindert! de straf in het voorgaande art. vermeld is
dc verlofganger verpKgt op den daartoe door den Militie-Com-
missnris te bepalen tijd en plaats en op de io art. 140 voorge
schreven wijze voor hem te verschijnen om te worden ondur-
zucht. (Art 143.)
9°. de verlofganger die zich bij herhaling schuldig maakt
aan het feit, snh. 4°. van art. 141 bedoeld, of niet overeen
komstig art. 143 voor den Militie-Commissaris verschijntof
aldaar verschenen zijnde in hel geval verkeert sub 2°. en 3°. vnu
art. 141 vetrneld, wordt ouder de wapenen geroepen en van
drie tol zes maanden gehouden. (Art. 144);
10°. de verlofgangerdie niet voldoet aan eene oproeping
voor de werkelijke dienst, wordt als deserteur behundeld.
(Art. 145);
111. elk, die voor de militie is ingeschreven en ieder, die
daarbij is ingelijfd kan overeenkomstig de daaromtrent be
staande voorschriften, lol eene vrijwillige verbintenis voor den
tyd van zes jaren nf langer worden toegelaten bij de zeernngt
het korps mariniers hieronder begrepen bij het leger hier'te
lande of bij het krijgsvolk in 's llijks overzecsche bezittingen
plaatsvervangers echter niet bij dc zeemagl of hel korps ma
riniers uetlureude het eerste jaar van hunnen diensttijd (Art.
9 en 74);,
12°. aan de bij de militie te land ingelijfden die verlaugen
na volbrngten ocfeningstijd minstens voor zes maanden onder
de wapenen te^blijveo ofte komeo zonder zich als vrijwilliger
le verbinden wordt zulks vergund. (Art. 126).
De Burgemeester en Wethouders
v. CITTERS.
De Secretaris
J. P. N. ERMERINS.
VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD
TE
ZIEUIKZE E,
gehouden den 4 Junij lö'T'S.
Voorzitter Jhr. van Citters.
Afwezig niet kennisgeving, de HH. van der Vliet, Labrijn,
Houwer en Koole.
De notulen der laatste twee vergaderingen worden gelezen
en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt meder dat zijn ingèkomen:
1°. vier brieven van Gedeputeerde Staten, houdende
a. berigt van ontvaugst van een afschrift der vérordening tot
voorkoming en blusscliing van brand;
b. als voren der verordening op liet1 vervoer van lijders aan
eene- besmettelijke ziekte
c. kennisgeving van de goedkeuring van het raadsbesluit tot
verkoop eu uitgifte in erfpacht van gemeentegrond en tot
afkoop eener cijns aan de firma Nardten, Luckerhof Co.
d. terugzending van het goedgekeurd kohier der hondenbe
lasting voor 1873.
Voor kennisgeving aangenomen.
2°. de jaarverslagen van de gemeenten Amersfoort, Utrecht,
Tiel, Rotterdam, Gorinchem en Middelburg, over 1872.
Ter inzage gelegd voor de ledenom later in de boekerij
geplaatst te worden.
3°. een brief van de Gedeputeerde Staten, houdende berigt,
dat de heer A. Giljam, voorkomende op het kohier van den
hoofdelijken omslag voor 1873, in de 23ste klasse, tenge
volge van zijne reclame, door hen is overgebragt naar de
24ste klasse, met verzoek, het kohier overeenkomstig het
voorschrift van art. 266 der gemeentewet te wijzigen.
Dienovereenkomstig wordt het kohier gewijzigd en vast
gesteld op eeiï bedrag van 18466,81^.
4°. een verzoekschrift von P. J. Brouwers, om ontslag uit
zijne betrekking van hulponderwijzer aan de school voor on-
vennogenden (Armenschool).
Overeenkomstig het advies der schoolcommissie en van
Burgemeester en Wethouders, is het ontslag eervol verleend
met ingang van den 1 Junij 11.
5°. de rekeningen van heb Harmoniegezelschap Kunst en
Eer" en van de Bank van Leening over 1872 en eene ge
wijzigde begrooting van het Burgerlijk Armbestuur over 1872.
Gesteld in banden eener commissie, lot leden waarvan de
Voorzitter benoemt de HH. Houwer, Blom en Mr. Bolle.
6°. twee verzoekschriften om remissie van hoofdelijken
omslag over 1872. De gevraagde remissie is verleendnl. aan
J. van der Welle, tot een bedrag van /'1,41' en aan A. J.
van Baarle, voor den geheelen aanslag;
7°. een verzoekschrift van IJ. J. Wijsman, als gedurende
de vacature van Kapelmeester bij het muziekkorps der dd.
schutterij, belast geweest met de leiding der oefeningen van
dat korps, om de jaarwedde van den Muziekdirecteur over
dat tijdvak te erlangen.
Op voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aan
den vej-zoeker eene gratificatie toegekend van ƒ25 en daartoe
beschikt over den post voor Onvoorziene Uitgavenbegroo
ting 1873.
8°. een brief van de commissie voor de grindwegen in
Schouwen, houdende aanvrage om verhooging der -bijdrage
uit de gemeentekas, daar liet blijkt dat men met 10 cent per
strekkende meter, waarop bij het'aanleggen eerst gerekend
wasop den duur niet -voldoende- in het onderhoud dier
kunstbanen kan voorzien.
In de vijf eerstvolgende jaren, te beginnen met 1 Ja
nuary 1874-, zou door de gemeente Zierikzee meer moeten
worden bijgedragen eene som van /'390 's ja ars en in de
daarop volgende jaren eene som van ƒ292 's jaars.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders strekt tot
inwilliging van het verzoek.
Ter inzage gelegd van de leden.
De Voorzitter deelt mede, dat op den 7 Mei 11. is aan
besteed het onderhoud der gemeentewerken en de uitslag is
geweest dat van de volgende perceelen aannemers zijn ge
worden: perceel 1 (openbare gebouwen, torens enz.) L. Geers,
voor ƒ2170; perceel 2 (kaaimuren) J. Laminers, voor/74-0
perceel 3 (beschoeijingen en paalwerken) W. Koole, voor ƒ922;
perceel 5 (bruggen enz.) W. Koole, voor ƒ1333; perceel 6
(riolen, sloten enz.) G. Aleman, voor ƒ207; perceel 7 (pom
pen en banken in de wandeling) A. Anker, voot ƒ489;
perceel 8 (begraafplaats) H. C. van den Ende, voor/500;
perceel 9 (groote toren) J. Lammersvoor/826; perceel 10
(schoolgebouwen) C. J. Elsevier, voor ƒ1500.
Voor het vierde perceel (leveren van materialen en leggen
van winterkrarnmat) was het minst ingeschreven door L. van
der Ploeg, voor ƒ1190. Dit perceel is echter niet gegund,
omdat de inschrijving boven de raming was.
De Voorzitter verzoekt namens Burgemeester en. Wethou
ders magtiging om dit perceel onderhands aan te besteden
aan M. Beije, voor ƒ1090, die zich daartoe heeft aangeboden.
De heeren Zuurdeeg en ,Mr. Moolenburgh vragen nog
eenige inlichtingen, waarna de magtiging wordt verleend.
Voor kennisgeving wordt aangenomen de mededeeling van
den 'Voorzitter dat de laatste verkooping van boomen en
houtgewas heeft opgebragt eeue som van ƒ241,65.
De Raad besluit hierop af te schrijven van Hoofdst. IX (on
voorziene uitgaven) begrooting 1872 en over te schrijven op
H. VIII, afd. 4, art. 10 (kosten op het verkoopen van
boomen eu houtgewas) ƒ43,21.
De heer Blom brengt namens de daartoe benoemde com
missie rapport uit omtrent de rekening der gasfabriek
over 1872. Zij bedraagt-in ontvang 27191,776
en in uitgaaf - 27924,56®
nadeelig slot 732,79
De balans dier fabriek bedraagt aan baten - 35210,37®
en aan lasten- 32944,77®
meer baten2265,60
De commissie adviseert deze stukken' goed te keuren, het
saldo der rekening in de volgende te doen over te brengen en
het saldo der balans te storten in 'de gemeentekas.
Aldus besloten.
Door den heer Mr. Moolenburgh wordt verslag nitgebragt
namens de regtskundige Commissie, in de raadsvergadering
van den 10 Eebruarij 1873 belast met het ouderzoek van een
verzoekschrift van Levinus Anker, waarbij van de gemeente
vergoeding wordt gevraagd van de schade door hem geleden,
ter zake dat zijn met turf geladen schip op den 14 December 11,
in de Oude Haven is komen te liggen op een daarin aan
wezigen balk.
Het zeer uitvoerig verslag bevat in hoofdzaak het volgende
In de eerste plaats heeft de Commissie een onderzoek inge
steld omtrent het bestaan van 'het feit, dat als oorzaak der
schade wordt opgegeven; zij heeft daartoe den adressant,
alsmede den gemeentebouwmeester en den havenmeester ge
hoord, en tengevolge van dat onderzoek, nader bevestigd
door de - verklaringen van de scheepstimmerlieden die het
vaartuig na het ongeval hebben onderzocht, neemt zij als
vaststaande aan
1". dat in.de Oude Haven op-de plaats bestemd voor lig
plaats o. a. der turfschepen, onder de slib aanwezig was een
lange balk; en
20„ dat het vaartuig van den adressant, geladen op die
plaats gemeerd liggende, door met laag water op dien balk
te geraken, is ontzet en schade heeft bekomen.
Die punten als vaststaande aannemende, gaat de Commissie
over tot de beantwoording der volgende tweè vragen
1°. Bestaat er voor de gemeente aanleiding tot bet geven van
vergoeding voor schade door den adressant geleden?
2°. Is het bedrag van p. m. ƒ1800, door den adressant
opgegeven, geheel of ten deele geregtvaardigd?
Bij de 1ste vraag wijst zij er op, dat de bepalingen van
art. 231 en 179 der gemeentewet, en van art. 1402 en 1403
van het Burgerlijk Wetboek wel eens zijn ingeroepen, waar
het gold vergoeding te vragen van een zedelijk ligchaam, in
gevallen als het onderwerpelijke, doch acht het, bij de ver
schillende regterlijke uitspraken daaromtrent bestaande, hoogst
twijfelachtig, wat in dit geval het lot eener eventueel in te
stellen vordering zou zijn; zij meent evenwel voorop te mogen
stellen, dat hoe algemeen die artikelen ook luidendaaruit
volstrekt niet volgt dat de gemeente aansprakelijk zou zijn
voor elk nadeel dat een middellijk gevolg is van iets, wat
de vaart in de wateren minder veilig maakt.
Daar de adressant evenwel zelf niet zoo zeer spreekt van
regt, maar van billijkheid, wenscht de Commissie zijn voet
spoor te volgen en laat zij de vraag, wat regtens zou kunnen
zijnrusten, om te overwegen, of uit anderen hoofde redenen
kunnen bestaan om in het verzoek te treden. Zij vestigt de
aandacht daarbii op de volgende omstandigheden:
dat ten gevolge-van besluiten door deze vergadering ge
nomen, de Oude Haven, ook ter plaatse waar het ongeval
plaats vond, vrij aanzienlijk is uitgediept en daardoor eene
groote hoeveelheid slib, waardoor de vaste bodem der haven
was opgehoogd, is weggenomen;
dat daardoor bij laag water, de vaartuigen die in de haven
liggen, meer dan vroeger gevaar loopen van voorwerpen die
bf op dien vasten bodem bf in de weinige centimeters over
gebleven slib zich bevinden
dat, zooals consteert, tijdens de uitdieping stukken hout,
en wel in vrij groote hoeveelheid aanwezig zijn bevonden in
het uitgediepte gedeelte, waardoor het vermoeden gewettigd
kon zijn dat meerdere stukken aanwezig waren;
dat zulks alligt aanleiding had" kunnenzoo niet behooren
te geven, dat van wege het Bestuur eene uiterst zorgvuldige
peiling of sondering der uitgediepte haven ware gedaan, in
welk geval de bewuste balk ontdekt en het onheil voor
komen ware.
Die omstandigheden leiden de Commissie er toe, om aan
te nemen, dat er voor de gemeente wel eenige aanleiding
bestaat om den adressant vergoeding te geven voor de door
hem geleden schade en om alzoo de Iste vraag bevestigend
te beantwoorden.
Ten aanzien van de tweede vraag het bedrag der
schadevergoeding zegt de Commissie, dat zij, na de ver
schillende posten door den adressant opgegeven naauwkeurig
te hebben nagegaan, en na den adressant te hebben gehoord,
alsmede de deskundigen die de expertise voor de assurantie
hebben gedaan, tot het besluit komt:
dat de directe schade aan het yaartuig veroorzaakt door
het zitten op den balk kan gerekend worden geheel te zijn
vergoed door de assuradeurs;
dat voor de schade aan de lading veroorzaakt en het verlies