BIJVOEGSEL
Zierikzeeschen Nieuwsbode van Zaturdag 22 Maart 1873.
VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD
behoorende bij den
TE
ZIERIHZEE,
gehouden den 19 Maart 18*73.
Voorzitter Jhr. van Citters.
Afwezig de Heer Blom-
De notulen der vorige vergadering zijn gelezen en goed
gekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen:
1.° twee brieven van Gedeputeerde Staten, houdende
mededeling van de goedkeuring a. van het raadsbesluit dd.
•26 Februari 1873, tot verkoop van gemeentegrond;
b. van het raadsbesluit dd. 26 Februari 1873, tot uit
gifte van grond in erfpacht;
2.° een brief van hetzelfde collegie, berichtende de ont
vangst van de wijziging van het policiereglement.
Voor kennisgeving aangenomen.
3.° de rekeningen van de armenbewaarschoolvan het
pensioen- en weduwenfonds van de gemeente-ambtenaren en
van het Evangelisch Luthersch armbestuur, allen over 1872.
Gesteld in handen van eene commissie, tot leden waarvan
de Voorzitter benoemt de HH. Mr. Bolle, Mr. Moens en
Koole
4.° de rekening van den directeur der gasfabriek, met
de balansden vergelijkenden staat van kosten en het verslag
der commissie voor de gasfabriek en straatverlichting, alles
over 1872.
De twee laatste stukken zijn ter visie gelegd en de twee
eerste gesteld in handen «ener commissie, tot leden waarvan
de Raad benoemt de HH. van der Vliet, Mr. Bolle en Blom;
5.° de verslagen van de plaatselijke schoolcommissie en
van de commissie van toezicht voor het middelbaar onderwijs,
beide over 1872.
Ter visie gelegd voor de leden.
6.° ,twee verzoekschriften van acht hulponderwijzers aan
de openbare scholen om verhooging van jaarwedden.
De plaatselijke schoolcommissie en Burgemeester en Wet
houders hebben geadviseerd afwijzend te beschikken, en voor
gesteld om aan die hulponderwijzers, welke den rang van
hoofdonderwijzer verkrijgen eene belooning van ƒ100 's jaars
meer te verleenen, om daardoor ijver en lust tot studie op
te wekken.
Zonder discussie is conform besloten.
De Raad besluit a. aan N. Silvfus, tweede hulponderwijzer
aan de tusschenschoolop zijn verzoek eervol ontslag te
verleenen, in te gaan 16 Maart of zooveel later als in verband
met zijn aanstaand vertrek zal noodig zijnb. op de begroo
ting van 1872van de Onvoorziene Uitgaven over te
schrijven op
Hoofdstuk H, Afd. II, Art. 1(kosten van licht) f 11,34£;
IIII, 2, (collecteloonamb
tenaar belast met inning begrafenisrechten) - 0,66;
Hoofdstuk I, Afd. II, Art. 14, (jaarwedden nacht
wakers) - 6,70;
c. om twee beneden-localen van het raadhuis te verhuren
aan het Rijk ten behoeve van het kantongerecht voor ƒ200
's jaarsvoor den tijd van een jaar, ingegaan 1 Januari jl.
en met bepaling dat de huur telkens met een jaar zal ver
lengd worden, indien ze niet 6 maanden te voren door een
der partijen is opgezegd.
De Voorzitter brengt ter tafel het in eene vorige verga
dering in handen van Burgemeester en Wethouders gestelde
adres van L. G. de Bie, verzoekende ƒ25,vermindering
der pachtsom of ontslag van de pacht der grasmaaiing van
vijf weegjes in den Zuidhoek.
Burgemeester en Wethouders geven te kennen dat de ver
zoeker in gebruik heeft wat hij heeft gepacht voor den tijd
van 7 jaren, ingegaan in November 1871, tegen 50,50
's jaars en adviseren den pachter geen vermindering van
pachtsom te verleenen, maar hem te ontslaan van de pacht,
ingegaan 11 November 1872, onder bepaling dat de kosten
der daarvan op te maken acte ten zijnen laste zullen zijn.
De heer Jhr. Mr. Schorer vraagt op welk motief dit voor
stel steunt.
De Voorzitter antwoordt dat de verzoeker vermeent dat
tot het door hem gepachte ook behoort eenigen grond,
waarop hij mest zou willen neerleggenmaar dat aie meening
onjuist is.
De heer Mr. Moens meent dat de vraag van Jhr. Schorer
niet is beantwoord, en wenscht nader ingelicht te worden,
z. i. zijn er geen afdoende reden om den pachter te ontslaan.
De Voorzitter zegt dat de verzoeker reeds meermalen'over
dien grond zich tot den Raad heeft gewend, dat hij het
Burgemeester en Wethouders lastig maakt en het wel te
wenschen zou zijn dat men van hem ontslagen was.
De heer Koole wenscht den pachter niet te ontslaanwant
deed men dat, dan zou men gevaar loopen dat er wel meer
dergelijke verzoeken zouden inkomen.
De heer Jhr. de Jonge zegt dat Burgemeester en Wet
houders van oordeel zijn dat de pachter dwaalt omtrent het
geen hij meent gepacht te hebben, dat de gemeente geen
nadeel zou hebben van het voorgestelde ontslag en dat er
waarschijnlijk gelegenheid zou zijn genoemde wegen aan een
ander onder de hand te verpachten.
De heer Jhr.. Mr. Schorer vraagt of er zich iemand heeft
aangeboden, die bereid is dezelfde som te geven.
De heer Mr. Fokker zegt dat Burgemeester en Wethouders
meenen dat het belang der gemeente niet zal lijden door het
voorstel, want eene nieuwe verpachting kan, hoewel het nog
niet zeker is, hetzelfde resultaat opleveren, er is ten minste
geen reden om het tegendeel te vermoeden. Burgemeester
en Wethouders willen gaarne van dezen pachter af zijn, hij
is een lastig man, en misschien valt het hem nog tegen als
hij werkelijk ontslagen wordt.
De heer Mr. Moens vreest moeilijkheden van een ontslag,
omdat er misschien meer pachters zijn, die ontslagen wen
schen te worden.
De heer Zuurdeeg zegt dat hijdie zijn vermeend recht
wil handhaven, geen lastig man genoemd kan worden; de
verzoeker meent den geheelen Zuidhoek gepacht te hebben
hij meent dat dit in de voorwaarden vermeld was.
De heer Jhr. de Jonge weêrspreekt die meening door de
stukken zelf, waarin alleen van 5 weegjes gesproken wordt.
De pachter schijnt door een zekere dwang eene plaats te
willen krijgen om mest neer te leggen. Hij is een ijverig
man, maar wil, tot welken prijs ook, zijn zin hebben. Nog
kort geleden is hem eenè plaats ten gebruike aangewezen,
eene plaatsdie volgens een gehoord deskundige zeer geschikt
was, maar die scheen hem niet te bevallen, en daarom wil
hij misschien door dit verzoek weêr op de zaak terugkomen.
De heer Mr. Moolenburgh zou zich kunnen vereenigen met
het verzoek van Burgemeester en Wethouders, als er aan
toegevoegd was, dat de Bie moest instaan voor de pacht.
De verzoeker maakt allerlei chicanes, maar daar mag de
gemeente niet door lijden. Hij stelt voor dat de Raad zal
besluiten aan de Bie de bevoegdheid te geven zijn gepaohte
aan een derde in onderhuur af te staan, mits hij aanspra
kelijk blijve voor de jaarlijks te betalen huur.
ï)e heer Mr. Fokker acht dit voorstel overbodig, want
als het voorstel van Burgemeester en Wethouders verworpen
Wordt, dan is rechtens aanwezig, wat de vorige spreker
voorstelt.
De heer Mr. Moolenburgh zegt dat dit in zeker opzicht
juist is, maar dat Burgemeester en Wethouders niet bevoegd
zijn om een pachter machtiging te verleenen om zijn ge
pachte in onderhuur af te staan.
De heer Mr. Fokker zegt dat de voorwaarden zijn opge
maakt-door Burgemeester en Wethouders, krachtens mandaat
hun door den Raad verleend en dat die voorwaarden
bedoelde bevoegdheid verleenen. Hij stelt als amendement op
het voorstel van Mr. Moolenburgh voor, dat de Raad zal
besluiten om de Bie als pachter te ontslaan, onder voor
waarde dat hij aansprakelijk blijve voor de mindere opbrengst.
De discussiën gesloten zijnde, wordtin stemming gebracht
eerst het amendement van Mr. Fokker, daarna het voorstel
van Mr. Moolenburgh en vervolgens beide deelen van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Het amendement van Mr. Fokker is verworpen met 7
tegen 5 stemmen, het voorstel van Mr. Moolenburgh met