eerst voldoende, wanneer, zooals tot dusver het geval was, iedere klasse van ingezetenen gelegenheid vindt hare kinderen ter schole te zendenhetgeen bij opheffing der 2de school voor gewoon- en meer uitgebreid lager onderwijl het geval niet meer zou zijn. Op grond van een en ander adviseert de commissie om niet te besluiten conform het voorstel van Burgemeester en Wet houders en alzoo om de school in kwestie te doen blijven bestaan en om aan Burgemeester en Wethouders op te dragen omtrent het wijzigen van de inrichting dier school zoodanige voorstellen ter tafel te brengen, als zij in overleg met de plaatselijke schoolcommissie en den schoolopziener zullen ge raden achten. De heer Mr. Moens brengt daarnanamens dezelfde com missie, rapport uit over het adres van den onderwijzer J. Benson, verzoekende dat de Baad niet zal besluiten tot opheffing zijner school, maar aan die school zal aanstellen eene hulponder wijzeres, die akte Ireeft voor het. onderwijs in de vrouwelijke handwerken. Omtrent het eerste gedeelte van dat verzoek, verwijst de commissie den Baad naar haar over het voorstel tot die opheffing uitgebracht rapport, terwijl zij van oordeel is dat de beslissing daarop zal moeten worden afgewacht, eer liet verzoek om in de inrichting der school verandering te brengen, in behandeling kan worden genomen. Deze rapporten worden ter inzage gelegd van de leden om in-eene volgende vergadering behandeld te wordeh. De heer Koole verlaat de vergadering». De Voorzitter deelt mede dat na de verzending van den oproepingsbrief, de behandeling van nog een punt wenschelijk is voorgekomen. De leden zijn daarmede in kennis gesteld en hij geeft nu het woord aan Jhr. de Jonge, president der commissie van fabricage, om dat punt mede te deelen. De lieer Jhr. de Jonge zegt. dat hij de vorige week van een der leden van de commissie van fabricage vernomen heeft dat er sprake was dat eene demping der Oude Haven tot aan de tweede houten bimienbrug, volgens gerucht, dooi den aannemer zou worden voortgezet voor eene som van ƒ6000. Spreker heeft "daarop met de leden dier commissie, den aannemer en zijn opzichter eene vergadering gehad waarop die zaak besproken is. Van die bespreking is het resultaat dat de aannemer de Nieuwe Haven wil verdiepen van de Venkel tot aan de nieuwe brug en de Oude Haven dempen tot aan de tVeede houten bimienbrug voor eene som van ƒ10500terwijl de gemeente bovendien zou moeten leveren 4000. M8 drooge grond. Leverde de gemeente S000 M3 van dien gronddan zou. hij hetzelfde werk doen voor ƒ9500 en als de afbraak ook ten Zijnen bate kwam voor ƒ8750. Indien de frontmuur werd opgetrokken ter hoogte van de Sleepkaai, dan zou het werk kosten, behalve de levering van S000 M8 drooge grond, ƒ15100 en wanneer slechts 4-000 M3 van dien grond geleverd werd, ƒ15900. In deze cijfers zijn begrepen de kosten van buizen enz., in een woord dan is het werk eene voortzetting van hetgeen nu onder handen is. De Voorzitter zegt dat Burgemeester enWethouders met de commissie van fabricage de zaak hebben overwogen. De grond, die de aannemer vraagt zou wel van wege de gemeente te leveren zijn tot eene hoeveelheid van 4000 Ms, maar meer niet. Aan dé overzijde der Nieuwe Haven en in liet ongeëifend terrein van de Zuidzelke kan die hoeveelheid wel gemist worden. Toch waren Burgemeester en Wethouders en de genoemde commissie eenparig van oordeel dat er geen termen zijn om eenig voorstel te doen. De heer Mr. Moolenburgh heeft met genoegen vernomen dat de commissie van fabricage het initiatief heeft genomen om de loopende geruchten te onderzoeken. Hij bejammert het dat de bespreking geen beter resultaat heeft opgeleverd. Hij was altijd een voorstander eener verdere demping en is dat nog; hij vraagt daarom of de cijfers niet geringer zouden worden als men de bedoelde verdieping van de Venkel tot aan de brug achterwege liet. Primitief lag die verdieping niet in het plan. Wat de hoeveelheid 'te leveren grond betreft, meent spreker, dat de gemeente wel 8000 M3 leveren kan, als zij Ichorgrond neemt uit het dijk water. Uit een en ander leidt spreker af dat in deze zaak het laatste woord nog niet, gezegd is, maar dat men de punten, die hij heeft gereleveerd nog eens met den aannemer zou kunnen bespreken. Hij gelooft met anderen dat eene demping tot aan de tweede houten bimienbrug niet mooi zal staan en dat men latei- verder zal willen dempen; maar bij moet toch ook onder de aandacht brengen dat: //le raieux est V ennemi du bien." De heer Jhr. de Jonge herinnert er aan dat de demping heeft in verband gestaan met de verdieping der buitenhaven. Nu is men niet verder gegaan dan tot de Yenkei, omdat het tot daar het meest noodzakelijk was, maar daaruit moet men niet afleiden dat liet verder naar binnen niet noodig is. Hoe die verdieping verder zal geschiedenis met het oog op den grond nog niet zeker te bepalen. Spreker meent dat liet aanvoeren van schorgrond voor den aannemer eer nadeel dan voordeel zal zijn, terwijl liij van eene latere onderhandeling geenerlei nut verwacht. Eene demping tot aan de brug zou zeer leelijk staan en tocli nog al heel wat geld kosten. De Yoorzitter zegt dat eene meerdere uitdieping van de buitenhaven noodzakelijk zou worden, omdat de aannemer behoefte zou hebben aan grond en in die behoefte niet door 4000 Ms drooge grond zou worden voorzien. Spreker meent dat de aannemer niet geholpen zal zijn met grond uit het dijkwater, omdat liet voor hem hetzelfde is of hij grond krijgt uit de buitenhaven of deze moet aanvletten uit liet dijkwater. Hij heeft vooral noodig drooge grond voor de bovenste laag grond, die hij per as kan vervoeren, om alzoo uit te winnen de kosten van het schuieren, welke door den afstand van de Mol van het water, nog al aan zienlijk zullen zijn. Spreker acht het wenschelijk dat de Baad zich uitspreke over het denkbeeld om te dempen tot aan de brug, maar vreest dat dit zoo leelijk zal staan, dat men spoedig verder zal gaan. De heer mr. Fokker zegt dat een nader overleg met den aannemer niet zal leiden tot vermindering der som. Het idee is uitgegaan van de aannemershun belang brengt een der gelijk convenu mee, er is haast bij en zelf hebben zij hun werk gestaakt, er is dus alle reden om aan te nemen dat zij niet overvraagd hebben. De bespreking met hen heeft op hem den indruk gemaakt, dat zij het voor de genoemde som konden doen, maar voor minder niet De heer Mr. Moolenburgh merkt op dat hij niet wist dat de vertraging van het werk uitgegaan is van de aannemers, hij dacht dat ze plaats had op verzoek van de gemeente; nu dit niet zoo is, kan het nu noch later een bezwaar voor de gemeente zijn. Het spijt spreker dat Jhr. de Jonge niet dadelijk gezegd heeft wat later door den Yoorzitter is aan gevoerd, nl. dat eene verdere verdieping van de haven noodig is voor de demping; hij vraagt waarom dan zooveel slijk wordt 'weggevoerd buiten het Hoofd. Het vervoer per as is duurder dan met schuitenmaar daarom kan men toch het opinie van den aannemer vragen over het gebruik van grond uit het dijkwater. Wat, liet leelijke betreft van eene demping tot de brug, meent spreker, dat dit veel minder zou zijn als men een paar meters verder dempte; de kosten zouden hierdoor niet zooveel verhoogd worden. De heer Mr. Fokker heeft gezegd dat het belang van den aannemer er toe geleid heeft om een voorstel te doenmaar daarom juist wenscht spreker eene gelegenheid te vinden om de gemeente van dat belang te doen profiteren. De voorzitter zegt dat wanneer besloten wordt tot eene verdere demping, er geen grond meer naar buiten gebracht zal wordeh. Die grond, en die der verdere verdieping, zijn dan noodig tot demping. De heer Zuurdeeg meent dat de geldkwestie de hoofdzaak is bij de demping. Velen hebben geen vrede met het bestaande plan, de aannemer heeft eene offerte gedaan en misschien zijn laatste woord nog niet gesproken. Hij stelt voor om aan den aannemer te vragen of hij de 'Oude haven zou willen dempen, tot aan de tweede, houten binnenbrug voor eene som van ƒ8500, behalve, de levering van 4000 M8 drooge grond. De lieer mr. van Dongen meent dat de heer Zuurdeeg anticipeert op liet gevoelen van den Baad. De voorzitter gelooft wel dat door de aanneming van het j voorstel de zaak zal zijn uitgemaakt maar toch niet zuiver^ omdat men offers voor de zaak kan willen doen, zonder juist dit voorstel aantenemen. Na eenigé gedachten verwisseling wordt in stemming gebracht de vraagis de Baad in het algemeen genegen om de Oude haven te dempen tot aan de sleepkaai. Zij wordt met 9 tegen 3 steramen ontkennend beantwoord. Vudr stemden de HH. Jhr. de Jonge, Labrijn en de Voor zitter. Daarna komt in stemming de vraag: is de Baad in liet algemeen genegen om de Oude haven te dempen tot aan de tweede houten binnenbrug. De stemmen staken. Vóór stemmen de HH. Mulock Houwer, van der Grijp, van der Vliet, Zuurdeeg, mr. Moolenburg en mr. Moens. Tegen stemmen de IIH. Jhr. mr Schorer, Labrijn, mr. van Dongen, Jhr. de Jonge,'mr. Fokker en de Voorzitter. De heer Koole had reeds vroeger de vergadering verlaten. Op eene 17 dezer te houden vergadering zal de zaak andermaal in behandeling komen. De vergadering is daarna gesloten. Gedrukt bij ÖCHTMAN PIETERSE&van DISHOECK Meelstraat, B 65. U

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1872 | | pagina 4