ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE.
i\o. 5051.
28steJaarg.
Donderdag 7 Maart 1872.
Door het Postkantoor Zierikzee zijn gedurende de
2de belft der maand January 1872verzonden de na
volgende brieyen, waarvan de personen op de adressen
vermeld ter plaatse van bestemming onbekend zijn:
J. W. BOKS te Amsterdam.
De BEEK te Bres.
M. KOSTER te 's Gravenhage.
Bekendmaking.
POLITIE-DIENAA li.
De BURGEMEESTER van Zierikzee maakt bekend
dat voor deze gemeente wordt gevraagd,
een agent van politie,
om ten spoedigste in dienst te tredenop eene jaar
wedde van ƒ350, benevens vrije bovenkleeding en
wapening.
Voor den beuoemde bestaat het vooruitzigt om dadelijk
ook tot lid der nachtpolitie te worden benoemd, waaraan
is verbonden eene jaarwedde van ƒ84, benevens eene
gratificatie van ÏO, bij stipte betrachting zijner nmbts-
pligten in deze-betrekking.
Sollicitanten niet ouder dan 35 jaren van gezond
lïgchaamsgostelgoed kunnende lezen en schrijven,
kunüön zich tot 25 Maart e. k. in persoon met over
legging van eigenhandig geschreven verzoekschrift en
bewijzen van goed zedelijk gedrag aanmelden bij den
Commissaris van politie aldaar, des voormiddags tus-
schen 10 en 12 ure.
Zierikzee, 4 Maart 1872.
De Burgemeester voornoemd
B. C.„CAU.
VEEPES T.
De COMMISSARIS des KONINGS in de PRO
VINCIE ZEELAND,
In aanmerking nemende dat zich bij voortduring ge
vallen van veepest in het Koningrijk België hebben
voorgedaan
Golet op het Koninklijk besluit van den Ssten De
cember 1870 (Staatsblad no. 194)en op de brieven
van Zijne Excellentie den Minister van Staat en van
Binnenlandsche Zaken van den 21sten December en
van den 26sten Jauunrjj jongstledenno. 148 en litt.
A 9de afdeeling;
BESLUIT:
De verleende doorloopende ontheffingen yan de be
paling van art. 1 van liet bovengenoemd Koninklijk
besluit, tot het invoeren van straal- en stalmest, alsmede
van versch- en gezouten rundvleeschworden ingetrokken
en houden alzoo*^>p van kracht te zijn.
Dit besluit zal iu bet Provinciaal blad geplaatst en
afdrukken daarvan, in plano, aan de gemeentebesturen
ter aanplakking gezonden worden.
Middelburg, den 2den Maart 1872.
l)e Commissaris des Konings voornoemd
R. W. VAN LIJNDEN.
Onregt. niet hersteld.
De Tweede Kamer der Staten-Generaalde eigenlijke
Landsvertegenwoordiging, wordt wel eens genoemd de
bewaakster van do regtèn en vrijheden der burgers,
de handhaafster van het regt, in de maatschappij tegen
over de willekeur en de aanmatigingen van het gezag.
Het goldt eene uitspraak te doen over de bejege-
niugden gewezen kapitein Janssen aangedaandie
wegens het schrijven van een onbednideud artikel in
een dagbladde gevoeligheid van den Minister Engel
vaart had opgewekt en na door het Hoog Militair
Geregtshof te zijn gestraft met disciplinaire straf,
andermaal werd gebragt voor een Raad van onderzoek
en, door dezen op nieuw schuldig verklaard door den
Minister Engelvaart uit do gelederen van het leger
werd verbannen.
De Kamer had te beslissen over drie voorstellen
welke aan haar oordeel waren onderworpen de con
clusie van het verslag der commissiewelke conclusie
strekte om „zich te vereenigen met db beschouwingen
van bet rapport;" een amendement op die conclusie
van den lieer van Eekstrekkende om op grond dat
geen officier buiten eigen verzoek mag worden ont
slagen dan met inachtneming van de waarborgen
in de wet omschreven en die waarborgen in meer dan
één opzigt niet zjjn in acht genomende Regering uit
te uoodigeu het ontslag, aan P. A. Janssen gegeven,
in te trekken en hem te herstellen in zijne betrekking;
eindeljjk een amendement op die conclusiedat voor
gesteld werd door den heer de Roo van Alderwerell en
de strekking had om „te verklaren dat de wet van
28 Augustus 1851 (Stbl. no. 128) bij de behandeling
der zaak van den voormaligen kapitein Janssen, in
menig opzigt verkeerd is opgevat en toegepast, en
dat het alzoo aan dien officier verleend ontslag uit
den militairen dienst niet voldoende is geregtvaardigd."
De Kamer had dus te kiezen tusschen eene onge
rijmde conclusie (waut in de conclusie der commissie
school geene enkele gedachte), eene regtvaardige con
clusie en eene transigcerende conclusie. De Kamerge
woon met hare overtuiging te transigerengaf aan de
laatste de voorkeur. De Kamer nam eene beslissing
die niemand kon bevredigen. Eene beslissing misschien
meer gerigt tegen den gewezen Minister van Oorlog
Engelvaart, die te Breda hartelijk in zijn vuistje lacht
over hot afkeurend votum dat hem uit het Haagsche
Binnenhof wordt nagezonden dau genomen voor den
niet eervol ontslagen kapitein Janssenwiens éénige
zonde hierin bestonddat hij schreef tegen het ge
dwongen kerkgaan van militairen en dat hij bij die
gelegenheid twijfelde aan de liberaliteit van den Mi
nister van Oorlog. Welk een misdrijf! Een militairdie
in couranten schrijftdie de vrijzinnigheid van een
Minister durft vei denken die zelf waagt vrijzinnig
te zijn
Waarom niet ruiterljjk den heer Janssen in zijne
eer hersteld en waarom zich bepaald tot de verkla
ring dat het hem verleend ontslag „niet voldoende"
is geregtvaardigd?
Alleen omdat men den persoon van den heer Janssen
in het debat heeft gebragt. De Tweede Kamer der
Staten-Generaal, die geroepen is te waken, dat nie
mand onregt geschiedtacht zich geregtigd in een
onderzoek te treden van den persoonaan wien dat
onregt wordt aangedaan. Al heeft een Minister van
Oorlogal heeft een Raad van onderzoek gedwaald
die dwaliog mag door de vingers gezien worden als
overigens de persoon wien deze dwaling treftniet
gunstig ter naaui eu faam bekend staat.
En hoe stond do heer Janssen dan wel bekend?
Zóó dat de heer Storm van 's Gravesande niet schroomde
in het openbaar te zeggen na lezing van alle stuk
kenidat hij het leger geluk wenschtedat eeu der
gelijk officier daaruit verwijderd wasZóódat de
Minister van Oorlog verklaarde.dat geene rehabili
tatie van den heer Janssen van hem was te verwachten.
Dat zjjn nu niets meer dan subjectieve opvattingen
van den heer Storm en den Minister van Oorlog.
Mogelijk zijn ze gegrondmogelijk niet. De heer
de Roo van Alderwerell sprak een geheel ander oordeel
over den heer Janssen uit. Een feit is het, dat,
sedert de heer Janssen in 1868 tot kapitein werd be
noemd in de conduitelijsten van de jaren 1868 1869
en 1870 niets staat ten zijnen nadeeleen dat al wat
daarin voorkomt, veeleer als een vleijend getuigenis
omtrent zijn levensgedrag, zijne kunde en geschikt-
I heid mag worden aangemerkt. Maaral was dit alles
niet het gevalis onregt minder onregtomdat op den
I persoon tegen wien het onregt is gepleegd iets te
j zeggen valtomdat hijvolgens den Minister van
Oorlog, lastig was, nu eens te ijverig, dan weer te j
i traageen onaangenaam mensch. Maar als alle lastige I
j militairen uit het leger moeten verwijderd worden
I dan zonden waarschijnlijk op het budget van Oorlog 1
aanmerkelijke bezuinigingen kunnen worden gebragt.
De Kamer had alleen do zaak te beoordeelen. En
dan had zij slechts twee vragen te onderzoeken. Al het
overige had buiten beschouwing kunnen bljjven.
Vooreerst: werd de heer Janssen te regt voor een
Raad van onderzoek gebragt?
Ten tweedewas de beslissing van den Raad in
overeenstemming met do wet En moest nu op eene
dier vragen een ontkennend antwoord worden gegeven,
dan was er onregt gepleegden dan had de heer
Janssen in zijn eoc moeten worden hersteld.
Eu nu is het onze overtuigingdat beide deze vragen
niet anders dan ontkennend kunnen worden beant
woord en dat er dubbel onregt is gepleegd.
Art. 27 der wet van 28 Angustus 1851 (Stbl.no. 128)
geeft sub no. 3den Koning geen regt om een officier
uit den dienst te ontslaan dan wanneer hjj „in het
openbaar of in openbare geschriften de waardigheid
van den officiersrang, den eetbied voor den persoon
des Konings en do grondwettige instellingen of de
krijgstucht bepaaldelijk aanrandt." En in dat geval mag
hjj niet ontslagen worden »dan op advies van een raad
van onderzoek." Nu heeft de Minister van Oorlog,
die tie wet en niet circulaires had op te volgen ken
nel jjk hierin gedwaald, dat hij 'tdagblad-geschrijfvan
den heer Janssenwaarin niets meer voorkwam dan
een twijfel aan 'sMinisters liberaliteit, als eene be
paalde aanranding van de krijgstucht heeft opgenomen.
Wel beweerde de heer Gudefroidat de Minister
zich slechts hield aart hetgeen door het Hoog Militair
Geregtshof was geconstateerdBehoefde de Minister
zich daaraan te houden? Juist niet, omdat het ver-
leenen van ontslag onafhankelijk was van de uitspraak
des regters. Maar behoefde die uitspraak eeu rigtsnoer
te zjjn voor de Kamer Als de Kamer geroepeu wordt
de wel te beoordeelen is zjj niet gebonden aan uit
spraken der regterljjke of willekeurige met de wet
strijdige bevelen der Uitvoerende Magt. De Kamer be
hoort geheel zelfstandig op te treden. De bijeenroeping
van den Raad van Onderzoek was dus een onregt.
Zeer zeker mogen geene inbreuken op de krjjgstiicht
worden geduld maar 't is eene onwettige toepassing
der wet, een beseheiden gebruik der drukpers-vrijheid
met den naam van »inbreuk op de lcrjjgstucbt" te
bestempeleu.
Maar nog veel minder twijfel lean er bestaan aan
de informaliteiten, bij het onderzoek gepleegd. Te regt
heeft de heer Godcfroi dit onderzoek een procés de
tendence genoemd. Alles heeft tegen den heer Janssen
zamengeapannen rainisteriëelo eigenliefde, ministeriëele
overmoed, verraad van kameradende stoutmoedig
heid om in hooger beroep te komen van de hem op
gelegde disciplinaire straf, de bemoeizucht van be
krompen officierenmet het onderzoek belastalles
om hem toch vooral te veroordeelen. De Minister
wilde het. Het geheele vorige leven van den heer
Janssen moest worden opgedolven om hem te kastijden,
om hem als een dronkaard als een spitsboef uit de
gelederen van het leger weg te jagen.
De groote meerderheid dor natie was verontwaardigd.
En de Tweede Kamer der Staten-Generaal had den
moed niet aan te dringen op herstel in zijne betrek
king van hemdie het slagtoffer is geweest van een
onwettigen van het begin tot het einde informeel
onderzoek
Nieuwstijdingen.
tJDysGStóiitëw.
24 Febr. Aan het mail overzicht van
de Java-Bode ontleenen wij het volgende:
De stad en hare omstreken aan de zeezijde zijn sedert
het vertrek der vorige mail bij voortduring onder water
bljjven staan. Doch thans doet de overstrooming ook
hoogerop haar ongerief gevoelen. Het geheele Konings
plein staat blank, l'asser Baroe loopt onder, vóór het
post- en telegraafkantoor wast elk oogenblik de stroom.
Een gedeelte van den spoorweg tusschen do halte
Koningsplein en de halte Noordwjjk is weggespoeld,
en de treinen die sedert een paar dagen reeds niet
verder reden dan tot de stadmet vermijding van het
gedeelte Kleinen Boom, beginnen heden eerst te Noord
wjjk te loopen. Tusschen Rijswijk en Noordwjjk is de
rivier in den afgeloopen nacht zoo gewassen, dat de
weg aan beide zijden overstroomd is en de tramway-
wagens, voor zoover bet verkeer niet gestaakt is, tot
hoog hoven de assen door liet water heenworstelen.
De particuliere rijtuigendie dat voorbeeld volgen,
gelijken badkoetsen aan het zeestrand. Groote ongelukken
hebben tot hiertoe niet plaats gehad, en op de gevaar
lijkste punten zjjn, dank zjj de goede zorgen van den
Waterstaat, de dijken gaaf gebleven. De Chinesche win
kels in de stad zjjn ontoegankelijk, en de passer bij
het Chineesche kamp is in een grooten vjjver herscha
pen. De bewoners, die anders slechts één dag in het
jaar schoonmaak houdengrjjpenun zjj het water
slechts voor het scheppen hebben, de gelegenheid aan
om hunne vloeren en meubelen een extra beurt te
geven. Meer wordt in de kampongs geledenwier be
woners genoodzaakt zjjn, hunne houten huizen ten prooi
te laten; en allen zullen, Chineezen en Inlanders, naar
te vreezen is, als het water afloopt, tengevolge der
uitwasemingen van den vochtigen bodem, door nog
meer koortsen en andere ziekten geteisterd worden
dan bij het naderen van de oo9tmoessou reeds jaarljjks
het geval is. Verscheiden honderden Bantammers, door het
water uit hunne kampongs verdreven zjjn met vrouwen
en kinderen naar die resideutie teruggekeerd. Dat
ernstige hulp vereischt wordt, bljjkt uit de omstan
digheid dat heden de watersnood-commissie van 1861
gelden ter beschikking heeft gesteld van den Reeident
van Batavia.
Men spreekt te Batavia veel over eene vergissing,
welke in een der hospitalen heeft plaats gevonden,
namelijk dat een ziekenvader aan eenige ljjders eene
goede dosis vergif toegediend heeft; hjj is dientenge
volge in zijne functie geschorst. De geneeskundigen,
die aan onkundigen eene goede qnantiteit vergif toe
vertrouwden zou men geheel ongemoeid laten.
Londen, 2 Maart. Omtrent den persoon, dio een
zoogenaamde aanslag op het leven der Koningin heelt
gepleegd, wordt het volgende gemold:
De schuldige is 17 jaar oud, doch slank en voor zijn
leeftijd groot. Hij heet Arthur O'Conner, is van Iersche
afkomst, doch in Engeland geboren en van de Protestant-
sche beljjdenis. Hij woonde met zijn ouders in Hounds-
ditch (Londen) en was bediende in 't olie- en verfwaren-
pakhuis van dc heeren Livett en Franks. Ware de
aanleg niet zoo schandelijk, hjj zou belagchélijk mógen
lieeten. 'tPistool vau den ellendeling, immers, was
ongeladen bovendien een wapen van de oudste con -
8tructiewaarvan 't slot en de vuursteen gebroken
waren een wapen kortom datal ware 't geladen
geweest, zeker geen vuur had kannen geven.
't Document in O'CoDner's hand was een petitie, op
perkament geschreven waarin aangedrongen werd op
de bevrijding der gevangen Fenians. Vermoedelijk was
dus O'Connors bedoeling, de Koningin tot begenadiging
dier misdadigers te doen besluiten, door haar een schrik
aan te jagen. Om 'trijtuig te kunuen naderen, moet
hjj ongemerkt een tien voet hoog jjzeren h'ek zijn
overgeklommen. De knaap heeft na zjjn arrestatie geen
bepaalde bcwjjzen gegeven van krankzinnigheid. Echter
pleit de wjjze waarop hij te werk ging haast afdoende
voor geestverbijstering. Medopligtigen schijnt hjj niet
te hebben, of men moest als zoodanig willen beschou
wen de schrijvers der moord- en rooverhistories, waar
mede lij} zich, naar gebleken is, 't brein vergiftigde.
De verontwaardiging is groot in Londen. Zjj zou nog
grooter zjjn, indien de aanslag niet zoo onzinnig be
raamd ware geweest. Onmiddellijk na 't gebeurde heeft
do Koningin den kolonel Hardings naar Westminster ge
zonden, om de Ministers te verwittigen. In beide Huizen
is daarop respectievelijk door Lord Granville en den
heer Gladstonehet voorval medegedeeld. Bijzonder
prjjst men de kalmte en den moed, door de Koningin
(die natuurlijk niet wist dat 't pistool ongeladen was)
aan den dag gelegd.
StniGrlilitnfr.
Vrjjdag morgen ten 6 ure is in de Judengasse
te Frankfort een huis ingestortwaarbij 12 personen
het leven hebben verloren, 11 andere zijn gekwetst en
slechts 9 gered. Het stond naast een ander huis, hetwelk
reeds voor de bewoning was afgekeurden had daarmede
gemeenschappeljjke balken enz. Reeds den vorigen
avond had een schoenmaker, die er in woonde, het
gevaar ontdekt en aan den stadsarchitect er van kennis
gegeven die beloofd had den volgendon morgen een
onderzoek te zullen instellen. De frankforter bladen
dringen naar aanleiding van dit voorvalmet nadruk
aan op het af broken der gansche Judengassedie
zooals men weetgeheel uit eeuwenoude huizen bestaat.
Men leest in de Wiener Tagespresse
Een brievenbesteller te Weenen had liet ongeluk een brief
met eene geldswaarde van 11. 2000 aan de firma Rotschild
gerigtte verliezen. De postadministratie moest dit bedrag
vergoeden en aangezien de brievenbesteller sedert jaren als een
eerlijk en braaf man bekend is werd hij niet ontslagen maar
zon van zijne bezoldiging maandelijks een zeker bedrag worden
gekort tot dat de tl. 2000 zonden zijn afbetaald. Nntunrlijk
zouden die kortingen zeer lang hebben moeten aanhoudenen
vermits de man van zjjne kleine bezoldiging moest leveogaf
men hem den raad dat bij den baron Rotschild eene tege
moetkoming zon verzoeken, welken raad hij echter niet wilde
opvolgen. Zijne vrouw begaf zich echter, zonder zijn weten,
naar Rothschilden hij gaf haar fl. 2000, om ze aan de
postadministratie terug te betalen. Met groote blijdschap stelde
zij nu dit bedrag aan haren echtgenoot ter hand die het
echter dadelijk aan R. terngbragl. Deze trachtte den man te
overreden liet gold unn te nemen doch de brievenbesteller
bleef hardnekkig weigeren en toen R. hem naar de redeu vroeg,
antwoordde hij „omdat gij een jood zijl en ik vau een jood
geen geschenk wil aannemen." Eonigc dagen later kwam een
bediende van- lt. bij de vrouw vnn den brievenbesteller en
verzocht linar even bij den baron te komen doch buiten weten
van haar man. De vronw voldeed aan de uitnoodiging cn nu
zeide R. tot haar: „uw man neemt van mij geen geld, omdat
ik een jood ben; doch gij moogt door dien ouverzettelijken
jodenhaat nws mans niét lijden. Mijn kassier zal n elke maand
zooveel uitbetalen nh men nwen man van zijne bezoldiging
inhoudt, zeg er hem niets van."
lïnï jpe, 1 Maart. Onze bekende dorpsgenoot Tjitte
de Vries is heden zijn 108sto jaar ingetreden. Ziju ge
zondheidstoestand is veel gunstiger dan op zijn ïaatst-
vorigen verjaardag.
Amsterdam4 Maart. Eenige jaren geleden
werd, op een der paden buiten de Utrechtsehe barrière
alhier, het lijk van een persoon gevonden, die, bljjkens
de kenteekeneu, gewelddadig om 't leven was gebragt,
zonder dat het alstoen mogt gelukken, den dader te
ontdekken. Dezer dagen werden, naar men verneemt,
twee mannen gearresteerd, onder verdenking van zich
aan moord op bedoelden persoon te hebben schuldig
gemaakt. Aanleiding tot deze ontdekking gaf een twist
tusschen de beide verdachten, waarbij de een den ander
het plegen van gemelden moord verweet. De justitie
doet jjverig onderzoek.
»s Gravenhage4 Maart. In de zitting der
Tweede Kamer van heden zijn de discussiën aangevan
gen over hot wetsontwerp tot vervanging van de artt.
414, 415 on 416 van het wetboek van strafregt door andere
bepalingen betreffende de vereenigingen Van arbeiders.
De heeren Godefroi, van Zuylen, Wintgens en Heems
kerk Az. bestreden het wetsontwerp en noemden het
ontjjdig, nutteloos en schadelijk.
Van de regering is een wetsontwerp tot wijziging
van de postwet ontvangen.
H. van As, huisvrouw van H. Hage, winkelierster
te Scherpenisse, werd bij arrest vau het Provinciaal
Geregtshof in Zeeland van 3 Maart 1871 schuldig ver
klaard aan moedwillige brandstichting, en werd te dier
zake veroordeeld tot eene tuchthusstraf voor den tijd
van 5 jaren. De veroordeelde voorzag zich tegen dit
arrest in cassatie. De Hooge Raad vernietigde het arrest
den 23steo Mei jl. en verwees de zaak naar het Provin
ciaal Geregtshof in Noord-Brabant dat den 12den Oct. jl.
het arrest van het Zeeuwsclie Hof bevestigde. De ver
oordeelde voorzag zich wederom in cassatie, de Hooge
Raad bleef bij zijn vroeger gevoelen, met dit onderscheid
eebter, dat de Raad de zaak naar het Prov. Geregtshof
in Zuid-Holland verwees. Donderdag 14 Maart aanst.
zal die zaak voor laatstgemeld college dienen.
Neuzen4 Maart. Jl. Vrijdag is een 75jarig
persoou uit deze gemeente naar het huis van arrest te
Goes overgebragt, verdacht van diefstal van omstreeks
400 ten nadeele van den ontvanger der rjjks-belastin-
gen alhier, bij wien bij vroeger tien jaren als huisbe
diende werkzaam was; thaDs werd hjj in het liefdehuis
te Hulst verpleegd. Het grootste gedeelte van het ont
vreemde werd bij een boom aan de wallen van Hulst
teruggevonden.
Tliolen, 4 Maart. Onder de vele adressen aan
Z. M. den Koning, welke bij de landbouwers ter intee-
kening rondgaan tegeu de invoering der breede vel
lingen aan de wielen in deze provincie, wordt er ook
in dit eiland een dergelijke door „de Sociëteit Ceres"
(eene vereeniging van landbouwers en voorstanders) ter
onderteekening aangeboden, dat grooten bijval vindt.
Ziei-iltizee6 Maart. In de op gisteren gehoudene
openbare algemeene vergadering van het Waterschaps
bestuur van Schouwen zjjn onder anderen de navol
gende zaken behandeld
De bij herstemming verkozen Hoofdingelanden M. J.
KostenM. X. de Bruijne L. C. Boogerd en A. van
den Bosse, zjjn als leden beëedigd en geïnstalleerd.
De rooster voor dc periodieke aftreding der Hoofd
ingelanden is ingevolge de artt. 155 en 156 vastge
steld. Diensvolgens moeten den 1 November 1873
aftreden de HeerenC. M. BolleW. Smallegange
L. KrepelA. MoolenburghA. van den Bosse en
J. J. Hoogenboomden 1 November 1875, de Heeren:
M. L. de BruijneW. Vis, R. KooleA. Boogerd,
en J. van der Vliet en op den 1 Novombcr 1877de
Heeren G. van der Cingel, Mr. C. van der Lék de
ClercqJ. Hoogenboom Bz.M. J. Kosten L. C.
Boogerd eu C. L. Kloek.
Het voorstel tot de regeling van het Dijkgeschot
voor 1872dat in de vergadering van 14 Februarjj jl.
was ter tafel gebragt isna eenige beraadslagingen
met algemeene stemmen aangenomen.
Uit het ter zake genomen besluitbljjkt onder
anderen dat de verhooging van dat geschotvoor den
polder Schouwen die over 1871 bedroeg p. m. 3,58
per hectare, thans zal bedragen ƒ6,06 per hectaro.
Dit komt neder op ongeveer ƒ2,48 per geniet meer
dan over genoemd jaar 1871.
Het totaal cijfer van Djjkgeschot door het geheele
Waterschap op te brengen beloopt ongeveer 150,450.
Bij beschikking van den Min. van Binnenl. Zaken ia
de Commies der Posterijen P. F. Freudenberg verplaatst
van het postkantoor Zierikzee naar dat te Njjmcgen
en de Surnumerair der Posterijen H. C. de Marree van
het postkantoor te Doetinchem, alwéAr hjj vooiloopig
werkzaam is, naar dat te Zierikzee, beide met ingang
van 1 April a. s.
In de op 3 Maart jl. gehouden zitting der 2de
Kamer der St. Gen. is o. a. het wetsontwerp ter na
turalisatie van P. Buckling te Zierikzee aangenomen.
Men leest iu de Groii. Cl.-.
„Dezer dagen is in de gemeente Baflo een ergerlijke dief
stal gepleegd.
„Sedert eeDigen tijd lag daar een persoon, die geen huis
gezin had te bedlijdende aan pokzitkte, weshalve het geraden
was dc hulp van anderen in te roepeu. Het oog viel op eene
vrouw, die meermalen poklijders had opgepast en daartoe dus
bijzonder geschikt scheen. De ziekte nuin in hevigheid toe,
met hel gevolg dat de lijder bezweek. De vrouwmet het
oppassen belast, nam al spoedig de gelegenheid, dat zij alleen
was, te baat om haar voordeel te zoeken op minder ge
paste wijze. Zij ging- aan het zoeken en sohijnt, terwijl zij
met het lijk nog alleen in het sterfhuis was, eenige effecten
tc hebben gevonden.
„Hiermede te Groningen, wnar zij woont, teruggekeerd, zocht
zij de effecten voor geld te wisselen, maar hare houding en
gesprek deed allen schijn ontstaan, dat die effecten niet op
eerlijke wijze in haar bezit ware gekomen. Zij zoude het geld
don volgeuden dag bij een geacht effectenhandelaar komeu
halen, doch kwam niet opdagen. De politie, vao het voren
staande onderrigt, vernam weldra, dat bedoelde vrouw dezelfde
was, die deu poklijder te Baflo had opgepast, nam de vrouw
ouder haar hoede eu de effecten in beslag, zoodat de erfge
namen juist bij tijds voor schade zijn behoed.
„Het brutaalste vau deze geschiedenis is, dat de vrouw die
ruim i9 betaald voor de oppassing, zich na den diefstal nog
eens naar het sterfhuis heeft begeven, vermoedelijk aldaar nog
weder moet hehben gesloleu en, waarschijnlijk beschouken
gerankt, het huisraad, dat zij geen kans zag mede te nemen,
zoodanig door elkander heeft geworpen, dat er niet veel goeds
van te vindeu is. De aangehoudene bragt vroeger vele jareu
ia de bedelaars-kolonie door.
Gemongde berifften.
Hoewel de Belgische regeriug heeft verklaard, dat er bij
de ongeregeldheden te Antwerpen geen dooden zijn gevalleu,
zijn er toch reeds eenige aan hunne bekomene wonden overleden,
waaronder een heer die door bezoldigde slokslagers bijna op
de plaats werd doodgeslagen. Bij zijne begrafenis waren meer
dan 30 rijtuigen van vrienden en hekenden. De Belgen
zulleu weêr gezegend worden met een prinsje of prinsesje,
of mogelijk is de zegeo reeds gearriveerd. De kaartlegsters
te Parij9, waar nog al veel geloof aau wordt gehecht (zelfs
Napolcóu I raadpleegde soms die dames) zijn het inuar niet
eens. Er zijn er die in de kaart zien dut de republiek zal
blijven bestaan-, andere zien Napoleon III in aantogt; weêr
andere verwachten Hendrik V, of Lodewijk Fhilips II op deu
troon van Frankrijk. Van het rijtuig, waarin de voorzitt'er
van het huis der gemeente zat, ter gelegenheid van de dank
zegging voor het herstel van den prins van Wallis, wordt
gezegd: dat het geleek op eene vergulde kamer, rollende op
gouden wielen. Iu dat rijtuig zaten mannen roet toga's en
witte pruiken op. Te Parijs is een Mexikaan aangekomen
die daar een hotel heeft laten bouwenen een der rijkste
der wereld is. Hij heeft zilvermijuen eu parelvisscherijbenevens
land en bosschen die 20 uren gaans iu het vierkant zijn.
Hij is ougetrouwd, en de Parijsche dames spaunen hem reeds
netten. De ex-keizer moet zich gereed maken om eene lauding
te beproeven in Fraukrijk, even bIs ziju oom gedaau beeft;
maar of bij te Parijs zal komen, zal tc bezien staan. Een
timmermans-zoon te Melissant wordt verzocht, als bij nog
meer op een gezelschap komtzijn aandeel dan te betalen,
daar hij anders niet meer toegelaten zal worden. Eene
pronk-dame te Wemeldinge zoekt een timmermans-zoon in de
fuik te krijgen, maar het zal niet gelukken. Te'sG. wordt
een tuinman aangeraden toch een nieuwe rok te laten maken,
want als hij op het concert komt, heeft hij altijd een rok
van een ander aan. Een timmerman te G. moest niet zoeken
naar timinermans-knechls, want hij heeft cr geen noodig, hij
kan het alleen wel af. Iemand te Wemeldinge is er nu
op uit om eeoe meid met schijveu te zoeken, dan kan hij
zijn vader wel uit den brand helpen. Een boeren-koeebt
te Wolphaartsdijk wordt aangeraden, zooveel nieuwtjes niet aan
zijn baas over te brengenwout dat is maar stroopstrijkeu,
dat zijn baas zoo gaarne beeft.
Met alles wil hij zich bemoeijen,
Tot zelfs met 't melken van de koeijen
Maar als hij is uit gepraat,
Dan gant bij gewis op straat,
Zoo als het mee9t altijd gaat,
De eenen vroeg, d' ander laat.
Als de dochter van den wagenmaker te Stellendam mot
haar nichtje hunne tongen wat beter stil kunuen honden, dan
zullen zij wel een vrijer krijgenanders nooit. Te Bommel
zal een schippersjongen eene andere herberg gaan zoeken, want
de glaasjes zijn zoo klein waar hij gewoon is tc komen.
Een smids-knecht te W. had gedacht met de dochter van
een smid onder zeil te zullen gaanmaar is nu aan de meid
van een smid blijven haogen. Toch dus in 't vak gebleven.
Ingezonden stukken.
PUBLIEKE VEILIGHEID.
Is publieke veiligheid in staat en stad noodig, ja of neen
Is publieke veiligheid mede voorwaarde van het wel
zijn eu van den voorspoed der burgerij, ja of neen?
Behoort de gestelde macht voor de publieke veiligheid
te zorgen, ja of neen?
Als de gestelde macht daartoe niet in staat blijkt te
zijn, moeten dan de burgers zeiven de handen uit de
mouw steken en zich zeiven helpen, ja of neen?
Ziedaar eenige vragen waarvan niemand het belaug
zal ontkennen en waarop ieder bij eenig nadenken een
bevestigend antwoord zal geven.
Met de publieke veiligheid nu ziet het er in de plaats
onzer inwoning allertreurigst uit. Wat hebben we iu
korten tjjd van tal van diefstallen en inbraken gehoord,
telkens met meer stoutheid uitgevoerd. De daóers zjjn
zoek. Aau wien de schuld? Aan de politie? We zullen
de politie niet onvoorwaardelijk-beschuldigen. We willen
zelfs dadelijk doen uitkomen hoe bespotteljjk bet is
dat in eene stad als de onze, ruim en breed gebouwd
en met ongeveer 8000 inwoners, de nachtwacht uit drie
man bestaat waarvan één op de wacht moet blijven;
echter voegen we er aanstonds bjj dat het bij wezenljjko
énergie van de zijde der politie toch oubegrjjpelijk
is dat de daders zoek bljjven. Immers wat in vele ge
vallen een schaduwzijde is, mag in dit opzicht een voor
recht van de plaats onzer inwoning genoemd worden,
namelijk dat niemand gemakkeljjk en stellig niet onop
gemerkt van hier kan gaan. Aau wien dan de schuld?
Bekend is het dat onze commissaris van politie