/IlltlU/IIStlll NIEUWSBODE.
No 5059.
28steJaarg.
Donderdag 8 Februarij 1872.
Door het Postkantoor Zierikzee zijn gedureude de
maanden September, October en November 1871, ver
zonden de navolgende brievenwaarvan de personen
op de adressen vermeld ter plaatse van bestemming
onbekend zijn:
Verzonden geweest naar België
J. van den VOORDE te Burgt.
DUITSCHLAND.
(Van het Hulpkantoor te Schuddebeurs:)
A. KLEIN Jr. te Barmen.
ENGELAND (en over.)
LAMBERTUS van VESSEM te Cleveland.
(Van bet Hulpkantoor te Brouwershaven:)
W. LEAST te Liverpool.
TOMASENA DUFFIELD te Londen.
A. BOONSTRAZ te Nieuw-Zeeland.
FRANKRIJK.
T. B. STRICKAERT te Paris.
C. GOEMANS te Reims.
Lijst -van benoembaren by den rlienst
der Brandweer.
Bekendmaking.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zie
rikzee maken bekenddat door hem voorloopig is
vastgesteld de lijst van iugezetenen dezer gemeente
die voor den dienst by de brandweer benoembaar zijn
en dat die lyst van Maandag den 5den Februarij aan
staande gedurende veertien dagen op de Secretarie
dezer gemeentevoor een ieder ter inzage zal neder-
liggen.
Zij die meenen redenen van vrijstelling te hebben
op grond van de bepalingen voorkomende in het nieuw
artikel 45 der Verordening tot voorkoming en blussching
van brand (Gemeenteblad no. 10 van 1871)kunnen
binnen gemelden termijn van veertien dagen die redenen
schriftelijk indienen bij Burgemeester en Wethouders,
en kunnen bjj afwijzende beschikking, in beroep komen
bjj den Raad.
Zierikzee den 31 January 1872.
De Burgemeester en Wethouders
B. C. CAU.
De Secretaris,
J. P. N. ERMERINS.
Nieuwstijdingen.
Slwiertfea.
Omtrent het verbranden van het Italiaansche stoom
schip America, varende tusschen Buenos-Ayres en
Montevideo worden thans de volgende bijzonderheden
berigtIn den nacht van 23 December 11., kort na het
vertrek uit de haven van Buenos-Ayreshoorden de
passagiers, die zich juist om de aanstaande Kerstdagen
in bijzonder groot aantal aan boord bevonden en van
welke het grootste gedeelte Duitschers waren een
ontploffing die hen naar het dek deed loopen. De kapi
tein Bossi verzekerde huu echter, dat het niets was dan
het springen van een stoompijp en dat er geenerlei
gevaar was, waarop allen weder naar bed gingen. Wei
nige oogenblikken daarna echter hoorde men den kreet:
brand brand en stond het gansche vaartuig in vlam
men De kapiteiu was de eerste dievoorzien vau een
reddingsboeiover boord sprong van al de booten kou
men er slechts ééne te water laten de verwarring onder
de passagiers was nu onbeschrijflijkvelen maakten in
hun doodsangst om reddingsboeien en planken te be-
magtigen van messen en revolvers gebruik zoodat er
te midden van rook en vlammen een geregeld gevecht
plaats had totdat ieder aan boord genoodzaakt was in
het water te springen. Van al deze ongelukkigen wer
den nog verscheidene gered door het stoomschip Villa
del Salto dat dezelfde reis maakte. Van de 200 perso
nen die aan boord waren zijn echter 130 omgekomen
zij die gered zijn verklaren,dat niet een stoompijp,maar de
stoomketel zelf is gesprongen en wel door de schuld
van den kapitein die dan ook voor deze ramp zal
teregtstaan.
Het springen van den ketel zou te wijten zijn aan een
wedstrijd dien de kapitein hield met een andere boot
niettegenstaande den slechten toestand van zjjn ketel.
Zijn lafhartig gedrag ten opzigte der ongelukkige pas
sagiers had de bevolking van Montevideo in zulk een
woede ontstoken, dat, ware hiji niet op eon Italiaansch
schip gevlucht, men hem stellig gedood zou hebben.
Intusschen is de schande den Italiaanschen naam door
hem aangedaan reeds uitgewischt door de sedert bekend
geworden edelmoedige opoffering van een anderen Ita
liaan, den heer Viale die in de golven aan eene wan
hopige worstelende vrouw zijnen zwemgordel toereikte,
waardoor zij gered werdterwijl de redder zelf in de
diepte wegzonk.
Een ooggetuige schrijft uit MontevideoWij hadden
op den Steamer een regt aangenaam gezelschap gevormd
en snel waren de uren voor middernacht met musiceeren
of onder vrolijke gesprekken vervlogen. Er waren circa
120 passagiers le kl. en in 't geheel ougeveer 220 men-
schen aan boord van het drijvend paleis, dat met alle
mogelijk comfort en overdadige weelde was ingerigt.
Mjjn kajuitgenoot was de jonge von Roon, zoon van den
Pruissischen minister, die met groot verlof zijnde om van
zijne in den oorlog ontvangen wonden te herstellen met
de Duitsche corvet »Vineta" hier voor anker lag. Boven
dien waren nog vele andere mijner vrienden en bekenden
aan boord van welke wjj de meesten niet wedergezien
hebben. Te 2 ure des morgens dus voor zons opgang en
op ongeveer 30 mjjlen afstand van Montevideo, zonder
eenig Tand in 't gezigt, werden wij gewekt door een stoot,
die bleek door het springen van den ketel veroorzaakt
te zijn. De kapitein gaf echter de verzekering dat het
ongeval geen verdere gevolgen kon hebben en dat men
de machine gestopt en het anker uitgeworpen had om
het daglicht af te wachten. De meeste passagiers gin
gen hierna weêr ter ruste. Yon Roon en ik besloten op
te blijven. Te half drie klonk plotseling de kreet van
ebranden in 't zelfde oogenblik zagen wij in het
midden der boot een hooge vlam uitslaan, die zich ver
grootte, met onbegrijpelijke snelheid verspreidde en in
't lichte houtwerk (de boot was op Amerikaansche wijze
met étages gebouwd) overvloedig voedsel vond. In min
der dan een minuut tijds stonds reeds bijna 't geheele
schip in vlam en ontwikkelde zich een schouwspel onder
de ongelukkigen aan boord, zoo vreeseljjk dat ik 't nim
mer vergeten zal. Vrouwen en kinderen gilden en smeek
ten op hunne knieën om reddinggeheele familiën
wierpen zich, elkander omstrengelend, in de golven. Ook
ik kon niets beters doen ik behield slechts de vol
strekt noodige kleedingstukken aan greep een naast
mij liggend voorwerp en sprong in 't water, von Roon
volgde mij. Na drie uren te hebben rondgedobberd en
doodelijk vermoeid nadat wij reeds menigeen in de
diepte'hadden zien verdwijnen daagde eindeljjk huipop.
Een andere stoomboot had het schijnsel van den brand
uit de verte gezien en kwam nog tijdig genoeg om tachtig
menschen te redden. De overigen waren of aan boord
gestikt of verbrand of verdronken. Geheele gezinnen
werden vermist, andere hadden vader, moeder of alle
kinderen verloren. Von Roon bevond zich reeds aan
boord, toen ik meer dood dan levend opgevischt werd.
NVij werden allerliefderykst verzorgd en kwamen des
morgens te 9 ure te Montevideo aan. De ontzetting die
hier ontstond by 't vernemen van den ramp laat zich
niet beschrijven; onder de omgekomenen behoorden velen
tot de aanzienlijkste familiëa dezer stad. In Buenos-Ayres
moet 'tniet anders zijn geweest en dit alles door de
de onbegrijpelijke lichtzinnigheid van den lafbartigen
kapitein
De leeuwdie eenige weken geleden den dieren
temmer Massartite Boston verscheurde heeft nu te
Preston andermaal diens opvolger bijna van het leven
beroofd. De man was in het hok, waarin de leeuwen
aan het volk vertoond wordengegaan en zegdedit
i3 de leeuw die over eenige weken Massarti aanviel 1
Nauwelijks waren die woorden uitgesprokenof het
woeste dier stak een zjjner klauwen vooruit en sloeg
die in het wezen vau den dierentemmer. Ongelukkig
lijk bleven de nagelen in den kraag van zijnen jas
haperon en zoo stond de temmer tegen een der zijden
van het hok aangedrukt. Het koste hem onbegrijpe
lijk veel moeitezich van den magtigen klaauw des
boschkonings te outdoen en hierbij kreeg hij nog eene
zware wonde aan den armvan welke van boven tot
onder het vleesch afgescheurd werd. Zonder de tjjdige
hulp van eenige moedige toeschouwers ware het waar
schijnlijk ook met dezen gedaan geweestmaar ziende
dat het den dierentemmer onmogelijk was zich alleen,
te redden, sprongen zij toe en haalden hem behouden
uit het hok.
Een brief uit Legnago aan het dagblad Pungolo te
Milaan gerigt, verhaalt in de volgende omstandigheden
een schandelijke misdaad.
De heer Oltavio Prandoni bragt op nieuwsjaarsavond,
ten elf ure, in zjjn rijtuig de priesters Guiseppo Reina
en Guiseppo Prandori terug naar Legnago. Beide
geestelijken hadden bij den heer Ottavo Prandoni, bur
gemeester van Olgiata Olono het middagmaal gebruikt
en de burgemeester wilde zijn gasten niet te voet huis
waarts laten keeren. De twee priesters namen plaats
in het rijtuig naast den zoon van Prandonidie 19
jaren telt en de burgemeester zelf mende het tweespan.
Toen het rijtuig nabij de kapel van San-Ambrogio
gekomen wasop omtrent een kilometer afstand van
het dorp Olgiata Olona sprongen eenige straatroovers
voor de paarden en hielden die staande. Een dezer
greep den heer Prandoni en poogde hem van den bok
te halenmaar deze sprong op den straatweg en be
dreigde zijn aanvaller met revolver iudien hjj hem nog
durfde te lyf komen.
De roover schoot in antwoord twee kogels naar het
hoofd van den heer Prandoniwaarvan een in 't voor
hoofd trof en het slagtoffer van dezen nachtelijken
aanval dood ter aarde wierp. Inmiddels sleurden de andere
moordenaars den zoon van Prandoni weg die gepoogd
had zijn vader ter hulp te snellen en bragten hem eeu
dolksteek aan het hoofd toe die gelukkigljjk later niet
doodelijk bevonden is. Guiseppo Reinadie trachtte
uit bet rijtuig te springenviel hierbij op den grond
een der aanvallersmet een dolk gewapendbeval
hem te blijven liggen, onder de bedreiging dat zoo hij
zich durfde verroerenhij hem aan den grond zou
steken.
De poitemonnaie welke hij aan de sluipmoordenaars
aanboodwerd hem uit de handen geruktterwijl hij
tevens bad dat men hem het leven zou sparen.
Nu hoorde men op een afstand een geweerschot, dat
waarschijnlijk een afgesproken teeken was, want de
geheele bende nam hierop de vlucht, zonder naar meer.
buit te zoeken. Het lijk van den heer Prandoni werd
in het rijtuig gelegd en de treurige stoet keerde terug
naar de plaats, vanwaar hij opgeruimd vertrokken was.
Het slagtoffer laat eene weduwe met 14 kinderen
achterwaarvan het oudste de gewonde Gilberto is.
Onder de leden van het corps diplomatique, dat
by deu Paus is geaccrediteerd, zijn het vooral de ge
zanten uit de nieuwe wereld, Brazilië, Guatemala en
andere Statendie den Paus en misschien ook zich
zeiven vleijen met eene wederomkeering der dingen en
het herstel van de Pauselijke magt. Spottenderwijs
hebben zij den naam gekregen van „Gezanten der an
dere wereld".
Een stoute diefstalten bedrage van 180,000 fr.,
is in den nacht van 24 op 25 Jan., op de spoorweg-
lijn van Parijs naar Boulogne gepleegd door een oud
ambtenaar der maatschappijdoch die reeds sedert twee
jaren ontslagen was. De dief was in de kleeding van
een beambteonder weg op den trein naar Parijs ge
stapt en vervolgens langs de wagens heen loopende
bij den wagen gekomen die het geld bevattewaarvan
hij het slot liet springen. Hij bad daarop zjjne zakken
zooveel mogelijk met bankpapier gevuld. Te Breteuil
werd de diefstal echter door den lioofdconducteur toe
vallig ontdekt en zijn argwaan viel onmiddellijk op
den schuldige hij telegrafeerde naar Parijs en de dief
werd gearresteerd op het oogenblik dat hij den trein
wilde verlaten. Hij was letterlijk opgevuld met bank
biljetten want bij de gestolen 180,000 fr. in papier
was voor 80,000 fr. in biljetten van van 20 fr.
Ühntseltlttnb.
Te Keulen werd op den Katholieken feestdag Maria
Lichtmis2 Februarijde eerste godsdienstoefening ge-
honden der Oud-Katholieke gemeente, aan welke de
Pantaleonskerk door het Ministerie van Oorlog ten ge-
bruike is afgestaan. Dit gebouw is namelijkde garnizoens
kerk, en in zoo verre heeft dit feit groote beteekenis,
omdat de vraag, of meu die kerk voor dat doel zou
afstaanin den vollen Ministerraad besproken en be
vestigend beantwoord is. Dit antwoord is althans te
Keulen met groote blijdschap ontvangen. Ook te Kempten
is eene Oud-Katholieke gemeente gevestigd, bij welke
men den verstaudigen maatregel genomen heeft, om
ter voorziening in de kosten der eeredienst, een'hoof-
delijken omslag in te voeren van een laag bedrag en
in 'vier klassen verdeeld.
Slcfcevlanfc.
Masistricilit2 Febr. Gisteren had alhier een
zonderling voorval plaatst: Een bruidspaar verscheen
voor den ambtenaar van de burgerlijken stand om in
den echt te treden. Daar echter de moeder van de
bruidegom hare toestemming niet wilde geven, ontstond
er een woordenwisseling tusschen het a. s. echtpaar
die weldra zoo hoog liep, dat men handgemeen werd
en onverrigter zake het raadhuis kon verlaten. De
bruidegom heeft zich daarna oogenblikkelijk per spoor
verwijderd.
Hulst, 3 Febr. Uit hoofde van zjjne verplaatsing
al9 kantonregter van hier naar Noordwjjkis aan den
heer Mr. A. E. Croockewit, op zijn verzoek, een eervol
ontslag verleend als schoolopziener in het zesde school
district van Zeelandna naanweljjks zeven maanden
in die betrekking gefungeerd te hebben.
M!ï<l<l©l*>iii-ff5 Febr. Wij vernemen dat de
feestelijke opening van den spoorweg te Middelburg
op den 29sten dezer is vastgesteld en dat de dienst
voor het publiek den laten Maart een aanvang zal nemen.
Het plan bestaat om tusschen Roozendaal en Middel
burg dageljjks vjjf treinen in beide rigtingeu te doen
loopen. Vast bepaald is dit echter nog niet.
Wjj vernemen dat het hier te geven feest-concert
op Vrjjdag den 1 Maart zal uitgevoerd worden door
het korps van het regiment grenadiers en jagers
datgeljjk iedereen trouwens weet, door den bekwamen
Dunkier gedirigeerd wórdt.
Het bedrag der inschrijvingen voor de feestviering
is thans tot boven de 3000 geklommen.
Zïeriliizee7 Febr. Heden werd ten raadhuize
alhier aanbesteed: Het verdiepen van de Zoutegracht
en van de Zwemhaven, het derapen van de Molsluis
en van de Schuithaven eu daarmede in verband staande
werken.
Hiervoor waren ingekomen vjjf inschrjjvingsbiljetten,
van de volgende heeren:
M. van den Ende te Zierikzee ƒ10,200.
D. Bolier te Scherpenisse- 12,392.
P. den Boer te Zierikzee- 12.470.
C. Bolier te Bruinisse- 12,950.
J. de Rijke te Stavenisse- 13,300.
Zijnde de termjjn van beraad over de al- of niet
toewjjzing voorbehouden.
Zierilcasee, 7 Febr. Op gisteren werd ter civiele
teregtzitting der Arrondiasements-Regtbank alhier, als
Kantonregter te Zierikzee beëedigd de Heer Mr. P. A. J.
Bouvin, terwjjl die Heer ter buitengewone teregtzitting
van het Kantongeregt van heden als zoodanig plegtig
werd geïnstalleerd.
Z. M. heeft bepaald dat opgeheven zal worden
het ontvangkantoor der dir. bel. en accjjnsen te Dreischor.
De gemeenten Kerkwerve en Noordgouwe zjjn ge
voegd bij het ontvangkantoor te Zierikzee onder voort
durend beheer van den heer Geselschapen de gemeenten
Dreischor, Zonnemaire en Duivendjjke bjj het ontvang
kantoor te Brouwershaven onder voortdurend beheer
van den heer Vollenhoven van Daalen.
Z. M. heeft benoemd tot sluiswachter, waarnemend
havenmeester van het kanaal van Voorne aan de
Nieuwe Sluis, H. Eeltjesthans in die betrekking bjj
het kanaal van Zuid-Bevelanden in diens plaats
benoemd E. Spaanthans adsistent-sluiswachter bjj
het kanaal van Voorne.
Bjj Koninklijk besluit van 27 Januarjj 1872no. 2
is jhr. mr. L. G. J. F. de Paul Duchastelop de meest
eervolle wijze, ontheven van zjjne betrekking van Zr.
Ms. buitengewoon gezant en gevolmagtigd minister
bjj den Pauseljjken Stoelen onder dankbetuiging voor
de goede diensten door hem den lande bewezen, voor
's hand9 buiten activiteit gesteld, in te gaan 1°. Mei 1872.
Het Weekblad van Voorne en Putten schrjjft
»Ons zijn zeer verontrustende berigten ter oore ge
komen omtrent den nieuwen waterweg, door den Hoek
van Holland daar wij echter hopen, dat bjj nadere
informatiën bljjken zal, dat die berigten zeer overdreven
zjjn, stellen wjj de vermelding daarvan tot later uit.
Mogt later bljjken dat ze waar zijn, dan betreuren wjj
de millioenen, die er aan dien weg besteed zjjn."
De heer David Mill Graves rigt bij zijn terugkeer naar
Elmina in het Haagsche Dagblad een afscheidswoord nan het
Nederlandsche volk. Hij zegt daarin o. a.: dat de ministers
hem aangeboden hebben, zijn terugreis per mail te betalen,
doch dat hij die aalmoes verontwaardigd van de hand heeft
gewezen, en de reis heeft betaald van het geld der Elmioezen
die ƒ1600 vergeefs hebben opgeofferd voor 't behoud der
Hollaudsche vlag; dat de ministers alle denkbare middelen
hebben te bant genomen om zijn zending te doen mislukken,
zoo zelfs dat de heer van Bosse hem door de politie heeft
laten surveilleren, toen de heer Graves een audiëntie bij den
Koning had verzocht; dat de Elrainezen den Duitschen Kei
zer niets auders verzocht hebbendan bij den Koning van
Holland een goed woord voor hen te doen »om niet naar
den slechten rnad zijner ministers te luisteren."
De heer Graves wijt het mislukken zijner zonding dan ook
niet aau het Nederlandsche volk, maar aan onze ministers,
legen wier willekeurige handelingen hij in naam van den Ko
ning van Elmina en zijn laudgenooten nadrukkelijk protesteert,
en die hij verantwoordelijk stelt voor »het onschuldig bloed,
dat bij de overgave zal vergoten worden." De Elmioezen
zegt hij verder, zullen altijd met liefde en vriendschap aan
de Hollanders denken, maar zoolang dezen de tegenwoordige
ministers dulden kunnen de negers Holland niet langer achten.
De afgezant dankt ten slotte allen die hem vriendschap en
eer bewezen.
Vrijdag avond kregen te Zoelmond twee jongelingen,
van omstreeks 17 it 18 jaren, om een zeer onbeduidendo
oorzaak onaangenaamheden, met het gevolg, dat de een den
ander onverhoeds aangreep en hem onder het worstelen tot
tweemalen toe met een groot mee een gevaarlijke wonde in
het onderlijf toebragt. Naar wij vernemen moet de toestand
van den gekwetste hopeloos zijn en de dader is reeds naar
het huis van arrest te Tiel overgebragt.
Uit Achtkarspelen wordt in eenige Friescke bladen
eene gebeurtenis vermelddie de algemeens veront
waardiging verwekt. Het omstandig verhaal in de
Friesche Courant komt op het volgende neerDezer
dagen isiu de Surbuistermiedenin een keldertje
van een tamelijk ver van andere woningen staand huis
onder een bed, een levend, doch bijna onkenbaar ge
heel naakt menschelyk wezen gevonden. Het was be
kend dat de bewoners van dat huis eene zuster van
de vrouw bij zich hadden en dat die zuster sedert
ongeveer 15 jaren »het wat in 't hoofd" haddoch
men wist daarvan niet meerdan dat de armvoogden
van Surhuizum een daalder per week onderstand ten
behoeve der onnoozele gaven. De verstandsverbijstering
der ongelukkige was van geringen en onschadelyken
aard en de leden harer familie maakten steeds door
hunne kleeding den indruk van welvarende lieden.
Sedert byna twee jaren werd de toen 30jarige lijderes
door haren zwager en hare zuster gedwongen om altijd
op bed te blyvendaar zy zeiden geen kleederen voor
haar te hebben. Een ganschen winter lang moest zij
in dit lot deelen met een kleinen jongen (zoon van
een broeder of zwager van den man des huizes)deze
knaap had ook geen kleederen en moest daarom bij
„slechte Fentje maar op bed blijven." Een paar malen
in de week mogt hij een half uurtje bij den haard
komendoch aan het einde van den winter werd hij
uit zijn ellendigen kerker verlost. De krankzinnige wa9
intusschen door het voortdurend zitten op het bed
geheel vergroeid en de onreinheid had hare gezond
heid geheel geknakt. Ze werd met den zomer over
gebragt naar het achterhuis en bleef daar tot het
begin van dezen winter. DéAr lag zy byna geheel
naakt en zong nu eens vrolijke liederen en sloeg dan
weer de jammerlykste klaagtoonen aan. In het begin
van den winter werd een gezelschap jagers door die
geluiden getroffen men ging er op af en zag hoe zij
daar lag als een dier, zy die men vroeger had ge
kend als een vlugge, vroolijke, vaardige meid, die
over heg en sloot kon springen en arbeiden als de
beste. (De jagers waren uit Surhuizum en onder hen
bevond zich een der wethouders). Weldra echter werd
het in het achterhuis te koud en besloot men haar
om de warmte in een keldertje onder het bed te ber
gen. Daarin is zij nu gevonden in zulk een toestand
dat de knieën bijna aan den mond zitten en men haar
moet verleggen daar zij zich zelve niet kan omkeeren.
Zij was bedekt voor een gedeelte met wat oude lompen
en had voor de borst een vuil oud lapje. Natuurlyk
waren alle verstandelijke vermogens verdoofd.
Het is te verwachten dat deze zaak streng zal
worden onderzocht en de schuldigen aan deze ver-
dierljjking van een mensch hunne straf niet zullen
ontgaan.
Kerknieuws
Dr. G. J. Vos, pred. te Goes, heeft het beroep naar
Middelburg aangenomen.
Gemeng<le berigten.
Een schoenmaker te A.een eersie zangermoest zijn vriend
B. niot zwart maken, om hem zoodoende van zijne bediening
af te helpen. Dat zo! wel niet gemakkelijk gaan, want er zijn
meer vrienden die zich daar tegen zullen verzetten. In eeuo
gemeente in Zeeland heeft onlangs een mnziek-gezelschap plaats
gehad, en om niet bespied te worden, waren de glazen met
krijtwit en water gesmeerd. Nu waren er dames die gnnrue
werden gezien, en hadden het krijt met hunne tongen van
de glnzen gedaan. Wie kan dus nu helpen dat die dames den
nnnm krijgen von krijilikkers? „Had ik het geweten," zegt
Kees te Arnemuiden, „dat het feest zoo kinderachtig zou
geweest zjjn, dan ware ik wel t'huis gebleven eu ik had injjuo
centen in mijn zak gehouden. Ik en mijn meisje hebben ons
zitten vervelen, en ons boos zitten maken over een wugenuiaker."
Te H. zegt men
De dikke Saar van 't witte Hof,
Kreeg van mevrouw ook eens verlof,
Om iemand t'huis te brengen;
Maar zoo zij dat deed in de kou,
Dat was het doel niet van mevrouw,
Want 'l was om te verzengen.
„Wat ben ik toch blij," zegt een arbeider onder Dirksland,
„dat mijn zoon van die schoenmakers-dochter is afgezien, nu
zal ik hem geld geven om eeu pop te koopon."
Dus jongen, past nu goed toch op,
Pronkt niet te veel dan met die pop,
Want anders komt gij per abuis,
Nog zeker in het gekkenhuis.
De sub-Commissie te Cnileuburg voor het April-feest bestaat
uit een dominé, den pastoor en een Israëliet, Het hótel
van Veen, waar thans de plannen besproken werden hoe er in
April feest moet gevierd worden, heeft eene merkwaardige her
innering. Karei de Vijfde is in dat huis gelogeerd geweest
in Jnlij 1540; en toen hij naar Haamstede zoude rijden, waren nl
de dijkwerkers bezig met het bekrammen der dijken. Verwonderd
dat het land van Schouwen met zoo veel moeite en kosten
moest onderhouden worden, schonk hij aan den polder van
Schouwen eene aanzienlijke som. Ook was het hem ter ooren
gekomen dat er met de meekrap zoo geknoeid werd, daarom gaf hij
bevel dat de meede voorlaan gekeurd moest wordeD te Zierikzee
alvorens zij uitgevoerd mogt wordenop verbeurte der meede.
Ingezonden stukken.
De Redactie van den Zierikzeeschen Nieuwsbode ver-
leene my goedgunstig voor het laatst eenige ruimte in
haar blad voor het volgende:
Mijnheer Bastmeijerl
Uw schry ven in den Nieuwsbode van 3 Febr. 11. is zoo
persoonlijkdat ik me thans maar rechtstreeks tot
U wend.
De totaal-indrukdien uw geschrjjf op my maakte
kan ik niet beter terug geven, dan met deze woorden:
Gy hebt personen voor zaken gesteld en onhandig ver
ward. Gij hebt getracht om de beantwoording der door
U genoemde »deftige sommatie" langs allerlei zijwegen
te ontwijken en daardoor is geheel uw antwoord dan
ook slechts spelen met woorden en getuigt het van groote
oppervlakkigheid.
Als ik nu eens op de eene of andere wijze in eene
courant op uw persoon een blaam had geworpenen
Gjj my dan sorameerdet op gevaar af van een leuge
naar te zijn om dit te staven zou ik dan kunnen
volstaan met te zeggen, zooals Gij dat doet: »ik meende (1)
namelijk dat dit (het werven) eene algemeen bekeude
zaak was en dat geloof ik nog."
Zou zulk eene verklaring in uw oog een bewy9 zjjn
voor de waarheid? My dunkt, dat ge die methode van
bewijzen te recht voor zeer bespottelijk en onbeduidend
zoudt honden. Ge zult u toch niet verbeelden dat Ge
zulk een gewichtig man zjjt, dat een gedeelte van de
bewoners onzer stad zich in uwe meeningen als con
centreert? Gij waart de man die uw mond steeds vol
had van dit werven.
Maar nu ter zake.
Uwe beschouwing van christelijk en van nationaal
schoolonderwijs bewjjst op nieuw, dat ge niets weet, noch
van wat de Hoofdcommissie bedoelt met de oprichting
dier scholennoch van hare inrichting en strekking.
Wat ge er van weet (Gy hebt dit met vele oneerljjke
bestrijders onzer richting gemeen) put Ge uit eenzjjdige
bladen.
'tWas uw eigen woord tot een bekend persoon,
toen hij U sprak over een uitmuntend werkje van onzen
van Lummel: »Ik lust Diets van dien kostl" En toch
werd van Lummel door den Heer Inspecteur onzer Prov.
bjj een bezoek, dat ZEd. aan mijne school bracht, een
verdienstelijk man genoemd. Wilt ook Gjj eerlijker in
uwe oordeelvelling wordendan staat de weg voor U
open »Kom en zie
Ik kan het IJ niet toegeven dat men eene zaak, eene
inrichting, dan nationaal noemt, wanneer die naar eene
wetdoor de vertegenwoordigers vastgesteld, is inge
richten ook dan niet altijd, als die vertegenwoor
digers van eenige duizenden kiezers, niet van de geheele
Natie haar alzoo bjj herhaling hebben gewenscht.
Nationaal noem ik die schoolwaarheen de ouders
bij voorkeur hunne kinderen zenden, als er geen pressie
op hen wordt uitgeoefend, 'tls in Nederland die school,
welke door methode en inrichting er naar streeft om
te voldoen aan de eischen des tijds, maar tevens zich
onwrikbaar vasthoudt aan de Heilige Schrift en onze
onverminkte Historie! Zij zjjn opvoedingsmiddelen, meer
waard, dan de uitgezochtste deugden- en plichtenleer
en stellen alleen in staat om den vrijen Nederlander in
het opkomend geslacht aan te kweeken. (Zie de klacht
van het Nieuws van den Dag van 5 Febr. in zjjn hoofd
artikel).
Wat zien we nu gebeuren
Te Leiden waar bekwame openbare onderwijzers
werkzaam zijn werd 6 Aug. '71 eene christelijke school
ingewijd. Aan giften voor bare stichting ontving men
18752.325. Zij bestaat uit zes ruime lokalen. Pas is
zjj geopend of de kinderen vullen het eene lokaal na
bet andere! Io Groningen, Zwolle,Utrecht, Amsterdam,
Middelburg en tal van plaatsen meer wordt school bjj
school gestichten nog houdt de aanvraag om plaat
sing voor kinderen niet op.
Bewijst het niet, dat zoo bier als elders, Nederland
sche ouders, al stemmen zij niet allen met onze beginselen
overeen, de vrije school liefhebben en ze nog geen plan
hebben zich door de regeering als Spartanen te laten
behandelen.
Nog vreemdsoortiger verklaart Gij het woord christelijk
in verband tot onze school. In bare statuten zoekt Ge
te vergeefs naar uw Orthodox Gereformeerd, 'tis in de
stad van bekendheid dat Ge een der geavanceerden
zijtin de moderne gelederen, en nu zegt Gij: >io mijn
mond heeft christelijk nog altyd de oude en geijkte be
teekenis maar bjj uwe partij heeft het eene nieuwe
beteekenis (Orthodox Gereformeerd) gekregen Gy zijt
dus nieuw en oud te gelijk, wellicht al naar het te pa9
komt, en wij die onzen naam eu onze levenskracht
ontleenen alleen aan den ou<len Bijbel ons
dicht Ge toe eenen nieuwen naam te hebben aangenomen.
Ge moet wel gerekend hebben op de toegeeflijkheid van
uvi publiek om met zulke begripsverwarringen voor-den
dag te hebben durven komen 1
Of onze scholen waarachtig christelijk zjjnlaat ik
in bet midden. Er kleven ook aan die inrichtingen nog
maar al te veel gebreken. Dit duif ik echter zeggen,