/IlltlU/IIStlll NIEUWSBODE. No 5059. 28steJaarg. Donderdag 8 Februarij 1872. Door het Postkantoor Zierikzee zijn gedureude de maanden September, October en November 1871, ver zonden de navolgende brievenwaarvan de personen op de adressen vermeld ter plaatse van bestemming onbekend zijn: Verzonden geweest naar België J. van den VOORDE te Burgt. DUITSCHLAND. (Van het Hulpkantoor te Schuddebeurs:) A. KLEIN Jr. te Barmen. ENGELAND (en over.) LAMBERTUS van VESSEM te Cleveland. (Van bet Hulpkantoor te Brouwershaven:) W. LEAST te Liverpool. TOMASENA DUFFIELD te Londen. A. BOONSTRAZ te Nieuw-Zeeland. FRANKRIJK. T. B. STRICKAERT te Paris. C. GOEMANS te Reims. Lijst -van benoembaren by den rlienst der Brandweer. Bekendmaking. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zie rikzee maken bekenddat door hem voorloopig is vastgesteld de lijst van iugezetenen dezer gemeente die voor den dienst by de brandweer benoembaar zijn en dat die lyst van Maandag den 5den Februarij aan staande gedurende veertien dagen op de Secretarie dezer gemeentevoor een ieder ter inzage zal neder- liggen. Zij die meenen redenen van vrijstelling te hebben op grond van de bepalingen voorkomende in het nieuw artikel 45 der Verordening tot voorkoming en blussching van brand (Gemeenteblad no. 10 van 1871)kunnen binnen gemelden termijn van veertien dagen die redenen schriftelijk indienen bij Burgemeester en Wethouders, en kunnen bjj afwijzende beschikking, in beroep komen bjj den Raad. Zierikzee den 31 January 1872. De Burgemeester en Wethouders B. C. CAU. De Secretaris, J. P. N. ERMERINS. Nieuwstijdingen. Slwiertfea. Omtrent het verbranden van het Italiaansche stoom schip America, varende tusschen Buenos-Ayres en Montevideo worden thans de volgende bijzonderheden berigtIn den nacht van 23 December 11., kort na het vertrek uit de haven van Buenos-Ayreshoorden de passagiers, die zich juist om de aanstaande Kerstdagen in bijzonder groot aantal aan boord bevonden en van welke het grootste gedeelte Duitschers waren een ontploffing die hen naar het dek deed loopen. De kapi tein Bossi verzekerde huu echter, dat het niets was dan het springen van een stoompijp en dat er geenerlei gevaar was, waarop allen weder naar bed gingen. Wei nige oogenblikken daarna echter hoorde men den kreet: brand brand en stond het gansche vaartuig in vlam men De kapiteiu was de eerste dievoorzien vau een reddingsboeiover boord sprong van al de booten kou men er slechts ééne te water laten de verwarring onder de passagiers was nu onbeschrijflijkvelen maakten in hun doodsangst om reddingsboeien en planken te be- magtigen van messen en revolvers gebruik zoodat er te midden van rook en vlammen een geregeld gevecht plaats had totdat ieder aan boord genoodzaakt was in het water te springen. Van al deze ongelukkigen wer den nog verscheidene gered door het stoomschip Villa del Salto dat dezelfde reis maakte. Van de 200 perso nen die aan boord waren zijn echter 130 omgekomen zij die gered zijn verklaren,dat niet een stoompijp,maar de stoomketel zelf is gesprongen en wel door de schuld van den kapitein die dan ook voor deze ramp zal teregtstaan. Het springen van den ketel zou te wijten zijn aan een wedstrijd dien de kapitein hield met een andere boot niettegenstaande den slechten toestand van zjjn ketel. Zijn lafhartig gedrag ten opzigte der ongelukkige pas sagiers had de bevolking van Montevideo in zulk een woede ontstoken, dat, ware hiji niet op eon Italiaansch schip gevlucht, men hem stellig gedood zou hebben. Intusschen is de schande den Italiaanschen naam door hem aangedaan reeds uitgewischt door de sedert bekend geworden edelmoedige opoffering van een anderen Ita liaan, den heer Viale die in de golven aan eene wan hopige worstelende vrouw zijnen zwemgordel toereikte, waardoor zij gered werdterwijl de redder zelf in de diepte wegzonk. Een ooggetuige schrijft uit MontevideoWij hadden op den Steamer een regt aangenaam gezelschap gevormd en snel waren de uren voor middernacht met musiceeren of onder vrolijke gesprekken vervlogen. Er waren circa 120 passagiers le kl. en in 't geheel ougeveer 220 men- schen aan boord van het drijvend paleis, dat met alle mogelijk comfort en overdadige weelde was ingerigt. Mjjn kajuitgenoot was de jonge von Roon, zoon van den Pruissischen minister, die met groot verlof zijnde om van zijne in den oorlog ontvangen wonden te herstellen met de Duitsche corvet »Vineta" hier voor anker lag. Boven dien waren nog vele andere mijner vrienden en bekenden aan boord van welke wjj de meesten niet wedergezien hebben. Te 2 ure des morgens dus voor zons opgang en op ongeveer 30 mjjlen afstand van Montevideo, zonder eenig Tand in 't gezigt, werden wij gewekt door een stoot, die bleek door het springen van den ketel veroorzaakt te zijn. De kapitein gaf echter de verzekering dat het ongeval geen verdere gevolgen kon hebben en dat men de machine gestopt en het anker uitgeworpen had om het daglicht af te wachten. De meeste passagiers gin gen hierna weêr ter ruste. Yon Roon en ik besloten op te blijven. Te half drie klonk plotseling de kreet van ebranden in 't zelfde oogenblik zagen wij in het midden der boot een hooge vlam uitslaan, die zich ver grootte, met onbegrijpelijke snelheid verspreidde en in 't lichte houtwerk (de boot was op Amerikaansche wijze met étages gebouwd) overvloedig voedsel vond. In min der dan een minuut tijds stonds reeds bijna 't geheele schip in vlam en ontwikkelde zich een schouwspel onder de ongelukkigen aan boord, zoo vreeseljjk dat ik 't nim mer vergeten zal. Vrouwen en kinderen gilden en smeek ten op hunne knieën om reddinggeheele familiën wierpen zich, elkander omstrengelend, in de golven. Ook ik kon niets beters doen ik behield slechts de vol strekt noodige kleedingstukken aan greep een naast mij liggend voorwerp en sprong in 't water, von Roon volgde mij. Na drie uren te hebben rondgedobberd en doodelijk vermoeid nadat wij reeds menigeen in de diepte'hadden zien verdwijnen daagde eindeljjk huipop. Een andere stoomboot had het schijnsel van den brand uit de verte gezien en kwam nog tijdig genoeg om tachtig menschen te redden. De overigen waren of aan boord gestikt of verbrand of verdronken. Geheele gezinnen werden vermist, andere hadden vader, moeder of alle kinderen verloren. Von Roon bevond zich reeds aan boord, toen ik meer dood dan levend opgevischt werd. NVij werden allerliefderykst verzorgd en kwamen des morgens te 9 ure te Montevideo aan. De ontzetting die hier ontstond by 't vernemen van den ramp laat zich niet beschrijven; onder de omgekomenen behoorden velen tot de aanzienlijkste familiëa dezer stad. In Buenos-Ayres moet 'tniet anders zijn geweest en dit alles door de de onbegrijpelijke lichtzinnigheid van den lafbartigen kapitein De leeuwdie eenige weken geleden den dieren temmer Massartite Boston verscheurde heeft nu te Preston andermaal diens opvolger bijna van het leven beroofd. De man was in het hok, waarin de leeuwen aan het volk vertoond wordengegaan en zegdedit i3 de leeuw die over eenige weken Massarti aanviel 1 Nauwelijks waren die woorden uitgesprokenof het woeste dier stak een zjjner klauwen vooruit en sloeg die in het wezen vau den dierentemmer. Ongelukkig lijk bleven de nagelen in den kraag van zijnen jas haperon en zoo stond de temmer tegen een der zijden van het hok aangedrukt. Het koste hem onbegrijpe lijk veel moeitezich van den magtigen klaauw des boschkonings te outdoen en hierbij kreeg hij nog eene zware wonde aan den armvan welke van boven tot onder het vleesch afgescheurd werd. Zonder de tjjdige hulp van eenige moedige toeschouwers ware het waar schijnlijk ook met dezen gedaan geweestmaar ziende dat het den dierentemmer onmogelijk was zich alleen, te redden, sprongen zij toe en haalden hem behouden uit het hok. Een brief uit Legnago aan het dagblad Pungolo te Milaan gerigt, verhaalt in de volgende omstandigheden een schandelijke misdaad. De heer Oltavio Prandoni bragt op nieuwsjaarsavond, ten elf ure, in zjjn rijtuig de priesters Guiseppo Reina en Guiseppo Prandori terug naar Legnago. Beide geestelijken hadden bij den heer Ottavo Prandoni, bur gemeester van Olgiata Olono het middagmaal gebruikt en de burgemeester wilde zijn gasten niet te voet huis waarts laten keeren. De twee priesters namen plaats in het rijtuig naast den zoon van Prandonidie 19 jaren telt en de burgemeester zelf mende het tweespan. Toen het rijtuig nabij de kapel van San-Ambrogio gekomen wasop omtrent een kilometer afstand van het dorp Olgiata Olona sprongen eenige straatroovers voor de paarden en hielden die staande. Een dezer greep den heer Prandoni en poogde hem van den bok te halenmaar deze sprong op den straatweg en be dreigde zijn aanvaller met revolver iudien hjj hem nog durfde te lyf komen. De roover schoot in antwoord twee kogels naar het hoofd van den heer Prandoniwaarvan een in 't voor hoofd trof en het slagtoffer van dezen nachtelijken aanval dood ter aarde wierp. Inmiddels sleurden de andere moordenaars den zoon van Prandoni weg die gepoogd had zijn vader ter hulp te snellen en bragten hem eeu dolksteek aan het hoofd toe die gelukkigljjk later niet doodelijk bevonden is. Guiseppo Reinadie trachtte uit bet rijtuig te springenviel hierbij op den grond een der aanvallersmet een dolk gewapendbeval hem te blijven liggen, onder de bedreiging dat zoo hij zich durfde verroerenhij hem aan den grond zou steken. De poitemonnaie welke hij aan de sluipmoordenaars aanboodwerd hem uit de handen geruktterwijl hij tevens bad dat men hem het leven zou sparen. Nu hoorde men op een afstand een geweerschot, dat waarschijnlijk een afgesproken teeken was, want de geheele bende nam hierop de vlucht, zonder naar meer. buit te zoeken. Het lijk van den heer Prandoni werd in het rijtuig gelegd en de treurige stoet keerde terug naar de plaats, vanwaar hij opgeruimd vertrokken was. Het slagtoffer laat eene weduwe met 14 kinderen achterwaarvan het oudste de gewonde Gilberto is. Onder de leden van het corps diplomatique, dat by deu Paus is geaccrediteerd, zijn het vooral de ge zanten uit de nieuwe wereld, Brazilië, Guatemala en andere Statendie den Paus en misschien ook zich zeiven vleijen met eene wederomkeering der dingen en het herstel van de Pauselijke magt. Spottenderwijs hebben zij den naam gekregen van „Gezanten der an dere wereld". Een stoute diefstalten bedrage van 180,000 fr., is in den nacht van 24 op 25 Jan., op de spoorweg- lijn van Parijs naar Boulogne gepleegd door een oud ambtenaar der maatschappijdoch die reeds sedert twee jaren ontslagen was. De dief was in de kleeding van een beambteonder weg op den trein naar Parijs ge stapt en vervolgens langs de wagens heen loopende bij den wagen gekomen die het geld bevattewaarvan hij het slot liet springen. Hij bad daarop zjjne zakken zooveel mogelijk met bankpapier gevuld. Te Breteuil werd de diefstal echter door den lioofdconducteur toe vallig ontdekt en zijn argwaan viel onmiddellijk op den schuldige hij telegrafeerde naar Parijs en de dief werd gearresteerd op het oogenblik dat hij den trein wilde verlaten. Hij was letterlijk opgevuld met bank biljetten want bij de gestolen 180,000 fr. in papier was voor 80,000 fr. in biljetten van van 20 fr. Ühntseltlttnb. Te Keulen werd op den Katholieken feestdag Maria Lichtmis2 Februarijde eerste godsdienstoefening ge- honden der Oud-Katholieke gemeente, aan welke de Pantaleonskerk door het Ministerie van Oorlog ten ge- bruike is afgestaan. Dit gebouw is namelijkde garnizoens kerk, en in zoo verre heeft dit feit groote beteekenis, omdat de vraag, of meu die kerk voor dat doel zou afstaanin den vollen Ministerraad besproken en be vestigend beantwoord is. Dit antwoord is althans te Keulen met groote blijdschap ontvangen. Ook te Kempten is eene Oud-Katholieke gemeente gevestigd, bij welke men den verstaudigen maatregel genomen heeft, om ter voorziening in de kosten der eeredienst, een'hoof- delijken omslag in te voeren van een laag bedrag en in 'vier klassen verdeeld. Slcfcevlanfc. Masistricilit2 Febr. Gisteren had alhier een zonderling voorval plaatst: Een bruidspaar verscheen voor den ambtenaar van de burgerlijken stand om in den echt te treden. Daar echter de moeder van de bruidegom hare toestemming niet wilde geven, ontstond er een woordenwisseling tusschen het a. s. echtpaar die weldra zoo hoog liep, dat men handgemeen werd en onverrigter zake het raadhuis kon verlaten. De bruidegom heeft zich daarna oogenblikkelijk per spoor verwijderd. Hulst, 3 Febr. Uit hoofde van zjjne verplaatsing al9 kantonregter van hier naar Noordwjjkis aan den heer Mr. A. E. Croockewit, op zijn verzoek, een eervol ontslag verleend als schoolopziener in het zesde school district van Zeelandna naanweljjks zeven maanden in die betrekking gefungeerd te hebben. M!ï<l<l©l*>iii-ff5 Febr. Wij vernemen dat de feestelijke opening van den spoorweg te Middelburg op den 29sten dezer is vastgesteld en dat de dienst voor het publiek den laten Maart een aanvang zal nemen. Het plan bestaat om tusschen Roozendaal en Middel burg dageljjks vjjf treinen in beide rigtingeu te doen loopen. Vast bepaald is dit echter nog niet. Wjj vernemen dat het hier te geven feest-concert op Vrjjdag den 1 Maart zal uitgevoerd worden door het korps van het regiment grenadiers en jagers datgeljjk iedereen trouwens weet, door den bekwamen Dunkier gedirigeerd wórdt. Het bedrag der inschrijvingen voor de feestviering is thans tot boven de 3000 geklommen. Zïeriliizee7 Febr. Heden werd ten raadhuize alhier aanbesteed: Het verdiepen van de Zoutegracht en van de Zwemhaven, het derapen van de Molsluis en van de Schuithaven eu daarmede in verband staande werken. Hiervoor waren ingekomen vjjf inschrjjvingsbiljetten, van de volgende heeren: M. van den Ende te Zierikzee ƒ10,200. D. Bolier te Scherpenisse- 12,392. P. den Boer te Zierikzee- 12.470. C. Bolier te Bruinisse- 12,950. J. de Rijke te Stavenisse- 13,300. Zijnde de termjjn van beraad over de al- of niet toewjjzing voorbehouden. Zierilcasee, 7 Febr. Op gisteren werd ter civiele teregtzitting der Arrondiasements-Regtbank alhier, als Kantonregter te Zierikzee beëedigd de Heer Mr. P. A. J. Bouvin, terwjjl die Heer ter buitengewone teregtzitting van het Kantongeregt van heden als zoodanig plegtig werd geïnstalleerd. Z. M. heeft bepaald dat opgeheven zal worden het ontvangkantoor der dir. bel. en accjjnsen te Dreischor. De gemeenten Kerkwerve en Noordgouwe zjjn ge voegd bij het ontvangkantoor te Zierikzee onder voort durend beheer van den heer Geselschapen de gemeenten Dreischor, Zonnemaire en Duivendjjke bjj het ontvang kantoor te Brouwershaven onder voortdurend beheer van den heer Vollenhoven van Daalen. Z. M. heeft benoemd tot sluiswachter, waarnemend havenmeester van het kanaal van Voorne aan de Nieuwe Sluis, H. Eeltjesthans in die betrekking bjj het kanaal van Zuid-Bevelanden in diens plaats benoemd E. Spaanthans adsistent-sluiswachter bjj het kanaal van Voorne. Bjj Koninklijk besluit van 27 Januarjj 1872no. 2 is jhr. mr. L. G. J. F. de Paul Duchastelop de meest eervolle wijze, ontheven van zjjne betrekking van Zr. Ms. buitengewoon gezant en gevolmagtigd minister bjj den Pauseljjken Stoelen onder dankbetuiging voor de goede diensten door hem den lande bewezen, voor 's hand9 buiten activiteit gesteld, in te gaan 1°. Mei 1872. Het Weekblad van Voorne en Putten schrjjft »Ons zijn zeer verontrustende berigten ter oore ge komen omtrent den nieuwen waterweg, door den Hoek van Holland daar wij echter hopen, dat bjj nadere informatiën bljjken zal, dat die berigten zeer overdreven zjjn, stellen wjj de vermelding daarvan tot later uit. Mogt later bljjken dat ze waar zijn, dan betreuren wjj de millioenen, die er aan dien weg besteed zjjn." De heer David Mill Graves rigt bij zijn terugkeer naar Elmina in het Haagsche Dagblad een afscheidswoord nan het Nederlandsche volk. Hij zegt daarin o. a.: dat de ministers hem aangeboden hebben, zijn terugreis per mail te betalen, doch dat hij die aalmoes verontwaardigd van de hand heeft gewezen, en de reis heeft betaald van het geld der Elmioezen die ƒ1600 vergeefs hebben opgeofferd voor 't behoud der Hollaudsche vlag; dat de ministers alle denkbare middelen hebben te bant genomen om zijn zending te doen mislukken, zoo zelfs dat de heer van Bosse hem door de politie heeft laten surveilleren, toen de heer Graves een audiëntie bij den Koning had verzocht; dat de Elrainezen den Duitschen Kei zer niets auders verzocht hebbendan bij den Koning van Holland een goed woord voor hen te doen »om niet naar den slechten rnad zijner ministers te luisteren." De heer Graves wijt het mislukken zijner zonding dan ook niet aau het Nederlandsche volk, maar aan onze ministers, legen wier willekeurige handelingen hij in naam van den Ko ning van Elmina en zijn laudgenooten nadrukkelijk protesteert, en die hij verantwoordelijk stelt voor »het onschuldig bloed, dat bij de overgave zal vergoten worden." De Elmioezen zegt hij verder, zullen altijd met liefde en vriendschap aan de Hollanders denken, maar zoolang dezen de tegenwoordige ministers dulden kunnen de negers Holland niet langer achten. De afgezant dankt ten slotte allen die hem vriendschap en eer bewezen. Vrijdag avond kregen te Zoelmond twee jongelingen, van omstreeks 17 it 18 jaren, om een zeer onbeduidendo oorzaak onaangenaamheden, met het gevolg, dat de een den ander onverhoeds aangreep en hem onder het worstelen tot tweemalen toe met een groot mee een gevaarlijke wonde in het onderlijf toebragt. Naar wij vernemen moet de toestand van den gekwetste hopeloos zijn en de dader is reeds naar het huis van arrest te Tiel overgebragt. Uit Achtkarspelen wordt in eenige Friescke bladen eene gebeurtenis vermelddie de algemeens veront waardiging verwekt. Het omstandig verhaal in de Friesche Courant komt op het volgende neerDezer dagen isiu de Surbuistermiedenin een keldertje van een tamelijk ver van andere woningen staand huis onder een bed, een levend, doch bijna onkenbaar ge heel naakt menschelyk wezen gevonden. Het was be kend dat de bewoners van dat huis eene zuster van de vrouw bij zich hadden en dat die zuster sedert ongeveer 15 jaren »het wat in 't hoofd" haddoch men wist daarvan niet meerdan dat de armvoogden van Surhuizum een daalder per week onderstand ten behoeve der onnoozele gaven. De verstandsverbijstering der ongelukkige was van geringen en onschadelyken aard en de leden harer familie maakten steeds door hunne kleeding den indruk van welvarende lieden. Sedert byna twee jaren werd de toen 30jarige lijderes door haren zwager en hare zuster gedwongen om altijd op bed te blyvendaar zy zeiden geen kleederen voor haar te hebben. Een ganschen winter lang moest zij in dit lot deelen met een kleinen jongen (zoon van een broeder of zwager van den man des huizes)deze knaap had ook geen kleederen en moest daarom bij „slechte Fentje maar op bed blijven." Een paar malen in de week mogt hij een half uurtje bij den haard komendoch aan het einde van den winter werd hij uit zijn ellendigen kerker verlost. De krankzinnige wa9 intusschen door het voortdurend zitten op het bed geheel vergroeid en de onreinheid had hare gezond heid geheel geknakt. Ze werd met den zomer over gebragt naar het achterhuis en bleef daar tot het begin van dezen winter. DéAr lag zy byna geheel naakt en zong nu eens vrolijke liederen en sloeg dan weer de jammerlykste klaagtoonen aan. In het begin van den winter werd een gezelschap jagers door die geluiden getroffen men ging er op af en zag hoe zij daar lag als een dier, zy die men vroeger had ge kend als een vlugge, vroolijke, vaardige meid, die over heg en sloot kon springen en arbeiden als de beste. (De jagers waren uit Surhuizum en onder hen bevond zich een der wethouders). Weldra echter werd het in het achterhuis te koud en besloot men haar om de warmte in een keldertje onder het bed te ber gen. Daarin is zij nu gevonden in zulk een toestand dat de knieën bijna aan den mond zitten en men haar moet verleggen daar zij zich zelve niet kan omkeeren. Zij was bedekt voor een gedeelte met wat oude lompen en had voor de borst een vuil oud lapje. Natuurlyk waren alle verstandelijke vermogens verdoofd. Het is te verwachten dat deze zaak streng zal worden onderzocht en de schuldigen aan deze ver- dierljjking van een mensch hunne straf niet zullen ontgaan. Kerknieuws Dr. G. J. Vos, pred. te Goes, heeft het beroep naar Middelburg aangenomen. Gemeng<le berigten. Een schoenmaker te A.een eersie zangermoest zijn vriend B. niot zwart maken, om hem zoodoende van zijne bediening af te helpen. Dat zo! wel niet gemakkelijk gaan, want er zijn meer vrienden die zich daar tegen zullen verzetten. In eeuo gemeente in Zeeland heeft onlangs een mnziek-gezelschap plaats gehad, en om niet bespied te worden, waren de glazen met krijtwit en water gesmeerd. Nu waren er dames die gnnrue werden gezien, en hadden het krijt met hunne tongen van de glnzen gedaan. Wie kan dus nu helpen dat die dames den nnnm krijgen von krijilikkers? „Had ik het geweten," zegt Kees te Arnemuiden, „dat het feest zoo kinderachtig zou geweest zjjn, dan ware ik wel t'huis gebleven eu ik had injjuo centen in mijn zak gehouden. Ik en mijn meisje hebben ons zitten vervelen, en ons boos zitten maken over een wugenuiaker." Te H. zegt men De dikke Saar van 't witte Hof, Kreeg van mevrouw ook eens verlof, Om iemand t'huis te brengen; Maar zoo zij dat deed in de kou, Dat was het doel niet van mevrouw, Want 'l was om te verzengen. „Wat ben ik toch blij," zegt een arbeider onder Dirksland, „dat mijn zoon van die schoenmakers-dochter is afgezien, nu zal ik hem geld geven om eeu pop te koopon." Dus jongen, past nu goed toch op, Pronkt niet te veel dan met die pop, Want anders komt gij per abuis, Nog zeker in het gekkenhuis. De sub-Commissie te Cnileuburg voor het April-feest bestaat uit een dominé, den pastoor en een Israëliet, Het hótel van Veen, waar thans de plannen besproken werden hoe er in April feest moet gevierd worden, heeft eene merkwaardige her innering. Karei de Vijfde is in dat huis gelogeerd geweest in Jnlij 1540; en toen hij naar Haamstede zoude rijden, waren nl de dijkwerkers bezig met het bekrammen der dijken. Verwonderd dat het land van Schouwen met zoo veel moeite en kosten moest onderhouden worden, schonk hij aan den polder van Schouwen eene aanzienlijke som. Ook was het hem ter ooren gekomen dat er met de meekrap zoo geknoeid werd, daarom gaf hij bevel dat de meede voorlaan gekeurd moest wordeD te Zierikzee alvorens zij uitgevoerd mogt wordenop verbeurte der meede. Ingezonden stukken. De Redactie van den Zierikzeeschen Nieuwsbode ver- leene my goedgunstig voor het laatst eenige ruimte in haar blad voor het volgende: Mijnheer Bastmeijerl Uw schry ven in den Nieuwsbode van 3 Febr. 11. is zoo persoonlijkdat ik me thans maar rechtstreeks tot U wend. De totaal-indrukdien uw geschrjjf op my maakte kan ik niet beter terug geven, dan met deze woorden: Gy hebt personen voor zaken gesteld en onhandig ver ward. Gij hebt getracht om de beantwoording der door U genoemde »deftige sommatie" langs allerlei zijwegen te ontwijken en daardoor is geheel uw antwoord dan ook slechts spelen met woorden en getuigt het van groote oppervlakkigheid. Als ik nu eens op de eene of andere wijze in eene courant op uw persoon een blaam had geworpenen Gjj my dan sorameerdet op gevaar af van een leuge naar te zijn om dit te staven zou ik dan kunnen volstaan met te zeggen, zooals Gij dat doet: »ik meende (1) namelijk dat dit (het werven) eene algemeen bekeude zaak was en dat geloof ik nog." Zou zulk eene verklaring in uw oog een bewy9 zjjn voor de waarheid? My dunkt, dat ge die methode van bewijzen te recht voor zeer bespottelijk en onbeduidend zoudt honden. Ge zult u toch niet verbeelden dat Ge zulk een gewichtig man zjjt, dat een gedeelte van de bewoners onzer stad zich in uwe meeningen als con centreert? Gij waart de man die uw mond steeds vol had van dit werven. Maar nu ter zake. Uwe beschouwing van christelijk en van nationaal schoolonderwijs bewjjst op nieuw, dat ge niets weet, noch van wat de Hoofdcommissie bedoelt met de oprichting dier scholennoch van hare inrichting en strekking. Wat ge er van weet (Gy hebt dit met vele oneerljjke bestrijders onzer richting gemeen) put Ge uit eenzjjdige bladen. 'tWas uw eigen woord tot een bekend persoon, toen hij U sprak over een uitmuntend werkje van onzen van Lummel: »Ik lust Diets van dien kostl" En toch werd van Lummel door den Heer Inspecteur onzer Prov. bjj een bezoek, dat ZEd. aan mijne school bracht, een verdienstelijk man genoemd. Wilt ook Gjj eerlijker in uwe oordeelvelling wordendan staat de weg voor U open »Kom en zie Ik kan het IJ niet toegeven dat men eene zaak, eene inrichting, dan nationaal noemt, wanneer die naar eene wetdoor de vertegenwoordigers vastgesteld, is inge richten ook dan niet altijd, als die vertegenwoor digers van eenige duizenden kiezers, niet van de geheele Natie haar alzoo bjj herhaling hebben gewenscht. Nationaal noem ik die schoolwaarheen de ouders bij voorkeur hunne kinderen zenden, als er geen pressie op hen wordt uitgeoefend, 'tls in Nederland die school, welke door methode en inrichting er naar streeft om te voldoen aan de eischen des tijds, maar tevens zich onwrikbaar vasthoudt aan de Heilige Schrift en onze onverminkte Historie! Zij zjjn opvoedingsmiddelen, meer waard, dan de uitgezochtste deugden- en plichtenleer en stellen alleen in staat om den vrijen Nederlander in het opkomend geslacht aan te kweeken. (Zie de klacht van het Nieuws van den Dag van 5 Febr. in zjjn hoofd artikel). Wat zien we nu gebeuren Te Leiden waar bekwame openbare onderwijzers werkzaam zijn werd 6 Aug. '71 eene christelijke school ingewijd. Aan giften voor bare stichting ontving men 18752.325. Zij bestaat uit zes ruime lokalen. Pas is zjj geopend of de kinderen vullen het eene lokaal na bet andere! Io Groningen, Zwolle,Utrecht, Amsterdam, Middelburg en tal van plaatsen meer wordt school bjj school gestichten nog houdt de aanvraag om plaat sing voor kinderen niet op. Bewijst het niet, dat zoo bier als elders, Nederland sche ouders, al stemmen zij niet allen met onze beginselen overeen, de vrije school liefhebben en ze nog geen plan hebben zich door de regeering als Spartanen te laten behandelen. Nog vreemdsoortiger verklaart Gij het woord christelijk in verband tot onze school. In bare statuten zoekt Ge te vergeefs naar uw Orthodox Gereformeerd, 'tis in de stad van bekendheid dat Ge een der geavanceerden zijtin de moderne gelederen, en nu zegt Gij: >io mijn mond heeft christelijk nog altyd de oude en geijkte be teekenis maar bjj uwe partij heeft het eene nieuwe beteekenis (Orthodox Gereformeerd) gekregen Gy zijt dus nieuw en oud te gelijk, wellicht al naar het te pa9 komt, en wij die onzen naam eu onze levenskracht ontleenen alleen aan den ou<len Bijbel ons dicht Ge toe eenen nieuwen naam te hebben aangenomen. Ge moet wel gerekend hebben op de toegeeflijkheid van uvi publiek om met zulke begripsverwarringen voor-den dag te hebben durven komen 1 Of onze scholen waarachtig christelijk zjjnlaat ik in bet midden. Er kleven ook aan die inrichtingen nog maar al te veel gebreken. Dit duif ik echter zeggen,

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1872 | | pagina 1