BIJVOEGSEL
Zierilvzeesclieii Nieuwsbode van Zaturdag 13 Januarij 1872.
VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD
belioorende bij den
TE
ZIERIKZEE,
gehouden den ÏO Januari 10*72.
Voorzitter Mr. B. C. Cau.
Afwezig Mr. van Dongen, ongesteld.
De notulen der vorige vergadering zijn na eene kleine
wijziging goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen
1°. acht brieven van Gedeputeerde Staten, berichtende:
a. de goedkeuring van het raadsbesluit tot onderhandsche
verpachting van het ophalen der straatmest enz.;
b. de ontvangst van het raadsbesluit tot wijziging van het
reglement van het burgerweeshuis;
c. de goedkeuring van het suppletoir kohier van den hoof-
delijken omslag voor 1871;
(l. de goedkeuring van het besluit tot verkoop van opgaande
boom en
e. dat zij berusten in de toegestane subsidie aan het R. C.
armbestuur voor 1872;
dat terecht de vergoeding van het Rijk voor het werk
der laatste volkstelling in de rekening over 1871 zal
worden verantwoord
ff. de goedkeuring van het raadsbesluit tot verhooging van
de toelage voor de kweekeling aan de openbare meisjes
school
h. de goedkeuring van de gemeente-begrooting voor 1872.
Allen voor kennisgeving aangenomen.
2° een brief van het bestuur van den Hcinsisclen Geschichts-
verein te Lubeck, met verzoek dat de Raad eene jaarlijksche
bijdrage aan die vereeniging zal toekennen ten behoeve van
hare wetenschappelijke onderzoekingen.
Ter inzage van de leden gelegd.
3°. een adres van-.T-vairHiele, opzichter der bewaarplaats
van petroleum, verzoekende verhooging zijner jaarwedde van
ƒ50 tot 75, op grond dat zijne werkzaamheden door grooter
verbruik van petroleum, vermeerderd zijn.
De Voorzitter zegt dat bij onderzoek is gebleken dat in
het vorig jaar ongeveer eens zooveel vaten in de bewaarplaats
zijn gekomen en er uit gehaald als vroeger, en er termen
tót verhooging der jaarwedde aanwezig zijn. Hij stelt namens
Burgemeester en Wethouders voor haar te bepalen op ƒ65.
De heer van der Vliet stelt voor de jaarwedde te bepalen
°p 75omdat het werk van den bewaarder nog al lastig is
en er eenige bezwaren aan verbonden zijn, terwijl ook de
koude ligging van de bewaarplaats, vooral in den winter als
er het meeste werk is en het meerder verbruik van petroleum
in aanmerking moeten komen.
De heer Mr. Moens vereenigt zich met dit voorstel.
De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethouders hun
voorstel hebben gegrond op de omstandigheid dat er in de
maanden November en December wel veel werk, maar dat
er daartegen in den zomer weinig te doen is. De recette van
deze bewaarplaats bedroeg in 1871 p. m. f 70, in 1870 p.m.
ƒ40. De bewaarder doet van tijd tot tijd werkwaartoe hij
als zoodanig niet verplicht is en daarnaar kan uien de be-
looniug niet regelen.
De heer Mr. Fokker is tegen elke verhooging der jaar
wedde. Het is niet gebleken dat. 50 te weinig is. In het
eerste jaar had de bewaarder slechts weinig werk te doen en
nu er eens wat meer is, wordt dadelijk om hooger loon ge
vraagd. Dit gaat z. i. niet. Als men elk verzoek om meer
loon" op dergelijke gronden inwilligdewaar zou men dan
blijven? Als men de jaarwedde op hetzelfde bedrag houdt,
zal de bewaarder nauwer toezien op datgene waartoe hij ver
plicht is en op hetgeen hij niet behoeft te doen.
De heer Koole is voor het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, juist omdat de bewaarder het den handel ge
makkelijk maakt.
Het voorstel van den heer van der Vliet is in stemming
gebracht. De stemmen staakten en de zaak is dus tot de
volgende zitting aangehouden. Tegen stemden de HH. Mr.
Fokker, Mr. Cau, Jhr. de Jonge, Labrijn, van der Grijp
en Koole.
De Voorzitter leest het rapport dat de commissie voor de
exploitatie der gasfabriek heeft opgesteldnaar aanleiding van
het in hare handen gestelde adres van Jhr. W. M. H. de Jonge,
waarbij deze klachten inbrengt omtrent de lichtsterkte van
het aas, over zijne onzuiverheid en het in een woord slecht
noemt. Nadat de commissie heeft gezegd dat zij omtrent den
weinig humanen toon, waarop adressant zich tot den Raad
heeft gewend, het stilzwijgen wenscht te bewaren en hare
bevreemding te kennen geeft, dat de adressant zich recht
streeks tot den Raad en niet bij de commissie heeft vervoegd,
tot wier werkkring deze zaak behoort en bij welke de adressant
nimmer klachten heeft ingediend, brengt de commissie
zeer gedetailleerd ter sprake de grieven van Jhr. de Jonge
en hetgeen zij en de directeur der gasfabriek doen om goed
gas te leveren, zoo door de soort van kolen, die gebruikt
worden als door andere middelen. De commissie verzekert
dat de lichtkracht van het gas dit jaar sterk is toegenomen
en het geleverde gas kan wedijveren met dat, hetwelk in
andere gemeenten gebruikt wordt. Deskundigendie elders
wonenhebben er een gunstig oordeel over uitgesproken en
nu kort geleden genomen proevenhebben bewezen dat de
lichtkracht vrij sterk is. De spanning, die in de fabriek
gegeven wordt, is ook zeer aanzienlijk.
De directeur der gasfabriek heeft zich persoonlijk overtuigd
van het licht in adressants woning en meent dat het in eene
kamer zeer voldoende is (hoewel adressant dit ontkent) en dat
het in eene andere en in den gang te wenschen overlaat,
door eene belemmering in de leiding.
Aan de zuivering van het gas wordt veel zorg besteed en
nimmer worden klachten over stank of smerigheid vernomen.
JJeeft adressant, zich daarover te beklagen dan kan dit een
gevolg zijn' van verschillende oorzaken, die de volledige
verbranding van de koolstof belemmeren.
De commissie meent dat de klachten van adressant, vol
doenden grond missen en dat integendeel het gas, dat geleverd
wordt, wat betreft lichtsterkte en zuiverheidaan billijke eischen
allezins voldoet.
Dit rapport is ter inzage gelegd van de leden.
De Voorzitter deelt mede:
1°. dat eenige opgaande boomen der gemeente in het
openbaar zijn verkocht voor ƒ1383,90;
2°. dat tot lid van het collegie van zetters is benoemd
de heer C. van den Bout, in plaats van Mr. J. de Clercq
van Weel, die wegens verandering van woonplaats zijn ont
slag had gevraagd;
3°. dat met den aannemer D. Bolier eene overeenkomst is
aangegaan tot uitvoering van perceel 1 der op 22 November jl.
'aanbestede werken;
4°. dat bij de laatste opneming van de kas des gemeente
ontvangers is gebleken dat in 1871 en 1872 -was ont
vangen 89836,755
en uitgegeven- 76756,84®
meer ontvangen 13079,91
Het goed slot der rekening van 1870 bedraagt - 6028,05®
Alzoo in kas 19107,96®
Alles voor kennisgeving aangenomen.
5°. dat een onderzoek is ingesteld naar de jaarwedden van
de leeraars in het boekhouden aan al de andere Hoogere
Burgerscholen, behalve aan de rijksscholen, en daarvan een
staat is opgemaakt.
Die staat en de brieven, die er bij belmoren, zijn ter
inzage gelegd van de leden;
6°. cïat op het adres van W. A. Tuijtelkweekelinge bij
het onderwijs in de nuttige handwerken voor meisjes, gunstig
is geadviseerd door de plaatselijke schoolcommissie en dat
Burgemeester en Wethouders voorstellen om aan deze kweeke
linge persoon/ijk toe te kennen eene toelage van ƒ50 's jaars.
De heer Jhr. de Jonge is tegen dit voorstel. Vroeger heeft
men dit onderwijs en de belooning geregeld en hij vindt geen
aanleiding om nu reeds wijziging daarin te brengen. Deze
kweekeling heeft boven dien geprofiteerd van het onderwijs,
dat de onderwijzeres in genoemde, handwerken heeft gegeven
en er dus indirect voordeel van. De andere kweekeling kan
als men dit verzoek toestaat ook vermeerdering vragen en dan
zou het bedrag der toelagen, dat misschien in der tijd in
vloed heeft uitgeoefend om dit onderwijs bij den Raad aau-
nemelijk te maken,' geheel veranderen.
De heer Mr. Fokker meent dat de Raad en de plaatselijke
schoolcommissie wenschen dat het openbaar onderwijs zal
bloeien. Welnu als men dat wil, dan moet men ook de
middelen toestaan om daartoe te geraken. Het onderwijs in
de handwerken neemt op, het kost geld en als het verzoek
wordt ingewilligd weer meer, maar hij vertrouwd dat de
Raad toch ook zal beseffen het groote belang van dit onder
wijs. Deze kweekeling is zeer geschikt en voor het oogenblik
onmisbaar. Het is waar zij heeft sedert hare komst aan de
school vorderingen gemaakt, maar dit is niet geschied door
het onderwijs aldaar, maar door dat, hetwelk zij buiten de
schooluren ontving.
De heer Mulock Houwer zegt dat hij in der tijd lid is
geweest van de commissie tot regeling van dit onderwijs en
dat die commissie toen reeds meende, dat deze toelage te
laag was gesteld. Hij ziet er nu dan ook geen bezwaar in
voor de vermeerdering te stemmen.