brandweer kan nu reeds zonder dat de bepaling van het amendement bestaat, volgens de wet, geen woning binnen dringen tegen den wil van den bewonerzonder vergezeld te zijn van den Burgemeester, Kantonrechter of Commissaris van Policie. De heer Mr. Moolenburgh zegt dat de wet van 81 Au- ustus 1858 (Staatsblad No. 83) vordert dat de verordening en last op draagt de woningen binnen te tredendaarom zou in art. 81 der verordening ook art. 89 genoemd moeten worden, hetgeen nu het geval niet is. De heer Koole trekt de ondersteuning indie hij verleend heeft aan het amendement van den heer Zuurdeeg en zal na het gehoorde er tegen stemmen. De heer Jhr. de Jonge zegt dat bij eene algemeene braud- schouwing de kennis daarvan noodig is bij Burgemeester en Wethouders, omdat zij zouden weten wat er in de gemeente voorvalt. Om dezelfde reden moeten zij, of de Burgemeester alleen, kennis dragen van eene brandschouwing in enkele woningen en in zekere gevallen. De heer Mr. Moolenburgh blijft bij zijn gevoelen eu meent dat Jhr. de Jonge zich vergist, als hij wil dat de Burge meester gelijke kennis draagt van een gedeeltelijke als van een algemeene brandschouwing. Die kennis is hein bij de laatste uoodig om er de ingezetenen mede bekend te maken, maar bij de eerste, wanneer die plaats moet hebben nu kennisgeving van een der buren, zou ze vele bezwaren op- leverener zou een vergadering belegdde brandweer en den gemeente-bouwmeester gehoord, notulen geschreven en een uittreksel daaruit gemaakt moeten wordenvoor dat inen tot een onderzoek kou overgaan. Men kan de algemeene en de bijzondere brandschouwing dus niet gelijk stellen. Laat men toch niet spelen met groote woordenmaar practisch handelen. Het amendement is in stemming gebracht en verworpen met 6 tegen 2 stemmen. Voor stemden Jhr. de Jonge en Zuurdeeg. De Yoorzitter stelt, namens Burgemeester en Wethouders voor, om in het nieuwe art. 45 te bepalen dat de mannelijke ingezetenen van 18 tot 45 jaren zullen worden ingeschreven en niet die van 18 tot 50 jaren, omdat men op 49jarigeu leeftijd ontslagen wordt en het de moeite niet waard is iemand voor 3 4 jaar aan te stellen. Hij stelt verder, overeenkom stig het advies der commissie voor, oin de leden der rechter lijke macht en de geneesheeren onder de vrijgestelden op te nemen. De heer Mr. van Dongen vraagt of er reden zijn om iemand op l8jarigen leeftijd dienstplichtig te maken, hij zou dit liever uitstellen tot 25jarigeu leeftijd. De Yoorzitter herinnert aan de bepaling, die militie- en schutterplichtigen vrijstelt van dicust, maar hij ziet geen reden om hendie vrij geloot zijn ook vrij te laten van den dienst der brandweer. Op den leeftijd van 1825 jaren zijn de meesten ongehuwd en dnarotn bij voorkeur geschikt voor dezen dienst. De heer Mulock Houwer vraagt of het geen moeilijkheid kan geven als iemanddie op lSjarigen leeftijd bij den dienst der brandweer is gekomen, rnoct opgaan als ïoteling voorde- militie. De heer Mr. Moolenburgh vermoedt dat de leeftijd van 18 jaren, die in de bestaande verordening eveneens is aan genomen, alzoo is vastgesteld, omdat men op dien leeftijd heel wat doen kan en dikwijls meer lust en ijver beeft dan zij, die, zooals men zegt, er alles van weten. Het is waar het uitvallen door de loting kan bezwaar geven, maar hij stelt toch prijs op deze bepaling. De heer Koole is tegen eene uitbreiding der vrijstellingen. Zij geven ontevredenheid bij het personeel, dat meestal be staat uit hendie weinig of niets te verliezen hebbenterwijl van lien die fortuinen bezitten en liet. meest belang hebben bij het blusschen van een brand, velen zijn vrijgesteld. Hij stelt daarom voor om de leeraars der godsdienstige gezindten, de onderwijzers, de leden der rechterlijke maent en de ge neesheeren niet vrij te stellen. De heer Mr. Moolenburgh zegt dat de commissie, die heeft voorgesteld om de leden der rechterlijke macht en de geneesheeren vrij te stellen, dit. niet zonder voordacht heeft gedaan. Later heeft hij geboord dat van het klein gedeelte van het publiek, dat liet rapport beeft nagegaan, sommigen bezwaar hadden tegen die uitbreiding. Hij heeft echter geen aanleiding gevonden van opinio te veranderen De godsdienst leeraars, meent, hij, kan men moeilijk vrijstelle.il. De pastoor, kapellaan en de predikanten kunnen verhinderd worden bij de spuit te zijn, omdat hunne hulp elders gevorderd wordt, De onderwijzers zou ineu kunnen bezigen bij de spuit, maar dan staat de school leeg en zij» de kinderen soms zonder toezicht. De ambtenaren bij de posterijen en den telegraaf kan men evenmin in dienst der brandweer aanstellen, men zal die takken van den publieke» dienst toch niet willen be lemmeren. Yan de leden der rechterlijke macht is de president bepaald buiten de mogelijkheid altijd bij een brand te zijn, met een der rechters, die hem soms vervangt, kan dit ook liet geval zijn, een ander rechter kan als rechter-commissaris werkzaam zijn, de officier van justitie, zijn substituut, de griffier en zijn substituut kunnen ook in functie zijn, er blijft dus slechts één rechter over, die, zoo men wilde, aangesteld kon worden. De geneesheeren moeten dikwijls elders diensten bewijzen en hunne tegenwoordigheid kan dus moeilijk gevorderd worden. De heer Koole meent dat men leeraars, onderwijzers en geneesheeren wel dienst kan laten doen, en dat de brand weer hen ivel niet zal beboeten als zij verhinderd zijn op te komen. Zij zal de leden der rechterlijke macht evenmin be boeten als zij in hunne betrekking zitting hebben. Laat uien toch bij de brandweer brengen uit den gegoeden stand wie men kan. Men zal daarmede genoegen geven. De heer Mr. Moolenburgh zegt dat de verordeniug wel reden van vrijstelling kent, maar geen reden van verschooning, men zou dan exceptie op exceptie krijgen. Als men de zaken uitlegt zooals ze zijn, zal degene, die klaagt over de vrij stellingen, moeten eindigen met de commissie of den Raad gelijk te geven. De Voorzitter zegt dat men bij de spuiten een personeel moet Iu-bbenwaarop men rekenen kan en dat men niet veel zal hebben aan degenen, die de lieer Koole bij de spuiten wil aanstellen. Onderwijzers vrij te stellen is niet wenschelijk of men zou hen moeten laten heengaan in de schoolurenen dat kan toch niet zonder beuadeeling der zaakpastoor, kapel- laangeneesheeren kunnen elk oogenblik worden weggeroepen. De beer Mr. van Dongen zegt dat men het doel, dat de heer Koole beüogt toch niet bereiken zal, want men zal de som, bij niet vervulling van den dienst daarvoor vastgesteld, betalen of de gemeente verlaten. De heer Koole acht dit wat overdreven, maar mocht dit het geval zijn, dan zou de zaak ruchtbaar worden en het I doel bereikt zijn. De heer Jhr. de Jonge zegt dat de vele exceptie», die gemaakt zouden worden bij hem nog al wegen. Hij ka» zich niet vereenigen niet het amendement. Het amendement van den lieer Koole is in stemming gebraeht 1.° voor de godsdienstleeraars. Verworpen met 7 tegen 1 stem, die van den heer Koole. 2." voor de onderwijzers. Verworpen met 6 tegen 2 stem men, die van de. HH. Mulock Houwer en Koole. 8." voor de leden der rechterlijke macht. Verworpen met 5 tegen '3 stemmen. Vóór stemden de HH. Mulock Houwer, Koole en van der Vliet. 4.° voor de geneesheeren. Verworpen met 6 tegen 2 stem men, die van de HH. Koole en Zuurdeeg. Het geheclo art. 45, alsmede de artt, 46, 47, 48, 51 en 54 zijn daarna zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, met de wijzigingen, die door Burgemeester en Wethouders nader in hun voorstel gebracht zijn. Een dier wijzigingen (het toevoegen eeuer vierde alinea aan art. 48) behelst de bepaling dat zij die vóór hun schut- terspliehtigheidin dienst zijn bij de brandweer, ophouden tot het personeel daarvan te behooren, zoodra zij voor de schutterij zijn ingeschreven. De lieer Mulock Houwer wijst er op dat degenen die vrij- loten of wegens lichaamsgebreken niet bij de schutterij komen, i volgens die bepaling, van den dienst der brandweer ontslagen 1 worden en dan èn "bij de schutterij èn bij de brandweer vrij zijn. Ilij acht dit niet wenschelijk. De Voorzitter stelt daarop het woord //ingelijfd" in plaats j van //ingeschreven." In art. 81 is, mede zonder hoofdelijke stemming, iugelascht art. 39. Op dezelfde wijze is goedgekeurd eene overgangs bepaling, waarbij is vastgesteld, dat na het in werkingtreden der wijzigingen, onmiddellijk zal worden overgegaan tot de vaststelling eener lijst, zooals in art. 46 is bedoeld en door loting zal worden voorzien in het personeel, waarvan de in dienstÜelling niet tot 2 Januari 187.3 kon worden verdaagd. De vergadering is daarna gesloten. Snelpersdrukkerij. DB LOOZE i COM P., Alceistraat,

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1871 | | pagina 4