B IJ VOEGSEL
Zierikzeeschen Nieuwsbode van Donderdag 19 October 1871.
VERGADERING VAs\ ÜE\ GEMEENTERAAD
behoorende bij den
H. VIII afd. IV art. 3 (kleeding dienaars van policie) ƒ70,
n w huh 6 veldwachter) - 15,
De Voorzitter stelt aan de orde het voorstel tot wijziging
van de verordening tot voorkoming en blussching van brand
waaromtrent in de vergadering van 25 Augustus 1871 door
de daartoe benoemde commissie rapport is gedaan.
Bij art. 1 van het voorstel (wijziging van art. 39) geeft
de heer Zuurdeeg te kennen dat hij het betreurt dat de
directie der brandweer bij de brandschouwing in enkele
woningenvolgens dit art. in de huizen der ingezetenen komen
kan wanneer ze wil en zonder eenige vergunniug te vragen
aan Burgemeester en Wethouders. Hij acht dit eene verkorting
van de vrijheid der ingezetenen.
De Voorzitter antwoordt dat er nimmer klachten ten dien
opzichte vernomen zijn en dat er aan het vragen van ver
gunning aan Burgemeester en Wethouders bezwaren ver
bonden zijn. Er dreigt b. v. bij iemand brand uit te barsten,
nu wordt er door een buurman kennis van gegeven aan de
brandweer, die tot het onderzoek is aangewezen. Deze
moet dit onderzoek dadelijk kunnen doen, want verloopt
er veel tijd om de noodige vergunning te vragen en te be
komen uau kan zij misschien te laat komen. Mocht het
later blijkendat de brandweer zonder noodzaak woningen
binnendrongdan zou men de voorgestelde bepaling kunnen
wijzigen.
De heer Zuurdeeg acht het voorbeeld van den vorige»
spreker niet gelukkig gekozen. Als er brand is dan zou het
moeilijk zijn nog vergunning te moeten vragen om een huis
binnen te gaanmaar hij bedoelt het geval dat er alleen
gevaar is voor brand door slechte inrichting van schoorsteenen
platen enz.waarbij het er in den regel niet op een dag op
aankomt. De ambtenaren hebben soms een onnoodigen ijver
en daaraan wil hij geen voedsel geven.
De Voorzitter zegt als de buren onverwachts vernemen dat
er groot, gevaar is voor brand, zonder dat er nog brand is,
er dan geen tijd meer is om Burgemeester en Wethouders
bij elkander te roepen.
De heer Zuurdeeg stelt voor om in eene bij te voegen alinea
te bepalen, dat er voor de gevallen die hij bedoelt, ver
gunning van Burgemeester en Wethouders of van den Burge
meester alleen zal noodig zijn om brandschouwing te doen.
De heer Koole ondersteunt, dit voorstel.
De heer Mr. van Dongen is er tegen, omdat de onder
vinding heeft geleerddat de brandweer liet den ingezetenen
niet lastig maakt.
De Voorzitter meent dat eene bepaling als is voorgesteld
lastig zou zijn bij de behandeling van aanvragen om ver
gunning tot het plaatsen van ovens, het inrichten van berg
plaatsen enz. Op die verzoeken wordt het advies der brand
weer gevraagd, deze moet onderzoek doen in loco. Zal het
daartoe vergunning moeten vragen aan Burgemeester en
Wethouders Dat. zou toch te vreemd zijn.
De heer Zuurdeeg ziet ook in dit geval iets anders dan
hij bedoelt. Hij wil alleen bepalen dat de brandweer niet
het recht heeft in iemands huis te komen, wanneer zij wil.
De Voorzitter zegt dat het zich dikwijls voor doet dat
men een begin van brand van buiten uiet zien kan. Vol
gens het amendemeut van den heer Zuurdeeg zou men dan
het huis niet mogen binnengaan zonder vergunning. Dit acht
hij niet wenschelijk.
De heer Jhr. de Jonge kan zich vereenigen met het
amendement van den heer Zuurdeeg.
De heer Mr. Moolenburgh zegt dat hij, en misschien ook
wel andere leden, geen gelegenheid heeft gehad over het
amendement van den heer Zuurdeeg na te denken. Hij kan
zich echter daarmede niet vereenigen, omdat hij gelooft dat
bij deze verordening de last moet verstrekt worden om in
het gestelde geval de woningen der ingezetenen binnen te
gaan en dat het. niet voldoende is dat de Raad aan Burge
meester en Wethouders opdrage om in zekere gevallen daartoe
personen aan te wijzen. Het is mogelijk dat hij zich hierin
vergist, maar hij gelooft het niet.
De Voorzitter meent dat door het voorstel van Burge
meester en Wethouders niemand wordt te kort gedaan. De
TE
ZIERIKZE E,
gehouden den 16 October 1871.
Voorzitter Mr. B. (J. C'au.
Afwezig de HH. Mr. Fokker, van der Griip en Jhr. Mr.
Schorer, buiten de gemeente, Labrijn ongesteld en Mr. Moens.
De notulen der vorige vergadering zijn gelezen en goed
gekeurd.
De Voor/.itter deelt mede dat is ingekomen
a. een brief van Gedeputeerde Staten, houdende goedkeu
ring van het Raadsbesluit dd. 25 Augustus 1871, tot
verkoop van gemeentegrond.
Voor kennisgeving aangenomen.
b. een adres van den heer D. P. M. Graswinckel, om re
missie van hoofdelijken omslag over 2 maanden.
Verleend tot een bedrag van 11,00.
.c. een adres van de wed. H. B. Graswinckel, geb. Abresch,
om remissie van hoofdelijken omslag over 3 maanden.
Verleend tot een bedrag van ƒ10,545.
il. een adres van de firma de Haan Gallayte Amsterdam,
waarbij teruggave wordt verzocht van de boete ad/" 140,
wegens te late oplevering van eene partij straatkeien.
De Voorzitter deelt mede dat dit adres eerst voor een paar
dagen is ontvangen en stelt voor het te stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders om, na de commissie van
fabricage gehoord te hebben, advies uit te brengen.
Alzoo besloten.
De Voorzitter deelt mede dat bij de laatste opneming der
kas van den gemeente-ontvanger is gebleken dat over 1870
en 1.871 is ontvangen187395,76
en uitgegeven- 175266,165
meer ontvangen 12129,59*
waarbij het goed slot der rekening over 1869 - 4709,45
saldo in kas 16839,045
Voor kennisgeving aangenomen.
De heer Mr. van Dongen doet, namens de daartoe be
noemde commissie, rapport van haar onderzoek van de reke
ning der dd. schutterij over 1870.
Zij bedraagt in ontvang1097,50
en in uitgaaf -- - 1068,
goed slot f 29,50
De commissie adviseert tot goedkeuring. Alzoo besloten.
De heer Jhr. de Jonge doetnamens de daartoe benoemde
commissierapport van haar onderzoek
a. van de rekening van liet burgerweeshuis over 1870.
Zij bedraagt in ontvang7539,71s
en in uitgaaf- 7173,23
en sluit dus met een goed slot van 366,48s
d. i. wegens een in de rekening ingeslopen abuis, ƒ0,20
meer dan het bedrag waarop het goed slot door regenten
was vastgesteld. De commissie adviseert de rekening alzoo
gewijzigd goed te keuren. Alzoo besloten.
b. de begrooting van het burgerweeshuis voor 1872.
Zij bedraagt in ontvang en uitgaaf 7400. De commissie
adviseert en de Raad besluit haar op dat cijfer vast te stellen.
Bij monde van den heer Mr. van Dongen doet de daartoe
benoemde commissie, rapport van haar onderzoek van de door
regenten van het burgerweeshuis voorgestelde wijziging van
art. 8 van liet reglement dier inrichting. De commissie advi
seert om tusschen de woorden //die" en //gedurende" in te
lasschen de woorden: //op hun overlijden" en het voorstel,
alzoo gewijzigd, goed te keuren. Ter visie gelegd voor de
leden ter behandeling in eene volgende vergadering.
Op voorstel des Voorzitters besluit de Raad om op de
begrooting van 1871 van de onvoorziene uitgaven over te
schrijven op: