De heer Mr. Fokker zegt, dat alle groote vennootschappen en alle assurantie-maatschappijen een reservefonds hebben. Dikwijls wordt hare soliditeit naar dat fonds beoordeeld. Het is een gedeelte, van het kapitaal, geen winst. Wel is waar heeft men bij eene maatschappij uit het reservefonds aan een houder van twee aandeelen een derde aandeel kunnen geven, maar dat was een buitengewoon geval, het gevolg van zeer langdurigen en grooten voorspoed. In den regel is het reserve fonds noodig om te blijven bestaan. Daarbij komt dat het voor een gewoon aandeelhouder uiterst moeielijk zal zijn om uit de openbaar gemaakte balans of rekening op te maken, hoeveel nu wel ten bate van zijn aandeel in de reserve ge stort is. Hij prijst de bedoeling der commissie, maar gelooft dat het middel, dat zij voorstelt, grooter kwaad zal stichten, dan dat hetwelk zij weren wil. De heer Mr. Moolenburgh was bij eene oppervlakkige be schouwing van het amenlement er mede ingenomen, hij is daarvan teruggekomen en vraagt of het misbruikdat men zich voorstelt wel zoo groot kan zijn. De belegging in reserve fondsen zal toch wel hare grenzen hebben P Men zou ook kunnen bepalen dat als liet reservefonds rente oplevert, die rente moet worden aangegeven. De reservefondsen worden toch afgezonderd gehouden van de hoofdzaak. De Voorzitter zegt, dat die rente volgens de verordening aangegeven moet worden. De heer Mr. Moens erkent dat er vennootschappen zijn, waarbij het noodig is een reservefonds aan te leggen, maar bij allen is dit niet het geval. Sommigen staan gelijk met insolide effecten. Kan men eene bepaling vindendie alle bezwaren afsnijdt, de commissie zal er gaarne genoegen mede nemen. De heer Koole meent dat de verliezen van vennootschappen gelijk staan met de verliezen van particulieren. De laatsten kunnen niet worden afgetrokken van het inkomen, volgens hetgeen de Voorzitter in deze zitting heeft geantwoord aan den heer Zuurdeeg. De verliezen der vennootschappen moeten dus evenmin afgetrokken kunnen worden. De Voorzitter merkt op dat de redactie niet juist is. Het amendement spreekt van //rente en uitdeeling." De eene noch de andere vloeit in een reservefonds. De heer Mr. Moens meent dat hetgeen in een reserve fonds vloeit, als rente moet beschouwd worden. De heer Mr. Moolenburgh geeft in overweging om te spreken van //onzuivere opbrengst.'" De commissie neemt die uitdrukking over. De Voorzitter acht haar gevaarlijk en waarschuwt tegen lichtvaardige wijziging. De heer Zuurdeeg acht een middenweg hoogst moeielijk te vinden en wenscht tot de stemming over te gaan. Het amendement der commissie, voor zooveel betreft het slot van art. 8 no. 2a, wordt in stemming gebracht en met 8 tegen 3 stemmen verworpen. De Voorzitter stelt alsnu als amendement voor om hetgeen door de commissie was voorgesteld onder no. 2b te brengen onder no. 2 en als derde afdeeling van art. 8 te lezen: //berekend //naar het resultaat der laatste rekening: renten en uitdee- z/lingen van aandeelen in vennootschappen en andere maat- schappijen." Dit amendement is zonder discussie met algemeene stemmen aangenomen. Alsnu brengt de Voorzitter in stemming art. S sub 1. Bij letter d stelt Mr. Moens, namens de commissie voor, om als rente van effecten aan te nemen 5 pCt. van de waarde, die zij tijdens de aangifte, volgens de laatste officiëele prijs courant, hadden, na aftrek van beleeningen. De heer Mr. Fokker is niet ingenomen met dit voorstel. Hij die hoogere renten trekt, heeft inderdaad zooveel hooger inkomsten. Hij kan zich niet beroepen op de geringe waarde van het kapitaal, omdat hij dikwijls er niet meer voor ge geven zal hebben, en omdat hij dagelijks gelegenheid heeft om te verkoopen en zijn geld te beleggen in hooger staande, minder rentegevende fondsen. De Voorzitter heeft eenig bezwaar tegen dit amendement, de belasting zou daardoor een ander karakter verkrijgen, zij zou niet langer eene belasting op het inkomen zijn, maar op het kapitaal drukken. Zij zou ook meer onderworpen zijn aan den invloed van tijdsomstandigheden en in de aangiften zouden jaarlijks zeer verschillende cijfers kunnen worden opgegeven, zonder dat het mogelijk was die te beoordeelen. Hij wijst voorts op de onredelijkheid van het amendement voor lien, die minder rente van hunne effecten trekken dan 5 percent. De heer Mr. Moens zegt; dat de commissie primitief het gevoelen van de beide vorige sprekers was toegedaan, maar hij wil consequentie. Als houders van aandeelen in vennoot schappen zekere som kunnen beleggen in reservefondsen, zonder daarvan belasting te betalen, dan is het billijk dat ook de rente van effecten ten deele van de belasting worde vrijgesteld. De heer Koole antwoordt op het door Mr. Fokker aan gevoerde, dat effecten niet altijd verkoopbaar zijn en aan den Voorzitter dat ook de renten niet altijd dezelfde zijn, waar van hij voorbeelden aanhaalt. De heer Mr. Moolenburgh was eerst ingenomen met het voorstel, maar bij nader inzien acht hij de aanneming er van niet wenschelijk. Hoofdelijken omslag moet geheven wor den van het inkomen en volgens het voorstel zou het kapi taal de grondslag worden. Hij kan ook niet toegeven, dat een houder van effecten en een houder van aandeelen in vennootschappen gelijk staan. Het amendement der commissie is verworpen met 8 tegen 3 stemmen. Het art. 8 is daarna, zooals het is gewijzigd, in zijn geheel aangenomen. De heer Landsknegt verlaat de vergadering. Alt. 9 is aangenomen zonder discussie. Op het voorstel van Burgemeester en Wethouders om in art. 10 te bepalen, dat //als belastbaar inkomen wordt aan- z/gemerkt de inkomsten vermeld in art. 8, verminderd met z/eene som van ƒ200 en met de uitgaven in art. 9 vermeld" heeft de commissie een amendement voorgesteld. Zij wenscht het onbelast laten te bepalen tot de laagste klassen en wil van klassen van 999 en minder ƒ200 en van klassen van ƒ1000 tot ƒ1999 ƒ100 vrij laten. De heer Mr. Fokker meent dat het voorstel van Burge meester en Wethouders de voorkeur verdient. Het beginsel van progressie is in strijd met, het recht en de ceconomie. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders is dan ook niet gedaan omdat zij een progressief stelsel wenschen. In tegendeel, naar zijn oordeel ten minste, zou hij indien aan dit voorstel het beginsel van progressie werd toegelicht dit opnemen als een verwijt. Burgemeester en Wethouders heb ben door een' algemeenen regel het tegendeel dus van pro gressie alle belastingschuldigen voor ƒ200 vrijgesteld, in verband met de geheele vrijstelling aan hen, die beneden de ƒ200 inkomen hebben. Iedereen wordt door dien aftrek wel niet evenveel gebaat, maar kan er toch door gebaat worden. Zij, die de geringste inkomsten hebbenworden er liet meest door bevoordeeld, en dat te bepalen was juist het doel van Burgemeester en Wethouders. Dit doel meenen zij met hun voorstel, zonder aan de beginselen te kort te doente zullen bereiken. De heer Mr. Moens zegt, dat de commissie progressie wenschelijk heeft geacht, ter wille van de kleine kapitalen en den handwerkstand. Iemand die 25 moet betalen is naar evenredigheid zwaarder belast dan hoogere klassen. Het voor stel van Burgemeester en Wethouders is een chimère ten aanzien der hoogere klassen en een aftrek van ƒ200 is te veel voor de klassen van ƒ1000 tot ƒ1999. De heer Zuurdeeg meent dat een inkomen van ƒ1500 a ƒ2000 geen tegemoetkoming behoeft. Anders heeft hij geen bezwaar in het voorstel der commissie. De heer Koole zou de voorkeur geven aan het voorstel der commissie, het werkt geleidelijker. De Voorzitter wijst op de resultaten van den aftrek bij een inkomen van ƒ990, waarvan ƒ200 en bij een inkomen van ƒ1010, waarvan ƒ100 wordt afgetrokken. Bij aanneming van het voorstel van den heer Zuurdeeg zal de berekening der belasting bij een inkomen weinige guldens boven en van een ander eenige guldens beneden ƒ1500 nog vreemder resultaten opleveren. Spreker is niet tegen het voorstel der commissie, maar hij bestrijdt de uitdrukking //progressief." De heer Labrijn ziet in liet voorstel wel iets progressiefs. De heer Mr. Moolenburgh is voor het voorstel der com missie, hij acht het progressief. Hij heeft tegen eene proges- sieve heffing geen bezwaar; die liet meeste heeft, kan ook liet meeste betalen. Het voorstel der commissie is aangenomen met 7 tegen 3 stemmen. Art. 11 is zonder discussie aangeüoihéii. In het voorstel van Burgemeester en Wethouders zijn in art. 12 drie nieuwe klassen opgenomen, een van ƒ300 tot 399, een van ƒ200 tot 299 cn een van 100'tot 199. De heer Zuurdeeg stelt voor deze klasse niet op te nemen in de verordening. Degenen, die een inkomen hebben van ƒ300 tot ƒ399 hebben dit meer dan noodig voor hun onder houd en voor krachtig voedsel. Elke gulden, die zij moeten opbrengen is schade voor hunne gezondheid. De Voorzitter wijst er op dat diegenen, die in die klasse vallen, gebaat zijn bij de afschaffing der accijnsen, en dat, ook voor hen zooveel nuttigs tot stand komt. Wat is het onderwijs niet verbeterd! De lieer Zuurdeeg zegt dat hun toestand vroeger wel is waar slechter was, maar dat tegenover de afschaffing der accijnsen toch staat de meerdere duurte der levensbehoeften. Het voorstel van den heer Zuurdeeg is verworpen met 9 tegen 1 stem. De overige artt. der verordening worden zonder discussie aangenomen, even als de verordening zelf. De verordening op de invordering van den hoofdelijken omslag wordt aan de orde gesteld. Zij geeft den heer Mr. Moolenburgh aanleiding tot de vraag, of er bij het dagelijksch bestuur over gedacht is om de aangiften door de belastingschuldigen te doen vervallen. De Voorzitter antwoordt ontkennend. Hij is niet voor ver andering op dit punt, hoewel hij het wenschelijk zou achten dat de aangifte nooit aan de belastingschuldigen was overgelaten. De heer Mr. Fokker is wel voor de aangifte door de be lastingschuldigen. De heer Mr. Moolenburgh herinnert wat vroeger van die aangiften gezegd is. Hij zal nu dienaangaande geen voorstel doen, maar stelt zich voor misschien later op dit punt terug te komen. De genoemde verordening en die op de heffing van een maximum van 30 pCt. op de hoofdsom der personele be lasting, zijn zonder discussie en hoofdelijke stemming aan genomen. De openbare zitting wordt gesloten. De vergadering wordt met gesloten deuren voortgezet. Heropend zijnde gaat de vergadering na omvraag uiteen. SNJiLPKRSDRUKKKRIJ VAN DE LOO'AK COMP.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1870 | | pagina 4