No. 2591.
25sl° Jaarir.
Woensdag 20 Jan narij 1869.
W
Nieuwstijdingen.
NIEUWSBODE.
De Eerste Kamer en de Begrooting.
De Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft den
9", 11", 12" en 13" besteed aan de behandeling der
Staatsbegrooting voor 1869, na een uitvoerig schriftelijk
onderzoek.
Bijna alle hoofdstukken zjjh met algémeene stemmen
aangenomen. Tegen fin an tien, in de Tweede Kamer uit
politieke rancune,zoo fel aangevallen, stemde één lid,
de anti-revolutionair Messchert van Vollenhooen tegen
Binnenlandsche zaken 2 leden; tegen Hervormde eere-
dienst 5; tegen R. G. eeredienst 4 leden; hoezeer zij
geen woord daarover spraken.
De debatten in de Eerste Kamer zijn over het alge
meen op waardige wijze gevoerd. De groote kwestiën
van den dag zijn evenwel met ernst besproken, zoowel
finantiën onderwijs als koloniën. De Eerste Kamer
heeftbij monde van alle sprekers, hnlde gebracht aan
de bekwaamheden van onderscheidene Ministers en den
wensch geuit ,- dat zij een tijd lang aan het bewind
mogen blijven, opdat de zaken tot afdoening zouden
komen. Zoo deed dit onder meer de heer de Vos van
Steemuykdie zich zelf de vraag ter beantwoording
stelde hoe kunt gij dit verlangen die geenszins tot
de vrienden hebt bedioortzijt gij nu op eenmaal van
de vrienden geworden Neenzei hij ik ben van
opiniën niet veranderd maar zeg met den heer van
Reenen voorzitter der Tweede Kamer dat er zeer veel
tijd verloren is gegaan door politieken strijd en menig
belang voorziening eischt, hetgeen alleen door stabili
teit in de regeering bereikbaar is. Zoo deukt de ge-
heele Eerste Kamer en de oppositiebladen putten zich
uit om dat lichaam nu voor te stellen als afwachtende,
terwijl men er bijvoegt dat men even zoo tegenover
een conservatief kabinet zou gehandeld hebben. Is dat
waar? Ja, men zou de conservatieven van den ouden
stempel even goed de handen aan het werk hebben
laten slaan zooals de liberale meerderheid der Tweede
Kamer het ministerie Mij er met kalmte ontving. Maar
een kabinet, zooals afgetreden is, dat geen steun vond
bij de natie en daarom telkens tot ontbinding van de
Tweede Kamer aandrong, vond in den anderen tak van
de wetgevende macht even weinig sympathie zoodat
een adres aan de Kroon stellig ware ingediend, had in
den zomer de Eerste Kamer de zekerheid niet verkre
gen, dat de toenmalige ministers zouden aftreden. Men
weet toch dat het voorstel door 5 leden in der tijd is
gedaan en naar de sectiën verzonden, om de gelegen
heid te hebben er dadelijk toe te besluiten, als de om
standigheden drongen.
De finantieele toestand werd door de sprekers in de
Eerste Kamer in het algemeen niet als zoo ongunstig
beschouwd. Inderdaad heeft ons land sedert 1851 meer
dan 200 milioen geamortiseerd en belastingen afgeschaft,
terwijl de gewone middelen nu evenveel, ja meer op
brengen. Wij hebben 6 milioen besteed aan den Rot-
terdamschen waterweghet bedorven muntwezen in
Oost-Indie hersteld, de slaven in de West geëmancipeerd,
ten koste van milioenen. Ons spoorwegnet was geraamd
op 100 milioen. Wij hebben die som ruim er aan be
steed of beschikbaar; met hetgeen nu aangewezen is,
zullen 106 milioen daaraan verwerkt zijn en nu is er
een tekort van een paar milioen op den dienst 1868
dat voorkomt uit eene mindere opbrengst van het suc
cessierecht ad 1 '/2 milioen maar boven alles door de
buitensporig hooge uitgaven voor marine en oorlog
onder het vorige ministerie ontzachlijk uitgezet, zonder
een cent tot dekking dier uitgaven aan te wijzen. Maar
er zijn nog zooveel saldo's van rekening van vroeger in
kas dat men in dit en een volgend jaar geene zorg
heeft om alle uitgaven te dekken. Wellicht zal men
ten slotte iets voor de spoorwegen moeten leenen, die
dan ook renten zullen afwerpen.
Het ministerie stelt zich nu voor om de uitgaven in
geen geval uit te zetten. Bezuiniging is op vele takken
van dienst onmogelijk. Maar wanneer men de subsidien
voor openbare werken beperkt en de uitgaven niet ver
meerdert boven het dringend noodzakelijke, komen wij
13 milioen tekort. Daarvoor zijn wij van Indie afhan
kelijk. Indien men echter nagaatdat de belastingen
elk jaar 7 '/2 ton meer opbrengen, is binnen eenige ja
ren die afhankelijkheid veel te verminderen, mits men
zuinig besture, en dat die taak ten volle aan den heer
van Bosse is toevertrouwderkende iedereen in de
Eerste Kamer.
De koloniale kwestie sluit zich bij de finantieele aan.
De regeering stelt zich voor eene regeling vastte stellen,
dat Indie ons een vaste bijdrage leveren moet. Inder
daad hebben wij geen recht om uit Indie te halen wat
er uit te persen is, met verwaarloozing van de belangen
van 25 milioen menschen. Maar wij hebben volledig
recht op teruggave der uitgaven die Nederland doet.
Schiet er op de Indische administratie dan iets over
na voorziening in de behoeften der koloniën, Indie heeft
geene schuld, die geamortiseerd moet wordendus kan
Nederland daarvan iets krijgen. Maar geheel iets anders
is het niet te vragen, wat Indie behoeft en te zeggen:
wij putten onbepaald uit die kas, gevuld door dwang
arbeid en monopolie.
De Eerste Kamer wil ook medegaan met den heer
de Waalmits hij met bedaarden stap Indie den weg
van ontwikkeling wijze. Dit wil ieder liberaal man
die zich op het gebied der practijk beweegt. Zelfs de
heer Iiuijdecopereen conservatief, verklaarde groot
vertrouwen in den Minister te hebben.
Over binnenlandsche zaken is gedurende twee zittin
gen en eene avondzitting gesproken. Over elk hoofdstuk,
dit is iets nieuws, werd beraadslaagd. De grieven tegen
het openbaar onderwijs zijn door een paar sprekers uit
gemeten en door vele leden met nadruk wederlegd.
Maar algemeen keurde men af, dat daarvan eene partij-
kwestie wordt gemaakt.
Wat wij der Eerste Kamer minder waardig achten
is hetgeen enkelen beweerden, dat de onderwijzers op
de lagere school en de leeraren op de middelbare scho
len te veel tractement genieten. Men kan in ons land
niet meer leven met hetgeen 20 jaren geleden betaald
werd. Men klaagt over lage bezoldiging van de ambte
naren bij de provinciale griffiën van leden van Gede
puteerde Staten en bij de regterlijke macht. De heer
Cremers erkende evenwel dat rechter of lid van Gede
puteerde Staten te zijn, een eerambt is dat niet enkel
om het geld wordt vervuld. Moeten nu zij -dieonze
kinderen onderwijs geven, slecht betaald worden, om
dat anderen en men verlangt verbetering eene
som 's jaars krijgen, die niet meer voldoende is? Of
moet men veeleer allen in beter positie brengen Gaat
het aan, dat de meest vermogenden in den lande, man
nen die-schatrijk zijn en gewillig zoo vele milioenen
voor oorlogstuig goedkeuren, klagen over een tractement
van den leeraar en het sobere inkomen van den on
derwijzer op de openbare school van hen die, om met
den minister te spreken, den grootsten kanker van de
maatschappij bestrijden de onkunde waartegen nog
zooveel te doen valt?
Op een laatst incident komen wij terug.
De drukpers houdt zich bezig met de ontzettende ont
dekking van een moord die 17 jaren geleden gepleegd,
ten spijt van alle nasporingen een ondoordringbaar raadsel
was gebleven, en thans door den moordenaar zeiven is aan
het licht gebragt. Den 21 Juuij van 'tjaar 1851, tijdens de
groote tentoonstelling, wandelde een jongman, met name
Johnson, op eenigen afstand van Norwich met zijn hond.
Deze vond in een tuin een voorwerp waarmede hij naar huis
snelde en waarin zijn meester, bij zijne terugkomst, met
ontzetting eene menschelijke hand herkende. De politie
van het gebeurde verwittigd, begon hare nasporingen, die
ten gevolge hadden, dat van lieverlede uit alle oorden van
het district gedeelten van een lijk werden bijeenverzameld
dat bij geneeskundig onderzoek bleek te zijn het lijk van
eene jeugdige vrouw, tussehen 16 en 26 jaren oud, die
naauwelijks veertien dagen dood kon zijn en bij haren dood
ten volle gezond geweest was. Uit een en ander maakten
de politie en hetpubliek op dater een moord was gepleegd
en de moordenaar dien vreemden weg was ingeslagen om
zich van het lijk te ontdoen, waarmede hij voortging daal
de nasporingen gedurig nieuwe stukken deden te voor
schijn komen.
De spanning die onder de bevolking heerschte was groot
even groot als die, waarin de bewoners van Londen waren
toen eenige jaren later op een van de pijlers van de Water-
loobrug, gelijksoortige overblijfselen, in een stuk tapijt
gewikkeld, gevonden werden. Sommigen meenden, dat
men aan een medisch student als dader had te denken
anderen wilden in het gebeurde het werk zien van een
lijkroover die op die wijze zich van de koopwaar, waarvoor
hij geen aftrek had gevonden, ontdaan had. Maar het
nader onderzoek sloeg aan die onderstellingen den bodem
in, de overheid bleef overtuigd, dat er een moord had
plaats gehad, maar wat zij ook deed, zij kon het spoor cle»
misdadigers niet vinden, en de schrikkelijke gebeurtenis
werd vergeten.
Plotseling kwam Zaturdag 2 Jan. 11. een achtenswaardig
burger van Norwich in het Lambeth-politie-bureau te
Londen, om zich als moordenaar van zijne vrouw aan te
geven. Hij zeide dien moord op 15 Junij 1851 te hebben
gepleegd, en dat hij zich van het lijk had ontdaan, op zoo
danige wijze, als boven is genoemd. Vreemd is het, dat
niemands vermoeden op den waren dader, den heer She-
ward, was gevallen. Nog vreerader, dat de verdwijning
zijner vrouw geen argwaan verwekte, of, zoo zij al opge
merkt werd, door den moordenaar op bevredigende wijze
kon worden verklaard. Aanvankelijk kon hij zeker voor
geven, dat zij op reis was, maar hoe, toen zij niet terug
keerde? Gaf hij haar voordood uit, of beschuldigde hij
haar van hem moedwillig te hebben verlaten? Zooveel is
zeker, dat hij vrij is gebleven van alle verdenking, en daar
hij van de vermoorde als van zijne eerste vrouw spreekt,
is het waarschijnlijk, dat hij, in weerwil van zijne wroe
ging, die hem eerst aan zelfmoord deed denken, en later
vrijwillig de justitie opzoeken, een tweede huwelijk heeft
gesloten. Streng is de beoordeeling, die de onverklaarbare
kortzigtiglieid der politie in de dagbladpers vindt. Zij kan
er geene verklaring voor vinden, dat mannen, wier leven
aan het opsporen van misdaden gewijd, en wier scherp
zinnigheid in het verzamelen, en tot eenbrengen van uit-
eenloopende dikwijls nietige gegevens zoo beroemd is,
er niet eenmaal aan gedacht hebben, om de afwezigheid
van de vrouw van Sheward, en het vinden van een vrouwe
lijk lijk in verband te brengen, vooral toen die afwezigheid
langzamerhand bleek eene verdwijning te zijn. Met won
derlijke ligtgeloovigheid werd, zoo er al navraag geschiede
alles gelooid, wat de echtgenoot geliefde te vertellen, en
toch was die echtgenoot de moordenaar, en de afzigtelijke
overblijfselen die de justitie in handen had, behoorden tot
het lijk der vrouw, die bij alle bewoners van Norwich was
bekend en bemind.
OostelliBigg-wei-f, 13 Jan. Een treurig feit heeft
dezer dagen te Oud-Appelscha plaats gevonden. I)e, dienstmeid
van een landbouwer werd reeds sedert eenigen tijd vermoed
zich in zwangeren toestand te bevinden, hetgeen zij echter
halstnrrig bleef ontkennen. Eenige dagen geleden verliet zij
heimelijk des nachts het bed, waarin zij met de huishoudster
sliep. Deze hare afwezigheid bemerkende, ging haar achterna
en vond haar in de onmiddelijke nabijheid van het varkenshok.
De meid verontschuldigde zich toen wegens neusbloeding. Kort
daarop gelastte haren meester haar zich naar den geneesheer
Dr. v. d. Sluis, te Oosterwolde, te begeven, om zekerheid van
haren toestand te verkrijgen. De doctor bemerkte aldra, dat
zij niet zwanger maar korten tijd te voren bevallen was, hetgeen
zij echter ten stelligste ontkende, doch later ten huize van haren
vader, in tegenwoordigheid van den predikant, de bekentenis aflegde
dat zij, in den nacht van 5 op 6 Januarij het bed had verlaten
cu in een knlvcrenhok, dat zich in de schuur naast hot varkenshok
bevind, een dood kind had ter wereld gebragt, dat zij onmiddelijk
na de bevalling aan de varkens had toegeworpen. Dr.v. d. Sluis
bragt onmiddelijk het gebeurde ter konnis van den burgemeester,
die na een langdurig onderzoek de ongelukkige in hechtenis hoeft
genomen en ter beschikking heeft gesteld van den officier bij de
arrond.-rcgtbank te Ileerenvecn. De gearresteerde is reeds moedor
van één onecht kind.
JFbreclevilcsoorcï14 Jan. De voormalige
dadigheid" alhier, zekere J. H. de Y.die zich aan
verduistering van gelden en valsche administratie ten
nadeele der maatschappij voornoemd, had schuldig
gemaakt, is thans door het provinciaal geregtshof van
Drente veroordeeld tot 2 jaren korrectionele gevan
genisstraf, ƒ375 boete, 3 maanden subsidiaire gevan
genisstraf en in de kosten van 't geding. De man laat
zijne echtgenoot en een aantal jonge kinderen in
hulpbehoevende omstandigheden zitten.
Vlis.^ïng-oiï 9 15 Jan De stoomboot de Zeeland
heeft heden op hare terugreis van Iloedekenskcrke een
lek in de ketel gekregen, tengevolge waarvan zij thans
te Neuzen ligt en niet naar hier kan terug koeren.
I EtmiBis»»! o«1o 17 Jan. Den 13den dezer genoten
alhier J. Bakker, rustend onderwijzer en Maria Lokker,
het zeldzaam voorregthunne 50jarige echtverceniging
te nogen vieren.
Je bewijzen van hartelijke belangstelling, niet alleen
binnen maar ook buiten de plaats hunner inwoning
mogten hun ten deel vallen inzonderheid door het
EdelAchtbaar Bestuur en den Eerwaarden Kerkenraad
dezer gemeente, die den jubilarissen twee edele geschen
ken hebben toegedacht, die als zinnebeelden van den
tijd en van rust mogen worden beschouwd; dit voor
noemde werd nog vermeerderd door een prachtig ge
schenk het zinnebeeld van het levenwekkend licht
voorstellende door den EdelAchtb. Heer Burgemeester
als een extra gift geschonken.
Al deze vereerende bewijzen van achting en belang
stelling, werden nog verhoogddoor eenige geschenken
in goud, door hunne dankbare kinderen, die als parelen,
de kroon der grijsheid hunner bejaarde ouders mogen
versieren.
Al die giften werden met eene kortö en passende
toespraak uitgereikt.
19 Jan. Op Vrijdag den 29 dezer
zal de beroemde Vlaamsche dichter Jan van Beersin
de Concertzaal alhier, een voordragt houden, waarop
wij de aandacht van onze lezers vestigen. De stukken
door hem voor te dragen zijn de Verstooteling en de
Oorlog. Wij hopen in ons volgend nummer meer uit
voerig hierop terug te komen en verwyzen nu naar de
hierachter voorkomende aankondiging.
Z. M. de koning heeft bij besluit van den 6Jl"n
dezer 11. aan Augustinus Geilleit kwijtschelling verleend
van de straf des doodswaartoe hij is veroordeeld
door het provinciaal geregtshof in Zeeland dd. 22 Oc
tober 1868, ter zake van inoedwilligen doodslag, welke
heeft gestrekt om diefstal, gepleegd met behulp van
binnenbraak in een bewoond huis gemakkelijk te maken
of de ontdekking daarvan te voorkomen, en die straf
verwisseld in een tuchthuisstraf van twintig jaren.
Laatstleden Woensdag heeft te Westerbork een
treurig voorval plaats gehad. Een arbeider F. Zoer, ge-
rK.rkie in twist met zekéren L. Bloeming, doordat diens
geit op het land van laatstgemelden liep. Het eene
woord lokte het andere uit, totdat eindelijk Zoerdie
vlak bij zijne woning was en jager is, in drift zijn ge
laden geweer uit huis haalde en daarmede een schot, op
Bloeming loste, waardoor hij hem het regter been bij
den enkel verbrijzelde. Den volgenden dag is het been
geamputeerd. Eene commissie uit de regtbank te Assen
begaf zich den 14 Januarij naar Westerbork, om de zaak
te onderzoeken. De dader is in hechtenis.
Te Parijs is overleden een zekere Etienne Salie
in den ouderdom van 71 jaar. Verscheidene jaren lang
hield die man een kroeg van de gemeenste soortdie
algemeen bekend was. Bij het opruimen der vuile stegen
in de buurt van de Halles Centrales, exploiteerde hij
in de rue aux Fers, no. 26 den beruchten lapis-franc,
in de wandeling Paul Niquet genaamd. Het was een
verschrikkelijke kroeg, een verzamelplaats van boeven,
vagebonten, bedelaars, publieke vrouwen van het minste
kaliber enz. De gelagkamer bestond uit een ontzettend
groote regthoekige zaal met tafeltjes, die aan den grond
waren vastgeklonkendaaromheen bevonden zich ka
mertjes voor vier, acht, tien personen. Ongeveer drie
hondert menschen zochten daar 's nachts hunne toe-
vlugt; al dat volk at dronk schreeuwde vloekte
zong en vocht onder elkander. Deze kroeg nu was
eene Parijsche curiositeit geworden. Twee of drie ka
mertjes had men dan ook zoo ingerigt, dat men achter
dikke gordijnen kon opnemen wat er in de gelagkamer
voorviel. Daar verborgen zich de nieuwsgierigen uit
de fatsoenlijke standen om dat tooneel te bespieden.
Men wil zelfs dat vrouwen uit de groote wereld daar
van gebruik maakten. Etienne Salle had in eenige
jaren een fortuinje gemaakt.
De berigten uit de noordelijke provinciën van
Zweden en Noorwegen stemmen allen hierin overeen,
dat de strenge koude in November slechts weinige
dagen heeft geduurd, en dat men na dien tijd tot nu
toe aldaar een buitengewoon zachten winter heeft, ter
wijl ook in het geheele noorden des lands nergens
veel sneeuw is gevallen.
De gemeenteraad van Groningen heeft besloten
den prijs van het gas binnen die gemeente met 1 ct.
per kubieke el te verminderen en den prijs te stellen op
10 cent per kub. el.
Geineng-de berigten.
Jufvrouw A. van het Zwaneu-waltje te Amsterdam
moest nu niet meer zoo onverdraagzaam zijn, anders
verliest zij haar bosjesmaneven als hare vorige 7
aanbidders. Te Nieuwenhoorn was bij de inhuldiging
van den nieuwen burgemeester, eene oude weduwe tegen
woordig, die hare plaatsgenooten opmerkzaam maakte
op de eerepoort die voor het raadhuis was opgerigt.
In 1807 had die poort gediend voor Koning Bodewijk
van Holland; in 1812 voor Keizer Napoleon; in 1815
voor Koniug Willem, en op driekoningen-dag in 1869
voor den nieuwen burgervader. In de kamer der
Rederijkers te Oude-Tonge is opgevoerd geworden
Griffo de Sullieruit de 12de eeuw, drama van Hofdijk
vertegenwoordigd in hetcostuum van een platlandschen
schutter uit den 10-daagschen veldtogt. De Brusselsche
courant heeft dit orakel bijzonder toegejuicht, hetwelk
zij van haren correspondent van daar was toegezonden.
in een verkeerde fuik gezwommen en nu weet mej
niet of het visch of vleesch worden zal. - „Brusselsen^,
spruitjes zjjn lekker," zegt eene dame Goes, mnavtoch
de voorkeur aan Je Ellewoutsdijksche, al ware het maar
na 10 ure in den winkel." Te G. moest een zot
over zijne vrouw niet waken hij laat na tieneu^b^nj'
toch schaken, zonder in het minst te morren,
is een heer metsnorren. Twee dames te Goesi
nalaten des avonds bel-denrtje te spelen, daai diï
strekt bij baar fatsoen niet past. Indien dit nlecinij
plaats hebben, zullen hunne namen worden
Het trouwen van den man te W. is in rouw^5'
anderd; hij heeft gevrijd naar het gezigt, gewc
gerucht; doch wie naar deze 3 G. tracht, krjjgt
woonlijk 3 W. De diergaarde te G. staat verrijkt
te worden met een veelvraat. Een ieder wachtte zich
voor een persoon te X.die een fatsoenlijk gezelschap
beschuldigt, zijne wijnglazen gebroken te hebbenr Blijft
dit du§ zoo voortgaandan zal hy geen wyngla/.en
meer nobcTig Lebben. De bóeren-aam es te Stad
worden verzocht, wanneer zij weêr in de lcerlc komen,
hunne crinolinen wat te bergen, daar 11.Donderdag-avond,
toen de dominé zijn gebed deed, een ander meisje over
hunne hoepels viel.
Kerknieuws».
De heer C. W. Schoorel, predikant bij de Nederd,
hervormde gemeente te 's Heer Abtskerke, is beroepen
bij die gemeente te Stavenisse.
De hoer A. van Oosten, predikant te Fort Bath c. a..
heeft het beroep naar de gemeente Puttershoek aange
nomen.
IiigezoiKlene Stukken.
Wering der armoede door wcrkinriglingen.
Niemand denke dat ik, met ééne pennestreek,
het groote maatschappelijke vraagstuk „wering
van armoede" meen op te lossen. Alleen de ge
dachte „dat elke steen bijdraagt tot de voltooi-
jing van het gebouw gaf mij deze regelen in
de pen.
De heer C. A. Buijze, heeft in de jongste Nieuwsbode
als het ware een beroep gedaan op de gegoede inge
zetenen dezer gemeente, om behulpzaam te zijn aan de
voortzetting der vroeger bestaande en thans door C.
Blom op kleine schaal voortgezette calicotwoverij.
Ik doe hulde aan de gevoelens van medelijden jegens
zijne natuurgenootendie den schrijver klaarblijkelijk
hebben geleid tot ihzenden van dat stuk. De gevolgen
z'ullen echter niet van dien aard zijn dat zij 6f den
schrijver, of de betrokkene arbeidslieden zullen bevre
digen; en waarom?
Stellen wij eens dat door eenige gegoede ingezetenen
een kapitaal wierd bijeeugebragtzoo groot zelfs dat
de weverij in haren vroegeren luister koude worden
hersteld. Men zoude alsdan denken daarmede de zaak
gewonnen te hebben en werd dit ook bet geval,
„wanneer het kapitaalsbezit alleenvoldoende was
tot het drijven eener nijverheids-inrigting hetgeen
natuurlijk zoo niet is.
In de tweede plaats behooren daartoe de hoofden en
handen van knappe en zaken kundige (niet altijd zaak
kundige) mannen, die energie en tijd disponibel hebben,
om zoodanig de zaak te exploiteren als 't veelzijdig
belang van dezelve medebrengt. Die vereischten zijn
vele en worden nooit in voldoende mate gevonden 1 »y
personen die uit mensclilievendheidsgevoelof welke andere
drijfveer ook(eigenbelang buitengesloten) de handen
leenen tot het in werking brengen en drijven van een
of anderen nijverheidstak. En waarom? Omdat bij groote
maatschappelijke vraagstukken, waaronder „wering van
armoede, eene voorname plaats bekleedtbet meest
naar verwijderde middelen tot verbetering en heeling
wordt gezocht, terwijl men de nabijliggende oorzaak,
of waarheid voorbijziet, waardoor natuurlijk het middel
tot verbetering niet wordt gevonden.
De waarheid is, dat: nijverheid met het philantropisch
beginsel iveinig of niets gemeens heeft.
De philantroop begaan met het lot van zijne ver
armde natuurgenooten, wil hun lot verbeteren, en tcregt
begrijpende dat giften slechts oogenblikkelijken nood
leenigen, wenscht hij de nijverheid aan zijne pogingen
dienstbaar maken niet begrijpende dat het beginsel
der nijverheid: zocht om eigen kapitaal door alle ten
dienste staande middelen zoo productief mogelijk te
maken, buiten zijn bereik ligt.
Elke nijverheids-onderneming uit philantropisch oog
punt begonnen lijdt en zal altijd schipbreuk lijden
omdat zij de juiste gegevens mistdie haar bestaan
kunnen verzekeren. De redenen daarvan allen te ont
wikkelen ligt thans niet in mijn plan. Eene enkele en
wel de voornaamste heb ik zoo even genoemd. Ik
wenschte alleen een enkel woord in het midden te
brengen om beide partijen zoowel de gegoede als de
arme, voor teleurstelling te bewaren, want brengt men
tot zoodanig doel gelden bijeen dan lijdt het geen twijfel
of na korter of langer tijd eindigt de onderneming zoo
als alle dergelijke gedaan hebben ne nog zullen doen.
Omdat dit het middel tot lotsverbetering van den verarm
den natuurgenoot niet is.
Met deze laatsten volzin heb ik tevens het antwoord
gegeven op de vraag aan het begin van dit stukje
„de gevolgen van dien aard zullen zijn dat zij ook de
arbeidende niet zullen bevredigen want kwam men tot
de verwezenlijking van zoodanig plan dan zoude de
duur kort zijn, en degene die de schade leed nog verder
verwijderen van lien die geholpen moeten worden, dan
nu het geval is.
Mogten deze weinige regelen ook anderen, meer be
kwame en heldere hoofden de lust geven tot gedachten
wisseling en oplossing van het vraagstukwering van
armoede door werkverschaffingof ontginnen van nij
verheids-ondernemingen in deze gemeente, dan komen
wij welligt door wrijving van gedachten tot één goed
geheel.
J. de JONG ZIJLSTRA.