ZIER1KZEESCHE MEIHSROIIE.
So. 2577.
A
Woensdag 2 December 1868.
T.
25s,e Janrg
Nieuwstijdingen.
Redevoering
SOEPBEDEELING.
Jl ftlJcriientti'M.
EXTRACT.
cj
c
"i
V
,F-
'A-
a
a
IS,
v
z
ide
c.
a
c:
c
tegf
Maastricht26 Nov. Heden morgen ten 8 ure
zijn twee arbeiders, werkzaam aan de af braak van den
hoofdwal tusschen de Brusselsche en Tongersche poorten,
onder eene laag instortende aarde bedolven geworden,
uiet hetongelukkig gevolg dat de een letlerljjkrvèrpfètti&rd
te voorschijn is gehaald, terwijl de ander er met een ver
brijzeld been afkwam. Ook dit ongeval is te wijten aan
de verregaande onvoorzigtigheid der werklieden bij het
afwerpen der ontzaggelijke aap^massa's.
Werkendam, 29 Nov. Hoe broos toch 's raen-
schen leven is getuigt het volgende: Maandag jl. ging
een jongeling, P. H. Ippel genaamd, oud 24..jafen
met zijne beminde naar de markt te Gorincheirï, waar
zij tot laat in den namiddag bleven vervolgens, van daar
terug komende bragt genoemden jongeling 'zijn mei.sj.-e
naar bare woningdoch op het erf kötnfende vi1 Tiij
plotseling naast haar nederzonder dat eenig teeken
van leven meer aan hem te bespeuren was? De over
ledene is des avonds van dien zelfden dag haar het
ouderlijke huis vervoerddat hij des morgens nog
vol levenslust had verlaten. Men verneemt dat het
meisje dientengevolge ernstig ongesteld is geworden.
]Veii5üsen, 28 Nov. De werkzaamheden aan den
spoorweg alhier gaan in allen deele goed vooruit; per
locomotief wordt thans de noodige ballast aangevoerd;
het stations-gebouwde goederenloods-, zoöffiede de
locomotievenloodszijn allen onder dak en wordt aan
het inwendige dier gebouwen met veler handen en allen
spoed voortgewerktgedurende de aftapping van het
kanaal heeft men zooveel mogelijk daaruit de grond
weggevoerd, welkè zich bevond tegen de los- en lading
plaats voor schepen, terwijl daarmede het plein wordt
verhoogd en geëffend. Ben en ander geeft aan veler
handen werk en brood, met het vooruitzlgt dat zulks,
bij gunstig weder, nog geruimen tijd zal voortduren.
Zicrikzec 1 December.
uitgesproken door den heer J. J. van KERKWIJK in
de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
op 24 November 1868 bij de algemeene beraadslaging
over de staatsbegrooting voor 1869.
In den regel worden bij de algemeene beraadslagingen onder
werpen behandeldwaarover ik niet spreek. Ik ben meer
gewoon zaken te behandelen dan bespiegelingen te houden.
Wanneer ik mij nu voor het eerst, en misschien ook voor het
laatstin de algemeene begrootingsdiscussien mengdan is
het in de eerste plaats, om een woord te zeggen over de wijze,
waarop in deze Vergadering wordt gesproken, en in dc tweede
plaats, om mij enkele opmerkingen te veroorloven naar aan
leiding van redevoeringen die heden gehouden zijn.
Ik neem de vrijheid de Vergadering er opmerkzaam op te
maken dat in de laatste maanden het meer en meer gewoonte
is gewordeu de zaken van het land op eene wijze te behandelen,
die er niet toe kan bijdragen 's lands belang te bevorderen.
Iu plaats dat in deze zaal een gemeenschappelijk overleg plaats
heeft tusschen Regering cn Vertegenwoordiginghoort men
ongelukkig zeer dikwijls woorden bezigen die ten doel schijnen
te hebben elkauder onaangenaamheden toe te voegen. In de
laatste jaren hebben wij het ongeluk gehad, dat talrijke nieuwe
Ministerien zijn gevormd, waardoor het afdoen van zaken is
vertraagd. Naauwelijks had een Ministerie aan de groene tafel
plaats genomen of velen schenen er lust in te hebbenom
de boekdrukkerswinkels en de Bijbladen te plunderenten
einde te trachten den Minister in tegenspraak te brengen met
hetgeen hij vroeger geschreven of gezegd had. Zulk eene
handelwijze kan naar het mij voorkomter niet toe bijdragen
om het belang van het vaderland te bevorderen. Bij het be
raadslagen over de begrooting gelukkig is het van daag nog
9lcchts weinig voorgekomen ziet men meestal een aantal
beschuldigingen tegen het Ministerie aanvoeren even als of
men het doel had, het zóndenregister van de Ministers te ligten.
Men schijnt het er dikwijls op toe te leggen het leven van
de Ministers zoo kort mogelijk te doen zijn waardoor deze
zaal veranderd wordt in eene slagtplaats van Ministers, welligt
ook in een renbaan van candidaat-Ministers.
Te betreuren is het, dat het niet voldoende is, wanneer één
lid over eene of andere zaak het woord voert, maar het noodig
schijnt te zijn, dat dezelfde zaak vier of vijf malen wordt mede
gedeeld. Op die wijze heeft men wel is waar dikwijls de ge
legenheid eene zaak, die men anders in eene brochure zou
uitgeven, op eene gemakkelijke wijze in het Bijblad bekcud te
maken, maar voor het belang van het vaderland geloof ik niet.,
dat dergelijke handelwijze wenschelijk is. De achting van het
volk voor de Regering wordt er door verminderd en het pres
tige der Regering door ondermijnd. Terwijl men vroeger iu het
land hoog opzag tegen Ministers en vertegenwoordigers, wordt
Ihaus dikwijls op zeer bijzondere wijze over hen gesproken.
Nog kortelings hebben wij in deze zaal gezien, dat geruimen
tijd over zeer kleine zaken het woord werd gevoerd terwijl
groote zaken öf met hamerslag worden afgedaan öf in het
geheel niet tot stand komen. De wijzewaarop de Tweede
Kamer der Staten-Generaal de zaken behandelt, heeft bij velen
de overtuiging doen ontstaan, dat zij niet langer het middel is
om de meest gewigtige zaken tot stand te brengen, maar dat
zij een struikelblok is om gewigtige maatregelen te kunnen
uitvoeren. De achting voor de Kamer, het palladium der vrij
heid, is in de laatste jaren in den lande niet vermeerderd. En
toch i3 het vertegenwoordigend stelsel, naar mijn inzien, het
beste en schoonste stelsel dat men kan hebben,
Al wordt ook door het vertegenwoordigend stelsel de afdoe
ning van sommige zaken vertraagd goed uitgevoerd heeft het
volk bij het bezit van eene goede constitutie de overtuiging
dat zonder den wil der natie geene groote mnatregelen tot stand
kunnen komen. Dat stelsel geeft daardoor kalmte, rust en ze
kerheid in den lande. Is in een land geen waarlijk constitutioneel
leven, hangt alles af van den wil van één persoon, dan is er geen
vertrouwen. Men sla slechts een blik op Europa: zonder namen
le noemen zal iedereen begrijpen dat de oorzaak van het kwijnen
van handel en nijverheidhet gemis aan vertier veroorzaakt
wordt, doordien men in de mcening verkeert, dat enkele man
nen in Europa iu staat zijn de rust te verstoren. Van daar de
gewapende vrededie o.ngelukkige toestand van het gansche
eschaafd Europa.
De tegenwoordige toestand van ons vaderland is naar miju
iiteien allertreurigstiu weinige jaren hebben wij een tal van
Ministerien zien komen en verdwijnen de achting van het volk
voor de Regering vermindert, eu de eerbied voor het Neder-
landschc volk in het buitenland is aanmerkelijk gedaaldmeu
ziet zelfs soms de vraag doenof Nederland wel in staat is
zich zelf te besturen. Men houde het mij daarom ten goede
zoo ik thans eene waarschuwende stem daaromtrent doe hooren.
Tot dus verre zijn onze beraadslagingen kalm geweest; koesteren
Wij deu weuseh dat op die wijze worde voortgegaan opdat
in ons vaderland meer en meer de overtuiging veld winne
dat de bedoeling der Tweede Kamer geene andere is, dau het
belang van het Vaderland te bevorderen.
-•De heer J. K. van Goltstein heeft zoo ik juist heb op
getekend medegedeeld, dat het vorig Ministerie voornamelijk
gevallen is om het buitenlandsch beleid, liet is volstrekt mijne
bedoeling niet eenige onnangenaaqihcjd tpe te voegen aan de
leden van het afgetreden Kabinet, .waaroudcr velen ik erken
het gaarne' uitmuntten door bekwaamheid en ijver. Thans
echter houde de heer van Goltstein mij ten goede, dat ik dc
redenen aangeef die mij noopten mijn vertrouwen niet langer
aan dat Bewind te schenken.
Ik zal slechts enkele historische herinneringen aanvoeren.
Toen het conservatief Kabinet met den Minister Mijer in Jiinij
1866 optrad, verklaarde het toenmalig hoofd, dab liet geen
partij-Ministerie was. Het Ministerie werd dau ook welwillend
ontvangen; zeer korten tijd werd besteed aan de wet op de
inkwartiering en mede werd op verzoek van dat Kabinet door
deze Kamer .de Oost-Indische begrooting behandeld.
Men weet wat later is geschied met den heer Mijer, waarop
de ontbinding der Tweede Kamer volgde onder voorwendsel
van scheuding van de regten der kroon.
Daarna kwam de afkcuriug van het buitenlandsch beleed,
en bij de tweede outbindingberiep men zich op het oqge-
krciikt vertrouwen des Konings.
Door die herhaalde ontbinding werden twist en tweedragt in
den lande gezaaid, die het aan het toenmalig Ministerie on
mogelijk zouden hebben gemaakt iets tot stand te brengen
al ware 09k .de begrooting aangenomen geworden. Na de
ontbinding van het Ministerie werden door den Koning de
voornaamste leden van de conservatieve partij met de zamen-
stelliug van een nieuw Kabinet belast. Daarin zijn zij niet
geslaagd, en nu komt het mij voor, dat, volgens constituti
onele usantien de oppositie, niet in staat zijnde een Ministerie
zamen te stellen geen reden heeft om oppositie tegen dit
Ministerie te voeren.
Al was men er in geslaagd op dat oogenblik een Kabinet
van conservatieve kleur plaats te doen nemen, ik zou het welligt
ondersteund hebben, omdat ik dankbaar zou geweest zijn, dat
wij uit een toestand gered waren, die niet anders dan heillooze
gevolgen voor ons vaderland kon hebben. Nu wij een Ministerie
hebben gekregen, dat de liberale rigting is toegedaan, nu spreekt
het van zelf, dat ik het nog te eer ondersteuneu zal.
Wanneer het vorige Kabinet ware gebleven, zou een toestand
voor het Vaderland geboren zijn, die jammerlijke gevolgen na
zich had kunnen slepen. De verbittering der partijen was zoo
groot, dat het Ministerie niets had tot stand kunnen brengen.
Welligt zou eene derde ontbinding het gevolg daarvan geweest
zijn; de indiening van eene wet tot wijziging der onderwijswet
was willigt eene vingerwijzing daarhenen.
De heer van Goltstein heeft het tweede gedeelte van Jiet
besluit der benoeming van den Minister van Buitenlandscne
Zaken de heer Roest van Limburgter sprake gebragt. Ik
zal die zaak in geenen deele verdedigenmaar ik neem de
vrijheid aan den geachten afgevaardigde uit Amersfoort te
vragen of eene dergelijke bepaling zulk eene bevreemdende
zaak is? Als ik mij goed herinner staan in het Voorloopig
Verslag reeds eenige woorden die op den heer Mijer zinspelen
maar wanneer de heer van Goltstein zijn geheugen wil raad
plegen en zich eenige jaren terugdenken dan zal het hem
misschien nog wel te binnen schieten dat toen aan iemand
eene ministeriele portefeuille werd aangeboden onder voorwaarde
dat, wanneer het Ministerie viel, hij het lidmaatschap van
den Raad van State zou verkrijgen.
De houding van de tegenwoordige oppositie tegenover dit
Ministerie komt mij niet geregtvaardigd voor. Gesteld, Mijne
Heeren, de oppositie ware in staat'dit Kabinet omver te werpen,
dan zou dit moeten zijn door eene coalitie van de conservatieven
met de clericale Protestanten en de cleriealc Katholijken. Wat
zou het gevolg van die overwinning zijn? Zou zicli. dan niet
een soortgelijk schouwspel voordoen, als men wel eens bij de
Kannibalen waarneemt? Zouden de overwinnaars eendragtig zijn
wanneer het tot een verdeelen van den buit kwam? Men herin-
nere zich slechts den tegenstand van de clericale Protestanten
en clericale Katholijken tegen dit Kabinet op grond van de
onderwijsquaestic. Gesteld, dat de geachte spreker uit Amers
foort, die heden morgen als het ware als hoofd der oppositie
het woord voerde, eens aan de groene tafel plaats nam, zouden
dan niet, legeuover zulk een krachtig voorstander van dc wet
op het lager ouderwijs, zijne hulptroepen, dc clericaal Protes
tanten en Katholijken zich met de danmalige oppositie vcr-
eenigen om hem te verwijderen?
Ten slotte een enkel woord aan den geachten afgevaardigde
den heer Bichon van IJsselmoude.
De heer Bichon van IJsselmonde heeft aan de Vergadering
medegedeeld, dat hij aau de rigting der liberalen geen vertrou
wen kon scheuken, want, zegt hijamiju devies is: Vrees God,
eer den Koning." Dit devies is ook het mijne. Desniettemin
ben ik van ganscher harte de liberale beginselen toegedaan
maar ik vraag den geachten spreker, of er iu datzelfde boek,
waaruit hij zijn devies put, niet staat: »IIcb God lief boven
alles eu nwe naasten als u zeiven doet uwe vijanden wel
wat gij wilt dat u de menschen doen, doet gij hun ook alzoo."
Wanneer van deze plaats op zulk eene wijze wordt gesproken
over de liberale rigting, is dit dan in overeenstemming met de
genoemde Christelijke beginselen De liberale partij wordt daar
door verdacht gemaakten indirect beschuldigd dat zij God
niet vreest, en geen eerbied voor den Koning heèft.
Zoude men niet beter die beginselen nakomen, en het Chris-
1 ijk onderwijs niet veel meer bevorderen, wanneer men trachtte
liefde jegens onze naasten tc prediken? Wanneer men mjuder
lette op kerkleei stellige begrippen, en meer in het oog hiel(Pdat
de hoofdzaak van het Christendom is: liefdeen vrede te bevorderen?
Meent de heer Bichou niet dat, wanneer dergelijke woorden
als de zijne gesproken worden, men zeggen zal, d'St .de geest
van het Christendom in die woorden niet té bespeuren1 is en
dat liefde cn vrede niet bevorderd worden? Krijgt zoo
doende niet eenigzins regt, om te beweren dat so^ftHgw»: "iet
allen, zijner partij, wel verre van de liefde jegens deti naaste
te bevorderen, woorden spreken overvJóeijcnde vau gal en bit
terheid, en daardoor in plaats van den naam van Christenen,
met meer regt dien van christcnlooze Christenen verdienen?
Ik slap van ditonderwerp af: Wanneer de godsdienst in het
spel komt, dan wordeu dc hartstogten opgewekt, cn zegt men
soms dingen, die ons later berouwen.
Met tweede hoofdpunt waarover heden het woord gevoerd is,
waren de finantien. Ik erken gaarne, dat de toestand van dc
finantien zorgelijk is. Men heeft reeds op het batig slot van 1867
een wissel getrokken. Ik vlei mij evenwel, dat het administratief
kapitaal, waaruit de vorige Minister 9 millioen wilde nemen, nog
iets zal produceren. De minister Schimmelpenninck schatte dat
kapitaal op 24 millioen, waarvan slechts 12ya millioen voor den
loop der administratie noodig was, zoodat er een overschot be
stond van 11% millioen. Mogt dit het geval zijn, dan zou het
tekort, waarover reeds zoo herhaaldelijk gesproken is, niet aan
wezig zijn.
Ik moet echter op ééne zaak de aandacht vestigen. Men
schijnt de Regering te willen overhalen om vóór het tekort
daar is., reeds nieuwe belastingen uit te schrijven en gaarne
verklaar ik, zoolang -niet^duidelijk en helder bewezen is, dat
er ecu werkelijk deficit hestaatik .niet. geneigd ben eenigen
maatregel te helpen aannemen om den druk vau de ingezetenen
door nieuwe belastingen te vermeerderen. Ik betwijfel zeer,
of zelfs de voorstanders van het uitschrijven van nieuwe be
lastingen bcrefd zullen bevonden worden om die goed te
keuren zoolang het deficit niet Restant.
Ik ben het in dit opzigt met den heer Gefkcu eens dat
wanneer er een tekort is, wij dan moeten trachten te bezuinigen
op de uitgaven voor Oorlog eu Marine. Wanneer het volstrekt
noodig was, dan zouden er naar mijne overtuiging op die
hoofdstukken nog vele millioenen kunnen bezuinigd worden
gedurende enkele'jaren.
De heer van Kuyk heeft er eene beschuldiging tegen het
Ministerie van gemaaktdat deze begrooting ongeveer dezelfde
i9 als die voor 1868. (De begrooting voor 1869 bedraagt
ongeveer 97 millioen die voor 1868 was bijna 100 millioen;
van deze laatste som moet evenwel f 650,000 in ontvang en
uitgaaf afgetrokken worden voor de exploitutie van Staats
spoorwegen terwijl in 1868 twee millioen meer dan in 1869
aan den aanleg der spoorwegen is besteed.)
Ik erken dit, maar dit neemt niet weg dat, blijkens het
overzigt, als bijlage lit. B gevoegd bij de rede van deu Minister
van Finantien bij de indiening der Staatsbegrooting de uit
gaven in de laatste jaren steeds zijn vermeerderd. Het totaal
bedraagt bijv. in 1866 105,524,866.24 en in 1867
f 1 12,115,613.995. Nu is het waar, dat onder die 112 millioen
bijna 13 millioen voorkomen voor de afschaffing der slavernij
en de veeziekte, maar terwijl er dus steeds vermeerdering van
uitgaven was, heeft deze begrooting ten minste de verdienste
dat de uitgaven voor 1869 niet zijn vermeerderd in vergelijking
met 1868. Men mag ook niet uit het oog verliezen, dat dit
Ministerie is opgetreden toen de begrootingen reeds volgens
de administratieve-'gewoonten in de Ministerien waren inge
komen zoodat er van verandering van vele uitgaven geen
sprake kon zijn.
De heer van Kuyk heeft ons er op gewezen, dat het wen
schelijk zou zijn ons belastingstelsel te hervovmen en heeft tegen
de meeste belastingen groote grieven aangevoerd het is mij echter
niet gelukt, hoe scherp ik ook geluisterd heb, vau ZRd. te ver
nemen, welke belasting hij wilde invoeren. Ik geloof, dat men
nooit zal kunnen slagen, eene belasting in te voeren, die niet
'impopulair is, waarop men niet vele aanmerkingen kan maken.
In céne zaak ben ik het met dien afgevaardigde eens, namelijk,
dat het verband tusschen gemeente- en Rijksbelastingen vordert
eene verandering van ons belastingstelsel. De toestaud, zoo als die
nu is, dat de Rijks- en gemeentebelastingen in elkander grijpen, is
niet houdbaar. Iu bijzonderheden daarover uit tc weiden, zal ik
uitstellen tot de behaudeling vau de begrooting voor het Departe
ment van Finantien,
De voorbeeldendoor den geachten afgevaardigde aange
haald, dat zoovele gemeenten genoodzaakt waren thans te leeuen,
wat voor een tiental jaren niet plaats had komen mij voor
weinig afdoende te zijn. Die leeningen zullen wel het gevolg
daarvan zijn dat de uitgaven voor de gemeenten zoo schrik
barend zijn toegenomen in de laatste jaren. Men heeft niet
altijd gelet op de inkomsten, wanneer men de uilgaven regelde;
het volk drong dikwijls tot uitgaven waarvan de gemeente-
rand welligt het groote nut niet inzag. Dat zoodoende de
uitgaven opgedreven en de finantieu iu sommige gemeenten in
kommervollen toestand zijn zal niemand, beter weten dan de
geachte afgevaardigde uit Delft, rln welke gemeente men bijv.
voor de oprigting van de school tot opleiding van Oost-Indische
ambtenaren duizenden heeft moeten uitgeven om te trachten
eenige familien in de gemeente te doen blijven wonen.
Ziedaar hetgeen ik gemeend "heb in het midden te moeten
brengen. Ik hoop, dat de .Vergadering aan mij, die betrekkelijk
slechts weinige jaren in haar-midden is, niet ten kwade zal hebben
geduid, dat ik gewezen heb op een gebrek in onze beraadslagingen,
op eene wijze van redevoeringen te houden, die mijns inziens niet
anders kan ten gevolge hebben, dan het belang van ons land bena-
deelen. Mogten door het gesprokene de diseussien in deze Ka
mer ik zou haast zeggen op gemoedelijker wijze worden gevoerd
dau tot nu toe is geschied, het zou mij hoogst aangenaam zijn.
Zioi'iliczioe1 Dec. Volgens hier te lande ont
vangen brieven uit Noord-Amerikaen wel uit den
staat Michigan heerschte ook in vele plaatsen aldaar
de .keelziekte zoowel onder de volwassenen als on
der de kinderenonder anderen wordt van een
huisgezin gemeldvroeger uit de provincie Zeeland
derwaarts vertrokken waarvan eene bejaarde vrouw
zoomede drie kinderen van 6 tot 10 jaren binnen korte
dagen daaraan zijn overleden.
Den 26 Nov. heeftin de steenkolenmijnen van Scow-
croft, in Engeland, eene ontploffing plaats gehad, waarbij
een groot aantal werklieden schijnt te zijn omgekomen.
Reeds meer dan vijftig lijken zijn te voorschijn gebragt.
Velocipedes. Van deze thans in Frankrijk zeer
gezochte werktuigen waarmee te Bordeaux dezer dagen
een wedstrijd plaats had, op. twee en ook wel op drie
wielen, worden wekeljjks door twee fabrieken, te Parijs
en te Lyon over de 100 stuks afgeleverd. Eene goecle
vélocipéde kost ongeveer 300 fr.
G em on gd o bcrigten.
Te Hansweerd zal door een persoontje ten tooneele
worden gevoerd Verschillende soorten van kunstwerk.
Maar daar die man wat zwak is bij al zijne bekwaam
heden zal hij een gevolmagtigde aanstellen om dit
werk ten uitvoer te brengen. Verleden week be
speurde eene vrouw te Rhoon een muis in hare slaap
plaats. Onmiddelijlc riep zij den knecht om den muis
te vangen dat gelukteen
Zoo vong de knecht een muisje
De vrouw bleef in haar huisje
En 't was toch geen abuisje
Van dit liefaardig kruisje.
„Neenzegt eene vrouw aldaar„ik ben vroeger
ook wel eens geplaagd door ratten en muizen maar
ik had moed genoeg oui die te vangen en ik heb er
mij altijd goed bij bevonden." Bij den onbetaalbare»
menschenvriend te I'. zijn nu paarden en rijtuigen te
huur, die zeer geschikt zijn voor kiezentrekkers op
kermissen; maar toch rijdt men er méê. De ex-
koningin van Spanje leidt te Parijs een zoo gelukkig
leventje onder hare treurige omstandigheden dat al
de vischdames te Parjjs wel met haar zoude willen
ruilen. Zij jaagt en draaft door de vroljjke stad of er
niets gebeurd is, en heeft hoop om haar zoontje spoedig
op den Spaanschen troon te zien. Rothschild heeft
bij testament aan ieder beambte, die 10 jaar in zijn
dienst waseen jaargeld bemaakt van 2500 franc. Dus
weinig christen-menschenzelfs niet onder gekroonde
hoofden welke dien Israëliet navolgen. De oude-
paarden die men vroeger aan den viller gaf, of voor
een gulden 3 of 4 verkocht, worden op de paarden
markten opgekocht voor 25 en meervoor de slagt-
bank. „Overal komt de klad in zegt men te G.
nu door de overgroote drukte weder iemand een potho-
grafeer-machine heeft aangeschaftom zijne kalanten
te kunnen pothograferen ten einde zich niet in hen
te kunnen vergissen. Te Biggekerke wordt een
boeren-zoon aangeraden, zooveel niet te praten als hij
naar de kermis gaat, of het zal hem moeijelijk ge
maakt worden.
DIAKENEN der Hervormde Gemeente te Zierikzee
maken bekend, dat de door lien aangekondigde Soep-
bedeclingen ten behoeve der Armen van allo
zullen gehouden worden in plaats van
op Zaturdag den 5 en Vrijdag den 25 December e. k.,
op ZONDAG den 6 en VRIJDAG den 25 dierzelfde
maand.
Zierikzee, 1 December 1868.
Diakenen voornoemd,
J. M. ISEBREE MOENS, Voorzitier.
J. BETHE, Secretaris.
Bevallen van een' Zoon T. KOOIJMAN
Plaating.
Zierikzee, den 30 November 1868.
Algemeene kennisgeving.
Heden overleed na een langdurig en smartelijk
lijden, tot bittere droefheid van mij, hare moeder en
verdere betrekkingen, mijne hartelijk geliefde Echtge
noot WILLEMIJNTJE MOERMOND, in den jeugdigen
leeftijd van ruim 33 jaren, mij, na eene tweejarige ge
voegelijke Echtvereeniging nalatende een pand onzer
liefde, van slechts 14 weken.
Allen die dergelijke verliezen te betreuren hebben
kunnen beseffen wat ik en mijn kind in haar verlies.
Zierikzee, A. UIL,
27 November 1868. Facteur der Posterij.
Heden overleed tot droefheid van mij en mijne
kinderen mijne Schoonmoeder GEERTRUIDA van
GRAAFEILAND, oud 73 jaren.
Zierikzee, J. van der HAVE.
28 November 1868.
Heden overleed voorzien van de Heilige Sa
cramenten der Stervendenmijne geliefde Echtgenoot
CORNELIA BUIJSEN, in den ouderdom van bijna
58 jaren.
Zierikzee, Mede uit naam mijner kinderen
30 November 1868. en lehuicd-kinderen
A. P. C. ROOTHAERT.
Dienende deze tot algemeene kennisgeving zoo
wel binnen als buiten deze stad.
Voor de vele en hartelijke bewijzen van
deelneming, ondervonden gedurende de ziekte
en bij het overlijden van mijnen Echtgenoot, den Heer
JAN GOEMANS, betuig ik, ook namens mijne kinde
ren en behuwd-kinderen. mijnen wclnieeneiiden
dank.
Dreischor, C. BERMAN,
26 November 1868. Wed. Jan Goemans.
Degenen, die iets "v<»i*sclinl<lig,cl zijn
aan - of te vorderen hebben van - den
boedel van wijlen den heer S. M. HANSEoverleden
te Kerlaverve worden verzocht daarvan opg-aaf of
toe-taling- te doen binnen 14 dagen ten kantore van
den Notaris Mr. C. van der LEK de CLERCQ te Zie
rikzee.
Bij vonnis der Arrondissements-Regtbank te Zierikzee
van den 29sten September 1868is de solieiding
-van tafel en toe<l uitgesproken tusschen MARI
NES van de RHEE vroeger Landbouwerwonende
te Zierikzeethans Koopmanwonende te Botterdam
en JOPPA VIERGEVER, zonder beroep, verblijvende
te Zierikzeeop verzoek door beide de echtgenoten
te zamen gedaan.
Voor uittreksel deugdelijk verklaard door mij onder-
geteekendeProcureur bij genoemde Regtbank
occuperende voor de verzoekers.
Mr. C. J. FOKKER,
Procureur.