ZIERIKZËËSCHE NIEEWSBOBE. No. 2565. 25s,e Jaarg. Woensdag 21 October 1868. Inspectie op de Straten. Nieuwstijdingen. Door Heeren Burgemeester en Wethouders is Jekend «emaakt dat op Zaturdag 24 dezer, eene zal gehouden worden op de Straten, Paden, otoepen, Goten enz. De Patentpligtigen worden bekend gemakt, dat zij hunne PatentblaUen op de Secretarie dezer Gemeente temmen afhalen tot en «jet Zaturdag 24 dezer; aan de nalatigen zal het Patentblad, tegen betaling van 10 cents worden te huis bezorgd. De Indische Begrooting voor 18G9. De tegenwoordige regeering h«eftzoowel in Indie als in Nederland, eene eerste schrede gezet op den wêg om de aanhoudende opdrijving der uitgaven tegen te gaan. De Minister van Ko&nien draagt aan de wet gevende macht eene begroting voor, die in uitgaaf bedraagt ƒ103,415,666. dat is minder dan voor 1868 was geraamd ƒ4,312,489. De inkomsten daarentegen worden begroot op ƒ119,034,024, dat is minder dan voor 1868 was geraamd: ƒ1,415,747. De bijdrage aan Nederland wordt begroot op 15,618,358, dat is 4,312,489 meer dan de begrooting Voor 1868 aanwees. De Minister van Koloniën zegt terecht, „dat het de aandacht verdient dat deze gunstigeen tegenover sommige voorspellingen zelfs verrassende uitkomst niet verkregen is door meer te steunen op de producten, door het dwangstelsel verkregen. De Minister rekent op verkoop in Nederland van 800,000 picols koffie, dat is 58,000 minder dan het gemiddelde cjjfer van den oogst over 10 jaren. Wel was de oogst in het loopende jaar niet gunstig, maar bij den verkoop heeft de ondervinding doen zien, dat niet elk jaar de oogst aan de markt komt, zoodat men een middencijfer voor de naar Nederland te vervoeren hoeveelheid kan aannemen. De prijs van de koffie is intusschen in den laatsten tijd tot 36 en 37 cent per half pond in de veilingen ge daald. De Handelmaatschappij is van meening, dat de gedrukte toestand van de geldmarkt daarvan de oorzaak is en heeft geadviseerd op 40 cent te ramen. Men kan wellicht meer dan 800,000 picols aanvoeren en daardoor de geraamde som bereiken. Maar wij schrijven de slechte prijzen ook aan andere oorzaak toe: vooral aan den toenemend minder goeden naam van de Java-koffie. Algemeen klaagt mendat onze koffie in kwaliteit achteruitgaat, terwijl de concurrentie en de productie van andere landen toenemen. Dat is de vrucht van ons ellendig stelsel van gedwongen arbeid en daartegen hebben de liberalen sedert lang gewaarschuwd. Do hervorming van de koffiecultuur op Java is eene drin gende noodzakelijkheid geworden. Het gewicht van deze cultuur voor de finantien van Nederland en Indie is overgroot, want de Minister stelt de kosten van inkoop en vervoer op ruim 24'/, milioen gulden en de opbrengst op ruim 44 milioen in 1869. De regeering wil verder eene kleine schrede doen op j den weg om een gedeelte van hetgeen Indie voortbrengt j in Indie te verkoopen. In plaats van 250,000 picols suikers, zooals sedert 1865 plaats had, zal men op Java 300,000 picols suiker verkoopen. Wij juichen dien stap toe en zouden wenschen, dat de Minister nog iets verder gegaan ware. Het is toch een onnatuurlijke toestand die tegenwoordig bestaat. Men kan aan landen die dichter bij Java en Sumatra dan bij Nederland gelegen zijn meer producten verkoopen dan in Indie geveild j worden. Het gevolg daarvan is, dat, als men alles te zamen berekentin Nederland geen meerder voordeel I op den verkoop wordt behaald, terwijl daarentegen specie naar Indie moet worden teruggezonden om daar de pro ducten te betalen en de kosten van bestuur te dekken, hetgeen natuurlijk ook weder kosten te weeg brengt. Intusschen is er geen vrees voor verloop van onze markt i by eenigen meerderen verkoop in Indie. De Minister van Koloniën heeft het plan de uitgaven li zoo spaarzaam mogelijk te berekenen en alleen, waar n dit volstrekt noodig is, nieuwe uitgaven toe te staan. Tal van posten zijn dan ook door hem ingekrompen waar hij ditmogelijk achtte. Hij zegt daaromtrent „Vraagt men nu welke vooruitzichten de naaste toe komst aanbiedtdan kan het antwoord uit den aard der zaak weinig bepaald zijn. De ondergeteekende aarzelt jl echter niet, wat de uitgaven betreft, in het algemeen te I verklaren dat zijns inziens een krachtig bewind nog I tonnen gouds zou kunnen besparen maar tevens dat I eene groote vermeerdering van noodzakelijke uitgaven I in aantocht is en dat deze de besparing zal overtreffen. j| Immers men behoort te rekenen op aanmerkelijk meerder J l kosten voor het rechtswezen met de gevangenissen, voor bet onderwijs, voor de openbare gezondheid, voor bui- [■jl tengewone bouw- en waterstaatswerken, voor defensie, |voor aanvulling der bezoldiging van ambtenaren en officieren, inzonderheid van de lagere rangen. De Minister heeft eenige wijzigingen in de inrichting der begrooting gemaakt en is vooral tot bezuiniging gekomen, niet omdat hij nuttige zaken afbreekt, maar door juister raming. Het spreekt van zelf, dat dit gaande weg nog zal verbeteren, want deze is de derde begroo ting van Indie die bij de wet wordt vastgestelden natuurlijk zal men eerst over eenige jaren met meer juistheid vele cijfers kunnen stellen. r De Minister deinst niet voor nuttige uitgaven terug. Terugkomende zelfs op vroegere eigene nieening, draagt hij eene afzonderlijke directie van Justitie voor, die door de meeste deskundigen met nadruk is verlangd vooral omdat voor het rechtswezen van den inlander nog zoo oneindig veel te doen valt. Ook voor den bouw van schepen in Indie voor transporten en dergelijke diensten bestemd, die daar van djatihout beter vervaar- I digd kunnen worden, draagt hij hoogere sommen voor. Eéne belasting wil zij in Indie in het volgende jaar laten vervallen. Ons gouvernement verpacht op Java bet recht om pandjeshuizen te houden. Deze belasting is een overblijfsel uit den tijd, toen men onder het j voorwendsel van zorg voor den Javaan alles aangreep om geld te slaan. De pacht der pandjeshuizen heette I net inbrengen en lossen van panden duurder te makeu en zoodoende den inlander te beletten lichtzinnig zijn goed daar te brengen. Die belasting bracht 7% ton per jaar op. Maar wat is het gevolg? Rijke menschen verpanden hun goed van geringe waarde niet en de Chineezen, die de pandjeshuizen gepacht hebben, nemen nu verschrikkelijke woekerrente van den armen inlan der als hjj verplicht is een laatste stuk te belcenen. Elk pandjeshuis is opgevuld met kleedingstukke van den behoeftige of een wapen, zooals elke Javaan cu.iagfc en meestal een erfstuk isdat hij bitter ongaarne af staat. Intusschen mag geen ander hom minder dan ƒ100,op pand leenen en zoo zijn de behoeftigen aan de pachters overgeleverd, terwijl een buurman of vriend hun anders het geld voor eene kleinigheid zou leenen. De heer de Waal noemt deze belasting „het rijke Ne derland" onwaardig en wenscht afschaffing. Wij hebben drie bedenkingen tegen de Indische be grooting voor 1869. De Minister vond op de vorige begrooting van Oorlog een post voor expeditien van vijf ton, die hij tot twee ton vermindert. Wij keuren dit af. Wij weten dat in de vier laatste jaren in onze bezittingen in de Oost geene buitengewone expeditien noodig waren. Maar dezer dagen ontving men berichten van onlusten op Celebes en Bali. Waarschijnlijk zyn zij spoedig gestild. Maar wie heeft dat in de hand? Naar Bali gaat, volgens de mail van 5 Sept. een bataillon. In een zoo groot rijk, uit velerlei ontzachlijk uitgebreide eilanden bestaande, door verschillende volkeren bewoond moet men niet altijd op het behoud van rust vertrouwen. Nu kan de Gouverneur-Generaal zich buitengewone credieten ope nen, maar dit geeft misrekeningen. Nog in het loopende jaar stemde bijna de geheele Tweede Kamer vóór het behoud van den post van een half milioen. Dan kan men in vele eventualiteiten voorzien. De Minister vond op vorige begrootingen verschil lende posten voor burgerlijke openbare werken als onderhoud van gebouwen en waterstaatswerken en nieuwe werken, waaronder groote haven- en irrigatie- werken. In Indie raamde men 7 milioen voor 1869 en de Minister wil 5'/2 milioen toestaan. Hij trekt echter dit geheele enorme cijfer in een enkelen post te zamen, zonder specificatie. Dit maakt elke controle onmogelijk en kan door de Staten-Generaal niet worden goedge keurd. In de laatste paar jaren werd aan de koffieplantende bevolking ƒ13 per picol betaald. Behalve in de streken, waar de grond buitengewoon vruchtbaar is, is dit een armzalig loon, dat op enkele centen daags nederkomt, terwijl de planter den boom vier jaren lang moet verzorgen voor da.t hij vruchten geeft en daarvoor krijgt hij niets. De heer llochussen heeft vijf jaren geleden bepaald dat men na dien tijd den prijs zou herzien en was de markt gerezen of gedaald, dan zou de Javaan meer of minder krygen. Het doel was verbetering van het loon want sedert 1849 waren de prijzen tot 1863 veeal gestegen. Het tegendeel had later plaats. Volgens die bepaling stelt de heer de Waal nu voor den inlander een halve gulden per picol minder te betalen. Tegen dat voorstel verzetten wij ons met nadruk. Wij hadden dat niet van een liberaal Minister verwacht. De heer de Waal is verplicht, regelingen door vroegere Ministers gemaaktna te levenmaar zoo zij, naar zijne overtuiging, niet in 's lands belang en verkeerd werken zouden moet hij den Koning in trekking verzoeken. Wij noemen vermindering van den inkoopprijs van de koffie onrechtvaardig en onstaat kundig. Ja de prijzen zijn in Europa iets minder maar krijgt de Javaan, zelfs bij betaling van ƒ13 per picol, een loon, evenredig aan hetgeen vrijwillige arbeid zou opleveren en dit eischt de wet? In geen geval. Maar de maatregel is ook onstaatkundig. De inlander zal er een uitvloeisel van de gehouden enquête in zien en zal dus wars worden van elk onderzoek om tot hervorming te komen. Hij zal er een terugtred in zien tot het uitputtend exploitatiestelsel. De 4 a 5 ton, die men er bij zal verdienen, zullen strekken om de koffie cultuur nog meer achteruit te doen gaan. Deze Minister wil de koffiecultuur tot volkscultuur maken, zeide hy; zal hij dat doel op zulk eene wijze bereiken Ongetwij feld 'niet. Als wij goed onderricht zijn deelden de sectien der Tweede Kamer onze meening. Aan de Neue Freie Presse van Weenen wordt over de ongeregeldheden te Galatz geschreven „Den 3den October des voormiddags had een jood die onder zijne geloofsgenooten geacht en bemind was, het ongeluk, een Christenjongen die in zijne dienst was en die hem hielp aan het knippen van goedmet de punt van de schaar even aan de wang te raken, hetgeen eene kleine wond maakte, die eenigzins bloedde. Een politie beambte, die toevallig in dezelfde herberg was, waar dit gebeurde, arresteerde den jood, nam het corpus delictiden jongen, mede, smeerde het bloed by zijn onderzoek van de wond over het geheele gezigt van den jongen, en riep, op straat gekomen, overal de voorbij gangers bij elkaar en schreeuwde: „Ziet nu toch wat die jood dat arme kind gedaan heeftuit dorst naar Christen bloed!" In een oogenblik liep eeu hoop gepeupel tezamen, onderden kreet van „wraak! weg met de jo den De menigte groeide aan en telde aldra een honderd koppen. Eerst werd het huis van den Oostenrykschen onderdaan Simon Dolinger overvallen, hij zelf mishandeld met zijne vrouw en verdere huisgenooten, zoodat allen zwaar verwond daar lageniu het huis werd alles kort en klein geslagen, en de kleine synagoge, die in dat huis gehouden werd, geheel verwoest. Van daar begaf zich de bende die intusschen in aantal toegenomen was naar de andere synagogen op de Nieuwe Markt. Eerst nadat verscheidene daarvan verwoest en geplunderd waren, viel men op privaathuizen aan, sloeg de vensters in en verwondde eeu vyftigtal joden, zoodat de militaire magt optradom de rust in dat gedeelte der stad te herstellen. Toen begaf zich de bende naar de binnenstad, naar de groote synagoge, verbrak de deuren, vernielde de kast met de wetsrollen, den preekstoel en alle verdere meubelen, nam de zilveren kandelaars weg, de sieraden der wetsrollen25 van deze laatstenvele met goud geborduurde versierselen, eene menigte kleederen enz. Deze verwoesting had ongeveer een half uur geduurd, toen een militair piket op het plein voor de synagoge verscheeu en naar binnen drong. De militairen namen het voorkomen aan om het gepeupel met den buit te omsingelen, maar een Griek verklaarde, dat, zoo men deze lieden niet vrij lietbloed zou vloeyen waarop de militairen toegaven. Dat in de wyk der groote synagoge geen winkelhuis, waar joden woonden is blijven staan, laat zich denken. De groote winkels der joden in de hoofdstraat zijn tijdig gesloten en gegrendeld kunnen wordenen zijn aldus van plundering vry- gebleven. Antwerpen, 15 Oct. Een magazijn tot berging en zuivering van petroleum en naphta, toebehoorende aan eene naamlooze sociëteit van Luik en sedert eenigen tijd volgens een nieuw stelsel opgerigt op den linkeroever der Schelde, tegenover de stad, is eene prooi der vlammen geworden. Gisteren avond omstreeks zes ure ontstond aldaar in de werkplaats, tot zuivering bestemd, een zeer sterke brand, die zich aan eene nabij zynde loods mede deelde, waarin ongeveer twee duizend vaten ongezuiverde petroleum lagen. In een oogenblik stonden al deze vaten in vuur en vlam waardoor een schitterend licht en groote rookwolken over de stad verspreid werden, terwijl de wind Noordwest was. Het schouwspelvan den regteroever gezien, was indrukwekkend en deed aan het losbarsten van een vulkaan denken. Eene tallooze menig te was ter plaatse gevloeid, om ooggetuige te zijn van het onheil en op den eersten alarmkreet snelden de pompiers toe, om de noodige hulp aan te brengen. Aan blusschen der werkplaats viel niet te denken, maar men is er in geslaagd de nabij zijnde gebouwen en kelders voor den brand te beveiligen, waardoor een aantal van 28,000 vaatjes, die zich in den kelder bevonden, zijn gespaard gebleven. Burgerlijke en militaire autoriteiten waren onmiddellijk ter plaatse tegenwoordig. Heden ochtend ten 10 ure smeulde het vuur nog, doch gelukkig heeft zich de brand tot de werkplaats en loods bepaald. Men verzekert, dat de directeur der inrigting vrij ernstige brandwonden heeft bekomen en dat niets tegen brand schade was verzekerd. De herhaalde branden te Antwer pen zijn een waarschuwende les voor Amsterdam, om de bergplaatsen van petroleum van kostbare verzamelingen te verwijderen. Het gold hier eene inrigting, volgens een nieuw stelsel gebouwd, waarbij de grootste voorzorgen in acht waren genomen en toch heeft men op nieuw eene ramp te betreuren die bewijst dat er geene maatregelen van voorzigtigheid genoeg kunnen genomen worden. Él «turbine. Ministi'iolit, 10 Oct. Heden middag ontvlugtte alhier een misdadiger uit het huis van arrest. Terwijl men hem uit zjjne gevangeniscel naar het bureau van den regter van instructie o verb ragt, wist hij zich van zijne handboeijen te ontdoen, gaf daarop een zijner bewakers een stoot en ontvlugtte door de openstaande deur van het geregtsgebouw, welke hij achter zich digttrok. Hij heeft door de Pieterspoort de stad verlaten en zou, volgens de loopende geruchten, in de holen van den nabij gelegen St. Pietersberg zich verscholen hebben. De persoon welke eenige dagen geleden uit de gevangenis te Maastricht was ontsnapt, is opgespoord en iu het huis van arrest teruggebragt. Uit Maastricht wordt van 16 October geschreven: Eergisteren werd op 10 minuten afstand van het stadje Gennep het lijk gevonden van den heer B., handelsreizi ger, hetwelk duidelijke sporen droeg van een geweldigen dood. Ook de afwezigheid van eene som geld, van circa 7- a 8000 gulden, welke de heer B. bij zich had, en die niet bij het lijk gevonden is versterkt het vermoeden dat hier eene misdaad heeft plaats gehad. Tïll>iii*g»r14 Oct. Te Oisterwijk moet heden middag eene vreeselijke misdaad hebben plaats gehad. Volgens gerucht zou eene vrouw haren echtgenoot een aantal doodelijke wonden hebben toegebragt. De justitie, die zich dadelijk van 's Bosch derwaarts heeft begeven, doet ijverig onderzoek. 'S Gri'iiveiiliagfe 17 Oct. Gisteren had alhier een allertreurigst voorval plaats, dat allerwege een hoogst pijnlijken indruk maakt. De gehuwde timmerman A. H., vader van twee kinderen was sedert eenige dagen door huiselijken twist in oueenigheid geraakt met zyn meester, den kistenmaker D., die hem uit zijne dienst ontsloeg. Hij wendde echter spoedig her haalde pogingen aan, om weder aan het werk te komen. Met dat doel had hij zich ook heden middag andermaal naar den winkel in de Derde Wagenstraat begeven doch zijn aanzoek bleef ook nu vruchteloos, waarop de ongelukkige, blijkbaar op weigering voorbereid in den gang van de woning zijns voormaligen meesters, een pistool met twee loopen dat vooraf geladen was, voor den mond zette, waarop het schot volgde. De heer D. diehoe snel ook toegeschoten dit eerste schot niet kou beletten greep nu den arm van II. Dezemet de kracht van den doodstrijd, rukte zich weder los eu deed den tweeden loop in het aangezigt ontbranden waardoor hij eeu einde aan zijn zeven-en-twintigjarig leven maukte. Het lijk werd spoedig daarop naar het burgerlijk gasthuis overgebragt. In de vergadering van Woensdag 14 dezer heeft de kerkeraad der Ned. Herv. gemeente alhier besloten, om zich op nieuw tot het klassikaal bestuur te wenden met het verzoek, Dr. Zaalberg te ontslaan als leeraar, naar aanleiding van zijn beweren in zijn afscheidsgroet, dat zijn geweten hem verbood langer die kerk als leeraar te dienen, waarvan naar zijne latere verklaringen, o. a. in de verboden preek, niets is teruggenomen; en om Dr. Zaalberg, in afwachting der uitspraak reeds dadelijk voorloopig te schorsen. Middelharnls, 16 Oct. Heden overleed alhier de oudste inwoner dezer gemeente Boudewijn Kom. Hij was geboren 24 December 1779 te Middelharnis en had dus by na den ouderdom van 89 jaren bereikt. Zijn wederwaardigheden waren veel en van verschil lenden aard. Twaalf jaren oud, werd hy tot de zeevaart opgeleiden beoefende de visscherij tot aan den tijd toen ons Vaderland in 1810 bij het Fransche keizerrijk werd ingelijfd, toen zijn vaartuig in 'ae Noordzee door een Engelschen kotter werd prysgemaakt. Na eene harde gevangenis te Chattara te hebben ondervonden, keerde hij na de verandering van zaken naar zijn geboorteplaats terug. Zijne verdere levensjaren waren zeer verschillend; ruim 25 jaren was hij beurtschipper van Middelharnis op Hellevoetsluis en elders. Hij was met twee kinderen gezegend, en zijn eenige zoon welken hem op den 4 Mei 1865 door den dood werd ontnomenmaakte op zyn hoogen ouderdom een grooten indruk. Uit eigene middelen leefde hij, onthield zich van alle staatkundige- en godsdienstige twisten was altijd op geruimd en vrolijk, en genoot alle achting der geheele bevolking. Ingez Mïil<Ioll>in*É»', 16 Oct. Anna Catharina Kouyzer heeft beroep in cassatie aangeteekend tegen het jl. Maandag uitgesproken arrest van het provinciaal ge- regtshofin Zeeland, waarbij zij ter zake van vergiftiging tot de doodstraf is veroordeeld. Heden 4 dagen na het uitspreken van boveu- genoemd doodvonnis werd voor het prov. geregtshof in Zeeland weder een afgrijselijk misdrjjf behandeld. Augustinus Geilleit, oud 40 jaren, zadelmaker te Bosch- kapelle, thans hier gedetineerd, stond namelijk teregt, beschuldigd van moedwilligen doodslag, gepleegd met voorbedachten rade (moord,) welke moord heeft gestrekt om diefstal door middel van binnenbraak in een bewoond huis gemakkelijk te maken en te kunnen volvoeren. Aan de getuigen-verklaringen en de ter teregtzitting voorgelezen processtukken ontleenen wij het volgende Omstreeks 7 uren inden morgen van Zondag 24 Mei jl. is de beschuldigde door de niet afgesloten voordeur binnengekomen in de woning van den landbouwer P. F. Asselman te Stoppeldyke. Genoemde landbouwer was met zijne vrouw Elisabeth Lauwers, naar de vroeg mis te Rapenburg vertrokken. Alleen hun nichtje, de 16-jarig Anna Catharina de Gyzel, die als dienstmaagd bij hen inwoonde, was t'huis gebleven. Dit was eene toevallige omstandigheid, want in den regel ging zij naai de vroegmis en Asselman en zyne vrouw naar de hoogmis. De reden waarom de beschuldigde zich naar genoemde woning begeven had was deze: hij moest aan zijne moeder twee- a driehonderd gulden betalen, die hij niet bezat; hij meende evenwel dat Asselman, die als een gegoed landbouwer bekend staat, die som wel in huis zou hebben; hij ging dus naar diens woning met het doel om eene toereikende som te stelen, en had daartoe opzettelijk een steekbeiteltje medegenomen. In de woning gekomen trof hij daar het genoemde meisje aan. Dit strookte niet met zyn plan. Hare tegen woordigheid kon, zoo al niet den diefstal verhinderen, dan toch tot ontdekking van het te plegen misdrijf leiden. Hij vatte dus dadelijk het voornemen op, haar van het leven te berooven. Ten einde haar spoedig te kunnen bereiken vroeg hij haar een kus. Zij weerde hem met de hand af, doch hij greep haar aan en bragt haar met een op tafel liggend en door hem opgenomen broodmes een tal van diepe sneden aan hoofd, arm en hals toe, sloeg haar niet het hecht van het mes zoodanig op het hoofd dat zy bedwelmd ineen zakte, en sneed haar vervolgens, toen zij daar in bewusteloozen toestand lag, den hals af, zoodat zij onmiddelijk een lijk was. Na alzoo den moord volbragt te hebben begaf de be schuldigde zich in eene aangrenzende kamer en brak met zijn steekbeitel tje het daar staande kabinet, alsmede in een aan dat vertrek grenzend opkamertje een daar aanwezige kist opeu, waaruit hjj een gering aantal centen en zilvergeld, ter waarde van ongeveer ƒ1,90, ontvreemde en zich toeeigende, waarna hij zich verwijderde. De beschuldigde bekende 'in tegenwoordigheid der deskundigen, terwjjl de schedel en schedelhuid van het vermoorde meisje als overtuigingstukken zich voor het hof ter tafel bevonden, met een onnoozel gezigt en de meest mogelijke bedaardheid den door hem gepleegden moord, braak en diefstal. Hij werd ook, nadat het hof hem den kiel had laten aantrekken en den pet had laten opzetten, die hij droeg in den morgen waarop het misdrijf is gepleegd toen hij giug over het hof van C. de Gyseldoor dien getuige herkend als dezelfde persoon dien hij toen over zijn hof had zien gaan naai de woning van Asselman. Volgens de verklaring van vrouw Asselman had de beschuldigde zonderlinge manieren. Volgens den kanton- regter van Hulst en den brigadier Tegenbosch is hij een zeer goed ambachtsman, die veel werk had, maar tevens een groote dronkaard, die als versuft is door het misbruik van sterken drank. Daardoor zijn zijne zaken zeer achteruitgegaan en is ook de schuldvordering zijner moeder vermoedelijk ontstaan. De beschuldigde heeft ook na het verhoor der getuigen alles bekend. Alleen ontkende hij vooraf het voornemen tot den gepleegden moord gehad te hebben. Het openbaar ministerie heeft schuldigverklaring van den beschuldigde geëischt aan moord en diefstal in een bewoond huis, gepleegd door middel van binnenbraak, en zijne veroordeeling tot de doodstraf. De verdediger Mr. A. J. van Eekelen trachtte het onbe- wezene van den voorbedachten raad te betoogen en concludeerde tot schuldigverklaring aan eenvoudigen manslaggevolgd door diefstalen toepassing eener tuchthuisstraf van 5 tot 20 jaren. De uitspraak is bepaald op a. s. Donderdagdes morgens te 10 uren. Zierikzee, 19 Oct. Naar wij vernemen, bestaat bjj het departement van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen alhier het voornemen dezen winter eenige volksvoordrachten te doen plaats hebben. Aanstaandeu zaturdag avond zal daarmede een begin worden ge maaktwaarop als spreker zal optreden ds. Jungius terwijl de heeren Piek en Ezerman eene muziekale bjjdrage hebben toegezegd. Alle leden van het Nut hebben daar persoonlijk vrijen toegang; terwijl elk hun ner daarenboven twee toegangkaarten ontvangt ter uitreiking aan mannen (geen jongens beneden 16 jaar) uit de arbeidende klasse. Zij die daarvan geen gebruik wenschen of weten te makeu, zyn verzocht hun kaartjes terug te zenden aan de leden der commissie, bestaande uit de heeren Bastmeijer, van der Grijp en Hügenholtz. Ieder, die 2 op eens betalen wildeelt daardoor iu

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1868 | | pagina 1