ZlllUkZIISIIII NIEUWSBODE. So. 2565. Ttoensclag 141 October 1868. 25s,° Jaarg. Staatsbegroting voor 1869. Nieuwstijdingen. ü^anjje. De begrootingswetten, die de Minister van Finantien den 26 September jl. heeft ingediend, bedragen in uit gaaf ƒ96,727,022,91 en aan inkomsten ƒ96,836,633 of ƒ2,288.804,95 minder dan het jaar te voren aan uitgaven. Ónder de uitgaven zijn 10 milioen gulden voor de voortzetting der staatsspoorwegen opgenomen, of 2 mi hoen minder dan in 1868. Er zijn thans 106 '/.2 milioen uit onze gewone middelen tot dat doel besteed of aan gewezen. De heer van Ilall had de uitgaaf op ongeveer 100 milioen geraamd waarvan de helft bij wijze van eene leening zon moeten worden gevonden. Wij hebben meer dan de volle geraamde som kunnen besteden zon der een penning te leenenis er nu nog 30 a 40 mi lioen te kort, die men meer wil verwerken, voor bruggen over den Moerdijk, over het IJ en werken in Zeeland, dan mogen wij ons gelukwenschendat voor zulk een o-ming bedrag* aan schuld dergelijke kolossale werken ten uitvoer gebracht zullen zijn, zelfs als die som uit eene leening moet komen, te meer, daar tegen dien tijd een deel der renten reeds door de zuivere opbrengsten te dekken zal zijn. Ten aanzien van den loopenden dienst is nog niet veel te zeggen, deelde de Minister mede. Er is een te kort in de geraamde opbrengst, omdat ook het succes sierecht, eene wisselvallige bate, tot dusverre 1mi lioen beneden de werkelijke opbrengst van 1867 bleef. Intusschen heeft de regeering niet noodig gehad gebruik te maken van de bevoegdheid om tot 4 milioen aan schatkistbiljetten uit te geven. Alle kansen bestaan dat bij een eventueel te kort er nog fondsen aanwezig zijn om dat te dekken, zijnde overschotten van vroegere koloniale diensten. De cijfers en tabellen, die de heer van Bosse bij zijne korte uiteenzetting van onzen finantieelen toestand heeft gevoegd doen zien dat wij in 1866 op een keerpunt zijn gekomen. Hij geeft een overzicht over 16 jaren van 1852 tot 1867. Onze uitgaven zijn in dien tijd geklommen van 69milioen tot 105milioen ruim, in Nederland en van bijna 58 tot 100 milioen ruim in Indie. Wij hebben ongeveer 185 milioen in dien tijd bestemd tot vermindering van onzen schuldenlast. Wij hebben verschillende belastingen afgeschaft, als de ac- cijnsen op gemaal en brandstoffen, varkens en schapen- vleesch en de gemecnte-accijnsen. Eindelijk hebben wij de vroegere slaven eigenaren in de West afgekocht. Zoolang de koffie ontzettend hooge prijzen gold, kon dat alles zoo geschieden. Toen ten gevolge van stilstand van handel en nijverheid de koffieprijzen aanmerkelijk begonnen te dalen en onze uitgaven daarentegen in dienzelfden tijd, in 1866, door het conservatieve kabinet, voor oorlogskosten bij al hetgeen reeds zoo hoog in onze uitgaven was opgedreven met tal van milioen op eenmaal werden vermeerderd hetgeen nog steeds voortduurt, moest dit een keerpunt veroorzaken. De gewone klimming der uitgaven op sommige posten is toch reeds zeer aanzienlijk. In 1852 bedroeg bovendien hetgeen Nederland te kort schiet om de kosten vnn bestuur in West-In die en ter Kust van Guinea te betalen, ƒ357,228,18. In 1867 werd daarvoor reeds 1,755,454,34" besteed. Voegt daarbij grootere uitgaven voor groote waterwerken, voor onderwijs en meer, dan moest de opvoering van het budget van oorlog en marine wel ten gevolge hebben dat wij sedert twee jaren geen schuld meer delgen. In 1867 zijn boven 1866 voor oorlog 5 milioen 8 ton. en voor marine 1 y2 milioen besteed. In Indie verslinden leger en vloot niet minder. Ir. het geheel gaat van onze gewone uit gaven tegenwoordig aan leger en vloot wegterwijl wij sedert ruim een kwart eeuw vrede genieten. Het gevolg van een en ander is, dat wij even afhankelijk zijn van bijdragen uit Indie als voor 18 jaren. Onze gewone middelen die toen bijna' 59 milioen hier te lande opleverden, zijn tot 74'/4 in 1867 geklommen; maar het deficit is nog 20 milioen. De Minister wijst daarom op de dringende noodza kelijkheid om op den weg der uitzetting van de gewone en buitengewone uitgaven niet voort te gaan. Onze inkomsten klimmen geregeld met 7'/2 ton 'sjaars. Kon men nu de vermeerdering der uitgaven gedurende eeuigen tijd stuiten, men zou althans do kans niet verwerpen, zei de Minister, „dat door den gewonen loop van zaken aan de inkomsten de tijd gelaten kon worden om de vermeerdering van uitgaven voorbij te streven." Men moet zich toch geene illusion maken. Hervor mingen in Indie zijn dringend noodig en daar klimmen de uitgaven onder alle besturen. Men zal dat tijdelijk stuitenmaar als de regeering hare taak daar ter harte neemt en niet steeds trekt, zonder zich om vele belangen te bekommeren, dan moet men niet altijd uitgaven ver- hoogen en dat door Indie willen laten betalen. Aan alles is een grens. Men kan alleen orde in Indie brengen en daar de handen ruimer krijgen voor hetgeen er noodig isals men eene vaste hijdrar/e bepaaltaan het moe derland te leveren dan kan men daar het belasting stelsel op goede grondslagen vestigenwant dan weet men waaraan men zich te houden heeft. Is er dan een werkelijk batig slot op een dienst, men kan dat gebrui ken. Nu is hetgeen men batig slot noemt, eene geheel willekeurige zaak, waaraan daar ginds belangen opge offerd rnoeten worden en verbeteringen belet. Dit is het geval met den post van ƒ15.618,358, als bijdrage op de Indische begrooting voor 1869 gebracht; dat hangt daarenboven van de koffieprijzen af. Intusschen moet die som met ƒ4,360.000 als overschot van den dienst 1867ƒ50,000 renten van nog verschuldigde oorlogskosten van Japan, en ƒ3,475,000 als batig saldo van den kolonialen dienst van 1867 onze uitgaven in het volgende jaar dekken. Hoe de Minister van Koloniën aan de eerste som van bijna 16 milioen komt, zien wij nader. Maar de tweede som van 3milioen bijna i's geene fictie zooals graaf Schimmelpennirick ze op de begrootingen bracht; dat is een wezenlijk overschot van dienst. De middelen, die in Nederland voor Indie waren aangewezen, hebben een geraamd overschot opgeleverd van 5milioen on dus mag men een deel daarvan ge rust besteden, al heeft men nog geene finale afrekening. De berichten uit Indie over de uitgaven in 1867 aldaar doen toch ook met zekerheid verwachten dat er nog grooter goed slot zal zijn; er is minder uitgegeven dan begroot was. zooals de regel is. Wij zien nu onze tegenwoordige regeering met groot genoegen een stap doen op den weg om de gedurige vermeerdering der uitgaven te stuiten. Intusschen gaat men toch voort met het aanwijzen van middelen voor belangrijke openbare werken. Voor uitwateringswerken in Staats-Vlaanderen (den Nieuw-Neuzenpolder) is eene eerste helft eener bijdrage ad ƒ100,000 aangevraagd; voor de verbetering van den waterweg van Zwolle naar zee is 2 ton aangevraagd; voor den waterweg van Rot- terdam ƒ1,132,000, de laatste groote bijdrage waar schijnlijk, op een paar ton na, voor dat groote werk. Wanneer wij nu nagaan, dat andere uitgaven steeds klimmen, als voor middelbaar onderwijs, pensioenen, de kerkgenootschappen en meer, dan is het inderdaad geene zoo geringe zaak, dat de begrooting, daargelaten de 2 milioen voor spoorwegen, nog ongeveer 3 ton lager is dan een jaar te voren. Bij toenemende bevolking en nieuwe behoeften schatten wij dien eersten stap op den weg van een beter finantieel beheer niet gering. Maar waartegen wij met nadruk opkomen is het behoud van het buitensporige cijfer voor oorlog. De Minister van marine raamt 9 milioen ruim voor 1869 tegen 10 milioen 1'/4 ton in 1868 en bijna 14'/2 milioen in 1867. Wij hebben nu 4 rammen en 3 monitors bijna gereed of'in dienst; te Amsterdam bouwt men 1 ram en 2 monitors; voor een volgend jaar stelt de minister voor 2 monitors en een stalen kanonneerboot voor rivier- verdediging te bonwen. Wat doet de Minister van oorlog daarentegen Hij stelt voor in het volgende jaar geen kamp te Millingen te houden en bezuinigt op eene begrooting van ƒ14,733,713 in 1868, daardoor de nietige som van ƒ74,713. Maar hij kondigt, naast die bezuini ging van l/.2 percent op de uitgaven, nu wij 72,000 achterlaadgeweren hebben, voor nieuw model-geweren en andere uitgaven circa 2'/, milioen meer aan, die hij later zal aanvragen, boven het reeds zoo zeer verhoogde cijfer dat behouden blijft. Hier is dus vermeerdering van uitgaven, in plaats van inkrimping. Die gang van zaken bij onze legoruitgaven in vollen vredestijd ver slindt onze finantieele krachten. In Indie kost het leger schatten maar het presteert vele en groote diensten. In Europa is de kanker der natiën de uitbreiding der leger-uitgaven. Pruissen ontwapent zich intusschen. Frankrijk zal dat voorbeeld moeten volgen. Ook in Engeland denkt men daaraan. Zullen wij nu voortgaan op een weg, die onze~ schatkist uitput, bij een rente last, die nog steeds meer dan 27 milioen 'sjaars be draagt, meestal het gevolg van vroegere oorlogskosten? Men bezuinige op oorlog; men behoeft dan in 't geheel niet of minder voor productieve spoorwegen te leenen en de hervorming in Indie zal geleidelijker gaan. Bij een regterlijk onderzoek te Londen is den 9den een groot schandaal aan het licht gekomen. In eene militaire gevangenis aldaar bevond zich een soldaat, die veroordeeld was omdat hij zijn korporaal een vuistslag had gegeven. De gevangene stond bekend als een voldrif- tig man en was altijd even norsch en wederspaunig. Van daar, dat de opzigters en oppassers in de gevangenis soms veel moeite met hem hadden. Toen hen dit begon te ver velen, werd hem bij de eerste brutaliteit, die hij zich weêr veroorloofde tot straf opgelegd om zoo als men dat noemt, »op water en brood te zitten." Wanneer men zich nu hierbij aan den gewonen regel had gehouden, dan zou dit vermoedelijk na weinige dagen weêr zijn opgehouden, en dan was alles verder met eene strenge bedreiging ot zoo iets afgeloopen. Doch in plaats daarvan begon men de zaak op eene verregaande wijze te overdrijven. Niet alleen toch kreeg hij slechts eene geringe hoeveelheid brood, maar het werd hem bovendien slechts eenmaal in de 24 uren toegediend zoodat hij, na 's middags ten 12 ure zijne sobere portie gebruikt te hebben, tot den vol genden middag ten 12 ure moest wachten eer hij weêr iets kreeg. Nadat dit eenigen tijd geregeld zoo was gegaan en hij door het uithongeren begon te verzwakken, raakte ook zijn geduld ten einde. Om hem nu in eens de volle laag te geven en voor altoos tot bedaren te brengen, werd hij eiken morgen ten 8 ure uit zijn cel gehaald en naar het lokaal gebragt, alwaar de andere gevangenen hun morgenmaal kregen doch bij werd dan zoo geplaatst, dat hij dit alles moest aanzien, zonder er bij te kunnen komen en ook zonder iets te krijgen. Men kan begrijpen welk eene foltering dit moest zijn voor iemand, die reeds in gewoue tijden altoos een goeden eetlust had en nu met dat schouwspel werd geplaagd, nadat hij zelf in 20 uren tijd niets had genuttigd. Het gevolg hiervan was, dat hij tot het andere uiterste oversloeg en zoo ge dwee en neêrslagtig werd, dat de oppassers reeds meenden het met hem gewonnen te hebben. Zóó was het evenwel niet. Die gemoedsstemming was geen onderdanigheid, maar wanhoop, want op zekeren morgen bevond men, dat hij door ophanging een einde aan zijn leven had gemaakt. Spoedig begon er nu omtrent de hem aange dane langdurige eu wreede behandeling het een en ander uit te lekken, ten gevolge waarvan de regterlijke autori teit in de zaak werd betrokken. Vreemd was het, hoe de opzigters en oppassers zich meenden te kunnen verant woorden. Alsof liet een afgesproken werk was, verklaar den zij allen bij het verhoor, dat de gevangene het nog best eene poos bij water en brood zoo had kunnen volhouden, maar dat hij zeker op een middel bedacht was geweest, om medelijden te verwekken, en dat hij daarom had willen doen alsof hij zich uit wanhoop ophing, in liet vertrouwen dat hij nog wel tijdig genoeg' zon worden afgesneden. Zij stelden het dus voor alsof de geheele zaak slechts eene comedie-vertooning was geweest, waarvan de man bij vergissing of bij ongeluk het slagtoffer was geworden, liet is evenwel twijfelachtig, of de autoriteit verder met die verklaring tevreden zal zijn. NEst<1i-i<l9 9 Oct. Heden avond hebben er groote manifestation plaats gehad ten gunste van de vrijheid en de gelijkheid der eerediensten. Een optogt bewoog zich door de straten van Madrid voorafgegaan door muziek en een transparent, dat verlicht was en waarop de inscriptie stond„Weg met het concordaat. Weg met de tyrannen van Rome. Leve het vrije Rome." Geheel Madrid is geïllumineerd. Morgen zal er een groot stierengevecht plaats hebben waarbij de junta en de generaals tegenwoordig zullen zijn. Het ministerie is als volgt zamengesteld Serrano, ministerpresident; Prim, oorlog; Topete, marine; Figue- rolo, financien; Lorenzana, buitenlandsche zaken UHos, justitie; Sagasta, binnenlandschezaken Ayala, koloniën; Ruiz Zorrilla, openbare werken. Totgouverneur van Madrid is benoemd Morino Beuites. Prim is Woensdag ten 2 ure te Madrid aangekomen 'tis onmogelijk de geestdrift te beschrijven eu de uitgelaten heid der bevolking; er was eene ontzaggelijke menigte op de been't schouwspel overtrof al wat ooit te voren van dien aard plaats had; hij werd door deputation vuu de geheele stad, van het leger en de vloot verwelkomd en begeleid; men had vier uren noodig om de stad door te trekken; de pas sage was geheel gestremd. Voor het hotel van Prim op de Pucrta del Sol zijn verscheidene mctischen dood gedrongen, Deputntiën van Lranschcn Italianen cu Zwitsers, benevens muziekkorpsen vergezellen den trein. Prim heeft Van het halkon van het ministerie het volk toegesproken en gezegddat tusschen hem eu Serrano de innigste overeenstemming heerschte; de eend ragt moet bewaard blijven onder de liberalen, liet volk eu het leger, want de eer der zegepraal komt aan de marine toe. Serrano en de verbannen generaals der unie hebben Prim na het eindigen zijner rede, omhelsd, terwijl Serrano uitriep; Weg met de Bourbons!" hetwelk luide werd toegejuigt, de stad is prachtig geïllumineerd. Ook de admiraal Topete is aangekomen, 1 Parijs, 8 Oct. In een brief uit Madrid van 5 dezer wordt thans met zekerheid gemeld dat de generaal Pavia, markies van Novaliches, niet is overleden aan zijne wonden, welke hij bekomen heeftin het gevecht met de troepen van Serrano, bij de brug van Alcolea. Men heeft zelfs hoop, dat de generaal in het leven zal blijven, maarten gevolge van de wonde aan zijne tong, zal hij wel nimmer het gebruik van de spraak terug krijgen. Serrano heeft hem op 3 dezer een bezoek gebragt en de ontmoeting tusschen twee mannen die vroeger wapenbroeders waren, was zeer hartelijk. Pavia, welligt zelf aan zijn naderenden dood geloovende heeft een brief geschreven, waarin hij verklaart, dat hij herhaalde bevelen uit Madrid had ontvangen om den opstandelingen slag te leveren en dat hij daardoor genoopt werd te handelenzoo als hij gedaan heeft. De Gloehe wijst op de zonderlinge speling van het lot, dat de laatste der Bourbons na haren val eene schuil plaats is komen zoeken in het kasteel van den eerste der Bourbons. De wieg van Hendrik IV heeft gestaan op de plaats, waar nu Isabella haar ledekant heeft. ïloltfloi*9 Oct. Woensdag avond, omstreeks 8 ure, had in de kazerne der Infanterie, in het fort Erfprins, alhier, een allertreurigste omstandigheid plaats. Een onder-officier, tot wanhoop gedreven, is tot het noodlottig besluit gekomen oin zich dour middel van een geweerschot van het leven te berooveu. De ongelukkige had de tromp van het geweer in de mond geplaatst, de laadstok op den trekker gelegd en die mot den voet afgedrukt. De nanleidènde oorzaak is slechts bij weinigen bekend en wordt geheim gehouden. llei-fcogfoiitfooscli S Oct. Door het prov. gcregtshof alhier is J. Hopstaken huisvrouw van A. Vermunt, schuldig verklaard aan vergiftiging en ver oordeeld tot de straffe des doods, uit te voeren binnen de gemeente 's Hertogenbosch. Na de uitspraak rigtte de heer mr. Versfeit, waar nemend presidentgevoelvolle woorden tot de veroor deelde en vermaande haar tot boetedoening voor de gruwelijke misdaad door haar gepleegd waarbij zij even als bij de uitspraak, geheel onverschillig bleef. NII<1<1 oli9 Oct. Op Vrijdag den 16 dezer zal voor het provinciaal geregtshof in Zeeland teregt staan Angustiuus Geilleitoud 40 jaren geboren te Wcstdorpewonende te Boschkapelle zadelmaker, thans gedetineerd alhierter zake van moedwilligen doodslaggepleegd met voorbedachten rade (moord) welke doodslag heeft gestrektom diefstalgepleegd door middel van binnenbraak in een bewoond huis gemakkelijk te maken en de ontdekking daarvan te voorkomen. Deze procedure betreft den reeds vroeger door ons medegedeelden moord in den ochtend van 24 Mei jl. in de woning van P. F. Asselinan te Stoppeldijk op Anna Catharina de Gijsel gepleegd en den daarop gevolgden diefstal van ongeveer 1.90 aan centen uit een gesloten en met geweld opengebroken kist. Iu deze zaak zijn 20 getuigen waaronder 2 tevens als deskundigendoor den procureur-generaal opge roepen. Mr. A. J. van Eekelen is ambtshalve als raadsman aan den beschuldigde toegevoegd. 5jioi"ïItzee, 12 Oct. Heden werd er een rundbeest afgekeurd dat gekocht was voor zeven gulden, en dat in den put moest gestoken worden. Hoeveel runderen er mogelijk opgepeuzeld zijn die gelijk van deugd warenzoude mogelijk sommigen wel kunnen zeggen maar dan zoude de pot gaan verwijten dat de ketel zwart is. Uit een en ander blijkt nu dat er maar weinig naai de veekeuring wordt omgeziendat vooral bewezen wordt aan Je verantwoording van het keurgeld aan de stad dat verleden jaar de belangrijke som heeft op- gebragt van 10 gulden. Wanneer men dus de veekeuring nagaat en die ver gelijkt met de volgende artikelen der instructie voor den keurmeester, dan moet men tot de overtuiging komen dat er geen keurmeester noodig is, of geen instructie. Zie hier artikel 2 45 en 6. Art. 2. De Keurmeester is verpligt om het toezigt bij de verordening op het verkoopen van vleesch ook aan hem opgedragen met ijver en naauwgezetheid te vervullen en zich naar de daarbij gegeven voorschrif ten te gedragen. Art. 4. De kenteekenen waarop hij bjj het levende vee te letten heeft, zijn de navolgende: 1. of het haar natuurlijk of tegen natuurlijk, dat is glad of glanzig of ruig en glansloos zij of het dier frisch uit de oogen ziet en of hetzelve ook kwijle en snot of slijm uit de oogen, neus of ooren laat loopen; 2. of de huid droog of vochtig met vurigheid, puisten of pokkon bezet en of dezelve zacht en los is, dan of zjj gespannen over het ligchaam gelegen is; 3. of de temperatuur des ligchaams geregeld is, niet verhoogd of vermeerderd is, inzonderheid of de hoornen, ooren, muil en neus koud zijn; 4. of de natuurlijke verrigtingen geregeld plaats heb ben of het dier namelijk pijn of bonaauwdheid te kennen geeft, of er ook congestion, ontstekingen, kramp, verlamming, uitputtingjeuking duizeligheid, stuip trekking, siddering enz., plaats hebben; 5. of er aan de zintuigen iets tegen natuurlijks valt waar te nemen, namelijk aan de oogen, neus, het slijm vlies, aan den mond, de tong, het tandvleesch enz.; 6. welke verandering er in de ademhalingswerktuigen wordt waargenomen, hoe het met de organen der spijs vertering als met de kaauwing, herkaauwing, eetlust, darmontsteking enz. gelegen is; 7. of er iets tegen natuurlijks in de pisafscheidings- werktuigen is waar te nemen enz.; 8. of de houding van het beest natuurlijk of gebrekkig of de gang veranderd zij enz. Art. 5. Wanneer de bovengenoemde of andere tegen natuurlijke verschijnselen voorkomen, zul hij den slager daarvan onderrigten en dezen in overweging geven, of hij ter voorkoming van mogelijk volgende afkeuring van het vleesch, het dier wel ter singling zal bestemmen en zoo cleze daartoe evenwel mogt willen overgaan, zal hij zorg dragen bij de opening tegenwoordig te zijn. Art. 6. Bij het onderzoek gedurende of na deslagting, zal hij opletten of het bloed natuurlijk of ongewoon dik en lijvig of tegen natuurlijk dun en ontbonden, is eu lettende op de inwendige ligchaamsdeclen, zal hij toezien of er zich uitstortingen van weiachtige vochten tusschen de huid en het vleesch bevinden, of er branderige plekken aanwezig zijn, of er ontstekingen in de ingewanden als maag, dar men, lever, galblaas, milt, pisblaas, uterus, longen, het hart enz. plaats hebben; voorts of de vliezen natuurlijk gesteld zijn, of er trosachtige uitgroeisels in dezelve ge vonden worden, of er zamengroeijing der deelen onderling aanwezig zij, of men in de longen zoo wel als andere inge wanden etterzakkon aantreft; of de ingewanden als de. lon gen, de milt, de lever, de galblaas, deszelfs gewone groote en natuurlijke gesteldheid bezitten dan of deze tegen natuurlijk uitgezet of vergroot en hard of ontaard bevon den worden; ook moet de keeltong en slikbuis onderzocht worden, alsmede of er wormen in de darmen of andere lig- chaamsdeelen huisvesten, of er opliooping van water in eenige holligheid bevonden wordt waaruit bij de opening een meerdere of mindere stank wordt bespeurd. (Ingez.) Van de 395 kiezers voor een lid van den gemeente raad van Goes hebben slechts 210 aan de stemming deelgenomen, ter vervulling der vacature, ontstaan door het bedanken van Mr. I'. H. Saaymans Vader. Hiervan werden op Dr. C. A. Renterghem 84 en op Jhr. J. L. H. Pompe van Meerdervoort 63 stemmen nitgebragt, zoodat tusschen hen eene herstemming moet plaats hebben. Woensdag avond juist te middernacht vertoonde zich vooral in het Zuid-Westen boven 'sHage een prachtig luchtverschijnsel. Men meende eene kolossale vuurpijl te zien met dit onderscheid intusschen, dat zij, in plaats van van beneden naar boven te stijgen, van boven naar beneden viel. Het was een groote bol van een helderblaauw licht, welke bij het nederdalen uiteenspatte en eene massa vuur liet nedervallen. Vooral op het weiland maakte het licht een sterken indruk; het veld was als met een electrisch vuur verlicht. De runderen liepen verschrikt door elkander en hieven een hevig geloei aan. Te Eist, onder Rhenen, heeft eergisleren n;uiiid<];ig een 13 jarige knaap bij ongeluk zijne tante, iemand van middel baren leeftijd en huishoudster bij een ingezeten van Eist, dood geschoten. Het ongelukkigerwijze afgaan van een geweer, dal geladen, en welligt overgehaald voor de hand stuud, was oorzaak van dit droevig geval. Men leest in het clerienal Journal de Bruxelles: »ltome ondervindt reeds moreel en materieel de gevolgen der gebeurtenissen in Spanje, moreel, omdat met de monar chie een belangrijke invloed in de catholieke wereld vernietigd wordt, materieel omdat men jaarlijks tusschen de vijf en zes millioen aan aredevances ecfclésiastiques" ontving. Spanje be taalde, behalve dit en nog andere opbrengsten, 120,000 franken jaarlijks voor liet onderhoud der basilica van St. Petrus. Al deze bronnen zullen nu verminderen zoo niet ganschelijk ophouden." Ziedaar dus eene nieuwe ontmaske ring der regering van Isabella. Terwijl de nationale schuld jaarlijksch toenam, de algemeene toeslande der bevolking meer en meer ongunstig werd, betaalde de Spaansche schatkist al deze buitensporig aanzienlijke sommen aan Rome. De revo lutie zal aan al deze verkwisting thans wel een einde maken. Als eene zeldzaamheid op het gebied van aardappel- verbouw deelt men ons mede. dat te Klaaswaal van één pootaardappel (jam) gerooid zijn 145 groote en 25 kleine aardappelen, te zamen een kwart mud bedragende. Omtrent de verwoestingen, welke de overstroomiu- gen van den Rijn in het Zwitsersche Rijndal hebben aan- gerigt, luiden de nadere berigten werkelijk zeer treurig De verwoestingen zijn ontzettend; de spoorwegbanen hebben ontzaggelijk geleden, op sommige punten zijn zij over lengteu van 1500 a 2000 voet, te zamen over eene lengte van minstens 15 a 16,000 voet doorgeslagen de schade aan de vereenigde zwitsersche spoorwegen bedraagt verscheiden honderd duizende fr. de gemeen schap zal onmogelijk binnen 6 weken hersteld kunnen worden. De oude Tardisbrug bij Ragatz, welk tot dus ver alle stormen had getrotseerd, is weggeslagen. In Graanwbunderland hebben de gemeenten Haldenstein en Flasch het meest geleden. In Lügnetz heeft de Glau- mer groote verwoestingen aangerigt. Te Valshet hoogste bergdorp van het dal, verwoestte hij zelfs het kerkhof en voerde lijken, kruisen en kerkgereedschap pen met zich voort. Den 3den en 4den dezer zijn weder hevige stortregens gevallen, die op nieuw treurige

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1868 | | pagina 1