Zaturdag il January 1868. No. 2484. 24s,e Jaarg. B E R I G T. Nieuwstijdingen. i IS. ZIËRIKZËËSCHË NIEUWSBODE Meii abonneert zich: In Nederland bij den Uitgever. Bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren, lu Noord-Amcrika bij J. QUINTUS, te Grand Rapids, Staat Michiga; Aboiinements-Prü»: VOOR BEIDE UITGAVEN. Voor 3 maanden1,30. Franco per post, in Nederland- 1,60. Voor Noord-Amerika, franco New-York - 3,90. Verscliynt: Op Woensdag en Zaturdag. Advertentiën: 10 cent voor eiken regel. Zegelregt voor iedere plaatsing, 85 cent. De inzending der Advertentiën kan geschieden tot Dingsdag en Vrijdag, des voormiddags 10 urè. Bureau: Zierikzee, Hoek van de Schuithaven, B, No. 94. Brieven en Ingezondene Stukken, franco. Gewigtige dagen zijn er ophanden, zoowel voor Land, Stad als Kerk. Vooreerst moeten er op Maandag 20 Januarij a. s. 48 leden gekozen worden voor het kies-collegie tot het helpen benoemen van Ouderlingen en Diakenen en het beroepen van Predikanten. Ten tweedenn moet er op Woensdag daaraanvol gende, de stemming plaats hebben voor een Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het zal dus niet ontbreken aan aanbevelingen voor genoemde betrekkingen, die ALLEN zullen geplaatst worden, onverschillig van wien afkomstig, mits als advertentiën. Verder worden de Inzenders beleefd verzocht geene hatelijke personaliteiten in hunne stukken te vermelden, noch voor het Lidmaatschap der Tweede Kamer, noch voor de Leden van het kies-collegie, daar dit niets tot de zaak afdoet. Mogt dit echter het geval zijndan zullen zoodanige stukken niet worden geplaatst. De Redactie. De nieuwe Ministers en cle ont binding: der Tweede Kamer. De Staats-Courant heeft bij den aanvang van een nieuw jaar •allerlei mededeelingen van gewichtigen aard gedaan. Vooreerts zijn de ministerien van eeredienst hersteld en is een nieuw hoofd van het departement van justitie opgetreden. Hoogst mager is de toelichting van dienmaatregel in het rapport aan den Koning. In ons oog verdient de herstelling der administratien tot afzonderlijke de partementen geenszins onbepaalde afkeuring. Een van twee moet waar zijn: of de scheiding van kerk en staat, door de Grondwet gewild, kan plaats hebben en dan moet tot opheffing der afzonderlijke administratien worden overgegaan, of die scheiding is nog in lang niet mogelijk. De tegenwoordige toestand was half slachtig en had bezwaren in. Men moest altijd een minister voor een der andere departementen zoeken, die eene bepaalde belijdenis volgde. Daarom moge het een terugtred in zekeren zin zijn, dat herstel van af zonderlijke ministerien plaats heeft, daarvoor is veel te zeggen. Maar wij hebben een ander bezwaar van grondwet- tigen aard. Moest deze regeering, op het oogenblik dat een beroep op de natie wordt gedaan om eene nieuwe vertegenwoordiging te benoemen, nu den Koning voor stellen de departementen te herstellen? Gesteld, dat de meerderheid der nieuwe Kamer graaf Schimmelpen- nincJc aan zijn woord houdt, die bij de behandeling der begrooting, nog slechts een paar weken geleden, be toogde, dat het niet noodig was die ministerien te her stellen en er bijvoegde, dat de regeering echter gaarne daartoe zou overgaan, als „de meerderheid der Kamer dit verlangdegesteld dat de meerderheid der nieuwe Kamer juist het omgekeerde wilde; wat dan? Dan ontstaat een nieuw conflict. En bp de aankondiging, dat deze ministers ook nog een departement van nij- verheid willen, zal dit de stemming niet verbeteren. De handelwijze om zonder eenig nader overleg met de Kamers, die dan toch het geld op de begrooting moe ten toestemmen, tot dezen maatregel over te gaan, is een nieuw bewijs van minachting voor de rechten des volks. Neen, thans moest deze regeering echter zoo hande len, uit politiek kansspel. Zij weet zeer goed, dat wijlen de heer Borret verklaarde, dat de Katholieke geeste lijkheid het herstel der ministerien wil en daarbij zoekt men heul bij de verkiezingen. Dat is de toeleg. Wat zullen wij over de nieuwe ministers zeggen? De keuze doet zien, dat deze ministers, hoezeer zij tel kens groote beginselen vooropzetten, volslagen begin selloos handelen. De ministers beweren in het rapport aan den Koning, tot sluiting der zitting, ten gevolge waarvan nu op dezelfde gronden de ontbinding der Tweede Kamer en den 22 dezer nieuwe verkiezingen plaats hebben, dat homogeneïteit moet bestaan tusschen de leden van het kabinet. Telkens wordt de onderwijskwestie vooropgezet. Wel nu, kiezers, wilt gij een weder bewijs dat deze regee ring alleen tot leus heeft: zitten blijven, water moge gebeurenzoolang doenlijk en de natie met beloften paaien, die men niet nakomt, let dan op de samen stelling van dit ministerie. De heeren van Lijnden en Luyben zullen niet ongeneigd zijn de wet op het lager onderwijs te veranderen. Maar de onderhandelingen daarover met Jhr. van Nispen van Sevenaer zijn afge sprongen en Mr. W. Wintgens wordt minister van jus titie, die een jaar geleden tegenover de kiezers van Delft bepaald en stellig de wet op het onderwijs ver dedigde. Hij zal Heemskerk steunen. Men spiegelt dus iets voor door twee benoemingen en neemt dat door de andere terug. Beide partijen worden gefopt. Slaan wij een blik op een ander terrein. De heer Wintgens is een gestreng conservatief, die als vrij goed jurist bekend staat en tevens eene manie heeft om links en rechts geleerdheid uit vreemde schrijvers uit te kramen, zoodat de Wespenvroeger door den re dacteur van het Dagblad geschreven, zeiden: als er geene Fransche auteurs waren, zóu de heer Wintgens niet kunnen redevoeren. Die heer Wintgens viel deze ministers den 21 November 1867, nog geene zes weken geleden, hevig aan. Overal zag hij „stilstand, teruggang, gemis aan vooruitgang, verval." Onze toestand is door uw bestuur, riep hij uit, „van kwaad tot erger gewor den." Er was geen „regeerings-initiatief" en bepaald met het oog op de koloniale politiek zag hij „zwarte punten," die voor rekening der regeering kwamen. Ten opzichte van den minister van finantien legde hij zijn wantrouwen aan den dag. Het was „een leven van den dag op den dag;" de zaken werden „op liquor" gesteld. En hij eindigde met den uitroep„Wij mogen niet voortlevenalsof de zaken gered warenwanneer de personen geplaatst zijn waar zij wezen wilden." Welnu, welk een fraai homogeen kabinet, dat iemand in zijn midden neemt en die er gaat zitten die zoo over zijne ambtgenooten oordeelt! Nu hij is, waar hij wezen wilde, zijn nu de zaken gered? Maar er is meer. Mr. Wintgens heeft tot den laatsten dag als lid der Kamer gestreden tegen de rechterlijke organisatie, in 1860 ontworpen. Hij wilde die geheel onderst boven keeren. Hoevele jaren zal het duren, dat wij op een goedkooper en beter rechtswezen zullen wachten, wanneer al hetgeen sedert zeven jaren daartoe werd voorbereid, van meet af gesloopt wordt? Met welk recht nemen de ministers zulk een ambtgenoot, als zij in het ontbindingsrapport schijnbaar jammeren en krokodillen-tranen storten, omdat de werkzaamheden der Kamers ook voor de voltooiing der rechterlijke organisatie door hunne handelingen voor een tijd ge staakt moeten worden? Tn elke richting mystificatie en onjuistheden. Op nieuw durft deze regeering het doen voorkomen, alsof de Kamer haar vertrouwen aan de grafelijke regeering ontzei de, omdat graaf van Zuylen goed gewerkt heeft tot behoud van den vrede en Limburg losmaakte van den Bond. Dat is onwaar. Dat is door de Kamer niet gedaan en evenmin deed graaf van Zuylen zulke feiten. Zijne bemoeizucht sleepte ons in gevaren en zijne ar rogantie, zijne valsche voorstelling van hetgeen voor gangers gedaan haddenlokte de stemming tegen hoofdstuk III uit. Deze regeering erkent nu, dat „vol doende steun bij de vertegenwoordiging onmisbaar is." Die steun heeft zij nooit gehad, omdat zij ze niet ver diende; zij zal ze niet krijgen. Daarom zal op het beroep op het volk, „om, zoo God het wil, nog eenigen tijd Uwe Majesteit en het land te dienen," een welsprekend antwoord gegeven worden. Meer dan ooit roepen wij de kiezers op, hun plicht te doen. Zonder eene goede regeering kan geen land wel varen. Nog eenmaal moet de strijd met alle kracht ge voerd worden tegen mystificatie en reactie. Die strijd zal beslissend zijn. Hoe flinker de kiezers opkomen en hoe bepaalder de stemming op 22 dezer zij, des te eer mogen wij op een goeden uitslag rekenen. De Neder- landsche natie toone op nieuw, dat zij de vrijheid lief heeft en niet buigt voor hen, die tot leus hebben: macht gaat boven recht. In Pruissen moge zulk eene politique du succes tijdelijk zegevieren, begunstigd door buitengewone omstandigheden, oorlog en annexatie, niet door kruiddamp verblind zullen de kiezers zich niet door betaald marktgeschreeuw laten misleiden en eene echt nationale vertegenwoordiging kiezen, uit liberale en onafhankelijke mannen bestaande, opdat spoedig eene goede en krachtige regeering optreedt, die de waarheid lief heeft. Dan kan men met vrucht God, Koning en Vaderland dienen. Huil, 2 Jan. De stoomboot Smyrna, welke door de stoomboot Waterloo naar Brouwershaven was opgebragt is tegen een borgtogt van de reeders a 30,000, weder vrijgelaten en door de stoomboot Pacific hier binnen- gebragt. Assen, 6 Jan. Als waarschuwend voorbeeld deelen wij het volgende mede Eene vrouw te Smilde bezig zijnde nieuwjaars koeken te bakken, ging vrij erg bezweet zijnde, naar buiten om een emmer water te halen. Naauwelijks echter weder in huis gekomen, zeeg zij plotseling neder en was terstond een lijk. Uit Vroomslioop wordt van 31 Dec. gemeld: Terwijl hier heden namiddag twee jongens J. Meyer en J. de Vries zich vermaakten met schaatsenrijden op de Kolk aan het Punt, kwamen zij onvoorzichtig genoeg op eene plaats, die des morgens nog open was geweest, en raakten er in. Beiden deden pogingen om zich te redden. De eene hield zich onbewegelijk met de armen op het ijs: dat bjj den andere telkens afbrak, zoodat deze al spartelende zijne'krachten uitputte. Hartver scheurend was het voor de talrijke omstanders, waaron der de vaders en moeders der drenkelingen, dit tooneel te moeten aanschouwen. Allerlei middelen werden aan gegrepen, en eindelijk gelukte het A. Kraai, eene plaats te vinden, waar hij kruipende, door het ijs kon worden gedragen, waarna hij de Vries een touw om de hand bond en hem zoo redde. De andere was intusschendoor te veel krachtsinspanning uitgeput, gezonken en werd later als een lijk opgevischt. Neuzen, 5 Jan. Het ijsvermaak heeft ook dit maal weder in deze gemeente treurige offers geëischt. Twee sergeants van het alhier in garnizoen liggende 3de bataillon van het 3de regement infanterie, met namen E. Nolson en A. Buitengabeide 20jarige jongelingen, zijn gisteren avond, bij hunnen terugkeer op schaatsen van Sas-van-Gent, nabij deze vesting in het kanaal door het ijs gezakt en verdronken, terwijl eerst heden morgen hunne lijken zijn gevonden, nadat daartoe van af giste ren avond vergeefsche pogingen waren aangewend. Ook nog in den loop van den dag, op gisteren, waren een paar jongelingen in het kanaal door hetys gezakt, doch gelukkig gered. ~Vlissiiig:eii, 6 Jan. De tirailleur korapagnie van het 3de bat. 3de reg. iuf.die met 1° Mei naar Neuzen en de 3de en 4de kompagnie vau het 4de bat. die op dat tijdstip van hier naar Bergen-op-Zoom zouden vertrekken is nader door den minister van oorlog bepaald dat die te dezer stede zullen gestationeerd blijven; zullende het dépot van gemeld reg. te Middelburg gevestigd blyven in stede van herwaarts in garnizoen te komen. Ziei-iUacee, 10 Januarij. Luidens correspondentien uit Delft, Dordrecht en Arnhem, aan het Dagblad van Zuid-Holland en sGravenhage wenschen, de HH. C. Hoekwater, Mr. G. A. de Raadt en Keuchenius bij de aanstaande verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal, niet meer in aanmerking te komen. Dat de heer Keuchenius zich te Arnhem niet weder kandidaat stelt blijkt ten overvloede uit een door hem geteekenden brief, op genomen ouder de Ingez. Stukken der N. R. C. van heden. Z. M. heeft o. a. toegekend aan den voormaligen, thans wachtgeld genietenden lichtwachter bij de kustverlichting op West-Schouwen L. Leunis ter zake van langdurige dienst eeu pensioen van f 107 's jaars. Dagelijks bevatten de couranten berigten omtrent het verongelukken van schaatsenrijders. Te Katwijk zijn twee jonge lieden door het ijs gezakt, waarvan er een verdronk. Ook te Vroomsdorp heeft men van twee kna pen, die in een bijt vielen, slechts een kunnen redden. Bij Enschede vroeg eene vreemde jufvrouw bij een werkvrouw aan huis zich even te mogen warmen. Naauwelijks was zij gezeten, of zij beviel. Zij was door haar verleider te Hamm bescheiden om te huwen, maar had hem niet gevonden, en was nu op de terugreis naar Arnhem. Aan het Leidsch Dagblad meldt men als eene bijzonder heid uit Koudekerk, dat in de gemeente Hazerswoude de ge boorteregister met 1 Jan. 1868 geopend zijn door drie jongens van welke eene vrouw, die van elders gekomen was om den Nieuwjaarsdag bij hare bloedverwanten door te brengen, dien dag aldaar moeder werd. LI. Maandag had in het dorp Beyne (Frankrijk) een geval van verrijzenis plaats. Een jong meisje van 19 jaren, dat reeds gekist was, rigtte zich eensklaps op, terwijl de familie en buren bezig waren met voor de rust harer ziel te biddenen begon te spreken. Sedert twee dagen was zij schijndood; eenige uren later en zij was levend begraven geweest. De treurige berigten, in den laatsten tijd omtrent den hongersnood ontvangen, die in verscheidene streken van Algerie heerschte, welke, na eerst door de cholera bezocht te zijn zwaar door eene tweejarige droogte en door de sprinkhanen-plaag geleden hebben, worden ten volle bevestigd in een door den aarstsbisschop van Algiers aan de dagbladen gerigten brief. Daaruit blijkt dat sedert verscheidene maanden een aantal Arabieren enkel van gras en kruiden leven. „Velen, zegt de prelaat, ziet men elkander het op mesthoopen en in vuilniskarren liggende bedorven aas betwisten. Bij geheele troepen dwalen zij, onder eene weersgesteldheidwelke veel ruwer is dan in andere winters, naakt of met eenige lompen bedekt in den omtrek der steden, als geraamten rond; terwyl men dagelijks de dooden by 10- en 20-tallen langs den weg vindt." Het geheele aantal der op die wijze gedurende de laatste zes maanden omgekomenen wordt door den prelaat op nagenoeg honderdduizend geschat. „Gij kunt nagaan, zegt hij, hoe groot het aantal weduwen, weezen en andere hulpbehoevenden zijn moet, die, ten gevolge daarvan elk middel van onderstand derven." De bisschop doet in zijn brief dan ook een krachtig beroep op de liefdadigheid der Franschen. die, zooals hij verzekert, nevens de hulp van regerings wege ten eenemale onmisbaar is om zulk een ellende te lenigen. Omtrent cle vreeselijke overstrooming op de Philippijosche eilanden wordt het volgende medegedeeld: »Den 23 Sept.jl,, des namiddags, woei er een zuid-oostenwind, van regenbuijen vergezeld, die aanvankelijk geen reden van bezorgdheid in boezemde. Hij nam echter in hevigheid toede regen begoo in stroomen neer te vallen en tusschen 2 en 3 uur in den nacht woei er een sterke orkaan. Op dat oogenblik ontstond er plotseling en onverwacht een overstrooming in de vallei, waarbij het water tot 20 Ned. ellen boven den gewonen stand wies en zich over eene vlakte van ongeveer 10 kilometers io doorsnede uitbreidde. De ongelukkige bewoners van dit zwaar geteisterde district lagen grootendeels in slaap gedompeld en wisten in het eerste oogenblik dat zij het hen bedreigende gevaar bemerkten niet hoe zich te redden; hun angst en schrik beletten hen na te denken over de middelen, die hun ter redding overschoten de diepe duisternis van dezen verschrikkelijken nacht en het woeden van den storm, zooals men dien slechts in de tropische gewesten kent, verhinderde hen daarbij nog gebruik te maken van die reddiugsmiddelen, welke zich misschien bij de hand bevonden hebben; daarbij waren zij slaapdronken, in de hoogste mate verschrikt en beangst over het lot van hunne nabestaanden en hadden bovendien te kampen met de woede der elementen, waardoor honderden reeds dadelijk den dood vonden. Velen, die door het toeval begunstigd werden, vonden aanvankelijk redding uit den dood in het water door op boomen of op bamboestakken te klimmen, doch veelal om den dood door uitputting of van gebrek te gemoet te gaan. Ontzetting moet ieder vervullen bij de gedachte aan het lot van zooveel duizende menschcn, die op de boomen gevlugt waren, zonder voedsel, zonder te kunneo slapen en schamel gekleed, van koude en natheid verkleumd, bovendien met angst en rouw in 't harte om het lot hunner ouders, echtgenooten en kinderen, wier ondergang zij moesten aanschouwen zonder in staat te zijn hulp te bieden wanneer de stoot van een windvlaag of het gewigt van hen, die redding zochten, een staak mogt breken of als de storm een boom mogt omver rukken. Gedurende 30 uren en volgens een ander berigt3 dagen, waren deze rampzaligen aan den woedenden storm prijs gegeven, terwijl het bruischende graf aan hunne voeten was geopend. In zoodanigen toestand is het wel niet te verwonderen, dat op de boomen,izelven, nadat het water was gezaktvele lijken werden gevonden. Groot wa9 het aantal slagtoffers dan ook van deze verschrikkelijke natuurramp. Vele personen werden vermist, die, hetzij door het water waren medegesleept of onder de dikke aardlaag, welke het water op de velden had afgezet, hetzij onder de boomen en struiken en puinhoopen van huizen, die weggespoeld waren, begraven liggen. De bestaande begraaf- plaatseu schoten letterlijk te kort om al de lijken op te nemen. Te Banguet alléén, (dat eene bevolking van meer dan 10,000 zielen telt), zijn 694 lijken gevonden ^950 huizen (meest allen van bamboes en hout) zijn vernield en al het huisraad, de kleederen enz. verloren gegaan. Voor zooveel men nu reeds weet, zijn 1500 stuks rundvee, 2500 paarden, 1000 buffels en 1200 zwijnen omgekomen, bovendien al het gevogelte. Men vreest nog, dat de uitwasemingen dezer ontzaggelijke massa doode ligchamen de lucht verpesten en daardgor den algeraeenen gezondheidstoestand zeer zullen benadeelen. Gemeng-de berigten. De schipper"van B. zegt: dat de boekweit veranderd is in een boel „kwijt." Maar nu zegt een ander weer: dat het niet te verwonderen is dat er een letter ver keerd is bijgekomenwant zij bleef zóó zwellen. Het dartele nimfje te Geertrui, mag wel oppassen dat zij goed bewaakt wordt door de zoete mannen, als zij des avonds uitgaat met een Zeeuwschen kleitrapper, anders zal pipa een presentje t' huis krijgen zooals hij in 1867 een Tielenaartje heeft present gekregen. Het is te hopen dat zeker meisje te Oostburg dit leest en goed begrijpt, dan zal zij de bakens wel verzetten. Eenige mannen te Ellewoutsdyk zullen eerstdaags nog dol worden, nu hunne praatjes geen opgang hebben gemaakt van een zeker heer. Maar die het minste te zeggen hebbenwillen het meeste te zeggen hebben. Een krijgsman zal wel verpligt worden zijne schoon dochter nog wat te houden, want zij kan op een hoekje van de schuur de huishuur van een grijsman nog maar niet opduikelen. Een dwarsdrijver te Bruinisse heeft deerlijk zijn neus gestooten, omdat hij van meening was, dat de aftredende diaken niet herstembaar was, door gebrek aan doorzigt op de kieswet. De dichter die niet lezen of schrijven kan, begint zijne voordeelen te missen in Schouwen van eene nieuwe boerin, welke hij door een droom gekregen had, en begint nu zijne ge schenken tot geld te maken. Burgerlijke Stand t© Zierikzee. geboren: 5 Jan. Een zoon van C. G. Gilden en M. T. Axer. Een zoon van A. W. B. van Altena en M. J. Knaap. 6 dito. Een zoon van F. Leijdekkers en J. M. Mos selmans. Eene dochter van C. Muste en G. Nugteren. 7 dito. Eene dochter van P. van der Valk en K. J. Appels. 8 dito. Eene dochter van P. den Boer en M. van du Mais. gehuwd: 8 Jan. W. Anker jm. en G. Huson jd. overleden: 3 Jan. J. van Dijkeoud 6 weken dochter.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1868 | | pagina 1