No. 2468. 24sle Jaarg. Zaturdag 16 November 1867. Heeren Geabonneerden, Nieuwstijdingen. ZIERIKZEESCHE MEIWSRORE Men abonneert zicli: In Nederland bij den Uitgever. Bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. In Noord-Amerika bij J. QUINTUS, te Grand Rapids, Staat Michigan. Abonnements-Prys: VOOR BEIDE UITGAVEN. Voor 3 maanden1,30. Franco per post, in Nederland- 1,60. Voor Noord-Amerika, franco New-York - 3,90. Verschynt: Op Woensdag en Zaturdag. Advertentiën: 10 cent voor eiken regel. Zegelregt voor iedere plaatsing, 85 cent. De inzending der Advertentiën kan geschieden tot Dingsdag en Vrijdag, des voormiddags 10 ure. Bureau: Zierikzee, Hoek van de Schuithaven, B, No. 94. Brieven en Ingezondene Stukken, franco. die hun verschuldigd Abonnementsgeld van October 11. nog niet hebben betaald, worden verzocht dit zoo spoedig mogelijk te doen, ten einde geene vertraging in den ontvangst dezer Courant te ondervinden. De Nieuwsbode van WOENSDAG aanstaande wordt aan de nalatigen niet meer gezonden. Be dood van clen lieer Borret, laatst minister van justitie. Sedert eenigen tijd vernam men met leedwezen, dat de heer Borret ongesteld was. Eene aanvankelijk lichte ongesteldheid verergerde en sloopte spoedig het schijn baar krachtige gestel van den 51jarigen man. Velen hebben den heer Borret van nabij gekend en betreuren zijn vroegtijdigen dood. Borret was de eenige denker in het tegenwoordige ministerie en, met Heems kerkeen der bekwame leden. Hebben wij de politiek van den levende krachtig bestreden, bij het graf bren gen wij volle hulde aan de waarheid, zonder eenig van 'smans verdiensten en feilen voorbij te zien. De heer Borret trad op vijf-en-twintigjarigen leeftijd in de magistratuur. Maastricht koos hem echter reeds in 1849 tot lid der Tweede Kamer. Daar toonde hij dat hij in staat was de voetstappen van zijn vader te drukken, die als lid van den raad van state, als com missaris des konings in Noord-Brabant en Limburg en in andere gewichtige betrekkingen den lande groote diensten heeft bewezen. De heer Edmund Borret deed zich spoedig in de Tweede Kamer als een kundig man kennen. Hij was volbloed katholiek. Het komma'ndeurskruis van den H. Gregorius op zijne borst was geen ij del vertoon, want in alle opzichten was Borret een ijveraar voor de kerkelijke en materieele belangen van Rome. In 1850 interpelleerde hij met Dommer van Poldersveldt het destijds zoo even optredend liberaal ministerie, om aan de katholieken meer ambten en bedieningen te geven dan vroeger gebeurd was. Maar tegenover de ruwheid van den oud-soldaat Dommerdie deze zaak opgezet had, stak de fijne welsprekendheid van Borret af en hoorde men hem met genoegen, al was er geene reden hoegenaamd om het toenmalige kabinet over achteruitzetting van een deel onzer landgenooten aan te spreken zoo die al eertijds mocht zijn geschied. De leden van dat ministerie, ThorbeckeNedermeijer van Rosenthal, van Sonsbeeck en de overigen wilden de grond wet van 1848 toepassen. Later heeft de heer Borret zitting genomen in den raad van state. Hij heeft veel bijgedragen tot de toe nadering tusschen de conservatieve en ultra-katholieken op politiek gebied. In de bank, door Langraud-Dumon- ceau opgericht, zaten toch onder het bestuur Borret graaf Schimmelpenninck, de baron van ZuijlenJhr. van Asch van Wijck en meer. Het was met zeker genoegen, dat velen in 1866 de portefeuille van justitie in de handen van den heer Borret zagen overgaan. Hij was toch een uitstekend rechtsgeleerde. Maar de onderteekening van het rap port aan den koning, ter ontbinding der vorige Tweede Kamer, zal een vlek blijven op het politieke leven van allen, die dit deden, in 't oog van elk waarachtig con stitutioneel man. Daarin zijn toch schroomelijke kette rijen verkondigd ter verdediging van de medewerking van de ministers om de buitelingen van mr. P. Mijer te dekken. Dat moest Borret met zijne schranderheid wel beseffen en hoezeer hij de Kamers, namens den koning, in Februari van 't vorige jaar, opende met eene rede, die nog een weinig naar dien toon riekte, wierp hij bij de latere begrootings-discussien de meeste con- stitutioneele ketterijen over boord en hield zeer kal- meerende redevoeringen. Borret was een gentlemanin voorkomen en vormen. Zonder afgemeten te zijnwist hij zich tegenover allen i heusch en waardig voor te doen. Zijn invloed was zeer groot. Het kabinet verliest in hem een groote steun, 1 want de heer van Delden had volkomen recht voorle den jaar te zeggen: „Gij zijt de eigenlijke politieke man in dit conservatieve ministerie; daarom stem ik uwe begrooting af." Wie zal den heer Borret in het zinkende schip ver vangen, dat, zoo men den heer Heemskerk uitzondert, uit hooghartig en onbekwame of beste, maar dan wei nig bekwanne mannenten deele vol zucht tot reactie in den meest verkeerden zin, bestaat? Dat men niet dadelijk een opvolger weet te vindenmaar een interim ontstaan is, bewijst dat de dagen van de reactie geteld zijn. Men heeft toch den dood van den heer Borret verwacht en sedert een paar weken kon hij zich met geene zaken bezig houden. Daar de administratie der katholieke eeredienst den heer Borret was opgedragen zocht men voorzeker ook een katholiek en vond niet spoedig een. Voor zijne vrienden en voor het kabinet is de heer Borret niet te vervangen. Wij betreuren in zijn ver scheiden dat van een kundig man en een onzer meest achtenswaardige politieke tegenstanders. Te Ferndale, in Engeland, heeft gepasseerdèn Vrijdag morgen in eene steenkolenmijn eene ontploffing plaats gehad. Dit onheil viel voor tijdens ruim 170 personen in de mijn aan het werk waren. Op hetzelfde oogenblik stond de geheele benedenruimte in vlam en volgden er overal instortingen. Alle mogelijke pogingen tot redding werden onmiddellijk aangewend, doch bleken weldra vruchteloos te zijn. Na veel inspanning gelukte het eerst des namiddags ten 5 ure zoo ver in de mijn door te dringen, dat men een twintigtal dooden kon bereiken. Des Zaturdags werden er nog 83 lijken opgehaald, en volgens de laatste berigten bestond er geen hoop, dat er van de overige 120 een enkele behouden zou blijven. Al de opgedolven lijken waren vreesselijk gebrand. Bij de meesten waren de kleederen totaal van het lijf ge schroeid. Van de 85 paarden, die beneden in de mijn waren, is er niet één levend gebleven. Onderscheidene huisgezinnen zijn door die ramp hevig getroffen., In ééne der arbeiderswoningen zag de berigtgever de lijken van een vader met drie zoons naast elkander liggen, terwijl het lijk van den vierden zoon in een ander huis was gebragt. Bij den naasten buurman waren er van de zes leden des gezins vijf omgekomen en verkeerde de zesde in een toestand, die weinig of geen hoop op behoud overliet. Ten gevolge der heerscliende armoede en het volslagen gebrek aan al het noodige had men in sommige hutten de dooden zoo maar op den vloer moeten nederleggen. De firma, aan welke de mijn in eigendom toebehoorde, heeft onmiddellijk alle onkosten voor de begrafenissen en voorloopig de verzorging der achtergebleven vrouwen en kinderen voor hare rekening genomen. Een van de hoofdopzigters der mijn, die zich in zijn ijver tot redding dadelijk te ver waagde, is door den oprij zenden damp gestikt. Het is niet na te gaan hoe het ongeluk ontstaan is, want ofschoon men eenige lampen open en bloot heeft gevonden, is dit nog geen bewijs, dat er eene onvoorzigtigheid zou hebben plaats gehad, daar men uit onderscheiden kenteekenen kan opmaken, dat de glazen kappen der lichten door de dreuning van den slag verbrijzeld zijn. Er heeft Vrijdag avond en Zaturdag morgen een volksoploop plaats gehad te Barnstaple. Ongeveer 2000 man namen aan' het oproer deel. Zij hebben de bakkers winkels geplunderd en vernield en een aanval op de meelfabriek gedaan. Er zijn vijf belhamels gearresteerd. Een Amerikaansch blad vestigt de aandacht op het volgende merkwaardige feit. „Een man in Maryland" die den rijpen leeftijd van 102 jaren heeft bereikt is voor eenige dagen met zijn tweede vrouw in het huwe lijksbootje gestapt. Het gelukkige paar doet nu zijn huwelijksreisje. De Times deelt een brief mede van den heer Rassam Engelsch zaakgelastigde en gevangene in Abys- sinie. Hij is gedagteekend 7 September. „Onze zaken"schrijft hij in dien briefjaan een vriend) „worden te Massowa zeer verwaarloosd. Onze gevolmagtigde aldaar schijnt zich met geheel andere dingen bezig te houden dan met de middelen om de ongelukkige gevangenen te redden. Sedert wij gevangen werden genomen, Julij 1866, heb ik zeer geregeld elke maand geschreven met den koerier en ik heb hem altijd met buitengewone gelegenheden kennis gegeven van hetgeen er belangrijks plaats had. „Gij zult wel met snjart vernemen, dat mijne vrienden en ik op het punt zijn van honger om te komen, ten gevolge van de slechte behandeling van zaken door hen die te Massowa onze belangen waarnemen. „Herhaaldelijk heb ik om geld geschreven. Mijne boden zijn altijd teruggekomen met de boodschap dat de kolonel Merewether geen geld mogt zenden dan over Matermua. Daar de weg tusschen die stad en Magdala is afgebroken door den regen zoowel als door de oproer lingen, bestaat er voor mij even weinig kans om langs dezen weg geld te ontvangen als over Tombuktu Als wij geen geld krijgen binnen zes wekenweet ik niet wat ons lot zal zijn. „De opstand heeft zich over geheel Abyssinie uitge breid. Het klein aantal districten, die nog trouw bleven tusschen het koninklijk kamp te Debra Thabor en Mag dala, heeft zich aan de heerschappij van keizer Theodorus onttrokken. De bewoners hebben dus de gemeenschap tusschen beide steden verbrokenen de Keizer zelf heeft in de vier laatste maanden slechts driemaal te Magdala kunnen komen en nog wel gedwongen zich uit te geven voor bediende van een der Abyssinische gevangenen. „Onze Koninklijke vriend verkeert in een wanhopenden toestand. Hij spaart geen der oproerlingen, die in zijne handen vallen, vrouwen noch mannen. Van de andere zijde gedragen zich ook de oproerlingen als hun voor malige Vorst en vermoorden allendie zjj buiten de omheining van het kamp ontmoeten. „Slechts eenmaal heb ik den heer Flad sedert zijn terugkomst van Debra-Thabor kunnen spreken. Al de boden die ik hem zond werden vermoord; de brieven echter geëerbiedigd. De sterfte in het Keizerljjk leger door hongersnood, pest en zwaard te weeg gebragt, is vreeselijk. Men heeft den Keizer gezegd, dat, zoo hjj volhardde met mijne medgezellen en mjj in hechtenis te houden, de Engelschen genoodzaakt zouden wezen hem den oorlog te verklaren. „Dat zij komen!" zou hij geantwoord hebben, er bijvoegende, dat hij mij een wijf zou noemen, als ik hen niet tot den strijd aanspoorde. „De keizer behandelt ons altijd nog met onderschei ding en met een schijn van vriendschap; hij bewjjst mij allerlei beleefdheden en heeft aan de overheden in de steden gelast mij met achting en voorkomenheid te be jegenen en mij dikwijls te bezoeken. De heer Flad heeft mij verhaald, dat de keizer in het begin der vorige maand eene uitdeeling van degens zou houden aan officieren, die zich op het slagveld hadden onderscheiden. Een degen, dien de keizer mij vóór mijne gevangenneming had gegeven, was daaronder. Dezen ziende, zeide Theodorus: „„Draag goede zorg voor dien degen; hij hoort den heer Rassam toe, dien ik in ketenen heb gesla gen, op raad van menschen, wien ik te veel het oor heb geleend. Ik zal hem de vrijheid teruggeven, aan hem, even als aan de anderen (myne lotgenooten) en hem zijn degen teruggeven." „Hij kan mijn degen behouden als eene herinnering aan onze oude vriendschapmaar er is voor ons evenmin kans om in vrjjheid gesteld te worden zonder dat hjj er toe gedwongen wordt, als om de maan te grijpen. Onlangs heeft hij mij een brief geschreven, waarin hij mij zijn vriend en zjjn broeder noemt, en verzekert dat hij op niets hooger prijs stelt dan op de vriendschap van mijne koningin en van mij. „De regentijd eindigt binnen tien dagen; wij vreezen dat de keizer dan deze stad zal komen bezoeken. Als hij zich fatsoenljjk tegenover ons blijft gedragen, zullen wij eenige rust genieten. Maar indien hjj ons weder onbeschoft behandeld wee dan onzer!" Te Rome zag men den 4den, gedurende den ge- heelen dag, onafgebroken de transporten gekwetsten en gevangenen doortrekken. Deze laatsten werden geëscor teerd door vreemde karabiniers en Pauselijke gendarmes. Naar hetgeen men schrijft, was het aan die gevangenen duidelijk te zien dat het geene vermomde soldaten eener geregelde armee waren, gelijk men hier en daar steeds beweerd heeft. In hun midden zat op een wit paard de Romeinsche uitgewekene, majoor Gulmanelli. Eene menigte volks, die op meer dan 40,000 personen wordt geschat, was naar die zjjde gesneld waar de transporten moesten aankomen, terwijl in de lange straat der Porte Pia tot aan het Quirinaal de volksmassa digt opeenge hoopt stond. De autoriteit, vreezende dat het te midden van zulk een rumoer ligt tot eene demonstratie kon komenhad onderscheidene compagnien langs dien geheelen weg geposteerd en de noodige maatregelen genomen om ingeval van wanordelijkheden dadelijk vuur te doen geven. Dit nu is niet noodig geweest; het volk hield zich over 't algemeen rustig, hoewel overigens duidelijk genoeg de sympathie jegens de gevangenen aan den dag kwam. Te Rome bevindt zich thans ook de echtgenoot van Menotti Garibaldi, zij wordt in haar hotel door gen darmes bewaakt. Naar men zegt is het doel van hare komst pogingen aan te wenden om het lijk terug te krijgen van Cairoli den Italiaanschen afgevaardigde, die in de straten van Rome is gesneuveld, en zpn broeder die ernstig gewond is te verplegen. De Gazz. di Firenze beweert dat slechts 2617 Garibaldini vijf uren lang aan 12000 Pauselijken en Franschen te Mentana het hoofd hebben geboden. De Pauselijken zouaven gaven geen kwartier. Volgens het Piemontische blad is Garibaldi nog altijd te Varignano, waar hij met minder onderscheiding be handeld wordt dan vroeger toen hij zich onder toezigt der Italiaansche regering bevond. Hij wordt dag en nacht streng bewaakt, en mag niemand ontvangen. Fabrici en Micelli hebben geen verlof gekregen om hem te bezoeken. De twee zonen van Garibaldi ontvingen op hun verzoek hun vader te mogen bezoeken, volstrekt geen antwoord. De Italië meldt, dat de regering, al hare verplig- tingen hebbende vervuld, er op aandringt, dat ook Frankrijk het Pauselijk gebied geheel ontruime. De Venetiaansche zeelieden zjjn voor de dienst opgeroepen. Weder heeft de koningin van Spanje eene amnestie verleend. Allen, die hunne gezinnen verlaten hebben, kunnen naar huis komen uitgenomen zjj, die het gouvernement in de gevangenis geworpen of naar Fernando-Po gezonden heeft. De officiële spaansche courant verklaart dat er slechts weinigen zijn, welke van deze amnestie gebruik maakten. Die weinigen zijn misschien nog te talrijk. In die autorisatie om naar hunne haardsteden terug te keeren lag opgesloten, dat de uitgewekenen, wier naam niet in een der aanhangige processen was betrokken, ongemoeid zouden worden gelaten. Het gouvernement gaat echter geljjktjjdig voort met personen op te roepen, die aan de politieke beweging hebben deelgenomen en de amnestie is dus slechts het komplement van de dagvaardingen. '8 Hertogenboscli11 Nov. Uit de opge maakte en alhier ontvangen ljjst der gesneuvelde en gewonden Pauselijken zouaven, blijkt het getal voor malige Nederlanders te zijn als volgt: bjj Bagnarea 1 gesneuveld. 4 gewond. Subiaco 0 3 Monte-Libretti 6 15 Farne8se 0 0 het springen der ka zerne St. Restorie 0 0 Lungarette Transte- vera 0 1 Te zamen 22 Het getal voormalige Nederlanders bij Tivoli op 30 October gevallen of gekwetst is nog niet bekend. Gisteren zijn weder een aantal jongelingen uit ver schillende plaatsen naar Tilburg vertrokken om verder de reis naar Rome te ondernemen. Onder hen waren er acht uit Uden, 7 uit Geffen en Boxtel en weder een aantal Gelderschen. Den 3deu dezer leverde Arnhem 1 en Njjmegen 21 jongelingen. *8 Gravenhage, 14 Nov. Op verlangen des Konings heeft de begrafenis van den heer Borret heden met buitengewone plegtigheid plaats gehad op de Rooin- sche begraafplaats. De stoet bestond uit zestig rijtuigen, waarin vertegenwoordigers des Konings, van den Prins van Oranje, van Prins Frederik, het corps diplomatique, de ministers, oud-ministers, deputatien van hooge col- legien enz. Voor en achter was een detachement kavalerie. Het muziek-corps van de grenadiers en jagers voerde treurmuziek uit en bij het graf werd eene lijkrede ge houden door den minister van Buitenlandscne Zaken waarna de broeder van den overledene een woord van dankzegging sprak. Middelburg-, 11 Nov. Het in de Staatscourant van 11. Vrijdag voorkomende besluit betreffende de met de maand Mei a. s. bevolen garnizoens-veranderingen, waarbij o. a. het alhier in bezetting liggend depöt-ba- taillon van het 3de regement infanterie alsdan naar Vlissingen wordt verplaatst, zonder dat ter vervanging daarvan andere troepen zjjn aangewezen, en de hoofd stad dezer provincie alzoo ophoudt eene garnizoenplaats te zijn, heeft in deze gemeente eene groote verslagen heid te weeg gebragt. Eenige ingezetenen alsmede het gemeente-bestuur hebben zich tot den minister van oorlog gewend, om in dezen eene gunstige verandering te brengen. Uit Vlissingen meldt men dat door Z. M. den koning afwijzend beschikt is op het adres van den gemeenteraad, waarin verzocht is om het Koninkljjk instituut voor de marine van Willemsoord over te plaatsen naar Vlissingen. Zierikzee, 15 Nov. Jl. Dingsdag avond werd alhier eene vergadering gehouden, waarin de commissie voor het stichten van arbeiderswoningen rapport heeft uitgebragt bij monde van haren voorzitter, den heer Heijse. Daaruit bleek, dat het der commissie niet is mogen gelukken terrein te vinden om op te bouwen. Tevens werd medegedeeld een plan van inrigting dier woningen en eene raming der kosten bjjaldien er grond tegen een redelijken prijs te vinden was. Hierna werd in omvraag gebragt of iemand der vergadering ook geschikt terrein voor het beoogde doel wist aan te wijzen. Na discussie werd besloten dat de commissie zich bij adres aan den raad zou wenden, om voor waardelijk tot het stichten van arbeiderswoningen terrein aan de balie aan te vragen. Uit den Alblasserwaard wordt gemeld Naar wij vernemenis in den nacht van Donderdag op Vrijdag reeds een zoogenaamde aerolith-zwerm waar genomen. De lucht was eenigzins bewolkt en liet niet toe het luchtverschijnsel volkomen waar te nemen. De kleine hemelligchamen bewogen zich van het Noord- Oosten naar het Zuid-Westen. Een geluid, als van een afgestoken zwermpot op verren afstand gehoord, werd opgemerkt. Dit verschijnsel had plaats beneden het sterrebeeld den Grooten Beer, omstreeks elf ure. Te Hollum op Ameland is door een timmermans knecht bij het afbreken van een trap in de kerk gevonden een potje met 103 gouden geldstukken van Portugesche afkomst, welke te Amsterdam getaxeerd zijn op eene waarde van ƒ2000, zoodat de vinder bij dit afbreken een fortuintje had van 1000. Een boer uit Meeuwen had geweigerd zijn aanslag ad ƒ71 te betalen, omdat hjj elders eene kamer had gehuurd. De regtbank te 's Bosch heeft echter geoor deeld dat men, door eene kamer in eene naburige ge meente te huren en daar enkele nachten nu en dan te verblijven, belastingpligtige blijft in de gemeente, waar men zijn bedrijf uitoefent. Het verzet zal den boer nu ongeveer ƒ900 kosten.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1867 | | pagina 1