Woensdag 2 October 1867.
lillilllA
No. 2455.
24s,c Jaarg'.
Staten- Generaal en ministerie.
Nieuwstijdingen.
ZEESCHE MEI WSItOUE
Men abonneert zicli
Ia Nederland bij den Uitgever.
Bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren,
lu Noord-Araerika bij J. QUINTUS, te Grand Rapids, Staat Michigan.
Abon 11 e 1*1 cnts-Pi'ijs:
VOOll BEIDE UITGAVEN.
Voor 3 maanden1,30,
Franco per post, in Nederland
Voor Noord-Amerika, franco New-York
- 1,60.
- 3,90.
V crschynt:
Op "Woensdag en Zatnrdag,
Advertentiön:
10 cent voor eiken regel.
Zegelregt voor iedere plaatsing, 35 cent.
De inzending der Advertentiën kan geschieden tot
Dingsdag en Vrijdag, des voormiddags 10 ure.
13 ii r o li ii
Zierikzee, Hoek van de Schuithaven, B, No. 94.
Brieven en Ingezondene Stukken, franco.
De Tweede Kamer heeft den 23 dezer een kort debat
over het door haar ontworpen adres van antwoord op
de Troonrede gevoerd. Twee punten zijn daarbij be-
handeld.
In de eerste plaats wees de heer Geertsema hierop
dat de regeering in de Troonrede was komen aankon-
digen, dat geen „buitengewoon middel11 noodig zou zijn
om de uitgaven over 1868 te dekken en dat de afdee-
lingen der Kamer bij het opstellen van het ontwerp-
adres daardoor „aangenaam verrast11 waren; maar dat
nu gebleken is, dat de minister wel_ degelijk iets bui
tengewoons doet en het Indische administratief kapitaal
opmaakt. De regeering heeft in zooverre gelijk, ant
woordde de heer Fransen van de Puttedat zij eigenlijk
geen middel noemt hetgeen er geen is. Hij vroeg de
Staten van den toestand der Indische kassen over de
laatste vijf jaren, want- daaruit zou zonneklaar blijken
dat Indie die 9 miliöen niet kan missen, zonder de ad-
j ministratie te stremmen. Dan herhaalt zich het feit, dat
de gouverneur-generaal bij de bank geld moet leehen,
om de ambtenareu te betalen, als een schip uitblijft of
vergaat, dat geld aanbrengt. Die stukken zijn toegezegd
en de regeering wilde elk debat op dit punt tot de
behandeling der begrooting verdagen. Dit deed de
Kamer dus ook.
Toen stond de heer van der Huclit op. Die afgevaar
digde is te Haarlem in November 1866 als conservatief
gekozen en noemde zich zelf in de Kamer vroeger een
„onverbeterlijk oudgast.11 Maar de man heeft jaren lang
in Indie gezworvenhij kent Java en zijn landbouw
beter dan Haspelman; liij heeft er nog belangen en kan
dus geen vrede hebben met eene poletiek, die elke ge
zonde ontwikkeling doodt. Hij vroeg den heer Hassel-
man kortafwilt gij met ons spoedig bij de wet de
groote koloniale vraagstukken der cultures regelen?
Hebben wij nog vóór de behandeling van uwe begroo
ting eenig voorstel te wachten?
Ik onderzoek en laat onderzoeken, antwoordde de
minister. Dat is een onhoudbaar systeem voor een man,
I antwoordde van der Hucht, die jaren achtereen schreef:
geen eindeloos onderzoek, maar handelenmet u doe
ik zulk eene onderzoelcingsreis niet mede; dat zeg ik
u nu reeds. De minister kwam toen met een voorbeeld
voor den dag, dat het zoo moeilijk was eene erfpachts-
wet om woeste gronden te ontginnen, te maken, want
I hij stelt zich Java als eene slavenkolonie voor; alle
werkkrachten en al het water moeten voor de gouver-
nements-cultures gereserveerd blijven, beweerde hij, en
men moet dus wel er op letten, welke gronden men aan
ondernemers uitgeeft; daartoe is een onderzoek noodig.
Mijn God; sprak van der Hucht weder, wie zoo re
deneert, kent Java niet. Geef woeste gronden in de
J bergen uit; daar is nog geen volk en geen water; daar
wil de Europeesche industrieel koffie planten en gij
hebt alleen recht op den arbeid van één dag op vijf
van de grondbezittende bevolking"; van 3'/2 milioen man,
die geene gronden bezitten, hebt gij geen recht dwang
cultures en heerediensten te vorderen; maar die men-
schen wil ik ruim geld laten verdienen.
Hij had er kunnen bijvoegen, dat er geheele streken
zijn, waar geene koffie- of suikercultuur voor het gou-
I vernement bestaat. Er zijn op Java in het geheel 3
milioen bouws (van 500 vierkante roeden) ontgonnen
en waarschijnlijk 10 milioen woest. Maar deze minister
I ziet in elk Europeesch ondernemer een schelm en in
elk ambtenaar een der engelen, die „zegen voor den
Javaan11 aanbrengen. Daarom femelt hij over irrigatie
en zulke zaken.
Wanneer wij de debatten in beide Kamers overzien,
dan volgt daaruit, dat ondanks alle pogingen van de
reactie Neêrlands vertegenwoordiging niet zwijgen wil
over het koloniale vraagstuk en eene botsing onvermij
delijk is, waar zelfs oudgasten eene politiek bestrijden,
die verouderd en versleten is. Deze minister, schrijft
men uit Java, kan goed homberen spelen; maar hij
bezit geene enkele hoedanigheid om minister te zijn.
De Eerste Kamer verlangt echter van hem „het leggen
van vaste grondslagen,11 opdat de bestaande onzekerheid
weggenomen, het staatsbelang bevorderd en een gere-
gelden gang van zaken aldaar krachtig gehandhaafd
worden. De Tweede Kamer biedt zich aan en verklaart
«bereid te zijn mede te werken tot het stellen van vaste
beginselen, opdat spoedig een einde kome aan de on
zekerheid, die voor alle belangen ten hoogste nadeelig
is." De Troonrede vroeg die medewerking niet en de
minister wil niets bij de wet regelen. Hij peinst, over
weegt en onderzoekt. Dit kabinet belooft heden iets
goeds aan de Indische bevolking, dat zij morgen weder
intrekt; het deelt gunsten uit en kondigt verminkte
besluiten af. Is dat het middel, vroeg Keuchenius, om
het prestige van het gezag en eerbied voor het Chris
tendom te vergrooten?
Maar graaf van Zuijlen weet daarop een beter middel.
In de eerste Kamer sprak hij van de noodzakelijkheid
om ons gezag op Java te herstellenwant er waren
zelfs „hooggeplaatste ambtenaren,11 die bezield waren
«met een geest van onafhankelijkheid tegen het moe
derland.11 Toen de heer van de Putte hem vroeg: kunt
gij dat bewijzen? Als dat waar is, verzaakt gij uw plicht
zulke ambtenaren niet te ontslaanheette hetik
bedoelde, dat er een geest van verzet tegen deze re
geering bestaat en wie zegt u dat geene maatregelen
genomen zijn? Tot heden bracht de mail ons niet de
tijding, dat deze ministers in Indie de hoogst geplaatste
mannen ontslaan, die niet ultra-reactionair zijn. Mis
schien komt dat nog. Maar zal dat te weeg brengen,
dat handel en nijverheid zich ontwikkelen Een terro
risme in Indie zal verbitteren en de Europeesche be
volking van ons vervreemden. Wil graaf van Zuijlen
dat elk man in Indie, want bijna iedereen is daar libe
raal, zijne beginselen réageert, omdat tijdelijk aan het
bestuur zijn mannen, die eerst Groen van Prinsterer
schenen te volgen en later, zoodra zij op het kussen
kwamen, door hem geholpen, het rokje omdraaiden,
dan zal hij zijn doel zien mislukken. Zulke voorbeelden
zijn te walgelijk, dat zij op Java bijval vinden. Maar
uit die bedreiging, zoo niet een bluf, ziet men wat men
van die heeren te wachten heeft. Ook hier te lande zal
men misschien weldra een zuiverings-systeem a la Bis
marck beproeven, als die lieden er de macht toe be
houden. Reeds nu weigert de minister van finantien een
jong advocaat tot iets te benoemenomdat hij onder
het liberale kamerlid van Eek gepleit heeft. Dat is een
feitondanks elke ontkenning, van wien ook.
Maar in het liberale Nederland is die toestand on
houdbaar. De liberalen mogen verdeeld zijn over enkele
punten, zij kunnen zulk een bewind niet laten bestaan.
De maat is vol. Beide Kamers verklaren te willen, het
geen deze regeering weigert. Er is dus eene beslissing
ophanden of het is gedaan met het liberaal beginsel.
in
De Agronomische Zeitung vermeldt, dat in de provincie
Orissa, in Britsch-Indie, door den jongsten hongersnood,
die daar gewoed heeft, niet minder dan een millioen
menschen zijn omgekomen, en wel op eene totale be
volking van 4'/2 millioen. Dezen zijn meerendeels in
boorlingen van het donkere ras. Sedert 1770- heeft in
Engelsch-Indie zulk een hongersnood niet gewoed. De
schuld van deze zware ramp wordt alleen aan het
Engelsch-Indisclie gouvernement geweten, en met name
aan den onder-stadhouder van Bengalen, die, niettegen
staande de herhaaldelijk hem gedane waarschuwingen,
verzuimd heeft, granen naar Orissa te zenden, hoewel
deze provincie met haar noord-westelijk deel aan Cal
cutta grenst. Volgens den Times kan eene herhaling
van dergelijke onheilen grootendeels door een uitge
breider stelsel van irrigatie, en dus door meerdere eigene
opbrengsten, worden voorkomen, daar de grond in die
streken bij uitstek vruchtbaar is.
Aan de Neue Freie Presse wordt dd. 12 dezer uit
Barcelona het volgende geschreven: „Heden namiddag
werden op klaarlichten dag 200 gevangenen van ver
schillenden stand en leeftijd, door eene militaire wacht
geëscorteerd, door de voornaamste straten der stad naar
een schip overgebragt, dat sedert eenigen tijd tot dat
doel hier gereed ligt. Deze nieuwe slagtoffers zullen
thans hunne vrijzinnige denkbeelden en politieke over
tuigingen boeten op een der Spaansche eilanden, zooals
Fernando Po, of in het binnenland der Philippijnsche
eilanden, waar reeds zoovele dergelijke misdadigers zijn
heengezondenvan wier terugkeer naauwelijks meer
sprake is. Hartverscheurend was het afscheid der moeders,
vrouwen, kinderen, zusters en vrienden; fijn gekleede
dames omhelsden weenende zeer fatsoenlijk gekleede
heeren. Ik zag een handwerksman zijne kinderen kussen
en van zijne weenende vrouw met mannelijke gelaten
heid afscheid nemen. Toen de militairen van de haven
terugkeerden, werden zij door het volk uitgefloten en
voor beulsknechten en broedermoorders uitgescholden.
Generaal Pezuela heeft gezegddat hij de stad wilde
zuiveren van al de elementenwelke den kanker der
maatschappij uitmaakten en om ze volkomen uit te
roeijen, moest men het gezonde vleesch niet sparen. Er
bestaat hier thans eene nieuwe krijgswet, die de man
nelijke inwoners der dorpen en steden, waar geen mili
tairen zijn ingekwartierd, verpligt bij de nadering van
insurgentenbenden met de hunter dienste staande wapens
en onder het luiden der alarmklok zich te vereenigen,
om zich met de alcalde aan het hoofd tegen het binnen
rukken der rebellen te verzetten. De alcaldes, die deze
wet niet letterlijk nakomen, kunnen op een tuchthuisstraf
van 10 jaren rekenen, de inwoners daarentegen, op eene
geldboete van 500 duros tot zes jaren galeistraf, naar
gelang van omstandigheden. Zulke represailles zijn
naauwelijks in den jongsten zevenjarigen burgeroorlog
voorgekomen.11
Florence, 27 Sept. De rust is hier niet verstoord
geworden. Uit verschillende andere Italiaansclie steden
wordt gemeld dat de volksdemonstratiën ten gunste van
Garibaldi's invrijheidstelling geenerlei botsing met de
gewapende magt tengevolge hebben gehad.
Groima, 27 Sept. Gisteren avond heeft alhier eene
nieuwe domonstratie ten gunste van Garibaldi plaats
gehad. Een aanval op het arsenaal is door de nationale
garde belet geworden, waarop de menigte uiteenging.
Milaan27 Sept. Verschillende demonstratiën
hebben hier plaats gehad zonder tot gevechten met
de troepen aanleiding te geven. Ongeveer zestig per
sonen zijn gearresteerd.
INTapels, 27 Sept. Eenige honderde lieden hebben
gisteren avond de straten doorkruist onder het aanheffen
van kreten ten gunste van Garibaldi. Men vreesde
demonstratiën voor het Fransch consulaathetwelk
daarom door een escadron ruiterij werd bewaakt.
Men schrijft uit Florence 24 September:
De leden der linkerzijde in de kamer van afgevaardigden
hebben onmiddelijk eene vergadering gehouden na de
ontvangst der tijding van Garibaldi's arrestatie. Zij
hebben een brief gerigt aan den president der Kamer
den heer Mari, om hem te herinneren aan Garibaldi's
onschendbaarheid als afgevaardigde. In dezen brief
wordt gezegd dat Garibaldi slechts als reiziger te be
schouwen was, zonder zelfs gewapend te wezen, en nog
zeer ver van de Romeinsche grenzen, daar Asinalunga
het vierde station is van den zuiderspoorweg van Sienna;
dat hij alzoo niet kan worden beschouwd als op heeter
daad betrapt. Garibaldi werd te Asinalunga eerst een
voudig gesommeerd om terug te keeren. Op zijne vraag:
„met welk regt?11 was het antwoord: „wij hebben u
daaromtrent geen inlichtingen te geven." „Ik ga waar
heen ik wil als ieder burger, hernam Garibaldi, ik weiger
aan uwe sommatie te voldoen." „Dan arresteren wij u,"
luidde het antwoord. Hij werd daarop met vier personen,
die hem vergezelden, in arrest genomen.
Florence, 27 Sept. Het officieele blad bevestigt
het berigt dat Garibaldi met een oorlogschip naar
Caprera is vervoerd.
Een ijzingwekkende misdaad is onlangs in het op
een half uur afstands van Schutt-Szerdahely, aan den
Presburger Donau gelegen dorp Jökes, gepleegd. Een
joodsche familie werd letterlijk door een rooverbende ge-
slagt. Een tachtigjarige vrouw met haar acht-en-twintig-
jarigen kleinzoon, zijn jonge echtgenoot en zijn drie
onmondige kinderen, werden des morgens, door de ge
durende den nacht afwezig geweest zijnde knechten
zwemmend in hun bloed met afgesneden halzen ge
vonden. Verscheurde wissels en papieren, gebroken
huisraad lagen op den grond verspreid. Uit alle ken-
teekenen blijkt, dat de misdadigers, die zich in hun
verwachting van veel geld te vinden bedrogen zagen,
slechts voorwerpen van geriuge waarde hadden mede
genomen. Op een wonderbaarlijke wijze bleef een kind
der familie in leven. Dat kind, een meisje van zeven
jaren was namentlijk daags te voren naar een tante te
Szerdahely op bezoek gegaan, en was door niets te
bewegen geweest nog denzelfden dag naar haar ouders
terug te keeren.
Volgens de Yoss. Ztg. wordt thans door de pruissische
regering een nieuw maritiem outwerp onderzocht. De uitvinder
is de amerikaansche kapitein O. W. Petersen. Het idee van zijn
gepantserd schip is geheel nieuw en zeer eigenaardig; het vaar
tuig zal namelijk gelijken op twee met de randen^op elkander
gelegde borden, wordt uitsluitend door stoomkracht in beweging
gebragt, heeft door golfslag volsterkt niet te lijden en kan wegens
zijn geringen diepgang ook in de ondiepste havens binnenloopen
en daar schade toebrengen; tegen entering en stooten van vijan
delijke ramscliepen is het door zijn vorm volkomen gevrijwaard
alsmede tegen schoten die steeds op zijn gewelfd pantser moeten
afstuiten. De vorm der kogels, die voor de tot dit mosselvormig
schip behoorende kanonnen gebruikt moeten worden, wijkt van
de tot nu toe bestaande af.
Farijs, 27 Sept. Eene van de heldinnen uit den
Vendéeschen oorlog, mevrouw de gravin de Bouère,
is op 98jarigen leeftijd overleden. Haar man was page
van den hertog van Orleans en in den oorlog tusschen
de republikeinen en de koningsgezinden verliet zij hem
geen oogenblik. Zij heeft niet minder dan 42 leden
van hare familie zien sneuvelen en eigenhandig haren
oom, die aan het hoofd der republikeinen haren vader
had gedood, het hoofd afgehouwen. Zij bragt midden
in het bosch een harcr kinderen ter wereld en streed
twee dagen na de bevalling weder tegen de vijanden
haars konings.
Men heeft van het plan afgezien, om de oude
oorlogshaven van Duinkerken in goeden staat te bren
gen daarentegen zal te Grevelingen een groot marine
etablissement worden opgerigt ter bescherming van
deze zijde der noordelijke kust van Frankrijk.
Sedert het regtsgeding van Mevrouw Fricard, die
Sidonie Mertens in het bosch van Fontaineblau vergif
tigde of verworgde, zijn er weer verscheiden pikaute
sauses céléhres door de regtbank behandeld. Een der
merkwaardigste was de veroordeeling eener vroedvrouw
met name Julien wegens het vermoorden van een groot
aantal kinderen. Zij werd namentlijk door moeders
gebruikt, wier doel het was zich van haar kinderen te
ontdoen. Mevrouw Julien nam tegen een belooning van
400 francs, haar dien last van de schouders, door haar
kinderen in een weeshuis te brengen of „elders" een
onbekende streek, vanwaar de jonge reiziger nooit terug
keerde. Het lekte echter uit, dat deze vrouw de haar
toevertrouwde panden der liefde zoo slecht behandelde,
dat hun dood er spoedig op volgde, en dat zij in vele
gevallen van honger en kommer stierven. Deze feiten
kwamen ten laatste ter ooren der regering, en werd door
de policie een huiszoeking bewerkstelligd. Een kast door
zoekende van zes voet lang en vier voet breed, vond men
een klein meisje van omstreeks twee jaren op een hoop
verrot stroo liggen, geheel en al met vuil bedekt, terwijl
het geheele ligchaain, om zoo te spreken, een enkele
massa rottende zweren wastwee teenen van den linker
voet waren geheel afgevallen, en konde men in de
overige, door het vergane vleesch heen de beenderen
zien. Een getuige, die gedurende drie dagen in deze
woning gehuisvest was geweest verklaarde, dat het kind
zich gedurende al dien tijd niet had geroerd of ten
minste de kracht niet had gehad om te schreeuwen.
Door goede oppassing echter is het thans herstellende.
Bij een vorige gelegenheid had de pelicie een onder
zoek ingesteld aangaande een bevalling, die veertien
dagen te voren in het huis der vrouw had plaats gehad;
het kind was nog bij haar, maar zoodanig door ont
bering uitgeput, dat de officier der regtbank bevel gaf
dadelijk een min te halen; het wicht had echter de
kracht niet meer om voedsel tot zich te nemen en stierf
een paar uren daarna. De vrouw en haar echtgenoot
waren op een anderen tijd een reis van twee dagen in
een kar gaan doen en bragten twee kinderen mede, die
zij in een digte houten kist hadden gesloten. Bij hun
tehuiskomst was het eene kind reeds aan verstikking
gestorven, het andere stierf den volgenden dag. Een
kind van de eerste vrouw van den man werd van de
min te huis gehaald maar overleefde zijn tehuiskomst
niet lang. Bij zekere gelegenheid had men gezien hoe
de vrouw het kind bijna naakt onder de tafel wierp,
waar het bewusteloos bleef liggen. Men had haar ook
hooren zeggen, dat het haar speet dat het kind het
zoolang uithield. De man was de vrouw in deze, en
meer andere wreede daden behulpzaam, en had zich
ten opzigte van het eerstgenoemde kind uitgelaten, dat
zij zoodra het dood was drie dagen feest zouden vieren.
De vrouw werd daarop ter dood en de man tot twintig
jaren dwangarbeid veroordeeld. De jury heeft echter
de vrouw in de genade des Keizers aanbevolen.
De Moniteur bevat het proces-verbaal van vijf zit
tingen der commissie van oppertoezigt over de land
verhuizing te Antwerpen gehouden in de laatste dagen
der vorige en in de eerste helft van deze maand. In
die zittingen is de zaak van de Giuseppe Baccarcich
behandeld, die voor eenigen tijd te New-York aankwam
met zeventien dooden onder de aan boord zijnde kinde
ren, en op welke, naar 't zeggen van sommige passagiers
en 't rapport van zekere personen te New-York ten
gevolge van kwade trouw van den heer Strauss te
Antwerpen, welke het schip geëxpedieerd had, gebrek
aan bruikbaar water en goede levensmiddelen zou
geheerscht hebben.
De commissie te Antwerpen heeft in verhoor genomen
twee loodsen, die verscheiden dagen aan boord geweest
zijn, den heer Tsembaert, scheepsmakelaar, en zijn eersten
bediende Mathioni, welke laatste de inlading van den
proviand had bijgewoond, te gelijk met den kapitein
Vlasich, van wien in New-York de klagten gezegd
worden uit te gaan voorts twee experts scheepskapi
teins, die ook vóór het vertrek het schip en den proviand
gezien hebben. Voorts zijn de leveranciers gehoord;
de kuiper die de watervaten geleverd heeft, welke men
in Amerika voor half gereinigde oude petroleum-vaten
hield. Ook een geneesheer, welke het schip geinspec-
teerd had, heeft zijn verklaring afgelegd. Het getuigenis
van allen was eenstemmig ten gunste van den heer
Strauss. De levensmiddelen en het water beide waren
van de beste kwaliteit. De kapt. was bij de inlading
tegenwoordig geweest en had den proviand geinspec-
teerd. Het schip is dagen lang te Vlissingen geweest
voor het zeilde en wederom dagen lang in het Kanaal.
Zoo er klagten waren geweest, zou de kapitein wel
teruggekeerd zijn.
De commissie is dan ook ten volle overtuigd dat de
uit New-York vernomen klagten ongegrond zijn. Zoodra
de uitslag bekend zal zijn van 't onderzoek te New-York
door den Belgischen consul ingesteld, zal ook dat in
den Moniteur worden publiek gemaakt.
A-iiistexnlaiii, 27 Sept. Het optrekken van een
w ïbouw, benevens eenige verdere werken aan gebouwen,
j allen bestemd voor werkplaatsen tot pantseren en bou-