1 I! ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE No. 2424. 2osle Jaarg. Zaturdag 15 1867. 4 Overbrugging van den Moerdijk. Nieuwst ij dingen. Men abonneert zich In Nederland bij den Uitgever. Bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. In Noord-Amcrika bij J. QUINTUS, te Grand Rapids, Staat Michigan. A. l> o ïi ii e 1*1 ents-Prijs: VOOR BEIDE UITGAVEN. Voor 3 maanden1,30. Franco per post, in Nederland- 1,60. Voor Noord-Amerika, franco New-York - 3.90. V erschy ut: Op Woensdag en Zaturdag. Adyertentiêns 10 cent voor eiken regel. Zegelregt voor iedere plaatsing, 35 cent. De inzending der Advertentiën kan geschieden tot Dingsdag en Vrijdag, des voormiddags 10 ure. Bureau: Zierikzee, Hoek van de Schuithaven, B, No. 94. Brieven en Ingezondene Stukken, franco. (6) Door de Tweede Kamer is de wet behandeld, strek kende tot het overbruggen van den Moerdijk ter ver binding van het Spoorwegnet. Die zaak is van algemeen en van groot belang voor Zeeland, dat zonder die verbinding niet alleen langs den spoorweg eene gewenschte communicatie met de overige deelen des rijks missen zou, maar daardoor ook van de voordeelen zoude verstoken blijven, die de spoorwegen door den handel aan dit gewest kunnen toebrengen. Ter besparing van kosten, wilden velen die verbin ding door stoomvlotten daarstellen, waardoor het groote doel niet had kunnen bereikt worden. De bestrijding der wet zou echter nog grooter geweest zijn, wanneer de Heer Stieltjes en andere tegenstanders niet met over tuiging bestreden waren. In het Bijblad der Staats-Courant, lezen wij van den Heer van Kerkwijk onder anderen, het volgende: Door de heeren de Raed en Verheijen is aangetoond dat de provinciën Noordbrabant, Zeeland en Limburg een groot belang hebben bij het tot stand komen der brug te Moerdijk, vooral om dat zij daardoor eene goede gemeenschap met Zuid-Holland ver krijgen. Komt die brug niet tot stand, dan zal het vervoer van reizigers en goederen grootendeels te water blijven plaats hebben tusschen Rotterdam en den Moerdijk, omdat men weet, dat, als men per spoorweg van Rotterdam gaat, men toch bij den Moerdijk van den spoorweg gebruik moet maken en men met de stoomboot goedkooper dan met den spoorweg van Rotterdam naar den Moer dijk kan komen. Wordt de brug wel gemaakt, dan betaalt men liever wat meer, als men daardoor geen stoomboot behoeft te gebruiken maar in den spoorwagen kan blijven zitten. De heer Stieltjes heeft onder andere cr op gewezen dat die brug aan den Moerdijk in het belang van den handel niet noodig zou zijnmen kon de goederen over Utrecht en Kuilenborg laten gaan. Is dit mogelijk, naar aan leiding van de concessie aan de Maatschappij tot exploitatie der Staatsspoorwegen? Men kan die Maatsehappij niet dwingen die goederen anders te vervoeren dan volgens het door de Regering goedgekeurd tarief. Mogt de Regering er toe overgaan de Maat schappij te noodzaken die goederen goedkooper te vervoeren dan de tariven aanduiden, dan zal de Regering de Maatschappij daar voor schadeloos moeten stellen, en zal het er dus op neerkomen, dat het Rijk subsidie geeft aan den handel van Rotterdam en aan de andere plaatsen, die van deze spoorlijn zullen gebruik maken voor het vervoer van goederen. Jaarlijks een bedekt subsidie uit te geven of nu in eens een kapi taal te besteden tot aanleg van die brug, tusschen deze twee stelsels moetende kiezen, geef ik liever in eens eene zekere som waardoor ik weet dat ik van de gcheele zaak af ben, dan dat ik ge durende vele jaren op kosten van het geheeleland, ter bescherming van den handel, subsidie zou moeten verlecnen. Te regt is er dooi den heer Stieltjes op gewezen, dat de gegevens die wij bezitten tot het opmaken van de kosten voor een vervoer per stoomboot niet zeer uitgebreid zijn, zoodat het voor ons onmogelijk is juist na te gaan wat er besteed moet worden voor het maken van de stoom vlotten met toebehooren. Daar die opgaven aan mij evenmin bekend zijn als aan den heer Stieltjes, kan ik niets anders doen dan mij houden aau de opgaven, die door den heer van der Made zijn ver strekt, voor zooverre die mij naauwkeurig voorkomen. De heer van der Made begroot de kosten voor eene inrigting met stoomvlotten op ongeveer 3 millioen. Volgens den heer Stieltjes is die som te groot, want bij die begrooting is er sprake van 3 stoom vlotten, terwijl de heer Stieltjes één stoomvlot voldoende acht. Hoe een stoomvlot voldoende te achten is, wanneer men, gelijk de ge achte spreker, van de onderstelling uitgaat dat het mogelijk is, dat. er over dien spoorweg, alleen aan goederen, 400 ton daags zullen worden vervoerdis mij onbegrijpelijk. Vervoer van veel koop mansgoederen en van reizigers kan niet te gelijker tijd plaats hebben omdat het oponthoud, dat de reizigers daardoor zouden ondervinden te groot zou zijn. Ik zeide zoo even, dat de heer van der Made opgeeft eene som van ƒ3,000,000. Ik Iaat nu daar, of er in plaats van drie stoom vlotten misschien niet kan volstaan worden met tweedaar ieder ƒ1,500,000 640,000 De begrooting van den heer van der Made is als volgt 2 stoomvlotten in dienst; doch de inrigting hiervoor te maken met 3 stoomvlotten (één voor reserve) als voren a, ƒ500,000 4 landings-bassins met beweegbare bruggen van p. m. 46 el lengte met dubbel spoor a, ƒ160,000 Berghaven te Willemsdorp met reparatie-winkels, magazijnen, woningen en andere benoodigheden Aarde- en kunstwerken te Moerdijk en Wil- lerasdorp voor verbinding der 4 landings-bassins met wissels, draaischijven enz., met den spoorweg en daaraan verbonden werken Uitbreiding station Moerdijk met ophooging binnendijks p. m. 600 el lang Het maken van een station te Willemsdorp met toebehooren 270,000 180,000 140,000 230,000 Totaal ƒ2,960,000 stoomvlot op 5 ton is begroot, zou zulks eene besparing van 5 ton zijn. Hiertegenover staat, dat, wil men stoomvlotten maken, men niet uit het oog mag verliezen dat de genoemde som niet hoog ge noeg is. In de eerste plaats zou men öf de haven van den Moerdijk zeer moeten verbreeden, daar zij ongeschikt is om stoomvlotteu te ontvangen, öf men zou overeenkomstig het plan der Regering er toe moeten overgaan om aan de zijde nabij het noodveer van den Moerdijk een geheel nieuwe haven te maken. De heer Stieltjes weet, dat wanneer men daar eene haven wil aanleggen geschikt voor stoomvlotten, die al ligt een half millioen zal kosten. Hij zal ook niet uit het oog verloren hebben, dat op de begrooting, welke ons door den heer van der Made is medege deeld, eene leemte bestaat, daar er wel is waar de kosten op zijn uitgetrokken voor het station bij Willemsdorp, maar de uitgaven, die noodig zijn voor de zoogenaamde rangeerstationswaarvan er een te Willemsdorp en een aan de overzijde moet komen, niet zyn vermeld in de opgave der kosten. De inrigting van die statious zal bij eene zeer matige berekening al ligt een millioen bedragen, zoodat men bij het gebruiken van stoomvlotten tot eene uitgave komt van 4^ millioen. Gaat men na, wat de uitgaveu zijn van eene vaste brug, dan kan men volgens de Regering vooreerst den aanleg van spoor en brug te zamen begrooten op 8 millioen. Neemt men den interest van die 8 millioen tegen 5%, dan ver krijgt men 400,000. Stelt men het onderhoud van de brug enz. op ƒ50,000, dan is er eene jaarlijksche uitgave van 4'/2 ton gouds. Bij gebruik van stoomvlotten komt in de eerste plaats de uit gave van 5% over V/2 millioen, dat is ƒ225,000. Dit is meer dan de heer van der Made berekent, vooreerst omdat hij slechts eene rente van 4'/2 heeft genomen, en in de tweede plaats omdat zijne begrooting te laag is, zoo als ik heb aangetoond. De heer van der Made berekent slechts p. m. 133,000, dus ƒ82,000 minder dan ik, aan rente. De begrooting van de jaarlijksche kosten voor het gebruik van stoomvlotten komt, volgens den heer van der Made op p. m. ƒ432,000, en hier 82,000 bijvoegende is ƒ514,000, terwijl wij voor de brug hebben 450 duizend gulden. Er is evenwel eene zaak iu het voordeel der stoomvlotten, die men niet mag nalaten te vermelden, en die is deze, dat men voor het vervoer van pas sagiers en goederen van den Moerdijk naar de overzijde en omge keerd geld in rekening kan brengen. Herinnert men zich evenwel dat men slechts vijf per cent heeft genomen voor vermindering van kapitaalwaarde van de stoom vlotten, dan zal iedereen, die het geluk of het ongeluk heeft aan deden in stoombooten te bezitten, toestemmen dat dit te weiuig is, zoodat dit punt wederom ten nadeele van de kosten der stoomvlotten komt. Ik wil daar evenwel niet verder op afdingen en voor opbrengst van dat vervoer ƒ60 a ƒ100,000 'sjaars rekenen, zoodat de brug ƒ500,000 'sjaars meer kost dan de stoomvlotten. Gaan wij nu de inkomsten na die tegenover die meerdere uit gaven komen. Ik geef den heer Stieltjes toe, dat de berekeningen, door de kamers van koophandel medegedeeld, zeer overdreven zijn. Ik durf die niet tot grondslag van berekening nemen. Ik neem liever wat bestaat, dan hetgeen men zich als eene her senschim voorstelt. Ik zet voorop, dat zoolang er geen brug is te Moerdijk, er weinig of geen goederen zullen vervoerd worden, omdat het overladen en overvoeren te Moerdijk zulks te kostbaar maakt. De koopmansgoederen zullen, als er geen brug i9in den regel per stoomboot van Rotterdam naar Moerdijk en omgekeerd verzonden worden. Neemt men nu de bevolking op de lijn RotterdamMoerdijk in aanmerking, ziet men hoe groot de opbrengst der spoorwegen in ons land is, dan kan men als eene matige begrooting aannemen, dat de spoorweg tusschen Rotterdam en Willemsdorp per mijl en per jaar ƒ8000 zal opbrengen. De spoorweg is ongeveer 28 mijlen lang, zoodat de opbrengst 224,000 zal beloopen. Wanneer men nu de concessie inziet, die krachtens de wetten van 3 Jul ij 1863 {Staatsblad n° 100 en 101), verleend is aan de heeren van Ileukelom Mendel, Poolman, Vrolik enz.dan vindt men in art. 53 dier con cessie opgegeven, welk gedeelte het Rijk, welk gedeelte de Maat sehappij krijgt van de bruto-ontvangsten en volgens die berekening zouden ƒ103,000 van de 224,000 ten bate van het Rijk komen. Dat i9 de toestand, wanneer de brug niet wordt gemaakt, en men zich van stoomvlotten bedient. Gaan wij thans den toestand na, wanneer de brug wel gelegd wordt en wij geen stoomvlotten hebben. De 2000 ton, die de kamer van koophandel en fabrieken te Dordrecht opgeeft als dagelijks vervoerd zullende worden, zouden, als men slechts 2 cent per ton en per mijl rekent, ƒ1250 opbren gen of, over 360 dagen voor een jaar gerekend, ƒ450,000 per mijl of per jaar. Dit vergelijkende bij de opbrengst van andere spoorwegen, dan zal men inzieu dat het eene hersenschim is. Ik De begrooting van den heer van der Made is als volgt: 2 stoomvlotten, ieder gebruikt per dag voor 12 uren werken 5,5 ton of 70 mud steenkolen, met vet, olie, smeer, bediening enz. per dag 225 maal 360 dagen ƒ162,000 4 landingsbruggen (personeel) ƒ7200, haven f\800 - 9,000 Onderhond der 4 landings-bassins met beweegbare bruggen, werktuigen, baggeren, enz., ieder a ƒ5500 - 22,000 Idem der berghaven- 2,500 Verlichting der werken, seinlichten, enz. 4 spoorwegwachters voor de wisseb, enz., a 450 1 opper-machinist, personeel voor den werkwiukel tot herstelling van het materieel der booten, beweeg bare bruggen en andere werken, gesteld op 4% pCt. rente daarstellingskapitaal ƒ2,960,000 5 pCt. vermindering van kapitaalwaarde der stoom vlotten en landingsbruggen ƒ1,660,000. 3,500 1,800 - 15,350 - 133,200 - 83,000 Totaal ƒ432,350 heb hier opzettelijk, om het cijfer niet op te drijven, slechts 2 ets. per ton en per mijl genomen, de helft van hetgeen gewoonlijk be taald wordt. Vergelijkt men den geprojecteerden spoorweg met iets dat iu ons eigen land bestaat, zoo als de lieer Stieltjes deed, name lijk met den Rhijnspoorweg, dan komt men tot zekerder resultaten. De Rhijnspoorweg brengt jaarlijks minstens ƒ6000 per mijl op. Ik stelde zoo even de lengte der lijn van Rotterdam naar Willems dorp op 28 mijleu. Wordt evenwel de brug en de verbinding op de Noord-Brabantsche zijde gemaakt, dan zullen er nog 3'/2 mijl bij komen, en de geheele lengte wordt dan 31 '/2 mijl. Neemt men de genoemde opbrengst van den Rhijnspoorweg tot maaistaf, dan krijgt men voor den ontworpen spoorweg eene jaarlijksche opbrengst van ƒ504,000, waarvan, volgens art. 53 der straks aangehaalde con cessie, ƒ282,000 ten voordeele van het rijk zouden komen dus ƒ197,000 Sjaars meer, dan bij het gebruik van stoomvlotten. Deze berekening verschilt niet zeer veel met die van den heer Stieltjes. Deze zeide: Er zullen welligt dagelijks 400 ton over den spoorweg vervoerd worden. Stelt men de vracht der goederen op 4 cents per mijl en per ton, dan is dat ƒ16 per mijl en per dag, of over 360 dageu 5760. Straks heb ik beweerd, dat, bij zeer matige begrooting, zonder de brug, de opbrengst ƒ8000 per mijl en per jaar zou wezen. Neemt men die ƒ8000 en die ƒ5760 bij elkander, dan maakt dit ƒ13,760, en ik heb ƒ16,000 gesteld. Er is wel is waar een verschil, ik had dit minder kunnen maken, al9 ik de vracht had opgedreven; doch ik heb liever een lageren prijs genomen, dan cijfers te stellen die ik uiet geheel kan verantwoorden. Het aangevoerde resumerende, komt men tot het besluit, dat wel is waar aan kosten van aanleg eene brug jaarlijks ƒ50,000 meer zal kosten dan stoomvlottenmaar dat daar tegenover staat dat ƒ179,000 meer worden ontvangen, zoodat jaarlijks ƒ129,000 zouden kunnen aangewend worden om het kapitaal, aan de brug besteed, af te lossen. Uit een finantieel oogpuut beschouwd behoort dus aan eene brug de voorkeur te worden gegeven boven stoomvlotten. Wordt die brug niet gemaakt, dan is het mijne vaste overtuiging dat men 15 a 20 millioen zal uitgeven voor den spoorweg van Rotterdam naar Willemsdorp, waarvan weinig of geen nut zal worden getrokken. Men zal eenige weinige passagiers van Rotterdam naar Dordrecht vice versa vervoerenmen zal eene soort spoorsnordienst tusschen die twee steden hebben, maar geen eigenlijken spoorweg krijgen die nuttig is voor den handel. De waterweg tusschen Rotter dam, Dordrecht en den Moerdijk is zulk een sterke concurrent dat de opbrengst der exploitatie van dien spoorweg, al9 wij geen vaste brug te Moerdijk hebben, weinig zal beteekenen. Mogt men thans niet willen overgaan tot het bouwen van eene brug, maar in plaats van 8 millioen daaraan, 4% milli oen ten koste leggen aan stoomvlotten, dan kan men overtuigd zijn dat, wanneer de reizigers een, twee of drie jaren lang welligt onder genot van regen, wind, hagel en 9neeuwjagt den overtogt van den Moerdijk zullen hebben gemaakt, de aandrang zóó sterk zal zijn, dat men nolens volens zal moeten besluiten tot het maken van de brug. Dan zullen de 4,/2 millioen, aan de stoomvlotten besteed, zijn weggeworpen. Het is dus in het belang der schatkist, in het algemeen belang dringend noodig, dat men thans besluite liever 3 a 4 millioen meer uit te geven voor eene brug, dan voor eene inrigting met stoomvlotten; door deze laatste inrigting moge men zich op dit cogenblik van de zaak kunnen afmaken, naderhand zal het blijken dat er eene brug moet gemaakt worden, en dan zijn de 4'/2 millioen, aan de stoomvlot-inrigting ten koste gelegd, verloren en zoo goed als in het water geworpen. Later is de wet aangenomen met 54 tegen 14 stemmen. De Etendard deelt eene dépêche uit Warschau mede, meldende dat de geheele bevolking, op het berigt van den aanslag op het leven van den czaar, zich in rouw betoon vereenigde, terwijl de adel dadelijk bijeenkwam en eene deputatie benoemde, die naar Parijs is afgevaar digd, om aan den czaar en aan keizer Napoleon een adres aan te bieden, waarin de adel zijne verontwaardiging over de daad te kennen geeft. Parijs, 8 Junij. Vrijdag, na de indrukwekkende plegtigheid van het Te Deum heeft de Keizer van Rus land op het Elysée al de ministers ontvangen, die hunne eerbiedige gelukwenschingen aan Z. M. wilden brengen. Toen de Czaar hen daarvoor bedaukte, heeft hij hun de edelste woorden toegevoegd. Als men hem het gevaar der veelvuldige wandelingen deed opmerken, die hij bijna alleen in al de wijken van Parijs doet, antwoordde„Het lot der souvereinen behoort Gode toe en is in de handen der Voorzienigheid.''1 Hij voegde er bij, „dat de gebeurte nis, welke plaats gegrepen had, slechts kon dienen om de banden, welke hem aan Frankrijk en aan zijnen Keizer vereenigden, naauwer toe te halen en dat deze manifesta tie der openbare sympathie liem eene onvergankelijke herinnering zou nalaten.11 De Czaar heeft, op denzelfden dag, den Heer Pietri, prefect van policie, verlangd te zien, met wien hij zich lang met eene opmerkelijke bedaardheid heeft onderhouden. Omtrent den moordaanslag verneemt men, behalve wat reeds langs telegrafischen weg vermeld is, nog de volgende bijzonderheden. Bereyoffski heeft niet gezegd, waarom hij reeds sedert eenigen tijd heeft opgehouden met werken. Het denkbeeld om den czaar te dooden, was hem bij, sedert hij vernomen had, dat de vorst te Parijs zou komen. Hij wilde het eerst Dingsdag avond doen, maar was toen niet gereed. Hij begaf zich toch 's avonds op de boulevards en naar de rue le Pelletier. Op den hoek van die straat stond hij in de voorste rij der nieuwsgierigen. Hij heeft den czaar gezien en be weert, dat deze hem heeft aangezien en voor een Pool herkend. Hij heeft toen wel Vive la Pologne hooren roepen, maar niet meêgeschreeuwd. Van dat oogenblik stond echter het voornemen bij hem vast. Den volgenden ochtend ging hij naar den boulevard de Sebastopol bij een wapensmid en bezag er pistolen met dubbelen loop. Er werden hem verscheidene van 8 fr. getoond; hij vroeg of ze allen goed en sterk waren. Ja, antwoordde de koopman, maar hier is een dat steek houdt. Geef mij dat dan. Het kost 9 fr. Goed, ik zal het nemen, daar het beter is. Hij ging nu naar huis om het wapen te laden, 's Avonds meende hij te bemerken, dat de kogels te veel speling hadden, en heeft hij be proefd anderen te gietendit ging echter niet vlug van de hand, zoodat hij die welke hij had, maar wat grooter maakte. Donderdag ochtend heeft hij zich snel gekleed en is toen met het pistool in den zak uitgegaan. Hij heeft, zegt hij, matig ontbeten: een roggebrood, een stuk worst en een halven flesch wijn, waarvan hij de andere helft in een fleschje heeft gegoten, dat hij in den anderen zak van zijn pantalon heeft geborgen. Hij is toen langzaam den weg naar de Lonchamps ingeslagen. Hij wilde op den czaar schieten als deze op de revue zou komen, hij wist echter niet welken weg de stoet zou nemen. Hij vernam evenwel, dat na de revue het rijtuig langs den waterval zou gaan en heeft zich toen vooraan onder de toeschouwers ge plaatst aan den hoek van de twee wegen. Een oogenblik aarzelde men welken weg men zou inslaan, daar op den eene een regement dragonders stond. Toen men weder voortging stond Bereyoffski juist op dien, waar langs het rijtuig kwam, en op het oogenblik dat dit hem voorbij ging trad hij eenige schreden vooruit, het pistool met beide handen vasthoudende en de wijsvingers tegen beide hanen gedrukt. De heer Raimbeaux, die iemand met uitgestrekte armen zag, meende dat men een smeek schrift in het rijtuig wilde werpen (volgens anderen merkte hij het opzet en wilde het schot afwenden) gaf zijn paard de sporenwaarop dit een sprong deed in de rigting van den Pool, en juist op het oogenblik, dat de kop vlak bij Bereyoffski was, drukte deze los. Een hevige knal volgde. Het paard, aan den kop getroffen, steigerde en het bloed van het dier spatte in het rijtuig. Het paard is 's nachts gestorven. De Keizer die prins Wladimir bebloed zag, neigde zich tot hem en vroeg. „Prins, gjj zijt bebloed! zijt gü gekwetst?" „Neen, sire was het antwoord maar gij 1 's Keizers uniform was namelijk eveneens bespat, even als dat van den czaar en den czarewitz. Geen van allen was echter gewond. „Nu, sire, zeide de Keizer toen men zich hiervan had overtuigd, wij zjjn zamen in het vuur geweest, wij zijn wapenbroeders;11 waarop de czaar antwoordde: „Ons beider lot berust in handen der Voorzienigheid.11 Toen de Keizer het publiek had gerust gesteldgingen de vorsten huiswaarts, terwijl de heer Raimbeaux van zijn paard steeg en men zich van den moordenaar meester maakte. Diens linkerhand was geheel bebloed. Een der loopen was gesprongen en het wapen op den grond gevallen na zij duim en wijsvinger te hebben gebroken. Omtrent zijn verhoor zijn geen nadere bijzonderheden te melden. Toen hij naar het politie-bureau vervoerd werd, zeide een der agenten die met hem in het rijtuig zat„Tot uw geluk is de czaar niet getroffen,11 hetgeen Bereyoffski in hevige woede deed geraken. Er zijn er die betwijfelen, of werkelijk de dader geen medeplig- tigen heeft, 'sKeizers rijtuig toch, zeggen zij, is niet den weg gegaan dien men verwacht had; men meent, dat zij op de verschillende punten gestaan hebben waarlangs het rijtuig kon komen want de moordenaar moet niet den tijd gehad hebben om zichtoen hij bemerkte dat het niet den verwachten weg insloeg, zich van daar naar de laan te begeven die het wel is door geredenen dan nog tijdig op zijn post te zijn. Ook zegt mendat onder hen die hem vatten er wel waren die, hoewel zich voordoende als wilden zij hem vaneen scheuren althans dadelijk doodenhun best deden om hem te doen ontsnappenzoodat die gedienstige geesten door de politie-agenten met de sabels moesten verwijderd worden. De slechte toestand van zijn wapen kan intusschen kwalijk aan gemeenschappelijk overleg doen denken. Na het voorval hebben onderscheiden personen van des czaren omgeving er op aangedrongen dat hij dadelijk zou vertrekken. Hij verklaarde echter zijn verblijf geen minuut er om te zullen bekorten en deed denzelfden middag alleen eene wandeling in de stad. Er is verhaald, dat, nadat het publiek zich had kunnen overtuigen, dat er geen letsel was geschied, men stapvoets is voortgereden; dat is onjuist: men heeft het juist dadelijk in galop gezetwant waren er medepligtigendan kon in de opschudding ligt een tweede aanslag gedaan worden. De Keizer heeft

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1867 | | pagina 1