1
I!
ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE
No. 2424.
2osle Jaarg.
Zaturdag 15 1867.
4
Overbrugging van den Moerdijk.
Nieuwst ij dingen.
Men abonneert zich
In Nederland bij den Uitgever.
Bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren.
In Noord-Amcrika bij J. QUINTUS, te Grand Rapids, Staat Michigan.
A. l> o ïi ii e 1*1 ents-Prijs:
VOOR BEIDE UITGAVEN.
Voor 3 maanden1,30.
Franco per post, in Nederland- 1,60.
Voor Noord-Amerika, franco New-York - 3.90.
V erschy ut:
Op Woensdag en Zaturdag.
Adyertentiêns
10 cent voor eiken regel.
Zegelregt voor iedere plaatsing, 35 cent.
De inzending der Advertentiën kan geschieden tot
Dingsdag en Vrijdag, des voormiddags 10 ure.
Bureau:
Zierikzee, Hoek van de Schuithaven, B, No. 94.
Brieven en Ingezondene Stukken, franco.
(6)
Door de Tweede Kamer is de wet behandeld, strek
kende tot het overbruggen van den Moerdijk ter ver
binding van het Spoorwegnet.
Die zaak is van algemeen en van groot belang
voor Zeeland, dat zonder die verbinding niet alleen
langs den spoorweg eene gewenschte communicatie met
de overige deelen des rijks missen zou, maar daardoor
ook van de voordeelen zoude verstoken blijven, die de
spoorwegen door den handel aan dit gewest kunnen
toebrengen.
Ter besparing van kosten, wilden velen die verbin
ding door stoomvlotten daarstellen, waardoor het groote
doel niet had kunnen bereikt worden. De bestrijding
der wet zou echter nog grooter geweest zijn, wanneer
de Heer Stieltjes en andere tegenstanders niet met over
tuiging bestreden waren.
In het Bijblad der Staats-Courant, lezen wij van den
Heer van Kerkwijk onder anderen, het volgende:
Door de heeren de Raed en Verheijen is aangetoond dat de
provinciën Noordbrabant, Zeeland en Limburg een groot belang
hebben bij het tot stand komen der brug te Moerdijk, vooral om
dat zij daardoor eene goede gemeenschap met Zuid-Holland ver
krijgen. Komt die brug niet tot stand, dan zal het vervoer van
reizigers en goederen grootendeels te water blijven plaats hebben
tusschen Rotterdam en den Moerdijk, omdat men weet, dat, als
men per spoorweg van Rotterdam gaat, men toch bij den Moerdijk
van den spoorweg gebruik moet maken en men met de stoomboot
goedkooper dan met den spoorweg van Rotterdam naar den Moer
dijk kan komen. Wordt de brug wel gemaakt, dan betaalt men liever
wat meer, als men daardoor geen stoomboot behoeft te gebruiken
maar in den spoorwagen kan blijven zitten. De heer Stieltjes heeft
onder andere cr op gewezen dat die brug aan den Moerdijk in het
belang van den handel niet noodig zou zijnmen kon de goederen
over Utrecht en Kuilenborg laten gaan. Is dit mogelijk, naar aan
leiding van de concessie aan de Maatschappij tot exploitatie der
Staatsspoorwegen? Men kan die Maatsehappij niet dwingen die
goederen anders te vervoeren dan volgens het door de Regering
goedgekeurd tarief. Mogt de Regering er toe overgaan de Maat
schappij te noodzaken die goederen goedkooper te vervoeren dan
de tariven aanduiden, dan zal de Regering de Maatschappij daar
voor schadeloos moeten stellen, en zal het er dus op neerkomen,
dat het Rijk subsidie geeft aan den handel van Rotterdam en aan
de andere plaatsen, die van deze spoorlijn zullen gebruik maken
voor het vervoer van goederen.
Jaarlijks een bedekt subsidie uit te geven of nu in eens een kapi
taal te besteden tot aanleg van die brug, tusschen deze twee
stelsels moetende kiezen, geef ik liever in eens eene zekere som
waardoor ik weet dat ik van de gcheele zaak af ben, dan dat ik ge
durende vele jaren op kosten van het geheeleland, ter bescherming
van den handel, subsidie zou moeten verlecnen. Te regt is er dooi
den heer Stieltjes op gewezen, dat de gegevens die wij bezitten tot
het opmaken van de kosten voor een vervoer per stoomboot niet
zeer uitgebreid zijn, zoodat het voor ons onmogelijk is juist na te
gaan wat er besteed moet worden voor het maken van de stoom
vlotten met toebehooren. Daar die opgaven aan mij evenmin bekend
zijn als aan den heer Stieltjes, kan ik niets anders doen dan mij
houden aau de opgaven, die door den heer van der Made zijn ver
strekt, voor zooverre die mij naauwkeurig voorkomen.
De heer van der Made begroot de kosten voor eene inrigting met
stoomvlotten op ongeveer 3 millioen. Volgens den heer Stieltjes is
die som te groot, want bij die begrooting is er sprake van 3 stoom
vlotten, terwijl de heer Stieltjes één stoomvlot voldoende acht. Hoe
een stoomvlot voldoende te achten is, wanneer men, gelijk de ge
achte spreker, van de onderstelling uitgaat dat het mogelijk is, dat.
er over dien spoorweg, alleen aan goederen, 400 ton daags zullen
worden vervoerdis mij onbegrijpelijk. Vervoer van veel koop
mansgoederen en van reizigers kan niet te gelijker tijd plaats hebben
omdat het oponthoud, dat de reizigers daardoor zouden ondervinden
te groot zou zijn.
Ik zeide zoo even, dat de heer van der Made opgeeft eene som
van ƒ3,000,000. Ik Iaat nu daar, of er in plaats van drie stoom
vlotten misschien niet kan volstaan worden met tweedaar ieder
ƒ1,500,000
640,000
De begrooting van den heer van der Made is als volgt
2 stoomvlotten in dienst; doch de inrigting hiervoor te maken
met 3 stoomvlotten (één voor reserve) als voren a,
ƒ500,000
4 landings-bassins met beweegbare bruggen
van p. m. 46 el lengte met dubbel spoor a,
ƒ160,000
Berghaven te Willemsdorp met reparatie-winkels,
magazijnen, woningen en andere benoodigheden
Aarde- en kunstwerken te Moerdijk en Wil-
lerasdorp voor verbinding der 4 landings-bassins
met wissels, draaischijven enz., met den spoorweg
en daaraan verbonden werken
Uitbreiding station Moerdijk met ophooging
binnendijks p. m. 600 el lang
Het maken van een station te Willemsdorp
met toebehooren
270,000
180,000
140,000
230,000
Totaal
ƒ2,960,000
stoomvlot op 5 ton is begroot, zou zulks eene besparing van 5 ton
zijn. Hiertegenover staat, dat, wil men stoomvlotten maken, men
niet uit het oog mag verliezen dat de genoemde som niet hoog ge
noeg is. In de eerste plaats zou men öf de haven van den Moerdijk
zeer moeten verbreeden, daar zij ongeschikt is om stoomvlotteu te
ontvangen, öf men zou overeenkomstig het plan der Regering er
toe moeten overgaan om aan de zijde nabij het noodveer van den
Moerdijk een geheel nieuwe haven te maken.
De heer Stieltjes weet, dat wanneer men daar eene haven wil
aanleggen geschikt voor stoomvlotten, die al ligt een half millioen
zal kosten. Hij zal ook niet uit het oog verloren hebben, dat op
de begrooting, welke ons door den heer van der Made is medege
deeld, eene leemte bestaat, daar er wel is waar de kosten op zijn
uitgetrokken voor het station bij Willemsdorp, maar de uitgaven,
die noodig zijn voor de zoogenaamde rangeerstationswaarvan er
een te Willemsdorp en een aan de overzijde moet komen, niet zyn
vermeld in de opgave der kosten. De inrigting van die statious zal
bij eene zeer matige berekening al ligt een millioen bedragen,
zoodat men bij het gebruiken van stoomvlotten tot eene uitgave
komt van 4^ millioen. Gaat men na, wat de uitgaveu zijn van
eene vaste brug, dan kan men volgens de Regering vooreerst den
aanleg van spoor en brug te zamen begrooten op 8 millioen.
Neemt men den interest van die 8 millioen tegen 5%, dan ver
krijgt men 400,000. Stelt men het onderhoud van de brug enz.
op ƒ50,000, dan is er eene jaarlijksche uitgave van 4'/2 ton gouds.
Bij gebruik van stoomvlotten komt in de eerste plaats de uit
gave van 5% over V/2 millioen, dat is ƒ225,000. Dit is meer
dan de heer van der Made berekent, vooreerst omdat hij slechts
eene rente van 4'/2 heeft genomen, en in de tweede plaats
omdat zijne begrooting te laag is, zoo als ik heb aangetoond.
De heer van der Made berekent slechts p. m. 133,000, dus
ƒ82,000 minder dan ik, aan rente.
De begrooting van de jaarlijksche kosten voor het gebruik van
stoomvlotten komt, volgens den heer van der Made op p. m.
ƒ432,000, en hier 82,000 bijvoegende is ƒ514,000, terwijl
wij voor de brug hebben 450 duizend gulden. Er is evenwel eene
zaak iu het voordeel der stoomvlotten, die men niet mag nalaten
te vermelden, en die is deze, dat men voor het vervoer van pas
sagiers en goederen van den Moerdijk naar de overzijde en omge
keerd geld in rekening kan brengen.
Herinnert men zich evenwel dat men slechts vijf per cent heeft
genomen voor vermindering van kapitaalwaarde van de stoom
vlotten, dan zal iedereen, die het geluk of het ongeluk heeft aan
deden in stoombooten te bezitten, toestemmen dat dit te weiuig
is, zoodat dit punt wederom ten nadeele van de kosten der
stoomvlotten komt.
Ik wil daar evenwel niet verder op afdingen en voor opbrengst
van dat vervoer ƒ60 a ƒ100,000 'sjaars rekenen, zoodat de
brug ƒ500,000 'sjaars meer kost dan de stoomvlotten.
Gaan wij nu de inkomsten na die tegenover die meerdere uit
gaven komen. Ik geef den heer Stieltjes toe, dat de berekeningen,
door de kamers van koophandel medegedeeld, zeer overdreven
zijn. Ik durf die niet tot grondslag van berekening nemen. Ik
neem liever wat bestaat, dan hetgeen men zich als eene her
senschim voorstelt. Ik zet voorop, dat zoolang er geen brug
is te Moerdijk, er weinig of geen goederen zullen vervoerd
worden, omdat het overladen en overvoeren te Moerdijk zulks
te kostbaar maakt. De koopmansgoederen zullen, als er geen
brug i9in den regel per stoomboot van Rotterdam naar
Moerdijk en omgekeerd verzonden worden.
Neemt men nu de bevolking op de lijn RotterdamMoerdijk
in aanmerking, ziet men hoe groot de opbrengst der spoorwegen
in ons land is, dan kan men als eene matige begrooting aannemen,
dat de spoorweg tusschen Rotterdam en Willemsdorp per mijl en
per jaar ƒ8000 zal opbrengen. De spoorweg is ongeveer 28 mijlen
lang, zoodat de opbrengst 224,000 zal beloopen. Wanneer men
nu de concessie inziet, die krachtens de wetten van 3 Jul ij 1863
{Staatsblad n° 100 en 101), verleend is aan de heeren van Ileukelom
Mendel, Poolman, Vrolik enz.dan vindt men in art. 53 dier con
cessie opgegeven, welk gedeelte het Rijk, welk gedeelte de Maat
sehappij krijgt van de bruto-ontvangsten en volgens die berekening
zouden ƒ103,000 van de 224,000 ten bate van het Rijk komen.
Dat i9 de toestand, wanneer de brug niet wordt gemaakt, en men
zich van stoomvlotten bedient.
Gaan wij thans den toestand na, wanneer de brug wel gelegd
wordt en wij geen stoomvlotten hebben.
De 2000 ton, die de kamer van koophandel en fabrieken te
Dordrecht opgeeft als dagelijks vervoerd zullende worden, zouden,
als men slechts 2 cent per ton en per mijl rekent, ƒ1250 opbren
gen of, over 360 dagen voor een jaar gerekend, ƒ450,000 per
mijl of per jaar. Dit vergelijkende bij de opbrengst van andere
spoorwegen, dan zal men inzieu dat het eene hersenschim is. Ik
De begrooting van den heer van der Made is als volgt:
2 stoomvlotten, ieder gebruikt per dag voor 12 uren werken
5,5 ton of 70 mud steenkolen, met vet, olie, smeer, bediening
enz. per dag 225 maal 360 dagen ƒ162,000
4 landingsbruggen (personeel) ƒ7200, haven f\800 - 9,000
Onderhond der 4 landings-bassins met beweegbare
bruggen, werktuigen, baggeren, enz., ieder a ƒ5500 - 22,000
Idem der berghaven- 2,500
Verlichting der werken, seinlichten, enz.
4 spoorwegwachters voor de wisseb, enz., a 450
1 opper-machinist, personeel voor den werkwiukel
tot herstelling van het materieel der booten, beweeg
bare bruggen en andere werken, gesteld op
4% pCt. rente daarstellingskapitaal ƒ2,960,000
5 pCt. vermindering van kapitaalwaarde der stoom
vlotten en landingsbruggen ƒ1,660,000.
3,500
1,800
- 15,350
- 133,200
- 83,000
Totaal
ƒ432,350
heb hier opzettelijk, om het cijfer niet op te drijven, slechts 2 ets.
per ton en per mijl genomen, de helft van hetgeen gewoonlijk be
taald wordt. Vergelijkt men den geprojecteerden spoorweg met iets
dat iu ons eigen land bestaat, zoo als de lieer Stieltjes deed, name
lijk met den Rhijnspoorweg, dan komt men tot zekerder resultaten.
De Rhijnspoorweg brengt jaarlijks minstens ƒ6000 per mijl op.
Ik stelde zoo even de lengte der lijn van Rotterdam naar Willems
dorp op 28 mijleu. Wordt evenwel de brug en de verbinding op de
Noord-Brabantsche zijde gemaakt, dan zullen er nog 3'/2 mijl bij
komen, en de geheele lengte wordt dan 31 '/2 mijl. Neemt men de
genoemde opbrengst van den Rhijnspoorweg tot maaistaf, dan krijgt
men voor den ontworpen spoorweg eene jaarlijksche opbrengst van
ƒ504,000, waarvan, volgens art. 53 der straks aangehaalde con
cessie, ƒ282,000 ten voordeele van het rijk zouden komen dus
ƒ197,000 Sjaars meer, dan bij het gebruik van stoomvlotten.
Deze berekening verschilt niet zeer veel met die van den heer
Stieltjes. Deze zeide: Er zullen welligt dagelijks 400 ton over den
spoorweg vervoerd worden. Stelt men de vracht der goederen op
4 cents per mijl en per ton, dan is dat ƒ16 per mijl en per dag, of
over 360 dageu 5760. Straks heb ik beweerd, dat, bij zeer
matige begrooting, zonder de brug, de opbrengst ƒ8000 per mijl
en per jaar zou wezen. Neemt men die ƒ8000 en die ƒ5760 bij
elkander, dan maakt dit ƒ13,760, en ik heb ƒ16,000 gesteld. Er
is wel is waar een verschil, ik had dit minder kunnen maken, al9
ik de vracht had opgedreven; doch ik heb liever een lageren prijs
genomen, dan cijfers te stellen die ik uiet geheel kan verantwoorden.
Het aangevoerde resumerende, komt men tot het besluit, dat
wel is waar aan kosten van aanleg eene brug jaarlijks ƒ50,000
meer zal kosten dan stoomvlottenmaar dat daar tegenover
staat dat ƒ179,000 meer worden ontvangen, zoodat jaarlijks
ƒ129,000 zouden kunnen aangewend worden om het kapitaal,
aan de brug besteed, af te lossen. Uit een finantieel oogpuut
beschouwd behoort dus aan eene brug de voorkeur te worden
gegeven boven stoomvlotten. Wordt die brug niet gemaakt, dan
is het mijne vaste overtuiging dat men 15 a 20 millioen zal
uitgeven voor den spoorweg van Rotterdam naar Willemsdorp,
waarvan weinig of geen nut zal worden getrokken. Men zal
eenige weinige passagiers van Rotterdam naar Dordrecht vice
versa vervoerenmen zal eene soort spoorsnordienst tusschen
die twee steden hebben, maar geen eigenlijken spoorweg krijgen
die nuttig is voor den handel. De waterweg tusschen Rotter
dam, Dordrecht en den Moerdijk is zulk een sterke concurrent
dat de opbrengst der exploitatie van dien spoorweg, al9 wij
geen vaste brug te Moerdijk hebben, weinig zal beteekenen.
Mogt men thans niet willen overgaan tot het bouwen van
eene brug, maar in plaats van 8 millioen daaraan, 4% milli
oen ten koste leggen aan stoomvlotten, dan kan men overtuigd
zijn dat, wanneer de reizigers een, twee of drie jaren lang
welligt onder genot van regen, wind, hagel en 9neeuwjagt den
overtogt van den Moerdijk zullen hebben gemaakt, de aandrang
zóó sterk zal zijn, dat men nolens volens zal moeten besluiten
tot het maken van de brug. Dan zullen de 4,/2 millioen, aan
de stoomvlotten besteed, zijn weggeworpen. Het is dus in het
belang der schatkist, in het algemeen belang dringend noodig,
dat men thans besluite liever 3 a 4 millioen meer uit te geven
voor eene brug, dan voor eene inrigting met stoomvlotten;
door deze laatste inrigting moge men zich op dit cogenblik van
de zaak kunnen afmaken, naderhand zal het blijken dat er eene
brug moet gemaakt worden, en dan zijn de 4'/2 millioen, aan
de stoomvlot-inrigting ten koste gelegd, verloren en zoo goed
als in het water geworpen.
Later is de wet aangenomen met 54 tegen 14
stemmen.
De Etendard deelt eene dépêche uit Warschau mede,
meldende dat de geheele bevolking, op het berigt van
den aanslag op het leven van den czaar, zich in rouw
betoon vereenigde, terwijl de adel dadelijk bijeenkwam
en eene deputatie benoemde, die naar Parijs is afgevaar
digd, om aan den czaar en aan keizer Napoleon een adres
aan te bieden, waarin de adel zijne verontwaardiging
over de daad te kennen geeft.
Parijs, 8 Junij. Vrijdag, na de indrukwekkende
plegtigheid van het Te Deum heeft de Keizer van Rus
land op het Elysée al de ministers ontvangen, die hunne
eerbiedige gelukwenschingen aan Z. M. wilden brengen.
Toen de Czaar hen daarvoor bedaukte, heeft hij hun
de edelste woorden toegevoegd. Als men hem het gevaar
der veelvuldige wandelingen deed opmerken, die hij bijna
alleen in al de wijken van Parijs doet, antwoordde„Het
lot der souvereinen behoort Gode toe en is in de handen
der Voorzienigheid.''1 Hij voegde er bij, „dat de gebeurte
nis, welke plaats gegrepen had, slechts kon dienen om
de banden, welke hem aan Frankrijk en aan zijnen Keizer
vereenigden, naauwer toe te halen en dat deze manifesta
tie der openbare sympathie liem eene onvergankelijke
herinnering zou nalaten.11 De Czaar heeft, op denzelfden
dag, den Heer Pietri, prefect van policie, verlangd te
zien, met wien hij zich lang met eene opmerkelijke
bedaardheid heeft onderhouden.
Omtrent den moordaanslag verneemt men, behalve
wat reeds langs telegrafischen weg vermeld is, nog de
volgende bijzonderheden. Bereyoffski heeft niet gezegd,
waarom hij reeds sedert eenigen tijd heeft opgehouden
met werken. Het denkbeeld om den czaar te dooden,
was hem bij, sedert hij vernomen had, dat de vorst te
Parijs zou komen. Hij wilde het eerst Dingsdag avond
doen, maar was toen niet gereed. Hij begaf zich toch
's avonds op de boulevards en naar de rue le Pelletier.
Op den hoek van die straat stond hij in de voorste rij
der nieuwsgierigen. Hij heeft den czaar gezien en be
weert, dat deze hem heeft aangezien en voor een Pool
herkend. Hij heeft toen wel Vive la Pologne hooren
roepen, maar niet meêgeschreeuwd. Van dat oogenblik
stond echter het voornemen bij hem vast. Den volgenden
ochtend ging hij naar den boulevard de Sebastopol bij
een wapensmid en bezag er pistolen met dubbelen loop.
Er werden hem verscheidene van 8 fr. getoond; hij
vroeg of ze allen goed en sterk waren. Ja, antwoordde
de koopman, maar hier is een dat steek houdt. Geef
mij dat dan. Het kost 9 fr. Goed, ik zal het nemen,
daar het beter is. Hij ging nu naar huis om het
wapen te laden, 's Avonds meende hij te bemerken,
dat de kogels te veel speling hadden, en heeft hij be
proefd anderen te gietendit ging echter niet vlug van
de hand, zoodat hij die welke hij had, maar wat grooter
maakte. Donderdag ochtend heeft hij zich snel gekleed
en is toen met het pistool in den zak uitgegaan. Hij
heeft, zegt hij, matig ontbeten: een roggebrood, een
stuk worst en een halven flesch wijn, waarvan hij de
andere helft in een fleschje heeft gegoten, dat hij
in den anderen zak van zijn pantalon heeft geborgen.
Hij is toen langzaam den weg naar de Lonchamps
ingeslagen. Hij wilde op den czaar schieten als deze
op de revue zou komen, hij wist echter niet welken
weg de stoet zou nemen. Hij vernam evenwel, dat na
de revue het rijtuig langs den waterval zou gaan en
heeft zich toen vooraan onder de toeschouwers ge
plaatst aan den hoek van de twee wegen. Een oogenblik
aarzelde men welken weg men zou inslaan, daar op den
eene een regement dragonders stond. Toen men weder
voortging stond Bereyoffski juist op dien, waar langs
het rijtuig kwam, en op het oogenblik dat dit hem
voorbij ging trad hij eenige schreden vooruit, het pistool
met beide handen vasthoudende en de wijsvingers tegen
beide hanen gedrukt. De heer Raimbeaux, die iemand
met uitgestrekte armen zag, meende dat men een smeek
schrift in het rijtuig wilde werpen (volgens anderen merkte
hij het opzet en wilde het schot afwenden) gaf zijn
paard de sporenwaarop dit een sprong deed in de
rigting van den Pool, en juist op het oogenblik, dat
de kop vlak bij Bereyoffski was, drukte deze los. Een
hevige knal volgde. Het paard, aan den kop getroffen,
steigerde en het bloed van het dier spatte in het rijtuig.
Het paard is 's nachts gestorven. De Keizer die prins
Wladimir bebloed zag, neigde zich tot hem en vroeg.
„Prins, gjj zijt bebloed! zijt gü gekwetst?" „Neen, sire
was het antwoord maar gij 1 's Keizers uniform was
namelijk eveneens bespat, even als dat van den czaar
en den czarewitz. Geen van allen was echter gewond.
„Nu, sire, zeide de Keizer toen men zich hiervan had
overtuigd, wij zjjn zamen in het vuur geweest, wij zijn
wapenbroeders;11 waarop de czaar antwoordde: „Ons
beider lot berust in handen der Voorzienigheid.11 Toen
de Keizer het publiek had gerust gesteldgingen de
vorsten huiswaarts, terwijl de heer Raimbeaux van zijn
paard steeg en men zich van den moordenaar meester
maakte. Diens linkerhand was geheel bebloed. Een
der loopen was gesprongen en het wapen op den grond
gevallen na zij duim en wijsvinger te hebben gebroken.
Omtrent zijn verhoor zijn geen nadere bijzonderheden
te melden. Toen hij naar het politie-bureau vervoerd
werd, zeide een der agenten die met hem in het rijtuig
zat„Tot uw geluk is de czaar niet getroffen,11 hetgeen
Bereyoffski in hevige woede deed geraken. Er zijn er
die betwijfelen, of werkelijk de dader geen medeplig-
tigen heeft, 'sKeizers rijtuig toch, zeggen zij, is niet
den weg gegaan dien men verwacht had; men meent,
dat zij op de verschillende punten gestaan hebben
waarlangs het rijtuig kon komen want de moordenaar
moet niet den tijd gehad hebben om zichtoen hij
bemerkte dat het niet den verwachten weg insloeg, zich
van daar naar de laan te begeven die het wel is door
geredenen dan nog tijdig op zijn post te zijn. Ook
zegt mendat onder hen die hem vatten er wel waren
die, hoewel zich voordoende als wilden zij hem vaneen
scheuren althans dadelijk doodenhun best deden
om hem te doen ontsnappenzoodat die gedienstige
geesten door de politie-agenten met de sabels moesten
verwijderd worden. De slechte toestand van zijn wapen
kan intusschen kwalijk aan gemeenschappelijk overleg
doen denken. Na het voorval hebben onderscheiden
personen van des czaren omgeving er op aangedrongen
dat hij dadelijk zou vertrekken. Hij verklaarde echter
zijn verblijf geen minuut er om te zullen bekorten
en deed denzelfden middag alleen eene wandeling in
de stad. Er is verhaald, dat, nadat het publiek zich
had kunnen overtuigen, dat er geen letsel was geschied,
men stapvoets is voortgereden; dat is onjuist: men
heeft het juist dadelijk in galop gezetwant waren
er medepligtigendan kon in de opschudding ligt
een tweede aanslag gedaan worden. De Keizer heeft