No. 2408. 25s,e Jaarg. Zaturdag 20 April 1867. Ministerie en Tweede Kamer. Nieu wsti j dingen Sfmxembttrig. ZIERIKZEESUHE NIEUWSBODE Men abonneert zich: Iu Nederland bij den Uitgever. Bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. In Noord-Amorika bij J. QUINTUS, te Grand Rapids, Staat Michigan. Aboiinenients-Pi'ij s: VOOR BEIDE UITGAVEN. Voor 3 maandenf 1,30. Franco per post, in Nederland- 1,60. Voor Noord-Amorikafranco Ncjv-York - 3,00. V e r g» eli ïj n t Op Woensdag en Zaturdag. Advertentiën: 10 cent voor eiken regel. Zegelrcgt voor iedere plaatsing, 35 cent. De inzending der Advertentiën kan geschieden tot Dingsdag en Vrijdag, des voormiddags 10 ure. Bureau: Zierikzce, Hoek van de Schuithavcn, B, No. 94. Brieven en Ingezondene Stukken, franco. Eindelijk zijn dan de begrootingswetten aangenomen, dat een I rustpunt daarstelt waarop wij wel eens de vraag willen beant- woorden, wat er in een jaar tijds alzoo voorviel, want ruim een jaar geleden, kwam de treurige tijding, dat tusschen de leden van het Ministerie Thorbecke, oueenigheid ontstaan was, omdat de Minister Fransen van de Putte in Oost-Indië een wetboek van strafregt bij koninklijk besluit wilde vaststellen terwijl Thorbecke van meening was, dat dit bij wet moest ge schieden. Dientengevolge trad het Ministerie Thorbecke af, en werd opgevolgd door dat, hetwelk wij het Ministerie Fransen van de Vutte kunnen noemen, dat wederom spoedig wegviel 1 door het aannemen van een amendemeut van den Heer Poort man op de cultuurwetom door een conservatief Ministerie Mij er vanZuijlenHeemskerk te worden vervangen. Het zij in het voorbijgaan gezegd, dat wij het nog zeer be treuren, dat eene zoo betrekkelijk weinig beteekenendc zaak, aanleiding worden moest dat Thorbecke, aan wicn wij onze Grond wet en ons vrij volksbestaan te danken hebben, het roer van Staat los liet, dat onzes inziens, veel aan het ontstaan van den tegenwoordigen politieken toestand van ons Vaderland, toebragt. De Heer Mijer, hoofd van het conservatief Ministerie, zag men plotseling uit het kabinet verdwijnen, en als gouverneur- generaal naar Neêrlands-Indië gaan, in weerwil dat hij als Minister, slechts weinige uren vroeger, aan de Vertegenwoor digers nog allerlei beloften en toezeggingen had gedaaneven als wist hij niets van zijne benoeming af, die toen reeds ge reed lag. De Tweede Kamer was met regt, over de houding van dien Minister zeer verontwaardigd, en van daar de belang rijke motie van Keuchenius, waarbij zijn gedrag werd afgekeurd. De voorzitter der Kamer had voorzigtiger kunnen handelen als hij eerst in rondvraag had gebragt of er al of niet over de motie zou gestemd worden dan om die zoo voetstoots in stemming te brengen. In bet eerste geval zou de Kamer zeer zeker de motie buiten beslissing hebben gelaten, maar zoo als het nu liep, kon niemand zich de behandeling van den Minis ter Mijer laten welgevallen, en natuurlijk dus, dat de motie van den Heer Keuchenius werd aangenomen. Op zich zelf be schouwd was dit niets dan eene waardige houding der Volks vertegenwoordiging, maar de overige Ministers verwarden de afkeuring van des Ministers handelwijze, met die, eener af- j keuring zijner benoeming tot geuverneur-generaal, en lieteu j daarom de Tweede Kamer door den Koning ontbinden, niets meer of minder bewerende, dan dat de Vertegeuwoordigers des volks de regten der Kroon geschonden hadden. Op de Kamer ontbinding volgde de met rood, wit en blaauw geïllustreerde proclamatie, en eindelijk de verkiezingsstrijd, waarbij dc libe ralen zich naar 's Konings woord, loijaal gedroegen, en daardoor than9 de minderheid in de Kamer hebben. Desniettegenstaande hadden velen gewenscht dat de liberalen bij de opeuing der Kamer, het Ministerie den oorlog hadden aangedaan, maar naar wijzer inzigt, gebeurde dit niet, èn omdat de conservatieven de meerderheid hadden verkregen, èn oindat men verwachten mogt, dat dit Ministerie door de band zijner eigene vrienden vallen zou, waaraan geen twijfel geweest ware, wanneer het kabinet, zoowel wat de koloniale politiek, als wat de onderwijs- kwestie betreft, met verzaking van eigene, eu met verloochening j der conservatieve beginselenzich niet geheel en gedeeltelijk aan de liberale zijde bad geschaard, en wij verklaren daarom met genoegen, dat het begrootingsdébat voor de liberale partij niet zonder groote voordeelcn is afgeloopen, dat alleen aan hare kalme en waardige houding te danken is. Nadat de wet op de middelen, en credietwettcn voor de be grooting van 1867 waren aangenomen, kon de Kamer eerst den 21 Februarij jl. de discussien over de begrootingswetten aanvangen. De algemeene beraadslagingen duurden lang, en (hoofdzakelijk tot betoog, dat de vorige Kamer, 's Konings reg ten niet had aangerand en dat dc xnoWe-Keucheniusvolkomen grondwettig was. Keurden velen in den beginne, die motregen van redevoeringen ook al af, de eer der ontbonden Kamer werd er toch door gehandhaafd, want de Ministers gaven eindelijk de verklaring, dat er geen grondwetschennis in de motie lag op gesloten. Gelukkig dat het groote deel der liberalen in de Kamer, daarover geen redevoeringen hebben gehouden, want al hadden zij ook het lofwaardig voorbeeld van den Heer Thorbecke ge volgd, die eene kernachtige rede hield, welke maar vijf minuten duurde, de begrootingswetten zouden nu nog niet zijn aan genomen. Daarna ging er een storm in de Kamer op tegen den Minister van buitenlandse/ie zakendie zich den haat van velen had op den hals gehaald door de opoffering zijner persoonlijkheid, doordien hij vroeger geestverwant met Groen was, en thans als [Minister die beginselen scheen ter zijde te stellen. Velen keurden met den Heer Thorbecke die onstuimigheid op dat oogenblik af, èn om 's land« buitenlandschen politieken toestand, èn omdat niet de Heer van Zuijlenmaar de Heer Borret als het ware hoofd der partijen in dit Ministerie moet aangemerkt worden, en naar wij vernemen zon zelfs ook de Heer Thorbecke vóór huitenlandsche zaken gestemd hebbenwanneer geen kwalijk antwoord des Ministers, hem verpligt had zijne stem te wijzigen. De bcgrooting van den Minister van justitie, Borret, vond, zoo als te verwachten was, vrij wat tegenstand, omdat velen hem houden voor het hoofd der conservatieve klerikale ultramontaausche politiek, zoodat elke sten) tegen dezen Minister eene groote betcekenis had. Hiermede werd ook iu verband gebragt, het beheer van de iRoomsche, en van de Hervormde Eeredienst. Nadat de nu bestaande afzonderlijke Adminisiratien, algemeen waren afgekeurd, verlangden een groot aantal, zoowel conser vatieve als liberale leden, weder afzonderlijke Departementen voor die Eerediensten, en geen vcrceniging langer niet Justitie en Financien, orndat de Koning, zich voor deze takken van bestuur, dikwijls niet gewilde Ministers moest kiezen, daar door de vereeniging met eeredienst, de een bepaald Roomsch eu de andere, bepaald Gereformeerd moet zijn. Zoolang dc tijd niet daar is, en onzes inziens is die nog ver af, dat de kerk in den Staat, ordelijk ioezigt en beveiliging ontberen kan, helpen wij hopen dat er weder afzonderlijke departementen voor Eere diensten zullen worden ingesteld. Het hoofdstuk binnenlandsche zaken werd door bijna allen, ook door den Heer Thorbecke goedgekeurd, vooral omdat de Minister Heemskerk verklaarde, dat hij de wet op het lager onderwijs niet wilde veranderen. Hoe wij des Ministers ver klaring ook toejuichen, zoo begrijpen wij niet hoe de orthodoxen en klerikaalCatolieken dit Ministerie nog kuunen steunen zooals ze doen? Voor de budgetten van Oorlog en Marine hadden de Mi nisters hunne beoordeelaars in de Kamer gevonden. Die hoofd stukken werden, na zeer belangrijke discussien, op grond der door de Ministers in de zaken aan den dag gelegde beginselen, in weerwil van dc verhoogde cijfers, aangenomen. Tegen het hoofdstuk Finanlien was eenigen tegenstand, omdat men den Minister niet berekend achtte voor zijne groote taak, en omdat men volhield dat de begrooting met een tekort sloot, zonder dat dit door buitengewone inkomsten gedekt werd. Bij de beraadslagingen over het departement van Koloniën, toonde die Minister weifelmoedigheid; de liberalen in de Kamer, vermeenden evenwel dat de Minister Trakranen in de gelegenheid gesteld moest worden, om de wet te verdedigen, op de uitgifte van vjoesie gronden in Indiè, waarom zij meerctideel vóór des Ministers begrooting stemden. De reeks werd gesloleu door de wet op de onvoorziene uit gaven. Volgens parlementaire gewoonte, waarvan ook nu weder werd gebruik gemaakt, beteekent eigenlijk de stemming over deze wet, of men het Ministerie wenscht te bestendigen of niet, en al of geen vertrouiven schenkt. Er stemden 24 tegen en 44 vóór die wet Thorbecke afwezig.) De leden die tegen stemden cn zich dus tegen het Ministerie verklaarden, warenGeertsema, van Blom, Dumbar, van Kerk wijk van EekVirulijvan Limburg Brouwer, de Roo, van der Linden, van der Maesen, Heemskerk, Blom, Beens, Dam, Kerstens, Jonckbloet, Guljé, Ilejdenrijk, MoensFransen van de Vutte, Keuchenius, Fokker, Westerhof eu Dullert. Waren er nu onder de vóórstemmers eu afwezige leden nog enkele liberalen, dan toont toch het cijfer aan, dat de liberalen hun doen cn laten in de Kamer met kalmen ernst behooren te overwegen. Wij mogen het betreuren, maar te ontkennen is het niet, dat zij nog dc minderheid hebben. Slechts door eene loiiale eu waardige beoordeeling van zaken, zonder inmenging van persoonlijke antipathien, zullen anderen, vooral die leden welke nog geen bepaalde partij in dc Kamer gekozen hebben, genoopt wordenzich bij de liberalen aan te sluitenwelke alleen langs dien weg de meerderheid herwinnen zullen. Wij verheugen er ons in, die onderlinge aaneensluiting in liberalen zin, en wel weder ouder de vaan van den Heer Thorbecke, reeds uu te hebben opgemerkt, en gaan de liberalen in de Kamer op den nu ingeslagen weg voort, dan hebben wij van het te genwoordig bewind, weinig meer te verwachten, want wij zagen zelfs reeds volgelingen der Ministers zich nu en dan bij de liberalen aansluitenen er is bijna geen een lid iu de Kamer, dat dit Ministerie van harte kon verdedigen. Ten slotte blijven wij daarom onze liberale Vertegenwoor digers toeroepen: gedenkt aan de leus onzer Vaderen: Eendragt maakt magt inti Londen, 12 April. De bezoldiging van het policie- personeel hier ter stede is dezer dagen aanzienlijk verhoogd. De wijze, waarop menschen van verschillende natiën vrijwillig den armen kapitein Cassey onderstand verleenen is inderdaad een verblijdend bewijs van den kosraopo- litischen geest dezer eeuw. Zooals bekend is, was kapitein Cassey gezagvoerder van het schip „Jane Lowden" dat j in den Atlantischen Oceaan vol water liep. 33 dagen vond de arme man een toevlugtsoord in den top van den grooten mast, en was hij gedurende 28 dagen geheel zonder voedsel. Toen hij gered werd (hij was de eenige overlevende) woog hij slechts 42 ponden, en moest de amputatie van de helft zijner vingers en teenen ondergaan. Hij werd naar Holland gebragt, waar de Hollanders die, koudbloedig als zij zijn, nogtans de Engelschen zeer genegen zijn hem met de grootste hartelijkheid be handelden, en sedert 200 p. s. (2400 gulden) ter zijner ondersteuning hebben byeengebragt, welke som, gevoegd by de 400 p. s.die hij van het Thames Police Court heeft ontvangen, hem in staat stellen op nieuw de reis door het leven te beginnen, die wij hopen gelukkiger te lande en te water moge zijn, dan zij nu geweest is. Het Zuiden van Italië wordt nog voortdurend door roovers onveilig gemaakt. De „Amico del Popolo" van Palermo meldt het volgende: Acht gewapende roovers 'deden een aanval op het huis van Monsignor Salvatore Amatuzzo, nabij deze stad. De eigenaar was niet te huis maar zijn vrouw sloot vastberaden de deur, weigerde die te openen, en schoot uit een venster met een buks een bandiet neder. De anderen poogden nu de deur met geweld open te breken, maar zij gaf op nieuw vuur en wondde een andere van de bende. Zij gingen nu met verdubbelde woede voort op de deur te rameyen, maar onze heldin vuurde lustig voort, en meestal met een goed gevolg. Ten laatste, nadat zij elf schooten gelost had verloren de bandieten den moed en namen de vlugt. iömtstlvlaufc. In Noord-Sleeswijk hebben meer dan 1500 man schappen van de landweer geweigerd den gevorderden eed aan den koning van Pruissen af te leggen. Die wederspannigen zullenvoor hunne straf ingedeeld worden bij verschillende regementen. 13 April. De Luxemburgsche kwestie houdt hier nog voordurend de algemeene aandacht bezig en houdt men het voor zeer waarschijnlijk dat zij tot een oorlog met Pruissen zal leiden. Parijs, 16 April. De Moniteur deelt eene circulaire mede van den minister van oorlog, gedagteekend 15 April waarbij de som tot vrijkoop van de dienst voor de miliciens der ligting van 1867 vastgesteld wordt op 3000 frs. Voor de reeds dienende miliciens is de vrijkoop voor ieder jaar, dat zij nog dienen moeten, op 600 frs. bepaald. In het jaar 1866 zijn hier te lande niet minder dan 20 personen boven de 100 jaren gestorven. De oudste Rabbi Frank, stierf te Joinville in den ouderdom van 108 jaren. Drie anderen bereikten den ouderdom vau 107, twee, vau 105, drie, van 104, twee, van 102, en twee, van 101 jaar, de vijf anderen waren maar eenige maanden over de 100 jaren oud. In andere landen zijn in dat jaar echter nog veel oudere personen gestorven: De Oostenrijksche Mijnraacl Steiner, stierf in den ouder dom van 118 jaren; de Spanjaard Pudro overleed te Tmelcen op 115 jarigen leeftijd en zou Onore Roblez, te Atixtla in Mejico den ouderdom van 133 jaren be reikt hebben. Door de inwoners van het Luxemburgsche kanton Remich is aan Z. M. den koning der Nederlanden, groothertog van Luxemburg, een adres gerigt, dat door het grootste gedeelte der mannelijke bevolking onder teekend is. Iu den tijd van twee dagen was het van 3000 handteekeningen voorzien en daarna is het naar 's Hage opgezonden. De inhoud van dat adres luidt als volgt: „Allerdoorluchtigste, grootmogende heer en koning groothertog!" „De ondergeteekenden, inwoners van het kanton Remich, wagen het om, doordrongen van eerbied, de vrijheid te nemen Uwe Koninklijke Majesteit de wen- schen te doen kennen, waarmede de harten van alle inwoners in deze streek zijn vervuld. Sedert langen tijd zijn er onrustbarende geruchten in omloop, dat de onafhankelijkheid van het groothertogdom in gevaar wordt gebragt, en waarbij eene inly ving van ons dierbaar vaderland bij Frankrijk in het vooruitzigt wordt gesteld. Aangezien bij deze gelegenheid verschillende huiten landsche bladen onzen wenscli tot handhaving onzer zelfstandigheid, alsmede onze oude, trouwe gehechtheid aan ons regtmatig vorstenhuis in twijfel hebben ge trokken, zoo achten wij 'teene heilige pligt, om Uwe Koninklijke Majesteit op de plegtigste wijze te ver zekeren, dat wij geen inniger wensch koesteren dan die, om onder den weiwillenden scepter van het allerdoor- luchtigste huis van Oranje te verblijven. Door onze gehechtheid aan ons geliefd en zeer geacht vorstenhuis, met het oog op onze zeden en gewoonten, onze taal en eindelijk onze materieele belangen, zou het verlies onzer zelfstandigheid en de inlijving bij een anderen staat ons het zwaarste offer toeschijnen. Aangezien Uwe Konink lijke Majesteit ons sedert den tijd, dat wij het geluk hadden om onder uw mild bestuur te staan, tallooze bewijzen uwer vaderlijke zorgen en grootmoedigheid heeft gegeven, wagen wij het ons tot uw te wenden met de alleronderdanigste bede, ons dierbaarste goed als vroeger te willen beschermen en handhaven. In het vaste vertrouwen dat onze bede eene welwillende aandacht zal geschonken worden, hebben wij onder geteekenden de eer ons te noemen „Uwer Koninklijke Majesteits eerbiedigste Dienaren en trouwe Onderdanen. Remich9 April. „Aan Z. M. Willem JII, Koning der NederlandenGroothertog van Luxemburg Deventer, 15 April. Een verschrikkelijk on weder gepaard met zware bliksemstralen en hevige hageljagt, ontlastte zich in den afgeloopen nacht boven deze stad, hetwelk bij den sterken storm, die reeds gisteren den geheelen dag woedde veler harten met schrik vervulde. Gelukkig hoort men niet van groote ongelukken. Het water blijft daarbij klimmende, zoodat de Worp en de lagere Geldersche doelen van den omtrek even als voor eenige weken geheel onder zijn geloopen. De aard appelen, die reeds gepoot waren hoeft men hier en daar op moeten nemen en de weilanden zullen waarschijnlijk veel van deze nieuwe overstrooming lijden en laat gras opleveren. De schipbrug, die zeer gespannen staat, heeft men evenwel nog niet weggenomen. 's Graveuhage, 15 April. Het rapport van den Franschen ingenieur omtrent de Schelde-kwestie is hier ontvangen, het is geheel ten gunste van Nederland. Het rapport van den Pruissischen ingenieur is confidentieel aan den Pruissischen gezant alhier, maar noch aan de regering alhier, noch aan die te Brussel medegedeeld. Het is ook gedeeltelijk gunstig voor Nederland. Sommelsclyk, 13 April. Heden is door den kantonregter alhier instructie gehouden in eene zaak tegen eene stiefmoeder, die verdacht wordt haar twee jarig aangehuwd zoontje zóó wreedaardig te hebben mishandeld, dat de dood daarop gevolgd is. Het lijkje is aan een geneeskundig onderzoek onderworpen en ofschoon uit den aard der zaak het resultaat daarvan vooralsnog onbekend is, zoo schijnt er toch zooveel vermoeden van schuld tegen deze vrouw te bestaan, dat zij voorloopig in het huis van bewaring is opgesloten. De publieke opinie is uitermate tegen haar gestemd, omdat zij bekend staat als eene zeer hardvochtige vrouw en het gerucht zelfs wil, dat zij reeds in de maand February dezes jaars pogingen zou hebben aangewend om dat kindje van kant te maken. Zicrikzee, 18 April. Door den gemeenteraad is tot leeraar in de geschiedenis, aardrijkskunde en Nederl. taal bij de hoogere burgerschool alhier benoemd de heer J. 11. T. de Vogel, litt. en theol. cand., hulp prediker bij de Waalsche gemeente te Leiden. Van de 75 door de Kerkelijke Courant in haar jongste nommers opgegeven hervormde gemeenten hebben zich 41 voor het behoud van den bestaanden voet van be noeming en beroeping, en 34 voor verandering verklaard. Na de ondankbaarheid van het huis van Oranje jegens Duitschland betoogt te hebben, toont de Köln. Zeit. thans de roekeloosheid aan van het plan om Luxemburg aan Frankrijk af te staan. Daaruit toch zou een oorlog ontstaan en nu geeft zij de drie uit komsten van zulk een oorlog aldus aan. Vooreerst Frankrijk zegepraalt; dan maakt dit zich meester van den Rijn en Belgie; de Franschen naderen tot de Moer dijk en het zal dan niet lang duren of, even als ten tijde der Bataafsclie Republiek, zullen zij Nederland als een Fransche aanslibbing inlijven. Het tweede geval is dat Pruissen overwint. Dan worden Lotharingen en de Elzas Duitsch en men kan zich wel voorstellen, zegt het blad. hoe Pruissen zich dan gedragen zal tegenover het land, dat het dien oorlog op leven en dood op den hals heeft gehaald. Het derde geval is dat Frankrijk en Pruissen, begrijpende dat over zulk een moordenden krijg Rusland eu Engeland in hun vuistje lagchen, na eenige veldslagen de zaak bijleggen en den buit verdeelen. De Köln. Zeit. met ons deerniswaardig lot begaan geeft ons den raad om door eene groote demonstratie te toonen, dat wij niet alleen onschuldig zijn aan den afstand van Luxemburg maar hem afkeuren en veraf schuwen. De Köln. Zeit. zou, als zij onze bladen las,Mweten, dat de afstand van Luxemburg, wanneer hij eenvoudig eene daad van vorstelijk welbehagen was, bij nieniaud bijval vinden zou. De afstand om dringende redenen van staatkunde, zelfs gepaard gaande met opofferingen van 's konings zijde, kan door geen enkel Nederlander gelaakt worden. En wat die demonstratie betreft wij hebben in ons constitutioneel land, waar de pers en bet woord vrij zijn, betere middelen om de meening des volks aan de kroon kenbaar te maken dan demon stratie, hetzij door adressen, hetzij door optogten. Van dat regt heeft de heer Thorbecke in de Tweede Kamer ten aanzien van Luxemburg reeds gebruik gemaakt. Gemon^de berigten. Het is opmerkelijk, dat overal waar scherpschutters-ver- eenigingeo worden opgcrigt, dat dit gedaan wordt Joor de conservatieven, en dat er door de liberalen mede gespot en gelagehen wordt. Zoo haalt de heer Buys een coupletje uit de Gijsbrecht van Amstel aan, dat luidt: »Ick waarschuw u, mijnheer, Eer we overrompelt worden, De triomfeerder stelt Zijn vaendcls in slaghorden; Men voert de stormbrug aan, Men steekt er de trompetten, 't Is over lijdt den muur En torens te bezetten." Nog altijd is het Luxemburg dat in alle talen op de lippen zweeft van de diplomaten van Europa. Frankrijk heeft er zin in, niaar het is bezet door Pruissen, en om er die uit te jagen zal niet gemakkelijk gaan, zelfs al was Luxemburg verkocht

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1867 | | pagina 1