T
No. 2539.
25s,e Jaarg.
Woensdag 22 Augustus I860.
Nieu wstij d ingen.
Ulwuirtllsit.
ZIER1KZEESCHE NIEUWSBODE
Men abonneert zich:
In Nederland bij den Uitgever.
Bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren.
In Noord-Amerika bij J. QUINTUS, te Grand Kapids, Staat Michigan.
Abonneineiits-Prys:
VOOR BEIDE UITGAVEN.
Voor 3 maanden1,30.
Pranco per post, in Nederland- 1,60.
Voor Noord-Amerika, franco New-York- 3,90.
Yerschijnt:
Op Woensdag en Zaturdag.
A dvertentiën:
10 cent voor eiken regel.
Zegelregt voor iedere plaatsing, 35 cent.
De inzending der Advertentiën kan geschieden tot
Dingsdag en Vrijdag, des voormiddags 10 ure.
Bureau:
Zierikzec, Hoek van de Schuithaven, B, No. 94.
Brieven en Ingezondene Stukkenfranco.
3 CV
MEID
ÏIJBERGHE.
JUNGIUS.
L
in ihjiuVUJI
5 Augustus 1781.
ZEESLAG OP DOGGERSBANK, TUSSCHEN DE EN-
GELSCHEN EN DE NEDERLANDERS.
De Hollandsche vloot was dan weder te Texel en het
Vlie teruggekeerd, oin gerepareerd te worden, ten einde
andermaal in zee te gaan om de Engelschen op te zoeken
en weder slag te leveren. Dit echter ging zeer lang
zaam, terwijl de overige schepen van oorlog zich mede
in een zeer slechten staat bevonden. Dit schip ontbrak
zeilen, het andere ankers, sommigen waren de masten
aan stuk en weder anderen waren lek. Ook aan proviand
ontbrak het en dat in de magazijnen was, was meest
bedorven.
Op last van de Staten werd er elk oogenblik krijgsraad
belegd, en de rapporten luiden altijd: dat het eene
roekelooze daad zoude zijn en eene gewaagde zaak, om
met zulk eene gebrekkige vloot zee te kiezen.
Intusschen gingen de Engelschen voort met het nemen
van schepen, waardoor de Hollandsche reeders en koop
lieden onnoemelijke schaden werden toegebragt, waar
over zoo wel bij den prins als bij de Staten onophoudelijk
klagten in kwamen, hoewel er weinig aangestoord werd.
Het scheen dan ook dat men Kever zoude gezien
hebben, dat de Engelschen zich van de geheele vloot
van Zoutman hadden meester gemaakt, zoowel als van
de rijke koopvaardijvloot. Dit beginsel was bij velen
geen geheim meer, want men kwam er in de Staten
rond voor uit dat het onverstandig was om aan Engeland
niet onderdanig te zijn. //Men moet," zeide een afge
vaardigde, //het met Engeland nooit tot het uiterste
z/laten komen, want met een oorlog met haar zouden
„wij ontheupt worden!"
Zelfs heeft men wel beweerd dat de zee-officieren een
wenk waren gegeven om op de Engelschen niet te schieten.
Het was dus als ten tijde toen prins Willem de derde
Stadhouder was en koning van Engeland, die meer om
de Engelschen gaf dan om de Nederlanders, dat de
eeuwige schandelijke moord van de gebroeders de Wit
ten gevolge heeft gehad.
Harde vragen werden er dan ook aan de Staten ge
daan, zoo als bij voorbeeld:
Waarom in 1781 de voorhanden zijnde oorlogschepen
niet hij tijds in gereedheid gebragt, om den vijand in
de Noordzee alle mogelijke afbreuk te doen?
Waaraan moet het worden toegekend, dat, daar men
eene volledige toezegging heeft gehad, om de schepen
welke op Doggersbank waren slaags geweest, zoo spoe
dig mogelijk te repareren, men daarvan niets heeft zien
gebeuren?
Waarom de oorlogschepen die den geheelen zomer in
de Middellandsche zee hebben doorgebragt, zonder den
vijand eenig nadeel toe te brengen, niet tot een ander
einde gebruikt?
Waarom niet een aantal fregatten in zee gezonden
om op de kusten de Engelsche strooperijen tegen te gaan?
Of het waarheid is, dat, zoo als vele binnengekomen
schippers verhalen, onder het gezigt der vloot te hebben
gezeild, zonder gepraaid te zijn, of eenigen bijstand
hebben aangeboden?
Uit alle koopsteden werden dan ook krachtige ver-
toogen aan de Staten ingezonden en ook uit Zierikzee,
waarvan hier een klein uittreksel van dato 12 Julij 1782.
z/Dat hun Edel Achtbare reeds van den aanvang van
dezen oorlog met verwondering hebben gezien de on
begrijpelijke traagheid en onverschilligheid, waarmede
gehandeld werd, om te verdedigen het Vaderland en de
koloniën, enz.
Dat Zijne Doorluchtige Hoogheid verzocht wordt, zon
der verder uitstel, zoodanige orders te stellen, dat 's lands
schepen van oorlog in gereedheid worden gebragt om
met vertrouwen in zee gezonden te kunnen worden, enz."
Was geteekend:
C. Evertsen.
Als altijd liepen de gevoelens over de oorzaak der
rampen die Nederland troffen, uiteen, zoowel als over
de maatregelen die genomen moesten worden om die
rampen te verzachten. Zoo waren degenen die het meest
te zeggen hadden van oordeel dat het eene straf der
Voorzienigheid was, en verordineerden een biddag, op
welke de gebeden moesten luiden
Eene r egt vaardige Voorzienigheid die ons zoo lang te
vergeefs heeft aangemaand en zijne kastijdingen toege
zonden, nadat alle waarschuwingen onverzettelijk zijn
verwaarloosd, blijft nog aanhoudend ons door zijne oor-
deelen bezoeken.
Aangetast door een magtigen vijand hebben wij moe
ten ziendat onze zeevaart en koophandel gevoelige
slagen zijn toegebragt.
In het midden van deze duistere en bekla,gelijke ver
tooningen zijn de zonden en ongeregtigheden des volks
geenszins verminderd, maar alles schijnt in den vorigen
staat te zijn gebleven, enz.
Geheel anders dachten degenen er over die hunne
schepen genomen werden en die totaal werden geruï
neerd, terwijl bij het zee- en krijgsvolk allen moed werd
uitgedoofd, zooals blijkt uit de volgende dichtregelen
Zeeman.
Hobbelend, tobblent element,
'k Heb u van mijn jeugd gekend
En bij dag en nacht bevaren
Maar nu laten wij de zee
Aan een roover'k moet deez' ree
Als een hond zijn kot, bewaren.
Oorlogsman.
Moedig, spoedig pleeg mijn hand,
Tot de dienst van 't Vaderland
De geduchte kling te voeren;
Maar sinds Neêrlands fiere leeuw,
Zich niet stoort aan 't Britsch geschreeuw
Jaag en vink ik bij de boeren.
Koopman.
Rijk, gelijk een magtig vorst,
Die een kroon en scepter torst
Pleeg eertijts mijn staat te wezen;
Maar sinds onze koopvaardij
Bukken moet voor rooverij
Moet ik bittere armoe vreezen.
Visscher.
Netten zetten, want de fuik,
Volgens een aloud gebruik,
Was mijn noest beroep voorheenen;
Maar nu ons de Britsche haat,
Drukt, en elk ons hulploos laat,
Ziet men oud en jong thans weenen.
Burger.
Klagendvragendschreeuw ik uit
Waarom is er geen besluit,
Tot 's Lands redding toch gekomen?
Waarom geen geduchte magt,
Als weleer bijeen gebragt,
En iets moedigs ondernomen?
De Waarheid.
Twist en list in 't Staatsbestuur
Dooven 'tgloeijend heldenvuur;
Vrijheid moet voor tweedragt beven;
Ach'k voorzie 's Lands ondergang
Lieve vrijheid zal eerlang,
Afgepijnd den doodsnik geven.
Visscher.
Zanden, stranden, hei en duin,
Dor en kaal, gelijk mijn kruin,
Daar geen vette kudden wonen;
Daar men niets hoort dan 't geschreeuw
Van een raaf of schorre meeuw,
Zullen dra ons land vertoonen.
Letterlijk zijn die profetiën vervuld gewordenen na
den vrede kwam het jaar 1787, dat wij mogelijk in Sep
tember zullen gedenkenals wanneer die gebeurtenis
te Zierikzee dan jarig is. Wordt vervolgd
De Times bevat een overzigt over den staat der finantien
van de Vereenigde Staten. Om de kosten van den oorlog
te dekken moeten de Noord-Amerikanen tegenwoordig
buitengewoon hooge belastingen opbrengen en de ont
vangst der schatkist, welke in het jaar 1863 707 millioen
dollars beliep, bedraagt nu 1078 millioen. Het regt der
patenten is evenzeer verhoogd en een schaarslijper moet
20 dollars betalen om in de straten zijn ambacht te mogen
uitoefenen. In weerwil van deze verbazende inkomsten
komt men nog te kort en kunnen de uitgaven niet gedekt
worden. Het departement van Marine betaalde in 1863
alleen aan herstellingen en nieuwe werken 33 millioen
dollars. Het departement van oorlog heeft gedurende de
oefeningen der troepen, welke den 30sten Junij 11. af-
geloopen zijn, 300 millioen dollars uitgegeven. Hieruit
blijkt, zegt genoemd blad, dat de legerkorpsen eener
republiek niet minder kosten dan de staande legers van
de Europesche Staten. Op dit oogenblik bedraagt de
Amerikaansche schuld 2750 millioen dollars, terwijl de
schatkist slechts 137 millioen bezit.
PlyiiTLOivfcli, 16 Aug. De Norcetnan is van de
Kaap alhier aangekomen. De bemanning eener sloep,
behoorende tot het Fransche schip Fultonis door de
wilden van Nieuw-Caledonie gedood, toebereid en op
gegeten. De equipage van de Fulton heeft als wraak
neming 150 inlanders gefusilleerd en dorpen in brand
gestoken.
Den 15 Junij 11. is van Sydney de eerste goederen
en personen expeditie, vertrokken naar Engeland over
Nieuw-Zeeland en de landengte van Panama. Aan deze
laatste plaats is die boot den 20 Julij aangekomen. In
vier uren wordt per spoor het traject over de landengte
gemaakt. Den 23 Julij is men van het Oostelijke punt
der landengte, Colon, over Jamaica, Haiti, St. Thomas
eiland, langs de Azoren, waar men ook aanlegtnaar
Southampton vertrokken aldaar is men 12 Aug. aan
gekomen. De geheele overtogt heeft 58 dagen geduurd.
In ceu kolenmijn te Hiiigh in Ierland werd een arbeider
door twee zijner makkers gegrepen en in den oven eener stoom
machine geworpen, waarin hij oogenblikkelijk tot asch verteerde.
Ofschoon deze afgrijselijke daad door niemand werd gezien, en op
de beide moordenaars niet de geringste verdenking viel, werd zij
toch door een hunner in dronkenschap door een onvoorzigtige
uitdrukking verraden, waarop hunne aanhouding en spoedig
daarna de bekentenis hunner misdaad volgde.
O
16 Aug. Gisteren zijn te Dresden de
officiële verlieslijsten van het Saksische leger publiek
gemaakt. Daaruit blijkt, dat zijn gesneuveld 27 officieren
en 238 soldaten; gekwetst hS officieren en 1249 soldaten;
vermist 609 officieren en soldaten, te zamen 81 officieren en
2095 onderofficieren en manschappen. Het geheele Sak-
sischeleger, met uitzondering van de dépots, de reserve
en denietstrijdenden telden 30,000 man met 600 officieren.
Het verlies is dus ongeveer 14 pCt. voor de officieren
en 7 '/2 pCt. aan manschappen, derhalve veel minder dan
men verwachtte.
Een soldaat van het 6de Rijnlandsche infanterie-
regement schrijft uit Horn in Bohemen dat de cholera
in dat regement zoodanig lieersclit dat binnen den tijd
van 12 uren 30 soldaten aan die ziekte gestorven zijn.
Die ziekte heerscht in hevigen graad niet alleen in dit
enkele regement, maar in geheel het Pruissische leger
in Bohemen. Een inwoner van Keulen, tot hetzelfde
regement behoorende, schrijft van den 7den dezer
eveneens dat de cholera hevige verwoestingen aanrigtte.
In de hospitalen waren er den vorigen nacht 48 aan
de cholera gestorven. Men schrijft de oorzaak van het
snelle toenemen der cholera toe aan de slechte voeding
der militairendie dikwijlsdaar zij weinig voedsel
bekomen, nieuwe aardappelen uit de velden graven om
hiermede hun honger te stillen, terwijl het vele water
drinken na groote vermoeijenissen, hiertoe tevens zeer
veel zou hydragen.
Men schrijft uit Aken aau UEtoile Beige:
Gij zult waarschijnlijk met belangstelling een gerucht
vernemen, hetwelk hier zeer algemeen verspreid is.
Pruissen en Frankrijk zouden reeds vóór den oorlog
zich met elkander verstaan hebben; thans zou men
slechts eenigzins komedie spelen om de Duitsche eigen
liefde niet te zeer te kwetsen. Met het oog hierop
worden dan ook alle jongelieden beneden de dertig jaren
onder de wapenen geroepen. Frankrijk heeft echter van
Pruissen Saarbrück met zijne rijke steenkolenmijnen
gekocht voor tachtig millioen thalers, welke reeds vooraf
betaald zijn. Daardoor zou ook een licht opgaan over
de ontzaggelijke transporten van geld, welke Aken langs
den Rijnspoorweg hebben gepasseerd.
//Overigens werkt men sedert veertien dagen met ijver
om de vestingwerken van Maastricht in staat van ver
dediging te brengen." (Dit laatste berigt wordt door
Hollandsche bladen bevestigd.)
Uit Pruissen schrijft men eenstemmig bijna iu alle dagbla
den dat de gevangenen aldaar over de behandeling ten hunnen
opzigte zeer tevreden zijn.
Een onzer correspondenten deelt ons daaromtrent het volgende
mede, waaruit hij onze lezers wil laten oordeelen, of men zoo
iets eene vriendelijke bejegening kan noemen.
Te Wezel bevinden zich circa 1400 krijgsgevangenen, zoo
als Oostenrijkers, Saksen, Beijcrschen, Darmstadters, enz. Des
voor- en namiddags werken zij aldaar met schop en kruiwagen
aan een exccrcitieplein onder streng toezigt 2 uren, dat is per dag
4 uren. Dat deze dwangarbeid niet van harte en zeer traag gaat,
is zeer natuurlijk, ook dat vele vloeken daarvan het gevolg zijn,
maar ounatuurlijk en onmenschclijk noemt hij het, om in plaats
van een paard een Oostenrijker voor de kar te spannen.
Vau deze lieve Pruissische behandeling is hij ooggetuige ge
weest op dingsdag den 14 dezer des namiddags ten 3 ure,
even buiten de Berliner thor te Wezel.
Ieder was slechts op zijne eigene veiligheid bedacht.
Die nedervielen werden onbarmhartig vertrapt. Dit ver
schrikkelijk tooneel duurde ongeveer 10 minuten. De
soldaten hielden zich aan het gegeven bevel en alle
personen, die zich op de brug bevonden, zonden omgeko
men zijn, wanneer het volk, den geduchten tegenstand,
dien het op de brug ontmoette, moede, niet achteruit
geweken was.
Hartverscliurend was het schouwspel dat de brug aan
bood. Tusschen de 30 en 50 mannen, vrouwen, meisjes
en kinderen (het getal is nog niet met juistheid bekend)
lagen dood op den grond, en men telde meer dan honderd
min of meer zwaar gewonden. Het aantal hunner, die
bovendien ligt gewond werden, moest ongeveer 300 be
dragen. Velen hadden echter nog de kracht zich voort
te slepen. Treffend was het te zien hoe hier een man zijne
vrouw, daar eene moeder haar kind, een jongeling zijne
bruid zocht. Geneeskundige hulp werd spoedig verleend.
De autoriteiten, die de oorzaak van het ongeluk waren,
wendden alles aan om de verwonden te verplegen en
hun lot te verzachten. In den faubourg Saint Germain,
waarheen de dooden en gewonden overgebragt werden,
heerschte ontsteltenis. De Place de la Concorde en de
Champs Elysées bleven echter in feestgewaad. Men ver
nam daar niets van hetgeen op honderd schreden afstand
was voorgevallen. De politie had namelijk terstond de
straten, die op de brug uitloopen, laten afzetten.
Antwerpen, 16 Aug. De brand is geconcen
treerd, en alle gevaar voor de omliggende pakhuizen
en gebouwen is geweken. Eene brigade pompiers waakt
dag en nacht bij de plaats des onheils, omdat het vuur
hetwelk onder de goederen smeult, die op de plaats van
de groote Zwaan liggen, en min of meer met petroleum
zijn doortrokken, van tijd tot tijd nog opvlamt. Gedurende
den nacht zijn eenige muren ingestort, maar zonder
ongelukken te veroorzaken.
De Koning heeft 25,000 frs. ter beschikking van
den minister van hinnenlandsche zaken gesteld, om te
dienen tot leniging van den nood der behoeftige nagelaten
betrekkingen van de aan cholera overledenen.
tl'
Op den Pont de la Concorde te Parijs heeft bij ge
legenheid van het Napoleonsfeest een groot ongeluk
plaats gehad, waarvan de politie zelve schuld had. Zij
had namelijk de brug aan den regteroever laten afzetten.
De soldaten, die daar hadden post gevat, lieten niemand
door, en toen de volksmenigte, nadat het vuurwerk was
afgestoken, zich van den linkeroever der Seine naar de
brug bewoog om de illuminatie op de Place de la Con
corde te gaan bezigtigen, werd het gedrang op de brug
zoo groot dat niemand meer door kwam. De duizende
personen, welke daar vereenigd waren, aan den eenen
kant door de soldaten teruggedrongen, aan den anderen
meer en meer in het naauw gebragt door de menigte
die nog steeds toenam, waren ten einde raad toen
plotseling een hoop gepeupel midden door het volk heen
drong. Nu steeg de verwarring ten top. Eerst hoorde
men het gillen eener vrouw, toen een vreesselijk hulp
geschreeuw, op eene akelige wijze afgewisseld door het
gekerm der stervenden en gewonden. Ieder zocht zijn
leven te verdedigen. Er volgde een wanhopige strijd,
waarbij niemand meer aan zijne bloedverwanten dacht.
Zwolle, 17 Aug. Gisteren in den vroegen ochtend
kwamen hier uit de omstreken van den Ham, Hardenberg,
Ommen, Oldenbroek en Nunspeet, eenige wagens aan,
met mannen, vrouwen en kinderen, die per stoomboot
naar Amsterdam vertrokken zijn, om over Rotterdam naar
Antwerpen en van daar naar Michigan in Noord-Ame
rika te vertrekken, ten einde zich aldaar te vestigen.
Onder de passagiers bevonden zich eenige welgestelde
lieden, die zich van al hunne roerende en onroerende
have ontdaan hadden, en de gevaren eener zeereis, met
den aankleve van dien gingen ondernemen, uit de dwaze
zucht, om in den vreemde te zoeken, dat ruimschoots in
ons Vaderland te vinden is. Wij vernamen dat de reis
op aanraden en onder geleide van iemand die voor eenige
jaren onbemiddeld naar Amerika vertrok, en nu zeer ge
fortuneerd is, zoude plaats hebben, en dat, indien de nu
vertrokkenen van de plaats hunner bestemming goede
berigten overzenden, nog verschillende huisgezinnen zul
len overgaan. Wij vinden het betreurenswaardig dat
zooveel nijvere menschen en met hen zooveel kapitaal,
voor ons Vaderland verloren gaan.
Meppel, 14 Aug. Eerlang zal de regtbank heb
ben te beslissen over eene zaak, in betrekking tot het
al of niet regt hebben van armbesturen, op nagelaten
goederen door verpleegden. Zekere Prinsje Frank, door
het Israëlitisch armbestuur bedeeld, had bij haren dood
ƒ250 in zilver en ƒ14 aan centen, in eene kist verborgen
achtergelaten, eene betrekkelijke aanzienlijke hoeveelheid
linnen en andere goederen. Een en ander, door gezegd
armbestuur in ontvangst genomen, wordt door de familie
opgeëischt. Belangstellend ziet men den afloop te gemoet.
Snoeit, 14 Aug. De vrij hooge toren van het dorp
Nijlandgemeente Wymbritseradeeldie onrustbarend
scheef stond en met korten tijd dreigde om te vallen,
is, als door een wonder, weer regt op gezet. De gedachte
van dit werk, in het brein van een timmermansknecht
opgekomen, later door zijn baas overgenomen en uitge
werkt en door den Heer Troost, architect, goedgekeurd,
mogt eindelijk ook de ondersteuning der kerkvoogden er
langen en zoo tot een goed einde komen. Door langzame
onderboring en wegruiming van aarde van onder de
hooge zijde der fondamenten, is men er in geslaagd den
toren weder in zijn evenwigt te krijgen.
Amsterdam, 17 Aug. In eene der wachtkamers
van het paleis van justitie alhier werd gisteren een dief
stal gepleegd, die getuigd van zeldzame behendigheid
en brutaliteit eener vrouw. Onder de getuigen, door de
arrondissements-regtbank opgeroepen, bevond zich ook
eene vrouw, die van eene dame, welke zich mede daar
bevond om getuigenis af te leggen, terwijl zij met haar
sprak, een gouden armband ontvreemdde, welke op ge
wone wijze met een slot en bovendien nog met een goud
kettingje om den arm bevestigd was, zonder dat de
dame iets bespeurde van den diefstal voor dat zij daarop
door een ander was opmerkzaam gemaakt. Toen nu de