J. J. VAN KERKWIJK,
IVieuwstijilingen.
JFrantlirtjfi.
i, en drukte hij het verlangen uit dat aan deze
onbillijkheid een einde zou worden gemaakt.
Bij gelegenheiddat door de Regering gelden
werden aangevraagd lot bestrijding der kosten van
de veeziekte, verzocht de heer van KERKWIJK
dat de Regering krachtiger zou handelendan zij
tot nu toe gedaan had. Hij keurde het gedrag der
Regering af en verlangde, dat het nemen van maat
regelen niet zou worden overgelaten aan de Ge
meentebesturen maar dat dit zou uitgaan van de
Regering. Tevens drong hij er op aan, dat het
cordon niet langer zou loopen ten Zuiden van het
eiland Goerée en Over/lukkenmaar langs het Ha
ringvliet en het Goereesche gat. Aan dat billijk
verlangen is gevolg gegeven.
Daar door het verbod van invoer van vee uit
Nederland in Kngeland, groot nadeel was toegebragt
aan veel landbouwers, die reeds contracten tot le
vering van vee naar Engeland gesloten hadden, in
terpelleerde hij op den 24 April I860 de Regering
over deze zaak, en gaf hij het verlangen te kennen,
dal deze al het mogelijke zou doen 0111 tot opheffing
van dit verbod te geraken.
De heer van KERKWIJK aanvaardde het lidmaat
schap der Kamer in de zitting van 18021803,
toen bijna alle wets-ontwerpen reeds waren inge
diend. Wij zullen daarom van dat zittingjaar niet
gewagen, tnaar de volgende jaren nagaan en zien,
over welke wets-ontwerpen hij tot rapporteur werd
benoemd
I11 de zitting van 18G3-1864 was hij rapporteur
over 12 wets-ontwerpen, waaronder dat tot verhoo
ging van den accijns op het zout. Als rapporteur
over dit laatste ontwerp, werden de gebreken daar
van door den heer van KERKWIJK zóó duidelijk
uiteengezet, dal de Minister het wets ontwerp introk.
In de zitting van 1804-1805 was hij rapporteur
over 17 wets ontwerpen, waaronder de begrootingen
van Oorlog en Marine, en in het zittingjaar I860
1860 over 18 wets-ontwerpen, waaronder weder
de begrootingen van Oorlog en van Marine en die
voor den aanleg van Staatsspoorwegen.
Deze cijfers en den aard dier wets ontwerpen be
wijzen genoegzaam dat de heer van KERKWIJK
het vertrouwen zijner medeleden geniet. Daaren
boven werd hij herhaaldelijk benoemd tot lid van
verschillende Commissien.
Hoewel de heer van KERKWIJK veelmalen het
gevoelen van het Ministerie Tiiorbecke deelde, zoo
blijkt toch uit het voorgaande onwederlegbaar, dat
hij het niet stelselmatig ondersteunde; maar dat hij
steeds open voor zijn gevoelen uitkwam, waar het
wets-ontwerpen gold, met welker beginselen hij zich
niet kon vereenigenen dat hij de gebreken en
verkeerde inziglen van dat Ministerie onpartijdig en
onafhankelijk durfde aantoonen. Tol staving hiervan
wijzen wij er op: dat hij stemde tegen het voorstel
van het pantseren van schepen-, tegen de bankwef,
het vernieuwingsfonds voor spoorwegen de begroo
ting van Marine voor 1804; de personele belasting enz.
Toen het eerste wets-ontwerp tot verandering van
de Gemeentewet werd voorgesteld, stemde de heer
van KERKWIJK, als lid van den Raad der gemeente
's Gravenhnge voor het adres aan de Staten-Generaal,
hetwelk een verzoek behelsde tot verwerping dier
wetsvoordragt. Eerst toen dat wets-ontwerp geheel
was gewijzigd, stemde hij er voor.
Dat de heer van KERKWIJK veel belang stelt in
den landbouw, bewees hij door zijne krachtige be
strijding van het wets-ontwerp op -Ie personele be
lastingdat ten doel had de landbouwers en de
bewoners van het platte land en de kleine steden
zwaar te belasten. De Afdeeling Overflnkkée der
Hollandschc Maatschappij van landbouw zond hem
een dankadres voor zijne houding in deze, die zoo
veel had bijgedragen lot verwerping der wet.
Herhaaldelijk verlangde hij den afkoop der tienden
en aan zijnen aandrang is toe te schrijven het tot
stand komen cener wet lot afkoop der tienden van
het kroondomein. Hij d rong er ook op aandat
nu de indigo-cultuur in de Oost-Indien werd op
geheven in het belang der meekrap-cultuurzou
worden gebruik gemaakt van meekrap voor het
verwen van hel laken ten hehoeve der militairen.
Was hij geen blind aanhanger van het Ministerie
Tho[\becke, ook jegens dien Minister nam hij steeds
eene pliglmalige onpartijdigheid in acht en raad
pleegde hij steeds zijne overtuiging. Dat bewijst
zijne bestrijding van de voordragt tot inrigting eener
bouw-commissievan de maatregelen omtrent de
quarantaine, het stemmen vóór de motie van den
heer van Heemstra tot afkeuring der gedragslijn
van den Minister, met betrekking lot de calamiteuse
polders.
Verschillende malen bestreed hij het gevoelen
van den Minister Tiiorbecke in die zaak; en, kon
hij al niet geheel zijn doel bereiken het is toch
groolendeels aan zijne lusschenkomst toe te schrijven,
dat in de begrooling van Schouwen verschillende
posten mogten worden opgenomen, tengevolge waar
van die polder jaarlijks eenige duizende guldens
minder behoeft op te brengen.
Door de bemoeijingen van den lieer van KERK
WIJK werden rijks-subsidiën verleend tot verbetering
der haven te Brouwershaven en te Middelharnis
en tot aanleg van grindwegen in Schouwen; en per
soonlijk hegaf hij zich naar Zierikzee, ten einde de
doeltreffende regeling der laatstgenoemde aangelegen
heid met de Commissie te bespreken.
Als bewijs, dat de politieke houding van den heer
van KERKWIJK ook buiten het district wordt op prijs
gesteld, kan dienen, dat de Kamer van Koophandel
en Fabrieken te 's Hertogenbosch hem een adres
van dankbetuiging toezond voor de wijze waarop
hij de belangen van handel en nijverheid had be
hartigd.
De heer van KERKWIJK is sints jaren lid en
Secretaris van hel Hoofdbestuur der Vereeniging
ter bevordering van fabriek- en handmerk-nijverheid
in Nederland, en lid van verschillende andere be
sturen van dien aard. Hij vond ook nog tijd tot
het zamenstellen van verschillende verhandelingen
en rapporten die groolendeels zijn opgenomen in
de werken van het Koninklijk Instituut van Inge-
niers, en die hem de zeldzame onderscheiding deden
verwerven om te worden benoemd tot lid van
het Bulaafsch Genootschap van proefondervindelijke
xvijsbegeerte te Botterdam.
E11 hiermede sluiten wij ons getrouw overzigt.
Wij hebben de officiëele stukken opgeslagen en van
beide kandidaten gezegd wat ernaar luid der
geschiedenis, van te zeggen viel. En dan durven
wij met vertrouwen, aan U, medekiezers! vragen:
of de heer van KERKWIJK, in de ruim 3 jaren
zijner werkzaamheid als lid der Tweede Kamer,
niet heeft getoond zijne roeping als Volksvertegen
woordiger te begrijpen? Met ons verlangt gij, te regt,
dat uw afgevaardigde niet zij een stelselmatig ja
knikker of neen schudder maar dat hij de hem
toevertrouwde belangen naauwkeurig en onpartijdig
beoordeele daarover rondborstig zijn gevoelen uit-
spreke en dat hij vooral volgens geweten en over
tuiging stemme, zonder te vragen welk Ministerie
hel voorstel deed. Gij wilt en gij hebt gelijk
dat uw afgevaardigde de bijzondere belangen van
het district dat hem koos, met kracht voorsla, voor
zooverre deze niet in strijd zijn met het algemeen
belang. Wederom durven wij vragenof de heer
van KERKWIJK niet ruimschoots aan al deze billijke
eischen heeft beantwoord?
Wij achten zijne verkiezing wenschclijk niet
alléén, maar ook noodzakelijk. Wij staan aan den
vooravond van gewigtige gebeurtenissen en dan
is het dubbel noodig naar de Staten-Generaal
mannen af te vaardigen die welen wat zij willen,
die niet verblind zijn door partijzucht, maar die
met elk Ministerie, in welke rigting ook, willen
medewerken aan de bevordering der belangen van
Vaderland en Koning!
Wij verwachteneindelijk zijne herkiezing,
omdat wij weten dat de overgroote meerderheid
zijne politieke gedragslijn goedkeurt, en dat onze
kandidaat zoowel in Overflakkée als in Schouwen
en Duiveland ook om zijne persoonlijke hoedanig
heden geacht en bemind is. Maar die wetenschap
mag niet leiden tot overgroote gerustheid. Wij
mogen niet zeggen »de heer van KERKWIJK
wordt toch zeker gekozen, dus ik zal maar te
huis blijven." Neen! juist door eene zeer getrouwe
opkomst ter stembus moet zijn mandaat als volks
vertegenwoordiger worden vernieuwd, om hem
daardoor blijk te gevendat zijn staatkundig gedrag
onze tevredenheid en goedkeuring wegdraagt; en
tevens, 0111 aan zijne tegenstanders te toonen, dat
ook log waken en werken willen voor onze over
tuiging.
Duidelijke invulling van het stembiljet is een
vereisehleopdat het niet van onwaarde worde
verklaard.
Zoo hopen en vertrouwen wij dat op Dingsdag den
12 Junij c. k. in al de gemeenten van het hoofd
kiesdistrict Zierikzee een overgroot aantal slem
biljetten zal worden in de bus geworpenwaarop
geschreven staat:
AFTREDEND LID.
Bfew-Tork 10 Mei. Gij zult u herinneren
hoe een paar jaar geleden een zekere kapitein Donovan
in een brik zoo groot als een waschtobbe of daarom
trent, het reekelooze besluit vormde om daarmede
naar Europa te zeilen, en het ook deed, maar waar
schijnlijk onder weg door een haai werd opgeslokt,
daar hij nooit teregt is gekomen. Welnu, de gekken
zijn nog niet uit de wereld en de onversaagden even
min. Een tweede Donovan staat thans op 0111 hetzelfde
te ondernemen met een ietwat grooter schip, niet
langer echter dan 23 voet en 6 voeten breed. De
vorm van dit vaartuig is gelijk aan die van eene red
dingsboot. Maar het grappigst is dat dit miniatuurschip
opgetuigd zal worden als een fregat! Geen ra, geen
zeil, geen touw zal er aan ontbrekenen het scheepje
zal gereed zijn om zee te kiezen op het einde dezer
maand. De schipper, kapititein Hudson, is een jong
man van ondervinding en moed en is vast besloten
te beproeven met zijn fregat Londen te bereiken en
van daar de voornaamste havens van Europa te be
zoeken. Daarna zal hij het vaartuig op de groote
Parijsche tentoonstelling brengen, waarvoor het ex-
presselijk is gebouwd. Zoodra het te zien is, zal ik
er u wat meer van mededeelen.
De minister van financien heeft dezer dagen
aan Jefferson Davis een bezoek gebragt. Mevrouw
Davis bevindt zich thans eveneens in de vesting
Monroe, waartoe haar door de regering verlof gegeven
werd. Zij heeft haar besluit te kennen gegeven om
met haren echtgenoot te verblijven tot zijn dood of
tot zijne tereglstelling. Men zegt dat de ex-president
der voormalige confederatie zeer in krachten afneemt.
Men heeft thans toebereidselen gemaakt in Norfolk,
om hem als hoogverrader teregt te stellen.
Probst, de moordenaar van de familie Deering,
heeft zijne schuld bekend. Die misdaad is ongetwijfeld
de afschuwelijkste van dien aard. Die man moordde
alleen uit begeerte naar bloed. Zijn eerste slagtoffer
was de werkjongen, dien hij in den koestal om hals
bragt. Vervolgens lokte hij achtervolgens ieder lid
der familie en de nicht daarheen, llij droeg het
jongste kind, dat nog niet spreken kon, op zijn arm
daarheen en plaatste het zoolang in het hooi, terwijl
hij een ander kind slagtte. Het arme wicht ontsnapte
evenmin aan dien tijger in mensehelijke gedaante.
Een tijger houdt ten minste op wanneer zijn honger
verzadigd is. Die man moordde voort zoo lang er
nog een slagtoffer te vinden was. Hij zegt thans, dat
hij eerder zou bekend hebben, ware het niet dat hij
de gewelddadigheid van het volk gevreesd had. E11
dan zijn er nog menschen, die meenen, dat aan zulk
een ellendige het leven moet gelaten worden. Die
philanthrope!! meenen zeker, dat het berouw straf
genoeg voor hem zou zijn. Misschien zal men nog
voorgeven dat hij krankzinning was. Volgens het
laatste rapport door de policie te New-York uilge-
bragt, werden in de laatste drie maanden 16,503
personen gearresteerd, waarvan 12,155 mannen en
4460 vrouwen. Van dat aantal waren 7552 gehuwd.
De goederen door diefstal te loor gegaan, gedurende
dat tijdperk, bedroegen 2,201,730 dollars, waarvan
slecht 031,448 dollars door de policie gered werd.
Berlijn, 28 Mei. Dezer dagen deed de landraad
von Scharnwebcrwonende te Pankow, een dorp
nabij deze hoofdstad, al de bewoners tegen een
bepaald uur op zijn kasteel bijeen roepen. Ten einde
te verhinderen dat op deze of gene wijze de convocatie
niet aan het doel beantwoordde, had hij tevens laten
aanzeggen, dat «de landraad eene zeer gewigtige
en voor ieder aangename mededeeling wenschte te
doen." Zijne berekening bleek juist te zijnwant
geprikkeld door nieuwsgierigheid ontbrak niemand
ter vergadering. Nadat de Heer von Scliarnweber
den toestand des lands had bloot gelegd en het stand
punt had aangewezen waarop ieder bewoner van
Pankow zich moest plaatsen, kwam hij te voorschijn
met zijne «gewigtige en voor ieder even aangename
mededeeling." Deze was vandenvolgenden aard: ieder
zou de belasting voor het gansche jaar in eens aan
zuiveren. De vergaderden schijnen de zaak anders
begrepen te hebben, want verrast door de «aangename
mededeeling," zagen de dorpelingen elkander aan,
men schudde het hoofd en onder betuiging van hunne
zeer innige liefde voor het vaderland en hoogen
eerbied voor den Landraad, bedankten zij voor de
hun toegedachte eerzoodat niemand het ter tafel
gebragte voorstel onderteekende dan de landraad en
de gemeente-ambtenaren.
In den avond van den 27sten had alhier een
straat-tumult plaats. Eenige manschappen der reserve
of landweer kregen twist met een koetsier, die weldra
zoo hoog liep dat verschillende burgers en vrouwen
zich genoopt gevoelden, er aan deel te nemen. Nadat
verschillende glazen waren ingeworpen en allerlei
straatschenderij was bedreven, gelukte het aan een
piket van 30 man, de volksmenigte uiteen te jagen
en de orde te herstellen.
De troepen van de Pruissische garde, die den
28sten zouden uitrukken, hebben bevel ontvangen,
om nog 14 dagen in hunne kwartieren te Berlijn
te blijven.
De Oest. ztg. zegt dat Oostenrijk tot het congres
zal toetreden zonder inbreuk toe te laten op zijne
reglen en op de eer des lands, en geen eischen zal
doen met de wapens in de hand, maar ook niet zich
zal ontwapenen voor de eischen van andere mogend
heden.
Men schrijft ons uit Dresden:
Dezer dagen heeft zekere Ernest Graf, een»valetde
place" zich in de Elbe verdronken. Hij ging door
voor de zoon van Napoleon I en wijlen de schoone,
beroemde gravin Kielmansegge. Zijne aanspraken op
deze beroemde afkomst werden in der tijd krachtig
door het hof van Saksen onderstend, maar nooit door
Napoleon III erkend. In gelaatstrekken en persoon
was hij het sprekend evenbeeld van zijn vermeenden
vader.
De Figaro te Weenen levert volgens de
regelen der logica het volgende bewijs dat de
tegenwoordige toestand in Europa de volmaakte
toestand is «Oostenrijk en Pruisen staan tegen
over elkander. Zij kunnen elkander niet aanvallen,
want zij verfoeijen dit. Zij kunnen zich niet ver
dedigen, omdat men hen niet aanvalt. Zij kunnen
den oorlog niet beginnen, omdat er geen casus
belli bestaat. Zij kunnen geen vrede maken, want
er is geen oorlog geweest. Zij kunnen geen wa
penstilstand sluiten, want de vijandelijkheden zijn
niet begonnen. Zij kunnen niet ontwapenen
want zij verklaren beide dat zij niet gewapend
hebben. Zij kunnen niet onderhandelen want de
onderhandelingen zijn geheel en al geëindigd.
Zij kunnen die onderhandelingen niet heropenen,
want zij zijn niet officieel gesloten verklaard.
Oostenrijk en Pruissen kunnen derhalve elkander
niet aanvallen, noch zich verdedigen noch den
oorlog beginnen, noch vrede maken, noch een
wapenstilstand sluiten, noch de vijandelijkheden
aanvangen, noch ontwapenen, noch onderhandelen.
Beide zijn dus tot werkeloosheid genoopt. Der
halve kan de tegenwoordige toestand niet ge
wijzigd worden. Een toestand die niet gewijzigd
kan worden, kan niet verbeterd worden. Wat
niet verbeterd kan worden is volmaakt, q. e. d."
Het vertrek van den kroonprins en van prins
Frederik Karei naar Silezie is voorloopig uitgesteld.
Dezer dagen werd beweerd, zoo zegt een der
Frankfortsche bladen, dat de Oostenrijkers, aan de
grenzen van Boheme gestationneerd, honger leden
wanneer dat waar is, dan kunnen zij de Pruissen,
die nog niet uitgerukt zijn, de hand reiken. Het is
toch een feit dus vervolgt het blad dat een
aantal manschappen der reserve en van de landweer
op verschillende plaatsen zonder gage en verpleging
zijn gebleven; te Wesel waren zij zelfs zóó aan de
ellende ten prooi, dat zij eenvoudig weder naar huis
zijn gegaan. Officieren en militaire doctoren ont
vingen slechts een gedeelte van het geld bestemd
tot uitrusting, terwijl de paarden, in plaats van met
klinkende munt, met bons op de koninklijke schat
kist werden betaald. Dat er een bepaald geldgebrek
heerscht, acht het blad boven allen twijfel verhe
ven het is zelfs van dien aard, dat men de mannen
van de landweer op hunne marschen geheel zonder
verpleging laat en slechts speculeert op de gelden,
die zij met zich van huis nemen. Dit was zelfs zoo
verregaand, dat te Krelëld en Dusseldorf door sol
daten in uniform werd gebedeld.
Van den treurigen financieclen toestand onder den
burgerstand kan men zich geen denkbeeld maken.
De groote huizen hadden ongetwijfeld menigmaal eene
groote crisis te doorworstelen, doch nimmer had zich
de invloed zoo zeer en in zoo uitgebreide kringen
doen gevoelen, als thans het geval is. Het zilver
geld is schier geheel uit de circulatie verdwenen
zoodat men de grootste moeite heeft 0111 b. v. eene
vijftig thaler-sc/iem te doen wisselen. In geen geval
kan dit echter geschieden, of men moet zich verlies
getroosten. Vele handelaren zijn wel is waar over
eengekomen 0111 Pruissische Kussenanweisungen en
banknoten tot de volle waarde aan te nemen, doch
men weigert bepaald ze te wisselen tegen zilver.
De nood is zoo drukkend, dal als de krijgstoerus
tingen nog vier weken duren, en de oorlog nog altijd
in het verschiet is, men zeker kan wezen dat eene
revolutie zal uitbarsten. Welke moeite de regering
ook doet, zij kan de broodelooze arbeiders niet van
de straten weren, en het behoeft geen betoog dat hon
ger en verveling in deze tijden slechte raadgevers zijn.
Frankfort, 28 Mei. Als eene bijzonderheid uit
het leven van den Hr. von Bismark wordt uit Rudes-
heim het volgende medegedeeld: Ten jare 1830
bevond zich in dat kleine stadje een jongman die
voor korten tijd eene aanstelling als referendaris bij
eene reglbank had erlangd en op een toglje door een
deel van Duitsehland aldaar was aangekomen om den
vermaarden 54erRudesheimer te drinken op de plaats
van herkomst. Onder den indruk van het gesmaakte
genot waagde hij zich op zoo onvoorzigtige wijze in
een bootje, dat het omsloeg; de referendaris ver
dween spoedig uit de oogen van de personendie
zich aan den oever bevondenen alleen aan de
onverschrokkenheid van een Nassauschen eersten
luitenant, Sterking geheeten, thans majoor en te
Dielz a/L. in bezetting, is de wereld verschuldigd
dat de tegenwoordige minister-president in Pruisen
destijds niet voor goed van het looneel is afgetreden.
De chef van een kantoor te Parijs heeft ge
meend, zijne confraters openlijk te moeten waarschu
wen tegen de hem te strenge logica hunner klerken.
De aanleiding hiertoe is dezeEen zijner geëmploi-
jeerden verzocht hem een verlof van 48 uren tot
regeling eener familiezaak. Dit toegestaan zijnde,
bleef hij eene geheele week weg. Bij zijne terugkomst
vroeg hem de chef, waarom hij niet eerder was terug
gekomen. Omdat mijn verloftijd nog niet om was,"
antwoordde de klerk. »Hoe, mijnheer?" sprak de
chef, »Ik heb u toch maar 48 uren toegestaan."
«Ja wel, mijnheer," was het antwoord, «maar ik ben
8 uren daags hij u werkzaam, en dan zijn 48 uren
toch precies 6 kanloordagen dunkt mij."»Neen,
zoe reken ik niet," zei de chef, «ik reken bij volle
dagen." «Maar, mijnheer" antwoordde de klerk,
voor mijne nacht- en andere vrije uren heb ik u
immers geen verlof te vragen?" De chef antwoordde
niet, maar nam zich voor om voortaan alles bij kan
tooruren te specificeren.
Het Journal des Débals heeft eene eigenaar
dige bijdrage geleverd in het belang des vredes.
Het blad heeft uitgerekend wat heden ten dage de
oorlog kost. De A merikaansche oorlog heeft, volgens
de Débals, 15,000 millioen frs. gekost in 4 jaren;
de Ilaliaansehe oorlog in 1859, die slechts weinige
weken heeft geduurd, heeft aan Frankrijk 500 mil
lioen gekost en dit land heeft voor zijn aandeel
niet minder dan 1000 millioen besteed gedurende
den Krim-oorlog, die 18 maanden duurde.
Men leest in l'Echo de Liége: Men zegt
dat Napoleon aan Leopold II geschreven heeft,
om hemin geval van algemeenen oorlog, om
trent het lot van Belgie gerust te stellen.
snelpebsdbok van p. de looze.