EESCHE NIEUWSBODE.
Woensdag 29 November I860.
22sle Jaarg.
j\°. 2265.
e d e v o c r
n
i\ieuSvs'tij<Iing<-!i.
(üngclttnfr,
n cn abonneert zich:
In Nederland, bij den Uitgewr.
Bij alle Boekliaifile'larcn en Postdirecteuren.
In Ne. rd-Aincrikn bij J. QUINTUS. te Grand Rapids', Slaat Michigan,
A I» o il h e ni c n t s P r ij s:
V O 0 n i El DE UITGAVEN.
Voor 3 maanden1,30.
Franco., 'per post in Nederland- 1.60.
Voor Noord Amerika, Franco New-York- 3.90
V c r s c li ij n t
Op Woensdag en Zaturdag.
/ldvertcntlën:
10 cent voor eiken regel.
Zegelregt voor iedere plaatsing. Ito cent.
De inzending der Ad\erlenlicn kan geschieden lol
Dingsdag en Vrijdag, des t oormiddags 10 ure.
II u r e a ii
Zierikzee. llock van de Schuilhaven. B. No- 94.
Brieven en lngezondene Stukken Franco.
uitgesproken door den Heer van Kerkwijk over dc
Calamiteusc Polders in de zitting van de
Tweede Kamer der Slaten-Gcneraal van 22
November 1865.
Na iil heigeen de vorige sprekers hebben medegedeeld, kan
ik '/.eer kort zijn. Ik wil gaaruc verklarendat ik mij geheel
kan vereenigen met hetgeen dc heer Fokker gisteren heeft ge-
zed, namelijk dat het niet tot stand komen van ccne regeling
niet ligt aan de Staten van Zeeland. Gaarne dring ik er met
hem op aan, dat de Minister, nu de Staten van hunne zijde
gedaan hebben wat zij kunnen om de zaak te regelen, een
wets-ontwer'p aan dc Kamer aanbicde, om deze zaak eindelijk
tot eonè beslissing te brengen. De Staten kunnen van hunne
zijde niets meer doen; zij staan op een zeer bijzonder stand
punt. Zoo als de zaak der polders nu geregeld is, behoeven de
polders hoogstens zékere som gclds te betalenwaarvan het
maximum geregeld is, terwijl het ontbrekende uit de schatkist
moet worden betaald. I)c Minister wil echter, dat de Staten
van hunne tegenwoordige regtcn afstand doen en dat in de
eerste plaats de polders, in de tweede plaats dc provincie dc
uitgaven bekostigen zullen, en het dan als het ware van de
welwillendheid van den Minister zal afhangen, of de schatkist
een subsidie geven zal. Mij dunkt dat, wanneer men zich op
het standpunt van de Stalen plaatst, het niet te vergen is, dat
zij afstand zullen doen van al hunne regten en zich aan ccne
wisselvallige toekomst zullen overgeven. Het komt mij voor, dat
11a al wat in deze Vergadering is voorgevallen, dc waardigheid
van de Kamer en van de Regering vorderen, dat aan die zaak
een einde kome en bij dc wet worde geregeld.
Er is cénc zaak die verleden jaar en ook dit jaar öf in het
geheel niet öf slechts ter loops is behandeld, en waarop ik de
aandacht wcnsch te vestigen, namelijk de regeling en verant
woording van de gelden, die besteed worden voor liet onder
houd van de calamiteuse polders. Die gelden bestaan in de
eerste plaats uit dc dijkgeschotcn van de polders; in de tweede
plaats, ten minste tot hel. vorig jaar, uit de zoogenaamde pro
vinciale of additionele opcenten; in de derde plaats uit het geld
dat hij de Slaatsbegrooting daarvoor beschikbaar is gesteld.
Herhaaldelijk is cr op aangedrongen dat de Regering het be
heer van die gelden bij de wet zou régelen. Tot nu toe hangt
het bijna geheel van de willekeur van den Minister af, wat hij
met het geld wil uitvoeren.
Verleden jaar is in het Voorloopig Verslag van de Eerste
Kamer de regeling van een gedeelte der genoemde gelden ter
sprake gebragt. Toen is door de Regering geantwoord, dat die
zaak al lang aanhangig was, en dat bij Koninklijk besluit van
7 Julij 1834, n°. 40, eenige voorschriften zijn gegeven. Die
voorschriften waren vervallen door dat met 1 Jannarij 1842
eene nieuwe instructie voor dc Algcmeene Rekenkamer in wer
king trad, waardoor die gelden wettelijke regeling behoefden.
En daarop liet de Regering volgen »Op het laatste was men
meer dan eens bedacht; het Departement van Finanticn schijnt
echter op vele bezwaren te stuiten, vooral doordien de boek
houding van het fonds in vroegere jaren niet met naauwlceu-
riffheid schijnt gevoerd te zijn."
Wanneer de Regering zelve erkent dat sinds 1S42 eene wet
telijke regeling noodig is; dat dc zaken in de war zijn, dan
is bet mijns inziens in een constitutionelcn Slaat dringend noodig,
dat aan zulk eene zaak, die 23 jaren heeft, geduurd, een einde kome.
Zoo als dc zaak nu is, beschikt de Minister over 8 a 9
Ion, soms over millioen, en kan hij daarmede doen wat hij
wil. Wanneer men de geschiedenis nagaat, dan ziet men dat
men in sommige streken ik beschuldig noch dezen, noch
een vorigen Minister is te werk gegaan op ccne wijze, die
nan gunstbewijzen doet denken. Hoe het geld besteed wordt,
kunnen wij niet nagaan; slechts 1111 en dan hooren wij er iets
van, zoodat ook eigenlijk geen lid dezer Kamer in gemocde
kan verklaren, dat hij overtuigd is, dat de aangevraagde gelden
voor dc calamiteusc polders al dan niet- noodig zijnhoe kan
men oordeclen over een subsidie, als men niets van het werk
weet, waarvoor dc subsidie moet dienen? Tot bewijs dal men
volgens veler oordeel niet altijd strikt regt.vaardig met die gelden
is omgegaan, kan onder andere dienen, dat in de Staten van
Zeeland niet eens, maar herhaaldelijk is aangetoond,
dat aan Walcheren jaarlijks ƒ17,000 uit het bedrag van de
opcenten werd gegeven, waarop het geen regt had. Daar die
additionele opcenten dit jaar niet zijn geheven, zullen waar
schijnlijk die ƒ17,000 ook dit jaar niet uitgekeerd worden.
Er zijii nog andere zaken die men uit die fondsen betaald
en er eigenlijk gezegd niet toe behoor'cn. Ik ben niet met
geheel Zeeland locaal bekend, en kan dus niet alle plaatsen
met name noemen. Maar wanneer men uiet verder gaat dan
Schouwen, dan vindt men dat. voor de instandhouding van het
strand nabij de Oude Hoeve verschillende werkeu worden aan
gelegddie in dc laatste 4 of 5 jaren ongeveer 100,000
hebben gekost. Men vindt ook dat uit de fondsen voor de
calamiteuse polders de duinbcplanting wordt betaalden dat
liet onderhoud der hoofdjes, die gemaakt zijn tot instandhouding
van de vuurbaak, daaruit worden bekostigd. Ik meen, dat deze
twee zaken ongeveer zes of zeven duizend gulden 'sjaars kosten.
Het komt mij voor, dat die gelden daaruit niet betaald mogen
worden. Men herinncre zich slechts wat de Regering in dc vorige.
zitting beeft gezegd, bij het wcls-ontwerp tot verhooging van
het Vde hoofdstuk der Staatsbegrooting voor 1805. Het gold
het maken van voorzieningen voor de zeeweringen nabij Petten
in de Memorie van Toelichting tot dat wets-ontwerp zeide de
Begering: »dat die voorziening van de provincie niet: kan worden
gevorderd. liet besluit van 1819 legt haar alleen de verpligting
op, om de zeeweringen benoorden Petton te onderhouden. Op
hel Rijk rust mitsdien de verpligting de voodige maal regel en
ter voorziening ie nemen? Eh in dc Memorie van Beantwoor
ding zeidc dc Regering nog eens: «Omtrent de verpligting in
het algemeen van het Rijk, om aan het onderhoud der niet
overgedragen werken te voorzien kou geen twijfel bestaan." Dc
opgenoemde werken, als zijnde niet bij besluit van 1S19 over
gedragen, behoeven dus niet uit de fondsen der calamiteuse
polders betaald te worden. Wanneer men zich dit herinnert,
dan geloof ik dat velen het mij zullen instemmen wanneer ik
beweer, dat uit dc fondsen voor dc calamiteusc polders ver
schillende zaken worden betaald, die niet tot dc calamiteuse
polders bchoorenzoodat het mij noodig voorkomt dat ein
delijk ook die zaak bij de wet worde geregeld. Wanneer dit
plaats beeft, zal het niet langer van de willekeur van den
Minister afhangen 0111 het dijkgcschol en andere zaken tc ver-
hoogen. Dan zal jaarlijks deze Kamer moeten beslissen in hoe
ver sommige zaken moeten verhoogd of verlaagd worden. Men
zou met die gelden op soortgelijke wijze te werk moeten gaan
als met het fonds voor dc Landsdrukkerij.
Het is niet de eerste maal dat deze zaak in de Kamer wordt
besproken. Ik neem de vrijheid eene discussie te herinneren
die gevoerd is den lldcn December 1801. Toen heeft de heer
van der Liuden die zaak in het; breede besproken. Hij heeft
cr op gewezen, dat men van dc zijde der Regering steeds ge
tracht heeft eene regeling van die fondsen te verschuiven, ter
wijl ik meen, dat dc heer van der Linden beweerde, dat in
twee of drie maanden tijds gemakkelijk eeue regeling kon tot
stand komen. Dc lieer van der Linden zeide, dat het bleek
dat de toenmalige Minister van Binnenlandsche Zaken van
Heemstra die zaak niet wilde regelen, er. was het naar zijne
meening noodig dat de Kamer krachtig optrad en tot eene
regeling noodzaakte. Ilij zeide toen onder andere het volgende
over liet gedurig uitstel zoeken der Regering van die regeling
»En, Mijnheer de Voorzitter, wat in de gewisselde stukken
der Regering aangeteekend is, is inderdaad curieus, want dat
herinnert zoo aan die bekende beaux yeux de la belle mar
quise, qui font mourir d'amonr; want telken jare is er eene
aanteekening bij: In 1849: »De briefwisseling ter bevordering
van de opheffing van het fonds, door het Departement van
Finanticn met dat van Binnenlandsche Zaken geopend, heeft
nog tot ccne gewcnschte uitkomst niet geleid." Dat duurt zoo
een paar jaren voort, en dan is er eene verandering. »Ter
bevordering van de opheffing van het fonds is een briefwisseling
geopend door het Departement van Finanticn met dat van
Binnenlandsche Zaken. Doch het heeft tot nog toe tot geene
gcwenschte uitkomst geleid, doch is op de afdoening van de
zaak onlangs weder aangedrongen."
«Mijnheer de Voorzitter, dat thema honden wij twee of drie
jaren.
«Dan hebben wij weer een nieuw thema, üau wordt er
beloofd: »dat op de afdoening dezer zaak met den mecsten
ernst zal worden aangedrongen bij het Departement van Bin
nenlandsche Zaken." Altijd is het het Departement van Bin
nenlandsche Zaken, dat in mora is; Finanticn schrijft, maar
krijgt geen antwoordt. Wat vinden wij in het jaar I860
»De opruiming van dit fonds is gebleken aan zeer groote
moeijelijkhcden onderhevig te zijn. Iut'usschen zullen de daartoe
vereisehtc werkzaamheden, werkzaamhedenMijnheer de Voor
zitter, over tien jaren dat cr niets aan gedaan is) worden
voortgezet?" Maar wanneer? »Zoodra de beschikbare tijd zulks
zal toelaten." Twaalf jaren is er over dat fonds gecorrespon
deerd door Finanticn met Binnenlandsche Zaken, en men eindigt
mét te zeggen: zoodra wij den tijd zullen hebben, zullen wij
cr iets aan doen!" liet is even als of ik den Minister van
Binnenlandsche Zaken, nadat tien jaar door de Kamer is aan
gedrongen om die zaak te regelen, voor een paar dagen hoorde
zeggenwij zullen er wat aan doen zoodra wij daartoe tijd
hebben, maar ik heb tot nog toe geen tijd gehad.
»Als meu dat zoo nagaat, dan is het wel zeer curieus,
Mijnheer dc Voorzitter, maar mag dat zoo voortduren? Is
dat een toestand die verdedigbaar is? Ieder lid der Kamer
moet met mij zeggen daar moet een einde aan koincndat
mag zoo niet langer voortduren." Tot dusver de heer van
der Linden.
Het schijnt dat ook toen de heer Thorbecke, lid der Kamer,
van gevoelen was dat aan die zaak een einde behoorde tc
komen, want het amendement van der Linden, strekkende om
de Regering te noodzaken die zaak bij de wet te regelen, lelde
onder de voorstemmers ook den heer Thorbecke. Neemt
men het voorgaande iu aanmerking, dan vertrouw ik dat men
zal toestemmen, dat de waardigheid der Kamer en de eer van
den Minister van Binnenlandsche Zaken vorderen, dat dc zaak
beëindigd worde, en hoop ik dat wij bij de beantwoording dei-
geopperde bezwaren door den Minister van hem de verzekering
zullen ontvangen, dat de zaak der calamiteuse polders bij dc
wet zal worden geregeld.
j I11 de Amerikaansche berigten vindt men nadere bijzon
derheden omtrent de uitvoering van het doodvonnis van kapi
tein Wirz. Daarin is niets buitengewoons maar wel in hetgeen
J de executie vooraf ging. Het blijkt namelijk dat zijne echt
genoot bij haar laatste bezoek een middel heeft beproefd, om
'hem van hét schavot te redden, door hem bij de afscheidskus
een sterk vergiftigde pil in den mond te werken. Dit zou
ook werkelijk gelukt zijn, wanneer de daarbij aanwezige offi
cieren geen kwaad vermoeden hadden opgevat, door dc vreemde
wijze waarop die kus gegeven werd. Een hunner sprong dadelijk
op den ge van ge (ie toe éii 'mogt er 111 slagen hem de reeds
doorgebete'u pil met geweld uit den mond te wringen.
JJratrl'. tijfc
Parijs, 24 Nov. Prinses Anna Murat schijnt maar niet
tot een huwelijk te mogen koincn. Haar aanstaande, de hertog
de Moüchy, is door een val van het paard zóó ernstig gewond
geworden, dat hij een paar maanden het bed.'zal moeten
houden. Reeds had de prinses prachtige bruidsgeschenken
ontvangen, 0. a. van den keizer cu collier paarlen van
500,000 frs. waarde.
Uit Home wordt het volgende bijna ongcloofelijkc en toch
ware feit gemeldDe vrouw of bijzit van Cetrone, opper
hoofd van een der roo'verbendcn die het zuiden van Italië zoo
onveilig maken, bragt dezer dagen een zoon ter wereld. De
roovers gingen toen, ten getale van ongeveer honderd, naar
Cellepardo, de naastbij gelegen plaats, om het kind le laten
doopen. Deze plegtigheid geschiedde met buiteiigewoncn luister.
Celroqe, de rooverhóo'fdman, heeft rijke giften onder de armen
verdeeld, en zijne roovers hebben alle aanwezigen, en het
aantal nieuwsgierigen was zeer groot, op wijn onthaald. Het
feest was allerschitterendst, en de bevolking riep met de
roovers: „Leve Cetrone!"
Voorleden week verlieten «kim en vrouw, die
beiden mei werken dc kosl moesten verdienen, hunne
woning, in de nïe Saint Germain, te Parijs, achter
latende een kindje van 18 maanden, dut loen gerust
in de wieg le slapen lag, en welke wieg door de zorg
van een houd bewaakt zou worden. De vrouw had
vóór haar vertrek ecu vuurtje aangelegd, om hij hare
terugkomst voor hel middagmaal le zorgen. Kórt na
het ver!rek hoorden de buren een gegil en zagen loeu
den hond naar ben toespringen en onophoudelijk aan
hunne kleederen trekken, waaruit zij opmaakten
dat hij hunne hulp noodig had. Zij volgden hem
naar dc kamer waar het kind was, welke toen iu
vollen rook stond, terwijl hel kind met de wieg was
omgeslagen'en de klee'dcren reeds vlam hadden gevat.
Voorzeker zou liet kind omgekomen zijn, indien de
waakzaamheid van den getrouwen hond niet daarvoor
had zorg gedragen.
Leeuwarden, 24 Nov. Eenigeu tijd geleden maakten
wij melding van dc arrestatie van den hoofdonderwijzer J. G. R.
tc Schiermonnikoog, als verdacht van brandstichting. Dc
instructie heeft echter, naar wij vernemen, aangetoond, dat de
aanklagt, die door zijne eigene vrouw was gedaan, niets dan
een onedel verzinsel is geweest. De gearresteerde is dan ook
heden weder op vrije voeten gesteld.
's Graveilliage, 24 Nov. Gisteren heeft dc koning
in een langdurig gehoor ontvangen den heer Belz, die zijn
ontslag verzocht heeft als minister van finanticn. Zoowel eer
gisteren als gisteren hebben voorname staatslieden bezoeken bij
den heer Betz, aan het departement, afgelegd.
Heden morgen heeft cr aan het ministerie van binnen
landsche zaken een langdurige ministerraad plaats gehad.
33 iNiiv. Omlreul do Limliurgsclic kwestie kan
incdcgodbl'lil wohlril dal liet voornemen boslaat o.
a. Itij dru hoor rdn Zvijlenuit Arnhem-, om een
voorstel Ie ilooo lol hol houden van cenc parlementaire
enquête nopens het gehoorde bij de verkiezingen,
en dat heden middag na aüoop der kamer een minis
terraad gehouden is Ontrent verdere geruchten
hier en daar verspreid, waarin dc liaan) van het
gcërbiciligd hoofd van een slaat wonll gemengd
en waai in van hel iicdorlcggen van meerdere por
tefeuilles wordt gewaagd, zij men oinzigtig Elk
oogenlilik werden cr nieuwc, en soms zelfs de incest
tegenstrijdige geruchten verspreid.
Van vele zijden wot'dt geklaagd over de sehanrschte van
leven in het jagtveld; in het Maaswaalsche is dit echter niet
liet geval, dc zoon van een ingezeten te A., die voor (1e eerste
maal als jager in het veld ging, heeft in de afgcloopen week
op zekeren dag zulk eene enorme jagt gemaakt, dat de dragers
niet in staat waren liet mede te nemen, maar liet onder een
gpjoel op een voertuig werd afgehaald en tc huis gebragt. On
gelukkig was cr echter een paard bij, dc jonge lieer had
op een haas, die gebruik maakte van zijn erfregt op het hazen
pad, gemikt, doch het paard getroffen.
'/.ierikzee, 28 Nov. Iu dc vergadering van den
gemeenteraad van morgen-avond ten zes uur, wordt iu behau-
dcling gebragt dc regeling van het ouderwijs iu dc/.e gemeente.
Naar wij vernemen heeft Pieler Goudswaard, gearresteerd
als verdacht van het toebrengen van érnstige verwondingeu
aan II. Bal Jz. aan dén straatweg ondér Nicuwerkcrk, in den
morgen van 16 dezer, gisteren zijn misdaad beleden. De ver
wonde neemt, hoewel langzaam, in beterschap toe.
Gisteren hield het departement van Nijverheid alhier, cehe
gewone maandclijksche Vergadering, die door 39 leden werd
bijgewoond.
Na de gewone werkzaamheden van administratieven aard,
deelde de Voorzitter mede dat het bestuur der Industrie-School
op zijn besluit omtrent opheffing dier inrïgting is teruggekomen,
maar de zaak als geschorst zal beschouwen.
Hierop bragt de Commissie, belast met dc zaïnenstcllïng van
een rapport omtrent de Teeken-, Herhaling- en 'Industrie-School
een uitgebreid verslag uit, dat, builen de geschiedenis dier i'n-
rigtingen, hoogst belangrijke opmerkingen en wenken bevatte.
De Voorzitter deed nuten vervolge op die in de vorige
Vergadering, nadere mededcelingen omtrent de Chemische- of
Pharao-Slangcn, en vertoonde er cenige door hem 'zelve ver
vaardigd, die uitmuntend reüsseerden.
Dit werd gevolgd door eene hoogst belangrijke verhandeling
over hel verhand tussclien het dieren- en plantenrijkwelke
met blijkbare belangstelling werd gevolgd.
Gedurende de pauze waren geëxposeerd, een gazogiène, keu
rige proeven van druk- en bindwerk van de Heeren P. de
Looze en S. Ochtman, Jaczn. benevens afbeeldingen van voor
werpen vervaardigd in de Terra-Cotla-fabriek tc Utrecht, met
prijs-courarit. De laatsten zullen, blijkens mededeeling van den
Voorzitter, nog 8 dagen voor de leden ter b'ezigtiging liggen
bij W. Kanaar.
De lieer van der Maesen de Sombre/j' lieefl
zijn ontslag genomen als lid der Tweede Kamer.
Z. M. de Koning heeft liet ontslag van ileii heer
Bel: aangenomen. De lieer Olivier is lijdelijk
belast met de portefeuille van Financiën.
Z. M. heeft eervol ontslagen op zijn verzoek, Jhr. Mi"
S. Schuurbccque Boeije, raadsheer in liet prov. geregtshof in
Zeeland.
Eenige geneeskundigen in het voormalig vierde distriet
dezer provincie, hebben aan den inspecteur van het geneeskundig
staatstoezi'gt in Zeeland het verzoek gerigt, 0111 door zijne
tusschenkoms't wel te willen bewerken dat aan Belgische
geneeskundigen, die over en langs de grenzen van dat district
wonen, niet worde vergund de uitoefening der geneeskunst op
Nederlandsch grondgebied, in den geest- van artikel 2 der wet
van 1 Junij 1865, Staatsblad 110. 60, op grond dat de
ondervinding de noodzakelijkheid eener zoodanige vergunning
uiet heeft geleerd.
Men leest 111 het Handelsblad het volgend artikel
«Er komen oogcnblikken in het leven eens volks, waarin
ook de eenvoudigste burger, die builen (en, beter nog is het,
boven) alle partijschap staat, verpligt is, zijn gevoelen over
openbare zaken uit te spreken.
Zoodanig oogenblik is, naar ik geloof, voor ons land gekomen,
nu de brief des ministers van finanticn, die der oppositie, reeds
maanden lang, tot zoo goddeloos verdacht maken van geheel het
ministerie gediend heeft, openbaar is geworden, en die minister,
in veiband daarmede, zijn ontslag heeft gevraagd.
Geen verstandig mensch zal oppositie afkeuren (zonder gist
geen voedzaam brood maar geen eerlijk Nederlandsch gemoed
kan den vorm van oppositie goedkeuren, die sedert het optreden
van dit ministerie, niet slechts in enkele dagbladen, maar bijna
tot in het heiligdom der vertegenwoordiging, de beroemde
„Laster-aria" uit den Barbier dc Seville, tot in het oneindige,
voordraagt.
Zegeviert alsnu deze vorm van oppositie, dan is der openbare
zedelijkheid, voor langen tijd, geweld aangedaan.
Dat mag (alweder naar miju eenvoudig burgermaus iuzigt),
het Nederlandsche volk niet toelaten.
Ik vel dus geenerlei oordcel over de meerdere of mindere
onvoorzigtigheid des heeïen Betz, bij het (zelfs aan een vriend
en voormalig ambtgenoot-!) in schrift geven zijner innerlijkste
gedachten en plannen omtrent politieke zaken. Richelieu
reeds verklaarde: »geef me een paar regels schrifts van u,
en wat zij ook behelzen, ik doe u ophangen 1"
Doch ik durf wèl oordcel vellen over den brief, zoo als hij
nu, niet langer in puntig geslepen uiltreksels, maar in zijn
geheel, gedrukt voor ieders oog ligt-. Eu dan meen ik, iu vollen
gemoede, (lat- die brief niet alleen volstrekt uiet tot. het openbaar
en officieel leven behoort, maar ook op het persoonlijk karakter