Xuturdag 5 Augustus 1865. o ^lsl« Jaarg. Nieuwstijdingen. JFranferijtL Verscheiden heden. ZIERIKZmCHE NIEUWSBODE, Uien abonneert zicli: In Nederland, bij den Uitgever. Bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren In Noord-Amerika bij J QUINTUS, te Grand Rapids, Slaat Michigan. eland. Abonnemcnts- Prijs: Voon beide uitgaven. Voor 3 maandenf 1»30. Franco per post, in Nederland- 1,60. Voor Noord-Amcrika, Franco New-York- 3,90. herschijnt: Op Woensdag en Zalurdag. Advertentiën: 10 cent voor eiken regel. Zegelregt voor iedere plaatsing, 33 cent. De inzending der Advcrtenliën kan geschieden tot Dingsdag en Vrijdag, des voormiddags 10 ure. Bureau: Zierikzce, Hoek van de Schuilhaven, B, No. 94. Brieven en Ingezondene Stukken Franco. <99 loonden, 31 Julij. Den 10 Januarij 1864 is vau hier een schip naar Melbourne uitgezeild, waaromtrent eergisteren met de West-Indische mail voor het eerst berigt is out vangen. Het was de Invercauld, tocbchoorendc aan de firma Connow Co. te Aberdeeu. Het berigt is ontvangen van kapitein Dalgarno, die aan boord der Invercauld gezagvoerder was geweest en die, kort voor het vertrek der genoemde mail uit Aspinwall, aan boord der Chile, van Callao te Panama was gearriveerd. Uit zijne medcdceliugen blijkt, dat het schip van hier naar Melbourne cene goede reis had gehad en vervolgens den 2den Mei 1864 van daar met ballast naar Callao in zee was gegaan. Eenige dagen na het vertrek kreeg men onstuimig weder, waarna het schip in een storm op de hoogte van Auckland op een rif geraakte en onmiddelijk uit elkander sloeg. Aan 19 van de 25 man gelukte het de kust te bereiken, zonder iets te hebben overgehouden dan de kleederen die zij aan het lijf hadden. Den volgenden dag hadden zij het geluk nog eeuige ponden scheepsbeschuit en spek aan wal te krijgen, doch dit was ook de eenige leeftogt die liet wrak hen opleverde. Gedurende een jaar en tien dagen heeft kapitein Dalgarno met vier zijner lotgenooten aldaar geleefd van wortelen, mosselen en water, tot zij eindelijk uit hun toestand verlost werden door een Peruaansch schip, dat op die hoogte lek was geslagen en naar het eiland koers zette, in de hoop van er geholpen te zullen worden. De overige veertien man waren inmiddels ten gevolge van lijden en gebrek bezweken. Het hier genoemde Auckland is een dei- grootste eilanden van een welbekenden groep, op ongeveer 180 mijlen ten zuiden van Nieuw Zeeland gelegen. Die geheele groep is onbewoond, hoewel aldaar in 1849 een station voor walvischvaarders was gevestigd. Het hier bedoelde eiland is ongeveer dertig mijlen lang, vijftien mijlen breed en heeft een vruchtbaren bodem. Gelukkig voor de schipbreukelingen dat het water er goed was, en hieraan wordt door hen voornamelijk het behoud huns levens toegeschreven. Het zou overigens moei- jelijlc zijn ecne juiste voorstelling te geven van de ellende, die de schipbreukelingen er hebben uitgestaan, zonder dat zij, de eene week na de andere en de eene maand na de andere, eenige hulp zagen opdagen. Bij deze medcdeeling wordt door een dei- bladen de opmerking gemaakt, dat dit geval op nieuw ecu bewijs is, dat men bij het vermissen van zeelieden niet te spoedig moet besluiten dat zij dood zijn, of nooit weer zullen terug komen. Zelfs al waren de liier bedoelde vijf persouen nog op dit oogen- blilc niet gered geworden, dan is het toch nog niet zeker dat zij reeds zouden bezweken zijn, daar zij, na het zulk een tijd te hebben uitgehouden, vermoedelijk nog wel langer tegen de ongemakken en het gebrek bestand zouden zijn geweest, terwijl het voorbeeld van dit vijftal tevens strekt tot bemoediging voor dezulken, die te eeniger tijd in dergelijke omstandigheden ge raken cn zich anders veeleer aan wanhoop zouden overgeven, dan al hunne geestkracht in te spannen tot een bedaard afwachten. Een notarisklerk trad dezer dagen de zwem-inrigting te Deliguy binnen, gaf den bureaulist eene portefeuille, waarin 2500 francs geldwaarde zich bevond, ter bewaring, verzocht en ontving daarvoor een re9u, dat hij in een zijner handschoenen bewaarde. Hij ontkleedde zicli vervolgens in een der kabinetjes en haastte zich in het water te dompelen. Een chevalier d'industrie, die met den notarisklerk de inrigting gelijk was binuengetreden, bad een en ander naaiuvkeurig gadegeslagen, was er terstond op bedacht om liicr een coup te wagen en terwijl de notaris klerk zich met zwemmen verlustigde, wist hij diens kabinetje binnen te dringen, maakte zich meester van het re9U, vertoonde dit den bureaulist, die zonder de minste achtcrdogt hem de portefeuille ter haud stelde, waarmede hij zeer bedaard de in rigting verliet. Weldra echter miste de notarisklerk zijn billet, vernam tot zijn grooten schrik van den bureaulist, dat de portefeuille bereids tegen het re9U was afgegeven. Men wist nu wel dat een behendige gaauwdief bier in het spel was, maar tot dusverre heeft men hem niet kunnen ontdekken. Te Aucona hebben van 27 op 28 Julij op drie en dertig gevallen van cholera elf sterfgevallen plaats gehad; van 28 op 29 waren op een en veertig gevallen dertien met doode- 1 ijken afloop. Uit Athene wordt gemeld dat in verschillende steden van Griekenland huisgezinnen uit Egypte de cholera komen ontvlu?teu. Koning George en zijne regering nemen intusschen alle mogelijke gezondheidsmaatregelen met het oog op de naderende ziekte. Het personeel van verschillende gasthuizen is vermeerderd en tijdelijk zijn ook eenige andere gebouwen aangewezenwelke des noods tot gasthuizen zullen kunnen dienen. De groote steden Athene Syra Patras cn eenige andere worden door zeer vele personen verlaten die zich eenigen tijd uit vrees voor de cholera op het platte land gaan vestigen daar zij de ver schrikkelijke dagen van 1854 nog niet vergeten zijn. Rotterdam^ 31 Julij. Gisteren voormiddig bevond zich de policie alhier in de droevige noodzakelijkheid van eene scheiding te maken tusschen twee geliefden. De minnaar is een kreupele stakker van ongeveer 60 jaren, zoo zwak en gebrekkig ter been dat hij zonder hulp geen voet kan verzetten. Zijne geliefde is eene flinke deern van 25 jaar, die alzoo haar wenseh zag bevredigd naar „een vrijer die niet van haar zou wegloopen." Beiden waren reeds sedert geruimen tijd geplaatst in het armhuis aan den Sehiedamsehen dijk. De jonge dochter had aldaar aanzegging ontvangen, dat zij het gesticht moest verlaten en dat er gezorgd zou worden om haar tegen Augustus ergens geplaatst te krijgen, waar zij behoorlijk den kost zou kunnen verdienen. Dit scheen haar niet regt te bevallen en toen zij nu hierover den ouden man haar nood klaagde, ontstond er gelijk later aan het licht is gekomen tusschen hen beiden een minnehandel cn werden er in stilte minnebrieven gewisseld, die eene curieuse zamenkoppeling vormeu van bijbelspreuken cn verliefde uitroepingen gerigt tot den „hartelijk lieven Jan." Op den dag van het Waterloofeest te zamen op een vertrouwelijk wandelingetje uitgegaan, zijn ze met de noorderzon verdwenen, en wel zoo het scheen om cetie straatnegotie in lucifers te beginnen, waut naar meu verneemt, hebben zc daarmee in omliggende plaatsen te koop geloopen. Die speculatie is ver moedelijk niet voordeelig genoeg geweest; althans ze ziju hier ter stede terug gekomen. Altoos nog in hun armhuispakje gekleedhebben ze hier en daar centeneten en kleederen ingezameld en nachtverblijf weten te vinden, door op het medelijden te speculeren, waarbij zij natuurlijk aan dc ligtgeloovigen het een en ander moesten wijs maken, om liun rondzwerven te regtvaardigen. Thans is daar een eind aan gemaakt, tot beider groot verdriet, daar zij vooral er ijsselijk tegen opzagen dat ze misschien wreedaardig van elkander gescheiden zouden worden eu niet „zamen in één hokje" zouden mogen zitten. Het is dan ook zeer te betwijfelen of aan dat verlangen voldaan is, terwijl ze ook op geen logies in het armhuis meer behoeven te rekenen. De verdienstelijke kunstschilder P. J. Schotel is in den nacht tusschen 22 en 23 Julij te Dresden, waar hij,sedert eenige jaren met der woon gevestigd wasoverleden. Zijn dood is voor de vaderlandsche kunst een zwaar verlies. Middelburg, 3 Aug. De kinderziekte leverde in deze gemeente, wat hare verbreiding en intensiteit betreft, in de maand Julij een groot verschil op met de vorige maand, zijnde er slechts 15 nieuwe zieken bijgekomen, geen overleden en met den laatsten der maand niet meer dan 5 personen in behande ling. Minder gunstig scheen het gesteld te ziju met de keelziekte, waaraan, blijkens de opgaven bij den burgerlijken stand, 4 lijders bezweken zijn. ftierikzee, 3 Aug. Bij de op eergisteren plaats gehad hebbende verkiezing van een Lid in den gemeenteraad alhier, bij herstemming tusschen de heereu R. Koole cn D. Q. Mulock Houwer is eerstgenoemde verkozen met 162 stemmen, terwijl de heer Mulock Houwer 102 stemmen verkreeg. Zierikzee, 3 Aug. De synode der Ned. hervormde kerk heeft0111 uitvoering te geven aan art. 23 van het al gemeen regelement, opnieuw een concept-regelement tot stand gebragtuitgaande van het beginsel van de vrijheid der ge- gemeenten om zelve door hare stemgeregtigdc leden te kiezen of zij al dan niet verandering in de bestaande wijzeu van benoeming van ouderlingen en diakeuen en van het beroepen van predikanten wenschten zoo ja dan de bepaling inhou dendedat in kleiuere gemeenten die benoeming en beroeping regtstreeksen in grootere gemeenten door een daartoe ge- j magtigd kiescollegieonder nadere door den kerkeraad vast j te stellen regelen geschieden zal. Dit regelement zal aan de provinciale kerkbesturen en classicale vergaderingen verzonden worden om daarop hunne cousideratien eu adviezen bij de synode van 1S66 ter tafel te brengen. j De West-Indiër van 2 Julij jl. bevat het volgende j hoofdartikel j 1863—1865. Twee jaren zijn vervlogen, i En het herdenken aan dien afgeloopen tijd brengt slechts bedroevende beelden voor den geest van hem, wieu Suriname's welvaart ter harte gaat. I Afmattend, vermoeijend is de taak die op ons rust; maar zullende wij zwijgen zullen wij zwijgen kunnen? i Reeds te herhaalde malen klonken ons stemmen uit Europa I tegen, die sprakende West-Indiër schildert den toestand van 1 Suriname te zwart af te somber is het licht, dat hij over de kolonie verspreidt. Somber, ja wij erkennen het maar somber om den 1 doodsluijer der duisternis te verbreken. j Somber voor Europa, waar men Suriname niet kent, waar zelfs in de vergaderzaal der volksvertegenwoordigers dc schro- melijkste onkunde met onzen toestand wordt ten toon gespreid. Somber ja, maar nog veel te helder voor Suriname's burgers, bekcud met dit heerlijk gewest, dat zoo voortgaande, weldra lot den natuurstaat moet terugkeeren. Somber voor dat tal van dwaze pliilanthropen, die aan 38,000 inenschen eene beklagenswaardige vrijheid hebben geschouken. E11 niets meer? I Het Nederland onteerende juk der slavernij is verbroken, zeggen zij, die kousenbreijende mannen, die nu vergeten dat er 1 schoenen noQdig zijn, en in die schoenen voeten, en aan die voeten beenen, aan die beenen menschen, in staat 0111 het juk dezer vrijheid te torschcn. En het juk dezer vrijheid drukt zwaar op die min beschaafde menschen. Eu meenigeen der bevrijde slaven, ja het grootste deel, zucht en wenscht den tijd terug toen zij een meester hadden. Gelooft gij het niet, pliilanthropen in Europa? Hier helaas! spreekt de werkelijkheid! En wij zijn, hoewel het niet bejammerende, daarvan te tolken. Gelooft gij ons niet, gij mannen van Nederland, die alleen wist dat er eene kolonie Suriuame bestond om psalmzingend het treurig lot der anne slaven te beklagen? die daarvoor lieercu- en dames- en jongelieeren- en jongedames-comités vormdet. Eilieve, legt eens wat geld bijeen en zendt een uwer, wij wenschen een volbloed philanthroop, hierheen. Wij zullen hem geleiden. Hij bezoeke met ons de hutten der vrijgegevenen Hij hoore de jammerklagteu der kranken om geneeskundige hulp, der ouden om bijstand, der gebrekkigen 0111 verzorging. Hij kome en zie, hoe tucht en orde verloren zijn gegaan. Hij zie hoe godsdienst, zedelijkheid en famalieleven hersen schimmen zijn geworden. Hij herdenke dus wat Suriname was wat het is geworden en vrage: „Wat is gewonnen?" Eene nieuwe onderzoekingsreis naar de Noordpool wordt thans weder in Engeland georganiseerd en dat wel door den kapitein Sherard Osborn, van de Engelschc marine, en den heer Gilter, advocaat te Edimburg, schrijver van een werk over de zamcnstelling van den aavdbol. De heer Osborn heeft reeds vroeger die streken bezocht. De geographischc maatschappij tc Londen schijnt genegen te zijn om eene inschrijving uitte lokken, tot dekking der kosten van cene reis, die nogmaals eene poging zou aanwenden om in den Noordpool door te dringen, gewapend met al de nieuwe middelen der wetenschap. Gebrek aan vrouwen. De Amerikaansche bladen be klagen zich over het gebrek aan vrouwen in de nieuwe roijn- dictricten van het verre Westen. Omstreeks de geheele bevolking van Nevada en Colorodo behoort tot het mannelijk geslacht; en nu zij huizen, steden en overvloed van zilver en goud hebben verkregen, zijn zij boven mate verlegeu om het gezelschap en de hulp van vrouwen. Eclitgenooten of dienstboden zijn niet te bekomen en worden toch onmisbaar geacht. Het Rocky Moumiain News beklaagt zich zeer over deze zaak, maar weet er tevens raad op. Het verklaart dat vrouwen het in die streken het „Utopia van hare droomen" zullen vinden. Begeert men een echtgenoot, men heeft maar te kiezeuen 7.00 vrouwen eenig huishoudelijk bedrijf wenschen uit te oefenen, kunnen zij weldra fortuin maken. De mannen aldaar zijn niet alleen rijk, maar volgens hetgeen de uitgever van het nieuwsblad getuigt, ook in andere opzigten aanbevelenswaardig en hij weidt in het breede uit over hunne deugden. GENENGDE KERIGTËN. Hoeveel invloed de kiesvereenigingen te W. op de kiezers hebben, nu het knikkerspel voor Raadsleden is afgeloopen, blijkt: Want oude Jan blijft zitten En Jaapje die moet voort, Om dat men vreest voor vitten, Van Keesje met zijn soort. Want spoedig zou het wezen, Nu onze school verlicht, En kermis als voor dezen, Dat strijdt met onzen pligt. En nog veel meerder zaken, Die men zal zwijgen stil, Die eene club wilt maken, Want veel was er op til. Dus nu niet meer te vreezen, De Raad die blijft bestaan, Zoo als hij was voor dezen Eu nu zal 't weer goed gaan. Te Kruiningen wordt iemaud verzocht wat spoediger open te doen wanneer er bij hem gebeld wordt: Dus man past op uw tellen, Want dit voegt uw toch niet, Zoo lang te laten bellen, Daar meu dit nergens ziet. Te Wissenkerke zal ten tooneele gevoerd worden: De echt scheiding, of een heerschap in angst; na hetzelve: De rekening en verantwoording met vuisten. Een zekere vrouw te X. heeft liet zoo mooi gemaakt met een geueesheer, dat de geheele bevolking er mede gemoeid is. Zij zal dus wel doen, eeo ander niet meer te berispen, of zij zal nog verder ontmaskerd worden. Op dc kermis te 11. heeft een mulders-zoon kermis gehouden met een meisje van 12 jaar, tot ergernis van al de balgasten. De schoolkindereu zullen dus in de dauszalen nog opgekweekt moeten worden en de ouden van dagen in de school, om onder wezen te worden in de zedekunde. Een schippers-knecht te Z. wordt aangeraden, zoo dikwijls niet naar huis te gaan, als zijn schipper zijne zaken doet. Aldaar moest ecne boeren-meid, die pas aangenomen is, op geen drafje loopen naar de schuur, als er geflooten wordt, of zij zal in den kerkelijken ban gedaan worden. Te Oud-Vossemeer zingt men thans: Wel zpo, is er nu toch al weer, i Wat nieuws hier te Oud-Vossemeer, O, ja! dat is zoo'n wonder niet, Als men maar weet wat daar geschiedt, j Op 't veer daar dronk men menig glas, Tot dat 't verstnud vervlogen was, En toen ging iemand per abuis, Met eene dame uit het huis. Hij ging er mede naar den gang, Maar ziet het duurde niet heel lang Of daar kwam weer een ander aan Die wou de hand er ook aan slaan. Maar dit mislukte met geween Toen wierden zij daar handgemeen, Men pakte hem toen bij zijn jas, Die ras gescheurd in tweeën was. Van onder af tot aan den kraag, Dat zat hem leclijk in zijn maag, Want zijne beurs die was zoo plat, Of daar geen enkelen cent in zat. Dc brand van dc William Nelson, niet Landverhuizers bevracht op zijne reis naar Amerika. In den ochtend van den 26sten Junij jl. bevond de William Nelson, met 532 landverhuizers en equipage aan boord, zich op den Atlantischen oceaan, op een afstand van ongeveer 900 mijlen van Noord-Amerika, het land waarheen liet schip bestemd was. Niets deed het vreesclijke onheil vermocdeu hetwelk dc groote meerderheid der passagiers eu het trotsche vaartuig binnen weinig tijds zou treffen. Met het doel om het verblijf tusschendeks gezonder te maken voor de passagiers, had de kapitein bevolen dat bedoeld ge deelte zon worden berookt. Volgens gewoonte had men zich tot dat einde bediend van teer en hetzelfde voorbehoedmiddel, zonder inachtneming van de vereischte voorzigtigheid gebezigd, hetwelk vroeger den ondergang van de Austria veroorzaakte, had hier ecu dergelijk en even noodlottig gevolg, namelijk het verbrandeu van het schip en het ellcndiglijk omkomen van honderde personen. Een der passagiers aan boord van de William Nelson, dien het buitengewoon geluk ten deel viel om met vrouw en vier kinderen te worden gered, namelijk de Heer Wilhelm Rothstein, heeft de volgende schildering van het vreeselijk onheil gegeven, in een brief aan zijne ouders toegezonden en door laatstge- melden in de Elberfelder Zeitung opeubaar gemaakt. Zijn verhaal luidt als volgt. Des namiddags ten 1 ure ongeveer van den 26stcn Junij barstte de brand uit, terwijl men bezig was met het schip tusschendeks te berooken. Naauwelijk sloegen de vlammen naar buiten, of er ontstond een tooneel van de schromelijkstc verwarring. De menigte, welke handenwringend in radelooze ontsteltenis dooreen liep, was zoo groot, dat de weinige pas sagiers en manschappen der equipagedie de handen in een poogden te slaan, om den brand te blusschen en bij voldoende ondersteuning hem stellig meester zouden zijn geworden, spoedig alle hoop op slagen moesten opgeven. Weinige minuten nadat wij de eerste sporen van den brand hadden bespeurd, sloegen de vlammen uit alle luiken opwaarts. Er kon schier aan geene blussching van het verwoestende element meer gedacht worden. Zoodra ik bespeurde dat alle hoop op het behoud van het vaartuig vervlogen was, trachtte ik mijne vrouw en vier kin dereu door de zaamgepakte menigte heen te voeren naar het achterdek, hetgeen ik na ongeloofelijke inspanning van krachten eindelijk bereikte. Ik hield in eiken arm een mijner kiuderen, twee jonge meisjes, omklemd, had onmiddellijk voor mij mijn oudste zoontje, een knaap van 10 jaren, en voor hem bevond zich mijne vrouw met het kleinste kind op den arm, die ik allen met schier boven menschel ij ke kracht voor mij uit en door de digt opeengepakte menschen massa heenstuwde. Toen ik het achterdek bereikt had, zag ik dat de kapitein, geholpen door den eersten stuurman, eene der sloepen te water gelaten, waarin reeds verscheidene passagiers der eerste klasse haddeu plaats genomen. Zonder mij om al het tegenstreven te bekommerenwierp ik zoo bedaard mogelijk mijne vier kinderen in de sloep, verschafte mijue vrouw daarin mede eene plaats, hetgeen mij niet weinig moeite kostte, dewijl al de passagiers in de sloep aanwezig, om strijd pogingen in het werk stelden om mijn voornemen te verijdelen. Niettegen staande dit alles, zag ik mijne volharding eindelijk met een gunstig gevolg bekroond. Zoodra de mijnen zich betrekkelijlcerwijze buiten gevaar be vonden, zag ik om mij heen, ten einde dekens, voedsel en andere voorwerpen, magtig te worden, onontbeerlijk om de in zoo verre geredden in het leven te kunnen bewaren. Het zou mij gelukt zijn hierin te slagen, had de sloep zich niet derwijze van boord verwijderd, dat er geene mogelijkheid bestond om hun het benoodigde toe te werpen. Dit was geschied om het zinken der sloep te verhoeden door den te grooten aandrang

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1865 | | pagina 1