Z1ER1KZEESCHE •TWSBODE 1815. Woensdag 26 Ju lij 1865. Herinneringen uit den jare jaai-s zal dc VAN DER Bijwagens Vlissingen, COMP. )ERER, Kapt. KATER. ■N, Recept esteldheden Gal en Worden in G. C. S., 25 daarop ghebhenden en bale de Men abonneert zich: In Nederland, bij den Uitgever. Bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. In Noord Amerika bij J QUINTUS, te Grand Rapids, Slaat Michigan. Abonneiuents-Prijs: Voor beide uitgaven. Voor 3 maandenf 1.30. Franco per post, in Nederland- 1,60. Voor Noord-Amerika, Franco New-York- 3.90. Verse li ij nt: Op Woensdag en Zalurdag. A dver ten (I n 10 cent voor eiken regel. Zegelrcgt voor iedere plaatsing, 3d cent. De inzending der Advertentie» kan geschieden tot Dingsdng en Vrijdag, des voorinidd igs 10 ure. Bureau: Zicrikzce, Hoek van de Schuilhaven, B, No. 94. Brieven en lngczondcnc Stukken Franco. 2227. 2 Ssle Jaarg. Onder de gearresteerde maarschalken was ook So'ult, die echter spoedig in vrijheid werd gesteld, en zich begaf naar zijn landgoed, doch stond lang onder het toezigt der hooge politie. Vele hoofd-officieren,' waaronder ook was de kolonel'Labédoijère, werden ter dood veroordeeld en doodgeschoten, en aau tranen en smecken van moeders en echtgenoten werd niet gestoord. Zoo viel de vrouw van genoemden kolonel op den 19den Augustus, den koning te voet, toen hij in zijn rijtuig stappen wilde, en smeekte om genade voor haren echtgenoot; doch de koning antwoordde, dat,'bijaldien de kolonel slechts hem beleedigd had, hem genade zoude verleend worden, doch dat geheel Frankrijk de straf van den man vorderde, die hetzelve alle de rampen des oorlogs heeft helpen berokkenen. Toen de koning terug kwam, wilde de moeder van Labédoijère, hetzelfde beproeven, doch werd teruggedreven, hoe zij ook smeekte den koning te mogen naderenen van dien tijd af was het niet mogelijk dat iemand der, koning meer te voet koude vallen om genade te smeeken voor dezen of genen ter dood veroordeelden officier, ten einde zulke treurige tooneelen te voorkomen. Ook de beurzen der Franschen leden verschrikkelijk, dat een natuurlijk gevolg is van zulke groote wereldgebeurtenissen. Zoo kwamen er onder andere op 22 Augustus 22 karren met geld, bespannen met vier paarden, te Brussel aan, die geëskoorteerd waren door Engelschëdragonders, en bestemd waren voor Engeland. Treurig was het dan ook in geheel Frankrijk gesteld, dat blijkt uit het volgend rapport aan den koning, van den minister van algemeene policie, den heer Touché. Sire! „Frankrijks verwoesting is ten top. Alles wordt vernield, bedorven en ten onder gebragt, als of wij noch vrede noch verzoening te hopen hadden. De inwoners vlieden voor dc tncbtelooze soldaten; de bosschen zijn vol van ongelukkigen, die er eene laatste schuilplaats zoeken, en de oogst vergaat op het veldbinnen kort zal.de wanhoop niet langer gehoor geven aaa de stem des gezags, en deze oorlog, ondernomen om ge matigdheid en regt te doen zegeviereu, zal in barbaarschheid die besehreijenswaardige en maar al te vermaarde invallen evenaren, wier herinnering de geschiedenis met afschuw van geslacht tot geslacht doet overgaan. „De geallieerde mogendheden hebben hunne leer te luid ver kondigd, dan dat het ons geoorloofd kan zijn aan derzelver grootmoedigheid te twijfelen; maar welk voordeel kan uit zoo vele nuttelooze kwellingen getrokken worden? Moet er voortaan geen band van verceuigitig lusschcn de Natiën bestaan Wenscht men de verzoening van Europa met Frankrijk te vertragen? Eene van der souvercinen bedoelingen scheen te zijn, de rege ring aan Uwe Majesteit te verzekeren, en nogtans wordt Iloogst- deszelfs gezag elk oogenblik gecompromitteerd door deu staat van onmagt, waartoe het door hen gebragt is. Ueszelfs magt wordt zelfs hatelijk gemaakt door de onheilen, aan welke hij medc- pligtig schijnt, omdat hij onvermogend is dezelve te beletten. Uwe Majesteit heeft als bondgenoot het tractaat vau den 25sten Maart getcekenden nogtans wordt de rcgtstrcekschc oorlog tegen U gevoerd. „Dat de souvercinen ten minste eenig acht slaan op hunne eigeue belangen. Wanneer alles rondom hunne armeeën verwoest en vernield zal zijn, hoe zullen zij middelen van onderhoud vinden? Is er geen gevaar bij het verspreiden der troepen? Alle wapenen zijn voorzeker niet weggenomen, en alles wordt een moordend wapen in de handen der wanhoop. „Ten aanzien van oorlogs-contributicn, welke nieuwe opoffering kan nog gevorderd worden, wanneer alles reeds door de soldaten vernield is? Ten aanzien van de gewapende magt; wanneer eens de krijgstucht verslapt, wordt zij niet gemakkelijk hersteld. „Duilschland is verre van te verwachten, na een glorierijken veldtogt. soldaten terug te krijgen, bedorven door een geest van toomeloosheid, van roof- en van plnnderzucht. „Deze oorlog had in alle opzigten zich van andere behóoren te onderscheiden, in plaats van in Frankrijk de buitensporigheden na te volgen en zelfs ver te overstreven, tegen welke de sou- vereiuen de wapenen hebben opgevat. Zal zelfs hunne glorie zich voldaan zien? Van onze zijde hebben wij alles gedaan wat zij verlangden, en van hunnen kant is al wat zij der wereld hadden aangekondigd volbragt, één eenig punt uitgezonderd. Welkeen contrast tusschen het geen werkelijk gebeurt en hunne plegtige beloften. Wie vermag zulk eene overmaat van ellende overeen te brengen met zulke beloften van gematigdheid? De tegenwoordige oorlog was ondernomen om de zaak der wettigheid van regering te doen zegevierenen is deze wijs van oorlog voeren geschikt om Uwe Majesteits gezag geheiligder te maken? „Zij wilden den man treffen, die met dc rampen der Natiën zijn spel dreef, en zij doen Frankrijk dezelfde onregtvaardigheden, dezelfde onmeuschelijkheid ondergaan. Geheel Europa dacht, dat de aankomst der souvéreinen te Parijs een einde aan den oorlog zoude maken. Wat zal men deuken, wanneer men ver neemt, dat toen eerst dc overmaat van onderdrukking, zonder strijd en zonder wederstand, een aanvang nam? De rampen, welke men ons verwijt, zijn nimmer zoo groot geweest; zij hadden nimmer plaats, waar het gebruik der wapenen geen doel meer haden al ware het eens zoo, dat wij de eerste voor beelden van zulk een misbruik van magt gegeveu haddenbe- hooren zij dan na te volgen, wat zij ons als misdaad toerekenen „Het is bekend in het Noorden, het is bekend in Pruissen, dat ons gebrek aan gematigdheid, veerkracht en volksgevoel bij onze vijanden deed ontstaan. Er zal geen eind meer aan de rampen der menschen zijn, indien wederwraak de regel van oorlog wordt; want de Natiën sterven nooit. „Uwe Majesteit zal mij wel willen veroorloven om ten slotte nog op eene bedenking aan te dringen. Zoo lang Frankrijk nog iets te behouden zal hebben, door de hoop van zijne on geschondenheid als Natie te zullen bewaren, zal geenc opoffering onmogelijk zijn, en alle ontwerpen eencr billijke staatkunde kannen uitgevoerd wordenmaar op deu dag dat de iowoners alles verloren, zullen hebben: op den dag dat men de laatste hand zal leggen aan hunnen ondergang, zal men eene nieuwe orde van gebeurtenissen zien beginnen, omdat er noch bewind noch gehoorzaamheid meer zijn zal. Eene blinde woede zal de plaats dier gelatenheid vervangen; men zal slechts raad nemen van de wanhoop; aan beide zijden zal verwoesting zijnplundering zal oorlog voeren tegen plundering. Elke stap der vreemde soldaten zal met bloed gekenmerkt zijn. Frankrijk zal minder beschaamd zijn zich zeiven te vernielen, dan te dulden dat het een ander doe; het oogenblik nadert; reeds neemt de Nationale geest die schrikbarende rigting; de verwijderde partijen smelten in eende Vendée zelve vereenigt hare vanen met die der armee. Op den hoogsten top van ramp welke lijn van gedrag blijft er voor Uwe Majesteit over, dan die van zich te verwijderen? De ambtenaren zullen op gelijke wijze hunne posten verlaten, en de legers der souvereinen eindelijk alleen te doen hebben met lieden, vrij van alle maatschappe lijke banden. „Eene Natie van dertig millioen inwoners kan, ongetwijfeld verdelgd wordenmaar in dien oorlog van man tegen man zullen de onderdrukten en hunne overwinnaars in meer dan één graf bij malkander liggen." De minister van algemeene policie FOUCHÉ. Het ging dus geheel anders als Wellington en Blücher in hunne proclainatiën beloofd hadden te zullen doen bij hunne intrede in Frankrijk; maar, men kan zich wel voorstellen wat te doen als alles gaat zoo men zich voorsteld dat het gaan zal, doch dit is afhankelijk van omstandigheden die niet te be rekenen zijn. Doch dit is zeker, dat er niet regtvaardig werd gehandeld, om zoo vele groote maDnen als struikroovers te laten doodschieten, als medepligtig aan den ontstanen oorlog, die niet anders konden doen om niet door het volk vermoord te worden. Medepligtigcn te straffen en den hoofdmisdadiger te laten loopen is nooit regtvaardig in welk geval, groot of klein, het ook wezen mag. Napoleon werd wel is waar naar St.-Hclena gebragt, maar hij behield toch zijn leven, en had het er zoo goed dat de bevolking van half Europa wel in zijne plaats zoude willen zijn. Men schreeuwde en klaagde dus in Frankrijk, over den last der aanwezig zijnde vreemde troepen en over hunne baldadig heden en kosten van onderhonden dit had nog maar een paar maanden geduurd. Maar wat beteekende die weinige weken van onderdrukking en afpersing bij dc vele jaren welke de volken van Europa hebben moeten verduren? Wij zullen alleen maar een weinig noemen wat er in het kleine Zierikzeetje heeft plaats gehad van 1795 tot 1813. Met duizende Franschen, die genaamd werden Carmagnolen, werd Zierikzce overstroomd, die kwamen op klompen en sloffen, zonder hemd en met gelapte rokken en broeken. Dit volkje werd dan ingelegerd bij de burgers, die tevens belast werden, om te helpen bijdragen om die mannen in het nieuw te stekenen zoodra waren zij niet van alles voorzien, of zij vertrokken, om plaats te maken voor anderen, die, even als dc vertrokkene, in lompen gehuld aankwamen, en die weder moesten gekleed en van alles voorzien worden. In het eerst ging dit gewillig, omdat prins Willem de Vijfde algemeen gehaat was, en men dus verblijd was een nieuwen meester te hebben. Zelfs was men zoo ingenomen met de Franschen, dat cr huwelijken aangegaan werden door de aan zienlijkste dames met Fransche hoeren. Dat de Franschen daarmede ingenomen waren spreekt als van zelf, en verzuimden dan ook niet om van die gunstige gelegenheid gebruik te maken. Zelfs haalden zij de klokken uit den toren om er kanonnen van te gieten, terwijl de bevolkiug gelast werd om hun goud en zilver in eene offerkist te brengen op het stadhuis, om er geld vau te slaan. Ook daaraan werd gewillig voldaan; doch later heeft men wel zilverwerk gezien op de tafels dergenen die belast waren die offers naar Parijs over te maken. Nu, de gelegeuheid maakt een dief. Nadat dan eindelijk de tijd gekomen was dat de Franschen dit Luilekkerland moesten verlatenwaren zij nog van plan Zierikzee zoo veel mogelijk tot een puinhoop te maken, door het in de lucht doen springen van eene Fransche oorlogsbrik, die in de Nieuwe Haven lag voor de Molenstraat. Het was in het begin van December 1813, dat cr eene En- gelsche vloot op de roede van Zierikzee verscheen, waaronder ook was een groot Russisch fregat met landingstroepen aan boord. De commandant dier vloot, lord Stewardliet het plaatselijk bestuur weten, dat hij den vrijen aftogt van het garnizoen vol strekt weigerde, met bevel dat de stad dadelijk aan de Engel sehen moest overgegeven worden, en dat allen, die gewapend zouden aangetroffen worden, als krijgsgevangenen naar Engeland zouden wordeu opgezonden. Ook daarin wist men mcnschlievendheid met voorzigtigheid te paren. 'Je Franschen verlieten de stad en de brik werd als een wonderwerk overrompeld, die naar Engeland werd gevoerd, medenemende ecnige achtergeblevene douanen, de commissaris van politie en een officier der Veteranen een man van meer dan tachtig jaren. Wordt vervolgd.) [Yieuwslijdingen. Parijs, 20 Julij. Uit Sint Qucnlin deelt men be- rigten mede van liet vreeselijk onweder, dat inden avond van den 17den aldaar en in de omstreken gewoed heeftEen uur lang was de stad als in een donderbui gewikkeld de bliksemstralen volgden elkander bijna zonder tusschenpoozen, terwijl men slechts een dof gerommel in de verte boorde. De hagelsteenen vielen in zulk eene menigte en zoo zwaar, dat er bijna geen ruil heel gebleven is. Gansche ramen woeijen in en in lailoozc buizen ston den de kamers onder water. De hoornen in den omlrck liggen in menigte over den weg en een aantal telegraafpalen zijn omvergeworpen. De gevangenis en andere gestichten zijn bijna ondergeloopen zoodat men de bevolking er van moest verplaatsen. Maar liet ergste is nog de verwoesting van den oogst. Geen vrucht is meer te herkennen de geheele om trek schijnt een zwarte moeras. Het onheil beeft ook andere streken in het noorden van Frankrijk getroffen. De dagbladen deelen daaromtrent uitvoerige bijzonderheden mede, die echter in dc hoofdzaak allen op hetzelfde nederkomen en van de buitengewone hevigheid van dit onweder getuigen. Nadat maandag de atmosfeer brandend heet was geweest, barstte in den namiddag boven de stad Mons in België een vreeselijk onweder los, vergezeld van een hagelslag, die bijna 20 minuten duurde, gedurende welke hagelsteenen, zoo groot als hoendereijeren en 25 tot 70 wigtjes zwaar, nedervielen. De stad werd letterlijk gebombardeerd. In een oogwenk waren duizenden glasruiten stuk geslagendc liagelstecueu vielen als groote kogels in de huizen doorboorden dc gordijnen en de i spiegels. Te gelijkertijd overstroomde een stortregen verscheidene wijken. Vooral op het platteland zijn de geleden verliezen on- I metelijlc en de veldgewassen zijn letterlijk totaal vernield. Vele i openbare gebouwen in de stad zijn zeer beschadigd of geheel omvergehaald door de windhoos die het onweder vergezelde. f Onderscheidene personen zijn bovendien gekwetst door den hagel. Een heer is er met een gekneusd oog afgekomen, maar bij eene dame hebben de hagelsteeuen een polsader geopendz66 dat onmiddellijk heelkundige hulp moest worden ingeroepen. Groningen, 19 Julij. Bij het vreeselijk onweder dat II. Maandagavond in deze streken heeft gewoed zijn op niet minder dan 15 plaatsen in deze provincie dieren in het veld of huizen getroffen. Ook in deze stad werd een der molens op den vestingwal be schadigd. Werkendam 23 Julij. Maandag morgen j.l. heeft zich boven deze gemeente eeu zwaar onweder ontlast, de blik sem sloeg in een huis; beschadigde de muts der vrouw verwondde I ligtelijk het voetje van een kind hetwelk genoemde vrouw op I dat oogenblik op haren schoot had, liet vervolgens eene zwarte plek op het geverwde beschot na; een spijker welke in eenen balk zat werd gedeeltelijk gesmolten, ging toen den schoorsteen weder uit zonder ernstige gevolgen na te laten, j Ook is ter zelfder tijd aan de Corn, gemeente Dussen een watermolen en eene boerenhofstede door het inslaan van het onweder totaal afgebrand. (Ingez.) Zierikzee, 24t Julij. Uit Greenock schrijft men aan de North British Mail: j „De kapitein van de bark Meteor, hier te huis behoorende en in de vorige weck binnengeloopenrapporteert 30 passagiers te hebben opgeviseht van het verbrande schip William Nelson. Den 28sten Junij, des namiddags ten 3 ure, met kalm weder, hoorde de kapitein op 41 gr. 58 min. N. L. en 51 gr. 48 min. w'. een geluid als van menschen die om hulp riepen. Een onderzoek instellende, ondekte hij 9 vrouwen en 21 mannen, die bijna naakt op sparren en stukkeu hout ronddreveneen der vrouwen dreef op een bazaansmast op ongeveer 2 mijlen afstand, die het voorkomen had reeds overleden te zijn, doch die, na geneeskundige hulp te hebben ontvangen weder bijkwam. Deze passagiers schenen allen Duitschers te wezen, ofschoon men hen moeijclijk kon verstaan, zoodat de natie tot welke zij behooren, niet met zekerheid was aan te geven. Na deze schipbreukelingen, die twee dagen en twee nachten zonder voedsel of drank hadden rondgedreven, aan boord te hebben genomen, kruiste de kapitein nog nader, doch vond geene meerdere personen, die eenmaal tot de William Nelson behoorden; al wat hij ontdekte, was een aantal lijken, die ronddreven. De geredden bevestigden, dat verreweg het grootste aantal der passagiers (552) verbrand, of met het schip in de diepte waren weggezonken. Zij zeiden, dat toen het schip vuur vatte, de kapitein, de officieren cn de equipage de booten uitzetten, er in sprongen en zich verwijderden de passagiers aan hun lot overlatende. Een aantal hunner sprongen over boord en trachtte de booten te bereiken dc officieren cn equipage sloegen hen echter met de riemen op de handen en dwongen hen de boorden los te laten, zoodat zij noodzakelijkerwijze den dood in de golven moesten vinden. Zij bevestigden voorts dat zij op 27 Junij een Amerikaansch schip hadden ontdekt, dat echter, zonder hulp te verleenen, zijn koers vervolgd had, niettegenstaande het meer dan waar schijnlijk was, dat men hen had gezien. Nadat de Meteor weder onder zeil was gegaan, ontdekte de kapitein een ander groot schip, dat kruiste op dc plaats des onheils, alsof ook dit schip schipbreukelingen redde; dc kapitein kan echter niet verzekeren of dit het geval was. Aangezien kapitein Hart geene genoegzame provision aan boord had om zijne equipage en de dertig geredden te voorzien verauderdc hij van koers en stevende naar St. Johns, Newfoundland, waar hij de passagiers van de William Nelson behouden aan wal zette. Op den 30 Junij vervolgde hij zijne reis. De schipbreukelingen hadden alles verloren; alleen een oud man, die artist scheen te zijn (althans hij sprak van zijn voor nemen om eene schilderij te maken van het brandend schip) had eene tamelijke som bij zich die zich bevond in eenen riem, welke hij om het lijf droeg. De geredde passagiers zijn stellig van meening dat het schip met voorbedachten rade in brand was gestoken eu zeiden dat reeds twee schepen, waarover die kapitein vroeger bevel voerde, op zee waren verbrand. Zij bevestigden, dat eeuige officieren cn de timmerman op den dag van den brand naar beueden waren gekomen, alle passagiers naar het dek joegen en, na de kisten en koffers der passagiers te hebben geplunderd, het schip in brand staken. Wat van deze laatste mededeeling zijkan de North British Mail niet verzekeren; minder nog dan dit blad kunnen wij dus borg zijn voor de waarheid er van. Dc kapitein van dc William Nelsonwelk schip naar men zich herinneren zal, op zee verbrandde, heeft aan de Nort-Britisch Mail een schrijven gerigt, om de beschuldigingen te wederleggen, welke vervat zijn in een schrijven, uit Gree nock aan dit blad gerigt. Zie hier boven.) Iu de eerste plaats ontkent de kapitein, dat toen het schip vuur vatte, hij cn de bemanning het brandende schip verlieten, de passagiers aan hun lot overlatende. Dc kapitein verzekert zoo lang als mogelijk was aan boord te zijn gebleven en toen de vlammen hem dwongen, sprong hij in zee. Na drie kwartier uurs te hebben gezwommen, werd hij door een der booten opgeviseht. Van de 87 geredden behooren 65 personen tot de passagiers. Wat de beschuldiging aangaat als zou de kapitein en ecnige der officieren eerst de passagiers beroofd en daarna het schip in brand hebben gestoken dit behoeft naauwelijks te worden wederlegd als men nagaat hoe weinig kans op redding zulk een ellendige zou hebben die zich in den vollen Oceaan te midden van 540 wanhopige passagiers zou bevinden. De kapitein is van meening dat de geredden, die als door een wonderwerk den dood ontkwamen, deze lasterlijke geruchten uitstrooijen doordien op den dag van den brand alle passagiers zich op dek moesten bevinden. Dit echter was noodzakelijk, omdat het schip moest gehookt cn schoon gemaakt worden. Zfierik7.ee, 25 Julij. Jl. Zondag avond barstte boven deze stad cn omstreken wederom een vrij lievig onweder los, waarbij de bliksem is geslagen in een hoop bijeengebonden rogge, slaande op het land van den landbouwer J. Schikkernabij zijne woning, onder deze gemeente. Gelukkig was de brand spoedig gebluscht en alzoo de andere daar aanwezige rogge behouden, liet is opmerkelijk, dat binnen den lijd van acht dagen, tweemaal in en nabij dc woning van genoemden landbouwer door den bliksem brand veroorzaakt isevenwel zonder ernstige gevolgen. De miliciens der ligling van dezen jare, die in de maand Mei II. bij de bereden corpsen zijn ingelijfd en lot nadere oproeping met onbepaald verlof zijn gezonden zullen met 1°. October a. s. in wer kelijke dienst optreden ten einde gekleed en geoefend te worden.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1865 | | pagina 1