ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE. JV.° 1804. Zaturdag 6 1861. f 7de Jaarg. Nieuwstijdingen. ADRIAAN POLDERMAN, n kostbare aanwijzing bereiden en Cents. ibaclitsnian, Prijs 90 ier, ïoochelsluk- 40 Cents. Iheld inving voor f 1,50 in de van H. K WEDDIK. werkjes in vele op- e bekomen, NE te Tiel. verkocht. sn, komt :nnen valt. it men niet voorstelt, naar een lie er voor len is het een doel g en oud e zijn inet i dat doel den in de ■-Olie. van Oud ere praepa- het Haar ij dig grijs doet men krijgt men te wenden te laten ost slechts Oépot bij Az., de Waag. Verstaande mslag. ies. Tholen. allen Is LY. wonden aakt. ïpaald ge- arm water in te ken lijden voortgang liet niet te sinee- :n somtijds en zweren is de wond or de kan- aakte ze eft om de gewikkeld iet water van het niet ver en voor de len. i alle soorten, enz. rijzen ,50 20,20 ,85 - 20,20 komen bij Zierikzee nopZoom Her togen- s Laine. Dienst- Nz., te Men abonneert z c li In Nederland, hij den Uitgever. Bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. In Noord-Anierika, bij J. QUINTUS, te Grand Rapids, Slaat Michigan. Abonnements-Prigs: Voor beide uitgaven. Voor 3 maandenf 1,30. Franco per post, in Nederland- 1.60. Voor Noord-Amerika, Franco New-Yprk. - 3,90. Verschijnt: Op Woensdag en Zaturdag. - - A v c e n 11 S n 10 cent voor eiken regel. Zegelregt voor iedere plaatsing, 35 eenI De inzending der Ad verten tien kan geschiede:? tol Dingsdag en Vrijdag, des voortniddags 10 ure. S u r e a u s Zierikzee, Iloek van dc Schuilhaven, B, No. 94. Brieven en Ingczoudenc Stukken Franco. MSddelharnis, 30 JunijNieltcgcnslaandc de aan- h om lende regenvlagen is echter het vlas in dezen omtrek verkocht van ƒ150—ƒ230 per geniet. Het wintergewas belooft een zeer voordcelig oogst, de aardappelen krijgen ik de laag gelegen landen te veel water, om cene goede opbrengst te verwachten. iV;Uit Geneniuiden wordt dd. 30 Junij het volgende gemeld De storm die lieden woedt, heeft nu reeds onder -deze gemeente duizende guldens schade veroorzaakt, door dien de oeverlanden der Top, waarop het gras gemaaid of aan oppers stond onder water zijn geloopen. Het gewas der Oude en Nieuwe Pieper eene groote uitge strektheid, grootcndcels aan de gemeente Kampen belioo- fendeis totaal verlorenmen schat liet produkt dat <(oor het water bedorven is op 1 millioen pond beste kwaliteit linoi. Door tijdige voorzorgsmaatregelen van we ge het bestuur dezer gemeente is tot op dezen oogen- blik (4 ure namiddag) veel schade verhoed, terwijl het water vallende is. Het is te hopen dat het water val lende blijft, want ware het anders, dan zou de Pinkster- storm van 1860, hierbij vergeleken, eene kleinigheid zijn. Brouwershaven, 4 Julij. Heden had hier een zeer loffelijk en moedig voorval plaats. Het zoontje van de weduwe Adams oud tien jaar, aan beide beenen zeer gebrekkig zijnde, schijnt bel ongeluk gehad Ie hebben al spelende in de haven te geraken, en in slede van zich naar de kant te wenden, zunder Ie zijn opgemerkt in hel diepst van de haven te zijn gedreven, toen het hoog water was, waarin hij, na eenige oogenhlikken gezonken te fijn geweest, door de voorbijgangers werd ontwaard. Óp hel hulpgeroep van eene menigte toeschouwers twain ook zekeren Willem Viergever, jongen op het hulp- en werkvaartuig van liet Loodswezen, die zonder te aarzelen dadelijk iu het water sprong cn liet knaapje hetwelk deszelfs bewustzijn reeds had ■verloren inet groote inspanning en eigen gevaar feilde en bij zijne moeder te huis bragt. Zierikzee, 2 Julij 1861. BEHANDELING voor het provinciaal geregtshof in Zeeland VAN DE ZAAK VAN BESCHULDIGD VAN moedwillige nederlaag zijner vrouw. Zilling van Zalur.dag 29 Junij. Bij de hervatting der gisteren gestaakte werkzaam heden wordt het woord verleend aan den heer mr, Ph.. van den Broecke, als verdediger van den beschuldigde. Die spreker vangt, zigtbaar aangedaan, met de be- Aulging aan, dat de taak welke bij heden te vervullen heelt, zwaar op hem drukt, te zwaarder al» hij zich te binnen, brengt de vorige halszaak welke hij voor dit ;eregtshol le bepleiten had. Toen mogt er eene vrijspraak an den beschuldigde volgen, en op het vernemen daar- an hóórde men ook in die gercglszaal het niet te be dwingen gejuich der menigte weèrgalmen in het on- lenkbara geval dat de re gier den tegen woord igen be- ichuldigdc mogt vrijspreken, zou echter ongetwijfeld ene raauwe kreet van verontwaardiging uit do menigte pstijgen. Toen werd.de vrijgesprokene door de juichende nenigtc als het ware in triomf naar zijne woning be- 'eleid, thans zou het ook in dat geval bijna niet 1 oen lijk schijnen om den vrijgesprokene te onttrekken lan de bcleedigtngcn van de zijde der verontwaardigde nenigle. Dit is voorzeker voor pleiter cene zeer ont- noedigende- tegenstelling, e» ofschoon hij geenszins de neening is, toegedaan dat de stem van. het volk altijd Gods stemme zou zijn, zoo kan liet den verdediger toch niet onverschillig zijn of hij in die stem des volks de ntdrukking. van gevoel, van medelijden, dan wel van wraak verneemt. Ihans echter komt pleiter ook den regtcr geenc vrij spraak vragen, maar alleen dezen beschuldigde verdediger* tegen den eisch tot doodstraf, welke gisteren door den ambtenaar van het openbaar ministerie tegen hem is uitgesproken. Zoo lange die doodstraf cn moge het net langer meer zijn, vervolgt pleiter in de ncder- anrisclie wet staat geschreven, is de regtcr gehouden haar toe te passen in de gevallen bij die wet zelve voor geschreven. En de regter zon ze ook thans moeten uitspreken, wanneer al hetgeen door het openbaar mi nisterie ten laste van Adriaan Polderman is aangevoerd, louter eu onwederlegbaar waarheid ware, op welke niets viel af te dingen. Pleiter meent echter dat bij de hechtheid mag betwisten van eenige gronden waarop de redenering van den proc.urcur-genêraal gebouwd is. Welke bezwaren er ook mogen gerezen zijn tegen den beschul digde, hij meent dat liet niet wettig, niet overtuigend is bewezen, dat de gruwzame daad door hem is gepleegd niet voorbedachten rade. Om die meening te ontvouwen, wcnscht dc verdediger twee stellingen te ontwikkelen 1. dat er bij Polderman gecne premeditatie bestond lot doodslag, op het oogenblik dat deze zijn bed in den bewusten nacht verliet, om zich naar dat van zijne vrouw te begeven, en II. dat, ook zelfs al ware dit bewezen toch in casu niet liet plegen van doodslag niet voorbedachten rade kan worden aangenomen. Vooraf wensebt pleiter echter eenige feilen na te gaan, en bepaaldelijk de aandacht te vestigen op de tdedragt der feiten op den noodlotligen avond van den moord, ten einde aan te toonen dat de opgave van den beschuldigde te dier zake volkomen aannemelijk is, en wel 0111 de innerlijke geloofwaardigheid der voorstelling van bet ge beurde, en ten anderen omdat zij geheel wordt geslaafd door de afgelegde getuigenissen en dc rapporten der des kundigen De verdediger herhaalt hierop beknoploiijk dat de be kentenis van den beschuldigde hierop nederkonvt: Op den avond van zondag 27 januari] jl. begaf bij zich i omstreeks 9 ure naar zijne legerstede; ecnigen tijd later j ging de vrouw naar de hare; koflen tijd daarna hoort beschuldigde dat dc Vrouw4liaar bed weder wil verlaten; j 0111 zich, daarvan te vergewissen, staat hij op en begeeft J zich tot nabij haar bod; nog vóór dat hij onder haar.be- j reik komt, tracht de vrouw die opzat, naar hij meent j op hare knieën, naar lieni te slaan niet eenig voorwerp, I dat later gebleken is le zijn de-ten prooesse voorhanden i ijzeren vuurlepel. Daarop schiet bij toe, neemt haar dat voorwerp af en brengt haar een slag toe, welke hij moest onderstellen dat doodelijk was, omdat de vrouw ncderzeeg; in die mecnig bragt 1»ij haar hoofd onder de kussens en drukte daarop tot hij geencrlei tecke.11 van leven meer bespeurde. Dil gehcelc verhaal, meent spreker, is aannemelijk als innerlijk geloofwaardig. Deed be- schuldigde daarbij iets om het voorval tc verzachten j of zijne schuld te verkleinen? Neen; hij zei van den aanvang af dal er geenerlci woordentwist had plaats gegrepen; hij verzweeg nimmer dc ooge 11 schijn lijk zoo verzwarende omstandigheid dat hij haar niet alleen sloeg, maar daarna het hoofd onder de kussen duwde. Eu toch kon hij dil althans best verzwegen hebben; immers bij, die geen deskundige is, kon onmogelijk veronderstellen dal dc sporen van verstikking bij het geregtelijk genees kundig onderzoek zouden aan den dag komen. Er bestaat al zoo geenerlei reden om die opgave van den beschuldigde niet aan te nemen. Maar zij wordt ook versterkt door de opgaven der getuigen. Immers liet was niet zulk eene bijzonderheid dat de vrouw des nachts opstond. Uit dc verklaring van den heer mr. J. van dc Graft toch is gebleken dat zij bare raadslieden afschriften bezorgde van papieren die zich in éren der zakken van 's mans klecderen bevonden, en dit moet nog wel noodzakelijk zijn geschied tijdens zij in eene andere kamer sliep en zich dus tot dat einde d?u>r de woonkamer moest begeven naar bet opkamertje, alwaar Polderman tc bed lag. Eene andere bevestiging van dc opgave des beschuldigden vindt men in het feit dat de vrouw zelf erkende gewapend te bed tc liggen, aan hare vrienden vvien zij haren angst voor den mail ken baar maakte. Met verwondering verklaart pleiter door bet openhaar ministerie alken tc hebben hoorei» gewagen van een zakje met zand. EÊnigë gcluigcnnocmden ook bepaaldelijk toch andere voorwerpen. De welsprekendste getuigen ten gunste van Polderman zijn echter, volgens den verdediger, de zoogenaamde stomme getuigen, namelijk dc voortreffelijke rapporten der deskundigen. Daarin wordt lot nadruk kelijk verklaard dat op de in de procedure genoemde ver schillende voorwerpen als hamers, messen enz. gec.11 enkel 1 bloedvlekje tc vinden was en verder dat dc wonden aan het hoofd der verslagene moeten zijn locgcbragt met een sikkelvormig, niet scherpsnijdend, werktuig. Ter Lcregt- zitling verklaarden de geneeshceren dat de voor handen vuurlepel zeer waarschijnlijk tot het toebrengen dier wonden kan gediend hebben. Eene andCTe aan het onder lijf bevondene wonde kan, zeggen zij, niet door liet mede voorhandene dolkmes zijn toegebragt. maar is zeer waar schijnlijk gemaakt met de grondboor waarmede de getuige Paauwc nasporingen naar het lijk in den grond deed. Verder verklaren zij dat de dood waarschijnlijk niet bet gevolg van de wouden maar van verstikking is geweest. Nog eene gewiglige omstandigheid acht dc verdediger deze: dat de grootste wonde is veroorzaakt door een van den kruin in schuinsche rigling af^lijdenden slag. Dc ver- slagcnc moet dus regtop gezeten hebben, want zoodanige woiul kan onmogelijk aan baar in liggende houding zijn toegebragt, en verder drukken ook.de deskundigen de meening uit dat vermoedelijk reeds op den eersten slag bedwelming is gevolgd. Al wat dus bekend is geworden, sluit volkomen niet de verklaringen van den beschuldigde. Daarom beeft bet pleiter hoogstens verwonderd, gisteren door den heer procureur-generaal te hebben tinoren beweren dal cr niets zou aanwezig zijn om de bewering des beschuldigden aannemelijk te maken en het veeleer waarschijnlijk is dat li ij zijne vrouw in den slaap heeft verrast. En hel voornaamste argument, voor die stelling bijgebragt, is dat er niets blijkt van eenige worsteling, maar pleiter herinnert «lat cr hij de door hem voorgedragene opvol ging der feiten van geenerlei worsteling hij het uit de handen rukken van den vuurlepel sprake behoeft te zijn. De sporen daarvan zouden echter volgens dc des kundigen toch mocijelijk meer te onderkennen zijn omdat dc ontbinding van bet lijk juist in de handpalmen scheen aangevangen te zijn. Thans gaat de verdediger in het kort het huwelijk van den beschuldigde met Maatje Kodde na. In 1848 voltrokken, schijnt dit volgens verklaring van verschil lende getuigen tot vóór drie of welligt vier jaren zêer gelukkig tc zijn geweest. Wat was oorzaak dat daarin verandering kwam? Dit is voorzeker een hoogst mocijc- lijke vraag als spreker echter den geheelen indruk nagaat welken deze zaak cn dc uitvoerige instructie bij hem achterliet, dan valt liet niet te betwijfelen of die oorzaak was jaloozij. Verder tiacht de verdediger le bcloogen, dat bel niet wet tig en overtuigend is bewezen 6 dat Adriaan Polderman zich heeft schuldiggemaakt aan doodslagmet voorbedachten rade. Na re- en dupliek deed de voorzitter later hierop den beschuldigde nogmaals voor zich verschijnen en vraagt hem andermaal met hoogen ernst af, of hij niets zelf meer te zijner verdediging heeft aan tc voeren, en vermaant hem alsnog de geheelc waarheid te belijden, onder op merking dat hij bij zijne verschillende verhoeren her haaldelijk zich zelvcn heeft wedersproken; voorts vraagt de voorzitter hem. nog ten slotte waarom hij niet liever als zijn ccnig doel was zijne vrouw het opslaan te beletten de deuren der bedstede sloot, als liet een voudigste middel om dat doel le bereiken. De beschuldigde verklaart echter alleen om eene ge nadige straf te verzoeken hij beeft niets bij zijne laatste verklaringen le voegen, en zegt bij liet plegen der daad geenc gedachten te hebben gehad. De president verklaart daarop liet onderzoek in deze zaak te zijn gesloten, en bepaalt de uitspraak op aan staanden woensdag den 3 Julij, des voormiddags ten 11 ure 2Eicrili7.ee 5 Julij Het provinciaal geregtshof in Zeeland heeft heden voor middag uitspraak gedaan in dc treurige zaak tegen Adriaan Polderman, van welker behandeling door ous uitvoerige be- rigten zijn medegedeeld. Bij het zeer uitvoerig arrest, waarvan de voorlezing ruim een half uur duurde, is door het hof onder anderen overwogen dat, zoo wel uit de bekentenis van den beschuldigde als uit de verklaring van onder eede gehoorde getuigen, blijkt dat zich in de laatste jaren tusschcn Adriaaii Polderman eu zijne wettige huisvrouw Maatje Kodde herhaaldelijk oneenigheden j hebben voorgedaan, zoo dat zelfs in Julij 1859 geneeskundige j hulp voor de vrouw die een zenuwtoeval had is moeten j worden ingeroepen, terwijl in dc daaraanvolgende maand de vrouw bij hare vrienden gevlugt is eu sporen droeg van gewelddadige mishandelingen door den man dat Maatje Kodde reeds in April of Mei 1860 pogingen heeft aangewend tot scheiding van tafel en bed, doch de verschillende feiten door haar aangevoerd haren raadslieden niet genoeg bewijsbaar voorkwamen om eéne regts vordering op te steunen, daar beide echtelieden steeds alleen woonden, zonder dienstbodedat volgens mededeeling der vrouw en bekentenis van den beschul digde, zoo bij de instructie als ter tcregtzitting, laatstgenoemde in de weck van 2026 Mei 1860, toen beide reeds af zonderlijk sliepen, haar bed is genaderd en zich met den arm 'op haren hals heeft gelegd, doch bij welke gelegenheid de vrouw zich heeft ontzet door de halsknoopen van den borstrok des mans te grijpen en om te (lraaijëndat* een later beproefde vrijwillige scheiding is afgestuit op dén onwil van den man dat de vrouw eenigen tijd afzonderlijk heeft gewoond doch op 20 Augustus 1860 dc gemeenschappelijke woning, weder betrok, waarna er eene hetere verstandhouding tusschen de echtgeuooten schijut geheerscht tc hebben, tot op 1 October door hen bijgewoond is de scheiding van den boedel der ouders van Maatje Koddedat cr weder oneenig heden zijn voortgesproten uit de bekende terughouding door de vrouw van' een briefje op dc wisselbank te zijnen unmc, groot ruim 4600, zijude het bedrag van haar erfdeel, zoo wel als over het aauleggen van die geldsojndafe dc .hesohul- j digdo omstreeks kersdag I860 op het slot' zjjuer voordeur een.sleutel heeft doen vervaardigen,waardoor, diedeur weder alleen van buiten kon worden geopend dat Polderman iu den laten avond van zondag 20 Januarij reeds herhaaldelijk heeft beproefd hot vertrek waar zijne vrouw sliep in tc konicïi, dochj haar wakende vindende, terugging'; dat de vrouw her haaldelijk haren angst, ja zelfs vrees voor haar leven, te kenucu gafdat beschuldigde herhaalde maleu zijne vrouw bedreigingen toevoegdedat op den 23 Januarij jl. aan hem is betëekend een verzoekschrift van de vrouw aan den pre sident der arrondissement regtbank te Middelburg, lot het instellen eener vordering tot scheiding, op grond van ver kwisting zijnerzijds, terwijl genoemde président had geappo- iutcerd dat beide den daaraan volgenden maandag middag ten 12 ure voor hem zouden verschijnen dat de woning inmiddels zoo veel doenlijk door rijks veldwachters is be waakt, en een hunner zelfs op den avond van 27 Januarij onder eenig voorwendsel nog kortelijk is_ binnen geweest, en zich daarop heeft verwijderddat dc vrouw niet verscheen op het bepaalde uur, en uit de spoedig daarop ingestelde gc- regtelijke instructie bleek dat zij was omgekomendat be schuldigde, na aanvankelijk tc hebben voorgewend van niets te weten, volledig en omstandig heeft bekend dat hij zich in den avond van zondag 27 Jauuarij jl., omstreeks teu 9 ure had te bed begeven en dc komst zijuer vrouw bespied, korten tijd later stil opstond, toen naar hem geslagen werd door zijne vrouw met een ijzeren vuurlepel, welke hij afnam en waarmede hij op de vroeger omstandig vermelde wijze deu doodslag be ging welken hij door verstikking voleindigdedat deze opgave wordt bevestigd door liet verslag der geneeskundigen, belast met de geregtelijke lijkschouwingdat echter geen spoor van eenige worsteling is aangetroffen. Na de verdere ijzingwek kende bijzonderheden van het begraven en later vinden van het lijk te hebben opgesomd, wordt bij arrest verder over wogen dat dit lijk door de betrekkingen, getuigen en later ook door beschuldigde is evlccnd als dat van Maatje Kodde dat uit het scheikundig onderzoek van een gevonden bediakeri, peluw en een wagenhuif gebleken is dat deze viëkken van menscheiibloed bevattcden. Derhalve is aangenomen dat over tuigend in regten vast staat dat Maatje Kodde in den nacht van den 27 op den 28 Januarij 1861 iu dc echtelijke woning op gewelddadige wijze is om het leven gebragt, en voorts dat niemand anders dan de beschuldigde de dader is, daar, 011- aangezien zijne bekentenis, alle sporen iu en 0111 de woning zijn gevonden, waar hij zich alleen met de vrouw bevond terwijl hij nimmer heeft voorgegeven zich van zijne woning te hebben verwijderd. Voorts is aangenomen dat ten volle blijkt dat Polderman die misdaad moedwillig heeft bedreven, en met betrekking tot den voorbedachten rade dat de reeks vau handelingendc voorafgegane poging tot worging, het later des avonds her haald binnentreden van het slaapvertrek der vrouw, het over brengen van zijn bed naar de kamer waar ook de vrouw sliep, de voorafgegane bedreigingen in verband met den op den 2» Januarij volvoerden doodslag, bewijzen dat het denkbeeld daar toe reeds lang te voren bij hem was opgevatdat de toedragt van liet volvoerde feit, het bestaan van een welberaden wil en een vooraf opgenomen voornemen bewijstdat beschuldigde toch niets slechts zijne vrouw heeft geslagen en versmoord maar vooraf te bed overompeld, terwijl van geenerlei worsteling blijktdat eerst ter tcregtzitting door hem is voorgewend dat hij zijn bed verliet om der vrouw liet opstaan en de verstand houding met een ander persoon tc beletten, waarvan ten pro- cesse niet alleen niets blijkt, maar hetwelk alsdan toch alleen van invloed kan geweest zijn op het tijdstip waarop het vooral beraamde plan is volvoerd. Op deze gronden is Adriaan Polderman schuldig verklaard aan het hem bij acte van beschuldiging te laste gelegde feit, gekwalificeerd als moeöwilligen doodslag met voorbedachten rade, gepleegd op zijne wettige huisvrouw Maatje Kodde, eu derhalve overeenkomstig dc conclusie van het openbaar mi nisterie, volgens de aftfc. 295, 296, 297 en 302 wetboek van strafregt art 1 der wet van den 29 Jtiny 1854 (staatsblad no. 102), art. 36 wetboek van strafregt en de artfc. 207 en 216 wetboek van strafvordering, veroordeeld tot dc straf des doods, uit te voeren op een schavot binnen Middelburg, cn voorts in de kosten, met aanplakking van het arrest te Middelbnrg Cu St. Laurens, enz. Te midden eener plegtige stilte gaf de voorzitter den ver oordeelde te kennen, dat de wet hem drie vrije dagen toe kent om van dit arrest in cassatie te komen, indien hij mogt vermeeuen dat daartoe termen bestaan. Daarop rigttc hij de volgende woorden tot hem Adriaan Polderman I De mocijelijke taak van uwe regters is vervuld. Ik heb het vonnis des doods u aangezegd. De vrouw, aan wicn gij eenmaal liefde hebt gezworen, zij is door u óp de gruwzaamste wijze vermóórd. De hand, die gij haar eenmaal tot teeken van trouw hebt toegereikt, heeft haar het leven benomen. Wat gij wildet verbergen voor dc menscheu, het is, door Gods bestel, aan het licht gebragt. Dc menschelykc geregtigheid, de wet uwes lands, eischt uwe straf. Veroordeelde tot den doodl Zijn er slechts weinige dagen levens u nog gégiiod, besteed zc om te komen tot inkeer, tot schuldbesef tot diep berouw. Leg af die koelheid, die onverschilligheid, die geveinsde gerustheid, Welke gij Kier voor uwe regters hêbt Vertoond. Teruggekeerd naar uwen kerker, stort daar u neder voor I God, den olomtegenwoovdigen, den' 'regCvndrdigèn God. j -""V <wW, ••«itcrru UCglU5t;iCU

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1861 | | pagina 1