No. 795,
Maandag, 15 Septemh&r '1851
8e. Jaarg.
Nieuwstijdingen
in do St.-Ai
Z1ERIKZEESCHË NIEUWSBODE.
K-EN ABONNEERT ZICH;
Iu Nederland, brj den Uilgever
15ij alle Boekhandelaren e:i Postdirecteuren.
In Noord-Amerika, bij J. QUINTUS, te AlbanyT
en bij C. de RfciGT, te Cleveland Staat Ohio.
ABONNEMENTS-PRIJS
voor beide uitgaven.
Voor 3 maanden. 1.30.
Franco per post iu Nederland- 1,50.
Voor Noord-Amerika. Franco New-York» Dollars 1,10.
VERSCHIJNT
Oo Maandag en Donderdag.
ADVERTENTIE»
10 Cent voor eiken regel.
Zegelregt voor iedere plaatsing 35 cents.
De inzending der Adverleuli'en kan geschieden tol
Maandag en Woensdag, voormiddag 11 ure.
BUREAU;
Zieiiktee, Hoek van dc Schuilhaven, Lett. B, No. 04.
Brievcu eu Ingezonden slakken franco.
gelegen i
KoUcrdam 12 September. Onderstaanden
brief ontvangen wij van een der passagiers van
liet zoo ongelukkig vergane schroefstoomschip Apollo.
Ofschoon daarin eenige reeds in dit blad vernielde
daadzaken voorkomen, achten wij dezelve der op
name over waardigals gevende een juister denk
beeld van den henarden toestand, waarin passagiers
equipage zich hebben bevonden, dan tot dus
verre heeft plaats gehad.
Londen, 8 September 1851.
nDaar het aandrijven V3u voorwerpen en het
zien van het wrak, door voorbijvarende schepen,
ligt aanleiding had kunnen geven tot het vermoe-
deu, dat ook de passagiers en equipage der Apollo
omgekomen waren schreef ik u gisteren dadelijk
na ons arrivement te Dover.
Door a! het uitgestane leed was ik echter toen
nog niet in slaat om geregeld te denken en wilde
voor het oogenblik slechts ongerustheid hij onze
betrekkingen voorkomen.
Thans echter ineen ik een nadereen meer
omstandig berigt over deze ramp aan uwe belang
stelling schuldig te zijn.
Op Zatuvdag den Oden de/er, des morgens ten
Tl uit», vertrokken wij van Rotterdam, met, naar
mijne gissing 17 passagiers waaronder 3 dames
en 5 knechts ter bewaking van het vee, dat in
grooten getale geladen was, en kwamen zeer voor
spoedig door de Oude Maas te Helvoet.
Bij het uitklaren aldaar vernamen wij (en het
is der moeite waardig daarop regard te slaan),
dat de stoomboot Oceankapt. J. G. Hastdie
vroeger dan wij van Rotterdam vertrokken was,
de haven van Brielle was uitgegaan; door den
noordenwind stond de zee op onze kust zeer hol,
•en na buitengaats geweest en door weinig water
•even gestooten te hebben, was dezelve genoodzaakt
'terug te keeren, ten einde, even als wij, door de
Oude Maas langs Helvoet in zee te komen; wij
waren de Ocean dus veel vooruit.
Ten half vijf ure des namiddags liepen wij in
zee, die, zoo als reeds opgemerkt is zeer hol
stond, hetgeen er tot onze teleurstelling niet op
beterde, toen wij in volle zee kwamen.
Mijne echtgenoot was intusSchen zeeziek gewor
den, en ging ten zes ure, geheel gekleed, te béd;
hetgeen later door al de passagier?, de in eesten
insgelijks zeeziek, gevolgd werd; slechts ik bleef
op het dek mijne sigaar rookenen was als naai'
gewoon!e, zeer wel.
Ten elf ure, mij door verveling gekweld voe
lende, begaf ik mij naar beneden en, eenu sofa
iledig vindende ging ik daar gekleed op liggen.
Wij stuurden, toen ik liet dek verliet, west op,
met aanwakkerenden noordenwind, en alzoo bij den
*\ind zeilende en stooniende, hing het schip sterk
over eene zijde; dit maakte mijne ligging op de
gladde sofa zeer ongemakkelijk en deed er mij
telkens afglijden. l)eze nietige omstandigheid ver
oorzaakte echter, dat ik wakker bleef.
Juist voornemens zijnde om mijne ligging te
verbeteren, door te bed te gaan bemerkte ik dat
het schip meer regt bleef liggen, eene ongewone
beweging maakte en eensklaps zwaar begon te
schokken, terwijl het anders zeer gemakkelijk werkte.
Ili bleef luisteren en hooide meer gewoel op het
dek, dan mij voorkwam noodig te zijn ik vloog naar
boven en ontmoette op den trap den hofmeester
die op mijne vraag wat er gaande was ant
woordde »de kapitein is boven, wees zoo goed
eu vraag het hem zeiven !l' Boven komende vond
ik alles in de weer roer te loevert opzeil bij,
voor den wind af zuidelijker op wij zaten
aan den grond De kapitein trachtte mij gerust
ite stellen en gaf te kennen dat er geen gevaar
•bestond dat wij spoedig weder vlot zouden gera
ken vermits het laag water was enz. Doch in
den stikdonkeien nacht hoorde ik de hevige bran
ding en bemerkte het geweldig slingeren en ver
schrikkelijk stooten van het schip en zag maar
al te wel het gevaar waarin wij ons bevonden.
Ik snelde dadelijk naar beneden en wekte mijne
echtgenoot wij ijlden dadelijk weder naar hoven
waar spoedig al de passagiers bijeen waren. Twee
zeekapiteins en een stuurman uit Glasgow die zich
onder ons bevonden werden mede geraadpleegd
maar allen beijverden zich om ons gerust testel
len het schip zou wel digt blijven meenden zij,
als zijnde van ijzer doch aan hunne weifelende
stemmen kon men duidelijk bemerken dat zij
slechts zoo spraken orn verwarring te voorkomen,
en zelf van het dreigende gevaar maar al te zeer
overtuigd waren. Het schip stiet en schudde zoo
geweldig dat wij elk oogenblik dachten dat liet
uit elkander slaan of in de diepte met man en
muis verzinken zou het kraken was zoo vreesselijk,
dat wij elk oogeublik vreesden de maslen te zul
len zien breken en gevaar zouden loopen door
dezelven verpletterd te worden. Wij hielden ons
daarom zooveel mogelijk hoven lij om voor het
vallen van het tuig beveiligd te zijn. Daar echter
waren wij aan al de hevigheid der branding bloot
gesteld. Dat wij druipnat waren werden wij niet
gewaar door den doodsangst, waarin wij verkeerden,
want nadat de golven over ons heen sloegen en
ons als het ware bedekten zagen wij verschrikt
naar elkander meenende dat hut met ons gedaan
was.
In deze omstandigheden die ik niet waag u naar
eisch te beschrijven was het de mannelijke en
bewonderenswaardige bedaardheid van kapitein Smith
die ons allen moed inboezemde en de hoop le
vendig hield.
Ik zal niet treden in eene beoordeeling der oor
zaken van dit ongeluk betzij miswijzing van het
kompas, hetzij iets anders, maar dit is zeker,
dat ik kapitein Smith in die oogenblikken van
doodsgevaar eene vastberadenheid en koelbloedigheid
heb zien ten toon spreiden gepaard aan beleid in
liet nemen zijner maatregelen die niet alleen den
echten en kundigen zeeman kenmerken, maar ook
den bevelhebber die weet dat de geringste wan
orde elke gelegenheid tot redding zou doen mis
lukken. Hij sprak ons steeds moed in terwijl
de equipage met de meeste juistheid en spoed zijne
bevelen ten uitvoer bragt.
Onder voorgeven dat liet schip achter dieper
ging dan voor, werd rnet alle mande lading ap
pelen en peren naar voren gebragt doch de rnaat-
legel strekte om de booten voor de hand te krijgen.
Er kwam nog geen hulp opdagen geen daglicht
geen zeil geen schip in 't ge/.igt op eens
klonk de mare het schip is lek 1 de schapen in
het voor ruim verdrinken Middelerwijl de sloepen
in gereedheid werden gebragt, dachten wij ieder
oogenblik den dood in de golven te zullen vinden.
Wij waren echter allen bedaard.
Het is onmogelijk u do gedachten te beschrijven,
die blijkbaar allen bezig hielden en behoef ik
het te zeggendat wij dachten aan onze lieve
kinderen, die op eenmaal ouderloos worden en
zelfs het stotfelijk overschot van vader noch moeder
nimmer zouden terugzien. Dat was hartver
scheurend 1
In dien hangen doodsangst braglen wij drie uren
door. Toen het begon te schemeren, ontdekte een
der passagiers, (een zee-kapitein zijnde) aan den
gezigteinder eene stoomboot; dit nieuwe uitzigt
op redding, deed de liefde tot het leven ontvlam
men en dadelijk werden de noodvlaggen guheschen.
Hier wachtte ons echter eene verschrikkelijke te
leurstelling. Ofschoon wij meenden, dat de equipage
der in het gezigt zijnde boot het gevaar, waaiin
wij verkeerden, moest gezien hebben, en sommigen
aan de na ons iu zee gestoken Ocean dachten
zagen wij haar eerst bij- en daarna weder afhou
den en onze laatste hoop verdween,
Hel hart bloedt bij de gedachte, dat men ons
kan gezien hebben en 47 menscben aan de golven
ten prooi gelaten werden, lioe toch zou dat getal
personen in de sloepen kunnen geborgen worden,
vervolgens zonder zeil of tuig door de branding
heen worstelen Waarheen moest rnen stevenen
en toch geen schip in het gezigt. Hoe meer de
Apollo begon te zinken, hoe meer de hoop op
redding verflaauwde. De branding werd intusschen
nog heviger en dan bedekten ons weder van tijd
tot tijd de golven, die wij vruchteloos door een
geteerd zeil voor de dames zochten af te weren.
De appelen en peren, die zich nog in de sloepen
bevonden, werden in een oogwenk over boord ge
worpen. D-)ch op het oogenblik van het grootste
gevaar daagde er reddingGod dank klonk het
in elks hart een schip in het gezigt Spoedig
zag de equipage ons gevaar en hield op ons aan.
Iedere minuut werd nu in doodsangst geteld en
elk dachtals liet maar niet te laat hier komt.
Het schip naderde intusschen, ir»Dar moest wegens
branding en ondiepte op grooten afstand blijven.
De sloepen, die gereed lagen om liet schip te ver
laten, werden nu te water gebragt. De onver
stoorbare koelbloedigheid, bedaardheid en inanne-
lijken ernst van den kapitein voorkwamen hier
weder alle wanordeen onmiddellijk onder zijn
bestuur en zorg werd de eerste sloep uiet eenige
passagiers bevracht en stak af. Toen deze de grootste
branding had doorgeworsteld, on het reddende schip
genaderd was, bragt men de groote sloep te water.
Het kostte eene ongeloofelijke inspanning om cle
passagiers daarin over te brengen en tevens te zor
gen dat de sloep in de branding door het ge
weldig werken en stooten van het stoomschip
niet verbrijzeld werd. Gelukkig kwamen wij in de
sloep Hoe Ik weet het niet springende val
lende grijpende genoeg wij hadden de Apollo
verlaten en kwamen door de branding en vervolgens
aan boord van de sloep Maria kapt. James Gop-
pard te Rye te huis behoorende geladen met
kolen en van New-Caslle bestemd naar Hastings.
De booten keerden weder naar boord terug om
de overige achtergeblevenen te halen. Ook dit ge
lukte. De kapitein bleef echter nog altijd aan
boord van de Apollo en wilde het schip niet ver—
laten, alvorens de laatste man gered en al het mo
gelijke beproefd zoude zijn om het te behouden,
Door een waterdigt schot was de machinekamer nog
vrij van water terwijl de vuren nog aangehouden
waren. De boot ofschoon met den voorsteven ge
heel gezonken worstelde nog altijd om vlot te
geraken en naauwelijks was men gereed met liet
bergen van het passagiers-goed inde groote sloep,
waartoe de kapitein last had gegeven of het schip
liep om. Alle man moest toen echter dadelijk in
de sloep springen, want eensklaps zonk het schip
in de diepte zoodat nog slechts een deel van het
tuig en den schoorsteen zigtbaar bleef.
Nu werden allen aan boord van de Maria opge
nomen voor welke het hoog tijd werd om zich
te verwijderen dewijl de branding door minder
water, dat inmiddels gevallen was, heviger werd,
en hetzelve tot zinkens toe met kolen geladen zijn
de, zoude een enkele stoot genoeg geweest zijn,
om haar in het lot van de Apollo te doen deelen.
Kapitein James Coppord ontving ons op de meest
heusche wijze. De dames werden in de kajuit
(die haar echter door gebrek aan ruimte naauwlijks
kunde bevatten) en doornat als zij waren bij een
goed vuur gebragtterwijl aan allen eenige spys
en drank aangebuden werd. Toen vernam ik dat
wij gestrand waren op de Kentish Knock verschei
dene Engelsehe mijlen van de kust. Het was on
geveer half 9 ure in den morgen van Zondag toen
wij allen aan boord van de Maria gebragt waren
j en ten 4 ure in den namiddag stapten wij behou
den eri inet dankbaar hart te Dover aan wal
alwaar wij dadelijk door een aantal nieuwsgieri
gen omringd werden. Alvorens wij het scheepje
verlieten gaf ieder passagier en kapitein Smith
het zijne om den braven kapitein Coppard voov
zijn menschlievend gedrag te vereeren hetgeen wij
van harte wenschen dat door de reddings-maat-
schappijen mag gevolgd worden daar het Engel-
sche gouvernement wel het redden van goederen met
de helft van het geredde, maar geenszins bet be
houden van menschenlevens beloont. Kapt. Coppard
heeft een aantal Nederlanders liet leven gered
en daarom aanspraak op de erkentelijkheid onzer
landgenooten die zoo dikwerf getoond hebben Imo
gen prijs op dergelijke edelmoedige daden te stel
len.
Dadelijk na enze aankomst hebben w ij kapt. Smith
een certificaat gegeven door alle passagiers getee-
kend waarin wij onze tevredenheid betuigen over
zijn gedrag gedurende deze noodlottige gebeurte
nis; een gedrag, dat ik wel durf verklaren boven
allen lof verheven te zijn.
Het doods gevaar waarin wij zoo lang verkeerd
hadden deed bij ons het voornemen opkomen otn
dadelijk over Galais terug te koeren. Wij hebben
ons echter laten overreden dit uiet te doen en
bevinden ons thans wel gelogeerd in de Britsche
hoofdstadw aar wij hopen het doorgestane leed
zoo goed mogelijk te zullen vergeten ofschoon
wij er door pijn aan armen en beenen nog gesla-
dig aan herinnerd worden."
Sïerfikzee 12 Sept. Heden werd voor de
arrondissements-regtbank alhier iceder een drukpers
proces behandeld dat ieder mensch die zijn ge
zond verstand heeft en <joed lezen kan hoogst zal
verwonderen. Het betreft namelijk een artikel
voorkomende in den Zierikzeeschen Nieuwsbode van
13 Maart jl., N°. 744 tot opschrift hebbende
Eenige schijnbaar ingewikkelde maar hoogst
belangrijke vragen.
Om kort te zijn zullen wij alleen melden
dat uit de woorden »eene bron waar engelen uit
drinken verbeelden moetMr. d'Engclbronner
referendaris bij het ministerie van justitie. Overi
gens hebben de hoeren Waldeck commissaris van
policie te 's Gravenliage NIr. raai Dorpdirecteur
van policie te Rotterdam, en de burgemeester van
Delfshaven die vragen op zich toegepast.
De regtbank kwam die zaak niet al te duidelijk
voor en heeft dan ook bevolen dat de behande
ling zou worden uitgesteld, en dat gedagvaard moeten
worden de heeren d'Engelbronner Waldeck van
Dorp en den burgemeester van Delfshaven, om te
verschijnen ter openbare teregtzitting dag en uur
door het officie te bepalen.
Sicvikr.ee, 15 September 1851.
Blijkens proces-verbaal van de opening der stem
briefjes tot benoeming van dertien Raadsleden
hebben de volgende Heeren de volstrekte meerder
huid van stemmen verkregen te weten
M.r J. W. D. van DONGEN.
M. C. de CRANE.
Jonkh.r K. W. de JONGE.
M.r A. MOENS van BLOOKS.
I).r F. KELLER.
ï).r H. GOEMANS.
M.r J. J. ERtMERINS.
en mitsdien verkozen tot Leden der Gemeenteraad
te Zierikzee terwijl er eene herstemming moet
plaats hebben voor de zes nog vaccerende Heeren
die de meeste stemmen op zich vereenigd «naar
niet de volstrekte meerderheid bekomen hebben
bestaande uit
P. C. LANDSIiNEGT.
M.r II. A. van ADRICHEM.
M.r A. J. F. EGTER.
M.r C. J. FOKKER.
J. A. MULOCK HOUWER.
J. II. O C HTM AN, Joh'z.
P. LABRIJN.
M.r JAC.5 BOEI JE.
I). van dek VLIET.
J. P. van BORRENDAM.
Jonkh.r M.r 31. J. SCHITRBKOUE R0E1JE.
J. STRICKAERT.