ZIERIkZEESGHE
EEWS
No. 600.
Maandag, 22 October 1849,
6e. «laan
Nieuwstijdingen
ENGELAND.
FRANKRIJK.
BELGIË.
NEDERLAND.
CsTcfoCav.
V erscheidenheden
MEN ABONNEERT ZICH
Iu Nederland, bij den Uilgever;
bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren.
In Noord-Amerika, bij J. QUINTUS, te Albany,
en bij g. de RËGT, »e Cleveland Staat Ohio.
ABONNEMENTS-PRIJS
voor beide uitgaven.
Voot 3 maandenf 1 ,30.
Franco per post in Nederland- 1,50.
Voor Noord-Amerika. Franco New-York. Dollars 1,10.
VERSCHIJNT
Op Maandag en Donderdag,
ADVERTENTIEN
10 Cent voor eiken regel.
Zegelregt voor iedere plaatsing 35 cents.
De inzending der Advcrteuli'én. Ran geschieden tot
Maandag en Woensdag, voormiddag 11 ure.
BUREAU:
Zicrik-i.ee Hoek van de Schuilhaven, Letl. B, No. 94.
Brieven en Ingezonden stokken franco.
Londen, 17 October. De meeste dagbladen
spreken heden hoogst afkeurend over de terdood
brenging van den Hongaarschen graaf Batthyani en
over de execution die op verscheidene andere hoof
den van den Hongaarschen opstand zijn uitgeoefend.
Zelfs de dagbladendie zich steeds jegens Oosten
rijk gunstig gezind betoonden, gispen de regering
van dat land thans op de scherpste wijze. De
Morning Chronicle laat zich hevig uit tegen hare
onverbiddelijke politiek en verklaart, dat zij in het
heelal slechts afgrijzen en verontwaardiging jegens
de beulen en de levendigste symphatie jegens de
slagtoffere zal opwekken. De Morning Herald vaart
uit tegen den baron Haynauen zegt, dat ieder
die christelijke gevoelen koestert, zich met walging
afkeeren zal van eene zaak, die door zulk een
man vertegenwoordigd wordt; het blad vergelijkt
hem bij een gemeenen moordenaar.
Parys, 19 Oct. Indien men geloof mag slaan
aan brieven uit Napelsdan zou de paus naar
Gaëta terugkeeren, om er den winter door te brengen
daar Z. H. tot geen prijs naar Rome wil terug-
keeren, zoolang de Fransche armee aldaar zal blij
ven. De heer P. Ferrettiegewezen minister en
gedeputeerde, neef van den paus, is genoodzaakt
geweest om de wijk op een Engelsch vaartuig te
nemen, ten einde aan de vervolgingen van de
Napelsche policio te ontkomen. Men zegt, dat deze
stad in staat van beleg verklaard is. Een aantal
winkels zijn- gesloten. De hoogleeraar Manna be
vindt zich in de gevangenis, zoo als mede een
aantal der aanzienlijkste lieden van Napels.
Brnssel, 19 October. Een brief uit New-Vork,
te Antwerpen ontvangen, meldt, dat een schip, uit
laatstgenoemde haven met landverhuizers naar
Amerika vertrokken in zee is verbrand. De emi
granten hadden met hunne pijpen den brand doen
ontstaan die men, iu weerwil van alle aangewende
pogingen, niet kon meester worden.
Te Molenbeek St. Jean heeft een man zich
aan het kruis, op het graf zijner vrouw opgerigt,
door ophanging van het leven beroofd.
Amsterdam, 20 October. Men schrijft ons uit
's Hage van gisteren: Nopens de ministeriële crisis
blijft alles nog in het onzekere. Men schijnt zich
met het opmaken van het programmaingevolge
het laatste berigt, bezig te houden. F.r was heden
nog al beweging in de departementen. Men dacht
dat de benoemingen tot ministers zonden geschie
den. Doch er is niets zekers bekend geworden.
Botterdam, 19 October. De bloedige teregt-
stellingen (zegt de 1 ndépcndance Beigedie tegen
woordig in Hongarije aan de orde van den dag
zijn, jagen op nieuw het geheele beschaafde Europa
tegen deze regering in het harnas. De meest ge
matigde Fransche dagbladen, de Engelsclie die
tot dusverre de grootste verdedigers van Oostenrijk
warenzelfs de meeste dagbladen van Weenen
verheffen met eene schier voorbeeldelooze eenpa
righeid hunne stem tegen deze daden van wreed
heid en verfoeijen ze in de meest krachtige be
woordingen. En inderdaad, zelfs dan, wanneer
men met voorbijzien van de eischen der mensche-
lijkheid, alleen uit een staatkundig oogpunt deze
handelingen der wraak wilde beoordeelendan nog
schijnt het onbegrijpelijk, hoe de Oostenrijksche
regering zich aan eene zoodanige handelwijs kan
schuldig maken; want wat is haar doel daarmede,
wat hoopt zij daarmede te bewerken Meent zij
op deze wijze de bevolking van Hongarije voor
zich te winnen, de kalmte in de gemoederen te
herstellen en de klagten van dit ongelukkig land
te doen ophouden! Gestrengheid na eene overwin
ning is altijd af te keurendoch er kunnen rede
nen bestaan, die, wanneer zij ze ook al niet regt-
vaardigenhaar ten minste verklaarbaar maken
maar dit laatste kan men niet eens zeggen van de
wreedheden, waaraan Oostenrijk zich in het aan-
gezigt van geheel Europa schuldig maakt. Deze
teregtstellingen zijn niet alleen wreedze zijn ook
onstaatkundig en onverklaarbaar.
Men wil het gouvernement verdedigen door te
zeggendat al de Magyaarsche officierendie ter
dood gebragt zijn, vroeger in de Oostenrijksche
gelederen gediend hebben; dat dus de getrouw
geblevene troepen hen beschouwden als deserteurs
en dien ten gevolge de doodstraf eischtcn, en dat het
onstaatkundig van de regering zou geweest zijn hen
genade te schenken, daar hierdoor het denkbeeld
onder hare troepen veld zou winnen, dat men
ongestraft zijn vaandel mag verlaten.
Doch al neemt men deze verontschuldiging ook
al aandan kan daarmede de terdoodbrenging van
graaf Batthyani nog niet verdedigd worden; want
deze was Hongaarsch minister en oefende geenerlei
gezag uit in de Oostenrijksche armee, op het oogen-
blik van den opstand. Dit is echter niet alles.
Moeten al dezulken gestraft wordendie vroeger
in de Oostenrijksche armee gediend hebbenwaarom
verschoont men dan de officieren van het garnizoen
van Komorndie toch ook het Oostenrijksche
vaandel verlieten en dat der insurreclie trouw
zwoeren? Waarom maakt men onderscheid tusschen
hen, die zich te Komorn onderworpen en diegenen,
die de wapens nederlegden onder Görgey? Kan men
in ernst beweren, dat de milde handelwijze der
regering ten opzigte van de eerien, geen kwaad
voorbeeld aan de armee geeft, maar wel ten opzigte
van de anderen? In de daad, deze overweging
alleen is reeds genoegzaam om deze geheele ver
dediging te ontzenuwen. Wat men ook aanvoere,
nooit zal de Oostenrijksche regering den smet kun
nen uitwisschen, waarmede de bloedige executiën
van Pesth en Arad haar bezoedeld hebben.
Rotterdam, 19 October. Heden middag is
alhier eene vrcesselijke misdaad gepleegd. De vrouw
van den persoon van Driesprong, koopman in Hol-
loway's Pillen en Pepermunt, is op hare kamer
op de Kipstraat, vermoord gevonden. De man is
als vermoedelijke dader door de policie in verze
kerde bewaring genomen. Het schijnt dat misbruik
van sterken drank veel oneenigheid in dit huishou
den veroorzaakte. De verslagene moet door ver-
wurging om het leven zijn gebragt en haar lijk
is heden avond ter geregtelijke schouwing naar de
snijkamer vervoerd.
De dochter van P. Dekker, een meisje van 24-
jarigen ouderdom, wilde gisteren avond, onge
veer ten 8'), ure, na volhragten arbeid huiswaarts
keeren, toen zij op den 'sGravenweg door twee
arbeiders werd aangevallen, die haar een doek iu
den mond stopten en zich niet ontzagen haar ge
durende eenigen tijd tot liet voorwerp hunner on
beschaamde mishandelingen te maken. Daarna
namen de ellendelingen een langwerpig hout en
staken het der ongelukkige door het ligcliaam. Zij
bleef in deze positie stervende op den weg liggen,
tot dat zij door voorbijgangers werd gevonden
die haar deden vervoeren. De ongelukkige verkeert
thans in hopeloozen toestand. Het is te weiischen
dat de schuldigen aan deze gruweldaad spoedig
hunne straf zullen ondergaan. Men doet de ijve
rigste nasporingen.
22
Het Concert, jl. Vrijdag-avond door D'. Ediiard
Hf.tz alhier gegeven, heeft allen, die het genot
mogten smaken daarbij tegenwoordig te zijn, ver
rukt, terwijl de kunstenaar zelve zijnen verwor-
venen roem luisterrijk heeft gehandhaafd. Wij
zijn welligt geene kunst-/;enncrs, veel minder kunst-
regters, doch waren wij dit ook altoch zouden
wij huiverig zijn ons gevoelen uit te drukken
over een virtuoos, die door de Duitsclie, ltaliaan-
sche en Engelsclie pers om strijd den uitbundigslcn
lof toegezwaaid werd; die velen zelfs hoven List
en Tlialberg verheffen, en over wiens bekwaam
heden en verdiensten, in een ander concert, door
tiem gegeven gebleken, wij lozen in het Nederlandsch
Muzijkaal Tijdschrift, 10de Jaargang N.° 8. de
volgende vleijende uitspraakdie door onzen
Stadgenoot, do heer Overman gewis mede een
bevoegd beoordeelaarvolkomen bevestigd wordt:
»De Heer Hetz gaf hier gisteren avond voor
een talrijk publiek een concert. Alles wat ZEd.
voordroeg was waarlijk verrassend, en wij wisten
inderdaad niet wat meer te bewonderen, zijne on-
gemeene vlugheid en zekerheid, dan wel de liefe
lijkheid en lu-t gevoelvolle van de voordragt.
In de fantasie over het thema «das Alpenliorn"
spreidde de heer Hetz vooral de heide laatste
eigenschappen ten toon, terwijl zijne vlugheid en
zekerheid hijzonder in de variatiën over opgegevene
thema's in den «Hongaarschen niarscli" van List
uitblonken; voegt men hierbij de kunst van com
bineren, die ZEd. in de hoogste mate bezit, de
volheid, waarmede, en de eigeiidommelijke wijze,
waarop hij zijn instrument beheerscht, dat onder
zijne tremulatien schijnt te sidderen, zijnen rijken
aanslag, die het oor betoovert, en in welken hij
iets heeft, waarvoor wij geenen naam kunnen
vinden, dan zal men moeten zeggen, dat de Heer
Hetz meer is dan bloot leerling van List. en dat
hij dien naam misschien meer uit hoogachting voor
zijn meester blijft dragen. ZEd. eigen gecompo
neerd stuk: «de Vrijlieids-marsch" werd met da
verende toejuiching begroet, zoo als trouwens al
de door hem voorgedragene stukken geapplaudi-
ceerd werden."
Is het alzoo verre boven onze geringe krachten
den heer Hetz als kunstenaar te kunnen schetsen
of beoordeelenen moeten wij ons in dat opzigt
tegen over hem bepalen eenvoudig niet zijnen
verworvenen roem in te stemmen te breeder
zouden wij over den mensch in hem kunnen uit
weiden, indien hij ook als zoodanig niet hoven
onzen lof verheven ware. Immers moeijelijk zou
het zijn de ongekunstelde eenvoudigheid, nederig
heid en innemende vriendelijkheid, die hij aan zijn
groot talent paart en hem aller harten winnen doen,
naar waarde en waarheid te schetsen. In één
woord, men moet Hetz zoowel zien als hooren om
hem te kunnen achten en waarderen zooals hij
zulks verdient, en om de beschuldiging van vlei-
jerij te vergeten, die ons onwillekeurig bekruipt,
wanneer men alles leest wat tot zijnen lof reeds
geschreven werd.
God geleide en bescherme den edelen jongeling
in zijne sctioone loopbaan tot het einde toe, en
dat dit einde zoo roemrijk en onschuldig zij als
zijn begin, ziedaar wat hier allen liern toewenschen,
die liet Goddelijke in den mensch weten te waar
deren en hoogschatten.
Naar men uit 'sHage meldt, meent men
aldaar, dat er bij de vergevorderde tijd geene
mogelijkheid meer bestaat, om de begrooting van
liet rijk voor het jaar 1850 op eene behoorlijke
geregelde wijze vóór dien tijd bij de kamers te
doen onderzoeken en behandelen. Bovendien houdt
men liet er voor, dat, wanneer er eerstdaags een
ministerie mogt optreden, die begrooting zal worden
ingetrokken en zij eene geheele herziening zal on
dergaan. Er zullen alzoo, naar alle waarschijnlijk
heid, aan de Kamers krediet-wetten worden voor
gedragen, in afwachting dat de eerste begrooting
onder de gewijzigde Grondwet zal kunnen tot stand
komen.
GEMENGDE BEKIGTEN.
Het gaat met den rijken Koning van Nederland
even als het inet de rijke Koningin van Zierikzee
gaat: Zijne Majesteit kan geen ministers houden,
en Ilarc Majesteit geen knechts; ze loopen elk
oogenblik weg hoe ruim ze ook betaald worden
de Winter moet nu al boodschappen doen en
D. Curtius ook.-Om voortaan minister te kunnen
zijn, wordier hoofdzakelijk vereischt: Nooit liegen
of stelen.' Ate Pret heeft, om ook een handje
uit te steken tot het zamenstellen van een homo
geen ministerie uitgerekend, dat één minister gelijk
staat met hofnarren, en dat één hofnaar zoo veel
waard is als 10 apen hoeveel apen vraagt hij
zouden er nu nnodig zijn om zoodanig ministerie
te vormen. Te Hamburg hebben de burgers
met Pruisische huzaren hardnekkig gevochten.
De schuldeischers van Willem II zullen geen bank-
rcelje hebben, er zal nog overschot zijn. Het
steelen vermeerdert op vele plaatsen. ln beslag
genomen te Par ijs, een volgeladen wagen met op
roerige liedjes. Te Heidelberg wordt door de
schooljongens in eene stads school, het lied der
roode republiek van Heckcr lustig gezongen.
Oome Huibert is met de schipper zijn duiten
naar de maan, heeft ook met zijn fabrijken kwaaije
zaken gedaan, en mag nu voor Smit zijn part
naar den duivel gaan. E. Hoekstra, te Schagen,
biedt zich per advertentie in liet Handelsblad aan
als Minister, onverschillig hij welk Departement.
Hij zegt niet onervaren te zijn in hot doen van
vertellingen en liet opgeven van raadseltjes, en
twijfelt niet of hij zal bij mogelijke plaatsing het
ontbrcekende wel aanleeren. Ook kan men hem,
bij volstrekte onbekwaamheid ontslaan, zonder
dat hij aanspraak maakt op Pensioen of Iloogc
Posten. Scherper satyre op de gedurige minister
verwisselingen, die bij ons plaats Rebben, cn op
de ongehoord langdurige crisis, die thans bestaat,
kon er wel niet uitgedacht worden. Nu, het is
dan ook meer als erg't loopt de spuigaten uit,
zou Jan Maat zeggen.
Wij meenen onzen lezers geen ondienst te doen,
met hun liet volgende gesprek zoo goed mogelijk
mede te deelendat wij onlangs in zeker kolïij-
huis hoorden voerennadat er juist twee, naar liet
scheennog al tamelijk welgestelde burgers, vrij
driftig de zaal hadden verlaten, die even vóór onze
aankomst hartstogtelijk over politieke aangelegen
heden hadden geredeneerd, en waardoor zij, zoo
als. wij door een der aanwezigen vernamen zoo
danig in vuur waren geraakt, dat zij minder vriend
schappelijk vertrokken dan zij binnen waren ge
komen.
Bij lien, die zich nog in de zaal bevonden en
liet gesprek hadden aangehoord zag men duidelijk
de sporen van den indruk, die liet pas gevoerd
gesprek had achtergelaten. Die indruk echter was
niet bij allen dezelfde; want terwijl de een nog
diep in gedachten was over hetgeen hij gehoord
had. zag men bij een ander een trek van min
achting en bespotting, die genoeg bewees, dat er
ook bij geweest waren, die het al zeer kinderachtig
vonden, dat mannen van jaren zich zoo konden
verdiepen en vermoeijen over het meerder of minder
betalen van belasting, over de keus van dezen of
genen minister, of over de algemeene ellende en
oog veel meer, dat zoo als wij later begrepen
hebben, door hen, die vertrokken waren was be
sproken.
Met groote oogen, den mond nog wagenwijd
opengesperd, had een der aanwezigen, wiens aan
merkingen wij willen mededeelen, dit voor hem
zoo onbegrijpelijke gesprek aangehoord en verlangde
naar liet oogenblik, dat hij zijne minachting lucht
kou geven over zulk een belagchelijk krakeel, zoo
als hij een staalkundig gesprek noemde.
De deur der zaal was dan nog pas achter de
vertrokkene personen toegevallen, toen hij zijnen
overbuurman, een man van jaren, met een kalm
en edel gelaat, spottend toeriep:
»'t Is waarachtig om te lagchen, zoo driftig als
die twee menschen zich daar gemaakt hebbed
over zaken, die hun niets aangaan, waarvan zij
niet het minste begrip hebben en waaraan zij
noch toe noch af kunnen doen; 't zou oneindig
beter voor lien zijn zich met hunne eigene aan
gelegenheden te bemoeijen, dan wijzer te willen
zijn dan Staatsmannen, die hun geheele leven